Sphanpp fmipant Uuiiuyui üuuiunii TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. VRIJHEIDSDRANG. Tweede Kamer. ZATERDAG 19 DECEMBER 1914. 57ste Jaargang No. 5509. „1 GAS". Ze zaleta te wachten. Pa trommelde met de vingers op de tafel, tuurde ai maar naar één punt aan den muur. De lippen vstijf opeengeklemd, wenkbrauwen gefronsd. Men hoorde het snuiven van z'n neus, waar do gejaagde, angstige ademing, doorging. Moe dribbel de heen en weer, doende alsof ae bezig was. Een voorwerp verleggend en het dan weer op z n oude plaats terug deponeerend.- En Juul ijsbeerde door de kamer. Van raam naar buffetje, vice-versa. Dan voor den spiegel slaande, kwasi iets aan d'r haar verschikkend. Ér werd niet gesproken... Vóór pa lag het briefje, .met den eersten post ont vangen. Het alleruiterste middel... Ze hadden elkaar uitgelachen, toen moe er over Sprak. Jawel, oome- Toon zou helpen. Oome-Toon, die ze voor die vijf tien pop niet met rust had gelalen. Pa op straat, op 't kantoor, pp de tram, in een café - overal had gemaand. Ln het café waar tpa een kwast zat te drinken, dood-op van al zijn zorgen en zwoegen op den schouder had! getikt. Met een „zoo-zoo Jan, dat doet me pleizier. 't Zit er dus nou weer an, hé?...." Alsof pa panje zat te hijschen... Ja, oome-1'oon zou helpen. „Mensch", had pa tegen moe gezegd, ,je lijkt wel stapel". En Juul had er hij gevoegd: „Hé moe, hoe kunt u nou zulke malle dingen zeggen.." De nood drong echter erger dan ooit tevoren. De huisbaas was onvermurwbaar. Had „lak aan die bij zondere tijdsomstandigheden". Ging hem geen steek, geen zier aan. Z'n centen most-ie hebben. Anders niet. Geen praatjes. Geld!. En anders op kor ten termijn er uit. Ze hadden nog precies een gulden in huis. En trachtten hier en daar menschen te vermurwen, in de buurt, om eanig krediet te ver- leenen. Maar 't ging niet meer. De bakker was me: z'n kar weggegaan, zonder naar het beloog van Juul te luisteren. Die wou niet eens meer contant leve ren zonder dat er afbetaald werd... De laatste gulden was aangesproken. En ze hadden een onsje margarine gehaald, met wat spek. Een kopje heel-slappe ihee ge zet. Dat zou dan dejeuner, lunch en diner-souper vor men. 't Ergst was, dat van den huisbaas. Een verzoek om klein voorschotje was, op kantoor, pa beantwoord met bedreiging van onmiddellijk ontslag „de eerste maal, dat hij er weer mee lastig viel". Voor de huur om niet dakloos te worden had ie pas na een kwartier smeeken, voorschot gekregen, 't Liep de spui gaten uit, had de directeur gezegd. De Haan wist geen „postjes" meer aan te brengen, waar hij provisie mee verdiende. Het kantoor hield ljem, uit louter pure goedheid en medelijden, nog aan voor het vaste som metje, dat oorspronkelijk gmcordeerd was. Maar op die manier moest .er een eind aan komen... „Wil ik 't hem Inog eens vragen?" zei moe £n 'haar wanhoop. „Ga je gang", zei pa, „maar weet wel, dat 6k dan ook meteen m'n congé heb. Dan zijn we heele- maal in den-aap' gelogeerd". Toen kwam moe met dat exotische denkbeeld. Treesje zou naar oome-Toon gaan. Trees was ooms lievelingsnkhtje. Die kon wel wat van hem gedaan krijgen. Hing heelemaal van oom z'n bui af. Zij moest het voorstel niet „te erg ma ken". Momenteele verlegenheid. Pa kon een aardig zaakje doen. Waar als 't in orde kwam oome- Toon natuurlijk ook z'n voordeel van zou hebben. Dat sprak vanzelf... Ais Trees dat nu eens handig klaar speelde misschien zou oome-Toon dan wel... Eerst hadden zij. het potsierlijk-fantas (is cih gevon den. Maar eensklaps zei pa: „Och, 't is te probeeretn! Verliezen kunnen we er nooit mee!" Dat woord monterde <le stemming op. Trees bleek, zacht-onderworpen, gehoorzaam meisje met treu rige oogen, gewoon te berusten zonder pi-o'.est zei niet. Wachtte af. Juul met haar vas!beraden, opgewonden doen zou 't nooit van z'n leven klaar spelen. Met oome-Toon -moest je heel apart omgaan. Hem nooit tegenspreken... Altijd, op alles ja en amen zeggen. Dat kon Juul niet. Maar Trees wel. Toen had pa je moest eerst visschen! een briefje bij oome-Toon laten brengen, waarin stond, dat hij hem zeer gaarne over een „bepaalde kwestie' mr-est spreken. Maar nij had 't nu zoo razend druk met „zijn za ken", dat hij geen kans zag er een kwartier uit te breken. Morgen-vroeg moest-ie uit de stad tot laat in den middag. Juul was aan haar werk gebonden. Of het goed was dat Trees even bij' oome-Toon kwam, die zou dan, tfn antwoord! wel 'komen haten. Van even tueel, hoo laat en zoo meer. Aldus had moe 't prachtig-diplomatiek aangelegd en „mise- en-scéne gemaakt. Ze kon van Trees meL vergen, dat die met oome Toon over zulke zaken ging parle- menteeren. Maar een vischje uitgooien... Zoo-eens pol sen, heel voorzichtig... De vraag was nu maar ót oome-Toon zou komen. Gelijk hem verzocht was. Bij hom thuis bespreken ging niet... Telkens kwam er een kennis of zoo... Ze hadden oom in zoo-lang niet gezien. Als hij nu eens gezellig bij hen op visite wou komen, dan... „Maar gesteld, dat ide man komt", zei moe, „wat moeten wij hem dan voorzetten.?... Je weet, Toon houd' van oen biertje of een punch.... Kom daar maar eens an!" „Maak je geen zorgen" zei pa, „Toon kortit toch miet. Ilaal je maar niks ln jo hoofd! ...En nóg had pa de woonden niet van de lippen, of Trees kwam binnenvliegen. Met schitterende oogen. Een blosje op de anders zoo vale wangen van meisje, dat de hoog-noodige „versterkende middelen' niet kan krijgen... „Htf komtl... Htf komt!" riep ze uit, „tegen acht uur, half negen" En de anders zoo stille treurige Trees klapte in de handen, en huppelde van pleizier. En zus* Juul zoende haar van geluk... En pa's gezicht klaarde heelemaal op.... En moe kneep pa m den arm, van jool en vroeg: „wat of ze nou gezeid had..." En pa erkende dat moe een fijne menschenkenster was... En Juul sprong aan de huurpiano die, als de achterstallige penningen niet voldaan waren, aan 't eind der week worden teruggehaald. En terwijl er gelukszonnelje straalde en koesterde in de woping van kommer en zorgen, werd er gescheld. De piano zweeg. De geluksslraling verkwijnde op de gezichten... Ze zagen elkaar bang aan... Wie dat •nou weer?... Maar Juul altijd vastberaden, door tastend holde de trap af... Zij luisterde. Hoorde een mannenstem ,praten. Luisterde scherper... Neen, ge- woon-beertje was 't toch niet... Juul sprak heel weinig... Dicht ging de straatdeur. En Juul kwam. naar boven met bestorven angst- „Van 't gas" fluisterde zij, „voor drieën moet 't be taald zijn, anders wordt '1 voor vijven afgesloten". „Lieve God!" riep moe uit... „en jij hebt nog wei om uitstel getelefoneerd, Jan?...'" Dit tot pa, die daar stond, als door den bliksem getroffen. De gasfabriek had hem geantwoord: „Ze zouden wel eens zien" of zoo iets. Hij had niet meer durven aandringen. Hield 't voor gunstig antwoord. Had gezegd: Och ja, dat is in orde!... Nu dit. Geen gas van avond. Geen cent om oome-Toon te ontvangen. Alle illusiën weg!... Alle hoop vervlogen!.. Terwijl de redding zoo nabij was... „Wat moeten wij' beginnen!' riep pa, de handen door de grijzende haren woelend „we zijn verloren. Wij kunnen Toon niet wachten. Alles is uit... Voor enkele guldens. Vier gulden-zoo vod gas. En stel dat we een gulden, een daalder hadden, om iets te laten halen, den schijn op te houden... Toon zou wel hel pen. .Anders kwam-ie niet! Voor nog geen tientje naar den bliksem! Naar Veenhuizen. Naar het Leger des Heils!.... Zet de kraan maar open vrouw. '1 ls nog nog niet afgedraaid. We kunnen nog stikken. Beter dan naar Veenhuizen!" Moe Lag op de oude canapé te huilen. Trees rustte, in doffe wanhoop, met het hoofd op den arm.... Toen hoorden zij de straatdeur dichtslaan. Ze schrok ken op. Hadden niet eens gemerkt dat Juul wegging. „Waar is Juul heen?" vroeg pa lot zich zelf ko.nena, terwijl 't klemde om z'n hart. Waar was Juul?... Er. Trees vond een papiertje op talel liggen, waar Juui met vvild-dansende letters op had gekrabbeld: „Ik kon. dadelijk terug. Misschien weel ik raad...' Zij wachtten een uur. De klok wees bij half drie. Over een half uur werd het gas afgesloten... Juul kwam binnenstuiven. Het zweet parelde haar op hel voorhoofd, 't Vochtige haar plakte langs haar wangen. Haar oogen schitterden vreemd ze had den een koortsachtige expressie. Zij lachte op een manier, die Trees angstig maakte... Juul frommeltk» Ln haar taschje. Wierp een bankje van vijf en twini:" op tafel... „Hé!!?" riepen ze als met één stem... Maar Juul wou geen woord zeggen. Dat was haar geheim. Zij ratelde de woorden uit... Gauw-gauw. Nu t gas gaan betalen... En. zorgen voor de ontvangst van oom... Alles kwam immers terecht. Ze "had 't van een vriendin geleend. Voor twee dagen, D;e had 't zelf voor haar geleend... Maar oome-Toon hielp immers 't Kon geen kwaad... Pa !was al weg met het gele lapje. Naar do gas fabriek. Moe zat uit te rekenen, wat zij ter ©ere van oome-Toon's visite zou laten halen. Van taartjes hield ie niet... Een fleschje punch. Een stuk of wat fleschjes bier. Goede thee. Sigaren. Kattentongen... „Ja, moe, juist kattetongen! Daar is oome-Toon zoo dol op!" Trees zou de boodschappen gaan halen. Zij wilde nog trachten iets uit Juul te krijgen. Vroeg, fluisterde... Sloeg een arm om zus heen. Maar Juul bleef zwijgen. Zat daar, op de canapé, als een steenen beeld. Als iemand, die ontwaakt uit een boozen droom Tot de schrikkelijke werkelijkheid.... Tegen half acht stond alles op tafel. De Zondagsche theepot, extra-opgepoetst, verspreidde lekkere geur, dooi de kamer. Het fleschje punch stond er uitlokkend... De versche kattetongen waren keurigjes gearrangeerd in het glazen bakje. Het gas straalde triomfantelijk in het vertrek. Juul en Trees hadden haar beste plunje aan. Juul was raar, f eb nel opgewonden. Zag nu zon derling-bleek, met fel-schitterende oogen. Gilde 't tel kens uit van jool, over de flauwste aardigheid... Pa had sigaren van vier cent gekocht. Ze lagen oome-Toon ook al te wachten... Pa-zelf had er alvast zelf een opge stoken. Ma had haar vettige huisjurk voor de eenige nog toonbare japon verwisseld... De klok wees tien minuten over half acht. Er werd gescheld. Daar was-ie al!.... Trees ging oome-Toon verwelkomen. 't Duurde lang. Ze hoorden niet het snuivend puffen, rochelend' hoes ten, schoenkraken van corpulenten oome-Toon. Ze wei-den heel-angstig... Durfden, voor zichzelf, niet bekennen, welke vreese- lijke gedachte in hen opkwam... Daar was Trees. Snikkend. Eene hand voor het gelaat gedrukt. Briefje van oome-Toon... Hij was verhinderd. En ook wanneer dat niet 't geval ware geweest, ware oom toch niet ge komen. Over de reden-waarom zou hij maar niets na ders melden. Hij verzocht alleen, van verdere bezoe ken en brieven verschoond te mogen blijven. Ln dolle, doffe wanhoop, was moe op de canapé neergevallen. Maar Juul had even, in stillen doodsschrik, de tijding aangehoord. Daarna rukte zij zich de spelden uit de lokken. En begon te gillen, te krijschen in paroxisme van woeste smart... Zij viel op den grond en sloeg me de armen en beenen om zich heen. Moe en Trees tracht ten haar te kalmeeren; Trees was -naar de apotheek gehold om „zenuwdroppels"... Ze wou niet drinken. „Naar 'de gevangenis!" gilde zij, „daar is de po- liie!.... Daar komen zijl,... Naar de cel!..." De buren van boven en van er naast konden woord voor woord hooren. Maar wal ze ook zeiden hoe zij smeekten, schreiden er was niets aan te doen. Een uur lang duurde de crisis, totdat Juul eindelijk van uitputting moest zwijgen... De dokter was er bij gehaald.... Die toestand van patiente niet geheel Zon der reden tot bezorgdheid achtie... Ih zijn eerste opwelling van woede had patroon van den diefstal der vijf en twintig gulden aangifte gedaan. Hij had Juul kort geleden in dienst genomen, wetend hoe de toestand bij haar thuis was... Twe eweken later bestal zij 'hem... In z'n verontwaar diging had hij het politic-bureau opgebeld. Was recher cheur gekomen. En de substituut-omricr, wien de zaak gerapporteerd was, l>dioorde niet tot de „weekc' men sch ensoort. Hij wilde doorzetten. Vond geen reden voor pardon. Tot zijn eer moet gezegd, dat bestolen, patroon zelf naar parket ging. En de zaak uiteenzette. Verdui delijkte waarom en waarvoor het meisje gestolen had, dim middag d ef 25, vast geloovend dat de oom, die op visite zou komen... „En hebt u haar in dienst gehouden?" vroeg de of- ici.-r. „Neen, Edelachtbare!" zei de patroon, md lichtelijk, derend, glimlachje »,Jieen, dat nu juist Dat zou een beetje te kras zijn geweest. En boven dien de menschen waren nu heelemaal aan lager wal. Ergens in een achterbuurt woonden ze in een krotje. Haast al de meubelen verkocht. De vader loopt met een portefeuille-tijdschriften of zoo... Colporteur- tje... Patroon had hem nog kort geleden een guldentje in de handen gestopt. „En dat meisje zelf?'- vroeg de officier. Patroon keek Z.E.A. weer glimlachend aan. Maar het stroeve gelaat van den officier bleef onbewogen-ernstig. „Nou-ja hé?...." zei patroon, „u begrijpt wel Edel achtbare... ln zulke omstandigheden... Als zoo'n meisje er niet kwaad uitzien.." Toesn eindigde het gesprek. Z.E.A. heeft de vervolging tegen Juul „gedeponeerd".... MAITRE CORBEAU. niet.. 6. Paulaen, knikte mevrouw Lente toe, wier ooigen Juist op hem gericht ware®. Hiji greep zdjn glia®, hoog in, haar rtóhitómig en dtronjk. Dia® nam hij' wat van den, fazant, jyaar stil. heel stil moest hiji zojm. want na driemaal tégen zijn glas geslagen te hieibbe®, had de burgemeester zich verheven,, om een, toast tq hom- den de zesde diie dezen, middag verwerkt werd. Hij praatte la®g naar het beproefde recept en. riep ten slotte de aanwezigen, op. am eTn: „Dat zij leven,!" uit te brengen, op de 'kinde-ne® vtap, dit gastvrij huls, waar van de oudste nauwelijks loopen kon- Nu eerst at EUa haar inmiddels koud geworden, faaant. terwijl Paulsen zijn, portie onhoorbaar en h®ast onopgemerkt gedurende de lange rede had verorberd. Waarom- zou hij die kostelijke gave koud: liaten worden? Zijn, wenk, om het net zoo te doen, had' zij niet durven vol gen.. Daarvoor voelde aiji züdh te onzeker. „Kunt u mij niet een paar goede boeken, aanbe velen," vroeg het jonge meisje, toen de gesprekken weer bëgon®e®, den schilder, „goede boeken, waar ik uit leeren kap.?" „Boeken? Ik ken slechte ei en boek, waar men uit leeren kan, het boek der oigen eTvaj-lng, het bon te platenboek der wereld, wellke men om zich heen ziet bruisen en branden. Blader u daar eerst eens In en lees dan in „ware", niet in zoogenaamde goede boeken na» ter beveetHging van het geleerde, en om verder te leeren. Hier evenwel is voor u niets te leeren, hier verrijkt alleen dkqgene zijn kennis, die met een scherpen blik van buiten, komt. Alle, ande ren zien niets, dan wat hun voorvaderen reeds zagen zooals de paarden in dte® stal dien wand haziefo." „Maar ik ben hier nu' toch eenmaal gebonden, i!k moet hier blijven- U leest toch veel,, iik weet het het een of andcT boek zult u mij. toch wel kunnen, anr bevelen." Zij werd warm van inperlfijtoe onrust. „Mijn lieve juffrouw Wolfiems, uw huiisgelnooben den groots oogen over die boeken, opzetten, welke i|k u zou geven. Daarin krijgen de lieden elkaar niet al tijd aan het slot, nadat het tevoren zoo uitermate boeiend is geweest. En Èn 't algqmetta zelf bele ven, zelf zie®- U moet eerst goedi Ken. qqrst. goed lete- ren leven. Tot dat oogenblak laat u gerust alle theo retische kramerij aan den kant Zulke schilderijen, waarmee u zooveel ophad, zooals u mij vroeger ge- ze cd hebt conventie-kladdorij, mot de mooiste oogen van verlangen, met den. suiikerzoetsten mond, de gladste lijnen, goqdi voor afgewerkte zinnen die nooit goed gebruikt zijn geworden voor het werke lijke, het ware, het rechte Hy onderbrak zichzelf toen, hij, zdjn buurdame aan zag. „U zaet zoo angstig. Doe ik u schrikken?" Hij lachte weer. „Neen inteigjemtdeeL. Maar „Ik kan u niet goqd volgen, en hiet Is mij, als draait er een molenrad iin mijn hoofd, niet waar?1" Zij knikte eerlijk en dapper. „Zoo is het goed," ziedde hij. „Maar daarom nniet wankelmoedig zijn. Beproef u maar eens. om waar en recht te leven ngar ware doch wat helpen woorden? Ik zou u, zooals Mephisto eens met Faust vrouwen en kinderen. De bevolking vanB erlijn bedroeg op het eind van Augustus 2.053.302, bij het begin van November 1.979.933. Het grootste deel van de 70.000, die naar het front rijn gegaan, is gedood. GRAAF T1S7.A OVER DE FRANSCHEN. De correspondent te Boedapest van de N. R. CL schrijft: Hoewel graaf Tisza over het doel en het resultaat in zijn reis naar het Duitsche hoofdkwartier niets wil mededeel en, voldoet hij af en toe wel aan het verzoek zijner vrienden daaromtrent het een en ander wat met de politiek niets heeft te maken, te vertel len. Zoo deed hij gisterenavond in de club der natio nale arbeidspartij een aardig verhaal over 't Fransch- Duitsche oorlogstoon eel, dat hij in het hoofdkwartier iiad gehoord. Het was in het Argonnerwoud; er was don hoelen dag hard gevochten, inaar zooals gewoonlijk werd te gen den avond bevel gegeven op te houden met vuren. De afstand tusschen do Fransche en Duitsche loop graven was niet meer dan 80 of 90 meter. Plotseling werd uit de Duitsche loopgraaf een bord lezen, stond: met hem Den Haag, 17 December. Minister Loudon heeft ter verdediging van zijne Begrooting eene uiterst korte rede gehouden. Dat Z.Êxc. niet inging op wat hij de „academische be schouwingen" noemde, over de Begrooting gehou den, men kan 't in de gegeven omstandigheden volkomen begrijpen. De heer De Savornin Lohman had een zeer breed, theoretisch betoog gehouden ter bestrijding van de stelling, door den heer Colijn en ook door gen. Staal verdedigd, dat onder zekere omstandigheden doortocht over een neutraal land zou geoorloofd zijn. In warme gemoedsstemming kwam de lieer Lohman op voor de kleine Staten, die al honderd jaar feitelijk rechteloos zijn en die zich nu moeten aaneensluiten tegen „de barbaren" onder de groeten, die niet om traktaten geven. Meer dan eens trachtte president Borgesius den woorden vloed, waarin sympathie voor Engeland s houding telkens onomwonden werd geuit, te stremmen, 't Was vruchteloos. En toen de heer Lohman gereed was; vroeg minister Loudon het woord, om te pro- tosteeren tegen sommige minder-neutrale uitdruk kingen in mr. Lohman's rede. De nog steeds zoo sar.guinisch-on8tuimige grijsaard had zich laten gaan 't Was sympathiek, maar niet voorzichtig van de plaats, die deze staatsman in ons openbaar le ven nog steeds bekleedt!... Minister Loudon heeft heel weinig gezegd in zijn korte rede. Waar hij over Nederland's positie sprak in dezen tijd, sloot hij zich feitelijk aan bij de kort geleden door mr. Treub daarover gehouden rede, aanduidend, hoe wij steeds „op onze hoede" moeten zijn. En dat te scherper naarmate de oor log langer duurt. Telkens kunnen zich incidenten voordoen, die de groote vlam doen overslaan op Ne derland's gebied. Wij moeten een „karaktervolle on zijdigheid" weten te bewaren. Gereed om, onze zelf standigheid te verdedigen met forsche hand. Jhr. Loudon bracht ook hulde aan de houding onzer pers. met leedwezen constateer end, dat er „enkele uit zonderingen" zijn, die deze hulde niet waardig zijn. Over hetgeen heden nog door dr. Yan Leer wen ge zegd is, over de „geheimzinnigheid" van Buitenland- scho Zaken, gleed de minister vrijwel heen. Het denkbeeld van den heer Van Leeuwen om eene commissie voor buitenlandsche zaken uit de Volks vertegenwoordiging te vormei® roerde Z.Exc. nau wolijks aan. De minister bepaalde er zich toe, dat hij in de toekomst, bij normaal geworden tijden de „populariseering van het beleid bij Buiten landsche Zaken" gaarne zal steunen. Door fusie van diplomatfeken en consulairen dienst, naar 'e heeren Knobel's recept? 't Was niet uit te maken. De heer Loudon wees op de speciale hoedanigheden, waar een diplomaat aan heeft te beantwoorden. Maar voeg de er dadelijk bij: slechts de maatstaf „geschikt heid" mag den doorslag geven bij de beoordeeling en geen andere. Dit is reeds in de sfeer der diplo- matiekerij een „nieuw geluid", mag erkend. En aan den eerlijken ernst van dezen minister zal nie mand twijfelen. Prof. Heeres wil een leerstoel voor opleiding van tolken. Min. Loudon zal de zaak met zijne ambt- genooten Cort v. d. Linden en Pleyte bespreken. Dat na deze extra-beknopte rede de „repliceerders" hun redevoeringen op het altaar des vaderlands ten of fer brachten 't is wel een treffend bewijs, dat de heeren nu toch met de daden willen bewijzen, dat het hun waarachtige ernst is met hun streven om vóór Kerstmis gereed te komen. En waar dat ideaal allen en alles beheerscht, is minister Loudon zeer zeker het ideaal aller ExcellentiënL. Mr. ANTONIO. Verschillende Oorlogsberichten. DE DUITSCHE WERKMAN EN DE OORLOG. Het Correspondenzblatt deelt mede, dat het aantal Duitsche georganiseerde arbeiders die den 31 sten October onder de wapens waren 661.005 of 31.3 pro cent van hun organisatie bedroeg. Van hen, die niet opgeroepen zijn, waren 300.000 zonder werk. De or ganisatie heeft 12.750.000 mark afgestaan tot steun aan werkloozeit en 3-000.000 tot ondersteuning van wapenstil stand tot morgenochtend", Niet lang daarha werd boven de Fransche loopgraaf een bord zichtbaar, waarop het antwoord was geschreven, en wel: „tot morgenochtend wapenstilstand". Bij de Duitschers begon al spoedig de fuif; wijn en eten waren voldoende voorhanden, en na het mid dagmaal werd er gezongen. En terwijl zij daar zoo genoeglijk zaten, hoorden zij op eens van boven roe pen: nallo! hallo! en toen rij allen naar boven ke ken om te zien wie daar was, bemerkten zij tot hun verbazing den vijand. De Franschen waren gekomen om mee leest te vieren, en hadden champagne, si garen en koffie meegebracht. De heeren stelden zich voor, de gasten kregen d e ©ereplaatsen aan tafel en •oen werd het feest voortgezet. Het was, zoo verzekerden de Duitschers, heusch heel prettig, en maar jammer dat de Franschen bij het krieken van den dag naar hun loopgraaf moes ten. Een kwartiertje later begon het vuren weer. Zoo hoffelijk en voorkomend kunnen de Franschen rijn. Een andermaal hielden de Franschen 's avonds niet op mei vuren, niettegenstaande tusschen de loopgra ven een groot aantal gewonden lag, dat niet kon wor den opgenomen. L)e Duitschers hielden af en toe op, naar de Franschen stoorden zich daar niet aan en ble- en doorgaan met schieten. Het gejammer en zei ,s gegil der gewonden was evenwel zoo hartbrekend, aat een der Duische on derofficieren uit de loopgraaf sprong en den Fran schen toeriep: „Kameraden, de gewonden weeklagen van de pijn, ook jullie kolonel jammert van smart, laten wij toch een half uur ophouden om die arme menschen te helpen". Maar. tevergeefs; de Fran- :chen wilden daarvan niets hooren, en het vuurge vecht duurde den heelen nacht, 's Morgens waren de ïeeste gewonden overleden. Zoo hardvochtig kunnen de Frans hen zijn. De derde geschiedenis heeft weer in het Argonner woud plaats gehad. De Duitschers hadden eenige voordeelen behaald, zoodat de manschappen het «ogenblik verbeidden, waarop een stormloop zou wor den bevolen. Een onderofficier, die meende, dat het ibevel daar- oe reeds gegeven was, sproiig uit rijn loopgraaf, en 'iep naar den vijand, natuurlijk in de meemng dat de rijnen volgden; en eerst in de Fransche loopgraaf ontdekte nij dat hij alleen was. Maar in weerwil daarvan riep hij „Vous et es mes prisonniersEn de Franschen, meenende, dat een overmacht in de onmiddellijke nabijheid wachtte, gaven zich over. En eerst toen de onderofficier reeds met 't opschrij ven der namen was begonnen, kwamen rijn kame raden. Zoo naief kunnen de Franschen zijn. Aldus graaf Tisza, als hij op zijn praatstoel zit en over de Franschen begint. BELGISCHE STAATSSCHULD. De rente van de Belgische Staatsschuld wordt thans betaald. Ofschoon het Belgische Staatsschuld- boek te Brussel is gebleven, zal toch op vertoon van bet depotbewijs en legimitatie van den houder de rente te Havre worden uitbetaald. Voorts worden de coupons te Parijs bij de firma Gebr. Rothschild betaalbaar gesteld. MOEDIG SERVI Een majoor van de artillerie in het Servische leger schrijft: Weest niet terneergeslagen, wanneer ge van schijn bare tegenslagen voor ons leger leest. Do oorlog duurt pas vier maanden, en wat beteekent dat dat voor ons, die negen jaar vochten onder Kara- gcorgevitsj en twee jaren onder Milosh Obrenovitsj om nog niet eens van alle andere oorlogen to spreken, waarin wij, Serviërs, gewikkeld geweest zijn. Wij hebben alleen wat rust noodig nu en dan. De vijand erkent tot nu toe 180.000 man verloren te'hebhen, maar al verloren zij er een millioen bij - Servië zouden zij niet krijgen. Deze oorlog is wel de meest populaire, dien wij ooit hadden; mijn mannen lachen hartelijk wan neer zij vernemen van overwinningen waarvan Oostenrijk gewaagt. Dit is onze meest populaire oorlog. De schitterende overwinning van Semendria, waar 6000 Oostenrijkers buiten gevecht gesteld werden, werd gewonnen door ongeoefende recruten, die zin gende naar het gevecht trokken. Het waren grootendeels Macedoniërs, die reeds even goede zonen van Servië zijn als wij ouderen. Onze verliezen zijn groot... nu en dan ontmoet men menschen met vier of vijf rouwbanden om den arm. Alleen is het jammer dat onze rug bedreigd wordt door Bulgaren en Albaneezen; hulp van Rusland. Frankrijk of Engeland hebben wij natuurlijk niet te verwachten... maar alle eer van hét terugdringen van den vijand zal ons dan ook alleen toekomen. Hoe zwaarder de taak, hoe grooter de eer. deed, op mijn toovennan^el willen nemen, dan zou u leeren leven. Zou u meevli^feeni?" „Ik Ella sidderde. Hij boorde haar Ja niet. dfcqt welbjoht op dit oogpn- blik de beslissing had gebracht. ELla was te verrast, zij kon nnet aan de bebeekenis va® deze snel ge dane vraag gelooven het was immers niet moge lijk. En toch sidderde esjji over haar geheele lichajapi- Maar zij mocht zich njJet belaobeïijk. voor hem mar ke®. Een vroolijk ja, ach,, hoe zou da,t door hem worden uitgelegd, misschien, zou hij er spottend' op hebben geantwoord. Zffj wao®die hét nog niet, een vrijt® vleugelslag te doen» En da^r was het spottende woord reeds: „Als tante toestemming geeft, da®, vliegt het duifje moe, niet vaar?" Het klonk bitter, snijdend. I® een, teug dronk, hij een glas champagne leeg. Nu had Ella kunnen, schreien, toe® zdj- zag, dat zij hem ontstemd had. Niest voor het eerst waren haar om dergelijke redenen, de tranen in de oogen geko men. Daarop tkeerde hij zWh weer naar haar toe. Er lag nog een spottend: woord op zdjn tong, maar ean blik in haar goudbruine oogen* waarin een krampach tig onderdrukte traan opwelde, deed hem de fippe® samenpersen. Hij sprak mi vriendelijk, q® dat schonk weer balsem aan haar gewonde bonst. Op aangename wijze werd nu het geaprejk voortgezet- Mqt een hartelijke®, handdruk zeiden rij: elkander vaarwel, noen de familie Helder opbrak. Met de jonge luitenante trok hiji daarna naar de sociëteit. Zij vonden hem niiLe® qe®. vroolijken ka meraad. en mochten, hqm graag. HOOFDSTUK 4. Mijnheer Lente stond' op van de koffietafel. „Ik zaj vanmiddag de krant wel lezen, Gccilia ik wil dadelijk naar de fabriek. Br wordt vaudaeg een nieuw weefgetouw in gebruik genomen. Ga je mee, Peter?" I'aulse® ging breed in zijn, stoel zitten. „Ben je boos, als ik niet meega? Je weet, technische zaken zijn voor mij als Boheemsehe dorpen, daarvoor ont breekt mij da smaak."' „Ja,, gij kunstenaars f' „Ek zal qchter daarom npfet minder vlijtig rijn» Zoo dra de jongen® uit school komqn, moeten zij er weer aau gelooven. Intueechen zaj ik hqt penseel een vrtai- nig hanteeren," ,.Nu, zooals je wilt-" De fabrikant ging heen. Mevrouw Lente ruimde de tafel op, terwijl de schilder een blik ln de krant wierp. Mlen, leefidq hier zeer familiaar met elkaar. Advertenties las Paulsen zoowat nooit, en de belangrijkste berichten, die het blad bracht, had hij epofdcig doorgelezen^ waarna hij zich naar de tot atelier ingerichte kamer op de twee de verdieping begaf. De Amerikaacqche kachel ver spreidde een behagelijke warmte. Buitctq blies1 de wind de sneeuwvlokken f lustend door de kajq takken, der boomen. De hemel was loodkleurig. De schilder trók rij® linnen kiel a®n, stopte sorg- vuldig zij® pijpje met geurige tabak, stak diïe aan eta wierp da® een blik op het lewenqgroohe, bijna vol tooide schilderij' der kinderen, va®, het echtpaar Lepte, de beide knapen en de vierjarige. Corilia. Tevreden knikte hij, het zou slagen- Hij beschouwde het schil derij critisch, er moest nog het ean e® ander ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1914 | | pagina 5