Sphanpp fmipant
Uuiiuyui üuuiunii
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
VRIJHEIDSDRANG.
Tweede Kamer.
ZATERDAG 19 DECEMBER 1914.
57ste Jaargang No. 5509.
„1 GAS".
Ze zaleta te wachten. Pa trommelde met de vingers
op de tafel, tuurde ai maar naar één punt aan den
muur. De lippen vstijf opeengeklemd, wenkbrauwen
gefronsd. Men hoorde het snuiven van z'n neus, waar
do gejaagde, angstige ademing, doorging. Moe dribbel
de heen en weer, doende alsof ae bezig was. Een
voorwerp verleggend en het dan weer op z n oude
plaats terug deponeerend.- En Juul ijsbeerde door
de kamer. Van raam naar buffetje, vice-versa. Dan
voor den spiegel slaande, kwasi iets aan d'r haar
verschikkend. Ér werd niet gesproken...
Vóór pa lag het briefje, .met den eersten post ont
vangen. Het alleruiterste middel... Ze hadden elkaar
uitgelachen, toen moe er over Sprak. Jawel, oome-
Toon zou helpen. Oome-Toon, die ze voor die vijf
tien pop niet met rust had gelalen. Pa op straat, op
't kantoor, pp de tram, in een café - overal had
gemaand. Ln het café waar tpa een kwast zat te
drinken, dood-op van al zijn zorgen en zwoegen
op den schouder had! getikt. Met een „zoo-zoo Jan,
dat doet me pleizier. 't Zit er dus nou weer an,
hé?...."
Alsof pa panje zat te hijschen... Ja, oome-1'oon
zou helpen.
„Mensch", had pa tegen moe gezegd, ,je lijkt wel
stapel".
En Juul had er hij gevoegd: „Hé moe, hoe kunt
u nou zulke malle dingen zeggen.."
De nood drong echter erger dan ooit tevoren. De
huisbaas was onvermurwbaar. Had „lak aan die bij
zondere tijdsomstandigheden". Ging hem geen steek,
geen zier aan. Z'n centen most-ie hebben. Anders
niet. Geen praatjes. Geld!. En anders op kor
ten termijn er uit. Ze hadden nog precies een
gulden in huis. En trachtten hier en daar menschen
te vermurwen, in de buurt, om eanig krediet te ver-
leenen. Maar 't ging niet meer. De bakker was me:
z'n kar weggegaan, zonder naar het beloog van Juul
te luisteren. Die wou niet eens meer contant leve
ren zonder dat er afbetaald werd... De laatste gulden
was aangesproken. En ze hadden een onsje margarine
gehaald, met wat spek. Een kopje heel-slappe ihee ge
zet. Dat zou dan dejeuner, lunch en diner-souper vor
men. 't Ergst was, dat van den huisbaas. Een verzoek
om klein voorschotje was, op kantoor, pa beantwoord
met bedreiging van onmiddellijk ontslag „de eerste
maal, dat hij er weer mee lastig viel". Voor de huur
om niet dakloos te worden had ie pas na een
kwartier smeeken, voorschot gekregen, 't Liep de spui
gaten uit, had de directeur gezegd. De Haan wist geen
„postjes" meer aan te brengen, waar hij provisie mee
verdiende. Het kantoor hield ljem, uit louter pure
goedheid en medelijden, nog aan voor het vaste som
metje, dat oorspronkelijk gmcordeerd was. Maar op
die manier moest .er een eind aan komen...
„Wil ik 't hem Inog eens vragen?" zei moe £n 'haar
wanhoop.
„Ga je gang", zei pa, „maar weet wel, dat 6k
dan ook meteen m'n congé heb. Dan zijn we heele-
maal in den-aap' gelogeerd". Toen kwam moe met
dat exotische denkbeeld. Treesje zou naar oome-Toon
gaan. Trees was ooms lievelingsnkhtje. Die kon wel
wat van hem gedaan krijgen. Hing heelemaal van
oom z'n bui af. Zij moest het voorstel niet „te erg ma
ken". Momenteele verlegenheid. Pa kon een aardig
zaakje doen. Waar als 't in orde kwam oome-
Toon natuurlijk ook z'n voordeel van zou hebben. Dat
sprak vanzelf... Ais Trees dat nu eens handig klaar
speelde misschien zou oome-Toon dan wel...
Eerst hadden zij. het potsierlijk-fantas (is cih gevon
den. Maar eensklaps zei pa: „Och, 't is te probeeretn!
Verliezen kunnen we er nooit mee!"
Dat woord monterde <le stemming op. Trees
bleek, zacht-onderworpen, gehoorzaam meisje met treu
rige oogen, gewoon te berusten zonder pi-o'.est
zei niet. Wachtte af. Juul met haar vas!beraden,
opgewonden doen zou 't nooit van z'n leven klaar
spelen. Met oome-Toon -moest je heel apart omgaan.
Hem nooit tegenspreken... Altijd, op alles ja en amen
zeggen. Dat kon Juul niet. Maar Trees wel.
Toen had pa je moest eerst visschen! een
briefje bij oome-Toon laten brengen, waarin stond,
dat hij hem zeer gaarne over een „bepaalde kwestie'
mr-est spreken.
Maar nij had 't nu zoo razend druk met „zijn za
ken", dat hij geen kans zag er een kwartier uit te
breken. Morgen-vroeg moest-ie uit de stad tot laat
in den middag. Juul was aan haar werk gebonden.
Of het goed was dat Trees even bij' oome-Toon kwam,
die zou dan, tfn antwoord! wel 'komen haten. Van even
tueel, hoo laat en zoo meer. Aldus had moe
't prachtig-diplomatiek aangelegd en „mise-
en-scéne gemaakt. Ze kon van Trees meL vergen, dat
die met oome Toon over zulke zaken ging parle-
menteeren. Maar een vischje uitgooien... Zoo-eens pol
sen, heel voorzichtig... De vraag was nu maar ót
oome-Toon zou komen. Gelijk hem verzocht was.
Bij hom thuis bespreken ging niet... Telkens kwam
er een kennis of zoo... Ze hadden oom in zoo-lang
niet gezien. Als hij nu eens gezellig bij hen op visite
wou komen, dan...
„Maar gesteld, dat ide man komt", zei moe, „wat
moeten wij hem dan voorzetten.?... Je weet, Toon houd'
van oen biertje of een punch.... Kom daar maar
eens an!"
„Maak je geen zorgen" zei pa, „Toon kortit toch
miet. Ilaal je maar niks ln jo hoofd!
...En nóg had pa de woonden niet van de lippen,
of Trees kwam binnenvliegen. Met schitterende oogen.
Een blosje op de anders zoo vale wangen van meisje,
dat de hoog-noodige „versterkende middelen' niet kan
krijgen...
„Htf komtl... Htf komt!" riep ze uit, „tegen acht
uur, half negen" En de anders zoo stille treurige Trees
klapte in de handen, en huppelde van pleizier. En
zus* Juul zoende haar van geluk... En pa's gezicht
klaarde heelemaal op.... En moe kneep pa m den
arm, van jool en vroeg: „wat of ze nou gezeid had..."
En pa erkende dat moe een fijne menschenkenster
was... En Juul sprong aan de huurpiano die, als
de achterstallige penningen niet voldaan waren, aan
't eind der week worden teruggehaald.
En terwijl er gelukszonnelje straalde en koesterde
in de woping van kommer en zorgen, werd er gescheld.
De piano zweeg. De geluksslraling verkwijnde op de
gezichten... Ze zagen elkaar bang aan... Wie dat
•nou weer?... Maar Juul altijd vastberaden, door
tastend holde de trap af... Zij luisterde. Hoorde een
mannenstem ,praten. Luisterde scherper... Neen, ge-
woon-beertje was 't toch niet...
Juul sprak heel weinig... Dicht ging de straatdeur.
En Juul kwam. naar boven met bestorven angst-
„Van 't gas" fluisterde zij, „voor drieën moet 't be
taald zijn, anders wordt '1 voor vijven afgesloten".
„Lieve God!" riep moe uit... „en jij hebt nog wei
om uitstel getelefoneerd, Jan?...'" Dit tot pa, die daar
stond, als door den bliksem getroffen. De gasfabriek
had hem geantwoord: „Ze zouden wel eens zien"
of zoo iets. Hij had niet meer durven aandringen.
Hield 't voor gunstig antwoord. Had gezegd: Och ja,
dat is in orde!... Nu dit.
Geen gas van avond. Geen cent om oome-Toon
te ontvangen. Alle illusiën weg!... Alle hoop vervlogen!..
Terwijl de redding zoo nabij was...
„Wat moeten wij' beginnen!' riep pa, de handen
door de grijzende haren woelend „we zijn verloren.
Wij kunnen Toon niet wachten. Alles is uit... Voor
enkele guldens. Vier gulden-zoo vod gas. En stel dat
we een gulden, een daalder hadden, om iets te laten
halen, den schijn op te houden... Toon zou wel hel
pen. .Anders kwam-ie niet! Voor nog geen tientje
naar den bliksem! Naar Veenhuizen. Naar het Leger
des Heils!.... Zet de kraan maar open vrouw. '1 ls nog
nog niet afgedraaid. We kunnen nog stikken. Beter
dan naar Veenhuizen!"
Moe Lag op de oude canapé te huilen. Trees rustte,
in doffe wanhoop, met het hoofd op den arm....
Toen hoorden zij de straatdeur dichtslaan. Ze schrok
ken op. Hadden niet eens gemerkt dat Juul wegging.
„Waar is Juul heen?" vroeg pa lot zich zelf ko.nena,
terwijl 't klemde om z'n hart. Waar was Juul?... Er.
Trees vond een papiertje op talel liggen, waar Juui
met vvild-dansende letters op had gekrabbeld: „Ik kon.
dadelijk terug. Misschien weel ik raad...'
Zij wachtten een uur. De klok wees bij half drie.
Over een half uur werd het gas afgesloten...
Juul kwam binnenstuiven. Het zweet parelde haar
op hel voorhoofd, 't Vochtige haar plakte langs haar
wangen. Haar oogen schitterden vreemd ze had
den een koortsachtige expressie. Zij lachte op een
manier, die Trees angstig maakte... Juul frommeltk»
Ln haar taschje. Wierp een bankje van vijf en twini:"
op tafel...
„Hé!!?" riepen ze als met één stem...
Maar Juul wou geen woord zeggen. Dat was haar
geheim. Zij ratelde de woorden uit... Gauw-gauw. Nu
t gas gaan betalen... En. zorgen voor de ontvangst van
oom... Alles kwam immers terecht. Ze "had 't van een
vriendin geleend. Voor twee dagen, D;e had 't zelf
voor haar geleend... Maar oome-Toon hielp immers
't Kon geen kwaad...
Pa !was al weg met het gele lapje. Naar do gas
fabriek. Moe zat uit te rekenen, wat zij ter ©ere van
oome-Toon's visite zou laten halen. Van taartjes hield
ie niet... Een fleschje punch. Een stuk of wat fleschjes
bier. Goede thee. Sigaren. Kattentongen...
„Ja, moe, juist kattetongen! Daar is oome-Toon
zoo dol op!" Trees zou de boodschappen gaan halen.
Zij wilde nog trachten iets uit Juul te krijgen. Vroeg,
fluisterde... Sloeg een arm om zus heen. Maar Juul
bleef zwijgen. Zat daar, op de canapé, als een steenen
beeld. Als iemand, die ontwaakt uit een boozen droom
Tot de schrikkelijke werkelijkheid....
Tegen half acht stond alles op tafel. De Zondagsche
theepot, extra-opgepoetst, verspreidde lekkere geur, dooi
de kamer. Het fleschje punch stond er uitlokkend...
De versche kattetongen waren keurigjes gearrangeerd
in het glazen bakje. Het gas straalde triomfantelijk
in het vertrek. Juul en Trees hadden haar beste plunje
aan. Juul was raar, f eb nel opgewonden. Zag nu zon
derling-bleek, met fel-schitterende oogen. Gilde 't tel
kens uit van jool, over de flauwste aardigheid... Pa had
sigaren van vier cent gekocht. Ze lagen oome-Toon ook
al te wachten... Pa-zelf had er alvast zelf een opge
stoken. Ma had haar vettige huisjurk voor de eenige
nog toonbare japon verwisseld...
De klok wees tien minuten over half acht.
Er werd gescheld.
Daar was-ie al!....
Trees ging oome-Toon verwelkomen.
't Duurde lang.
Ze hoorden niet het snuivend puffen, rochelend' hoes
ten, schoenkraken van corpulenten oome-Toon.
Ze wei-den heel-angstig...
Durfden, voor zichzelf, niet bekennen, welke vreese-
lijke gedachte in hen opkwam...
Daar was Trees.
Snikkend. Eene hand voor het gelaat gedrukt. Briefje
van oome-Toon... Hij was verhinderd. En ook wanneer
dat niet 't geval ware geweest, ware oom toch niet ge
komen. Over de reden-waarom zou hij maar niets na
ders melden. Hij verzocht alleen, van verdere bezoe
ken en brieven verschoond te mogen blijven.
Ln dolle, doffe wanhoop, was moe op de canapé
neergevallen.
Maar Juul had even, in stillen doodsschrik, de tijding
aangehoord. Daarna rukte zij zich de spelden uit de
lokken. En begon te gillen, te krijschen in paroxisme
van woeste smart... Zij viel op den grond en sloeg me
de armen en beenen om zich heen. Moe en Trees tracht
ten haar te kalmeeren; Trees was -naar de apotheek
gehold om „zenuwdroppels"... Ze wou niet drinken.
„Naar 'de gevangenis!" gilde zij, „daar is de po-
liie!.... Daar komen zijl,... Naar de cel!..."
De buren van boven en van er naast konden woord
voor woord hooren. Maar wal ze ook zeiden hoe
zij smeekten, schreiden er was niets aan te doen.
Een uur lang duurde de crisis, totdat Juul eindelijk
van uitputting moest zwijgen... De dokter was er bij
gehaald.... Die toestand van patiente niet geheel Zon
der reden tot bezorgdheid achtie...
Ih zijn eerste opwelling van woede had patroon van
den diefstal der vijf en twintig gulden aangifte gedaan.
Hij had Juul kort geleden in dienst genomen, wetend
hoe de toestand bij haar thuis was...
Twe eweken later bestal zij 'hem... In z'n verontwaar
diging had hij het politic-bureau opgebeld. Was recher
cheur gekomen. En de substituut-omricr, wien de zaak
gerapporteerd was, l>dioorde niet tot de „weekc' men
sch ensoort. Hij wilde doorzetten. Vond geen reden voor
pardon. Tot zijn eer moet gezegd, dat bestolen, patroon
zelf naar parket ging. En de zaak uiteenzette. Verdui
delijkte waarom en waarvoor het meisje gestolen had,
dim middag d ef 25, vast geloovend dat de oom, die
op visite zou komen...
„En hebt u haar in dienst gehouden?" vroeg de of-
ici.-r.
„Neen, Edelachtbare!" zei de patroon, md lichtelijk,
derend, glimlachje »,Jieen, dat nu juist
Dat zou een beetje te kras zijn geweest. En boven
dien de menschen waren nu heelemaal aan lager wal.
Ergens in een achterbuurt woonden ze in een
krotje. Haast al de meubelen verkocht. De vader loopt
met een portefeuille-tijdschriften of zoo... Colporteur-
tje... Patroon had hem nog kort geleden een guldentje
in de handen gestopt.
„En dat meisje zelf?'- vroeg de officier. Patroon
keek Z.E.A. weer glimlachend aan. Maar het stroeve
gelaat van den officier bleef onbewogen-ernstig.
„Nou-ja hé?...." zei patroon, „u begrijpt wel Edel
achtbare... ln zulke omstandigheden... Als zoo'n meisje
er niet kwaad uitzien.."
Toesn eindigde het gesprek. Z.E.A. heeft de vervolging
tegen Juul „gedeponeerd"....
MAITRE CORBEAU.
niet..
6.
Paulaen, knikte mevrouw Lente toe, wier ooigen
Juist op hem gericht ware®. Hiji greep zdjn glia®, hoog
in, haar rtóhitómig en dtronjk. Dia® nam hij' wat van den,
fazant, jyaar stil. heel stil moest hiji zojm. want na
driemaal tégen zijn glas geslagen te hieibbe®, had
de burgemeester zich verheven,, om een, toast tq hom-
den de zesde diie dezen, middag verwerkt werd. Hij
praatte la®g naar het beproefde recept en. riep ten
slotte de aanwezigen, op. am eTn: „Dat zij leven,!" uit
te brengen, op de 'kinde-ne® vtap, dit gastvrij huls, waar
van de oudste nauwelijks loopen kon- Nu eerst at
EUa haar inmiddels koud geworden, faaant. terwijl
Paulsen zijn, portie onhoorbaar en h®ast onopgemerkt
gedurende de lange rede had verorberd. Waarom- zou
hij die kostelijke gave koud: liaten worden? Zijn, wenk,
om het net zoo te doen, had' zij niet durven vol
gen.. Daarvoor voelde aiji züdh te onzeker.
„Kunt u mij niet een paar goede boeken, aanbe
velen," vroeg het jonge meisje, toen de gesprekken
weer bëgon®e®, den schilder, „goede boeken, waar
ik uit leeren kap.?"
„Boeken? Ik ken slechte ei en boek, waar men
uit leeren kan, het boek der oigen eTvaj-lng, het bon
te platenboek der wereld, wellke men om zich heen
ziet bruisen en branden. Blader u daar eerst eens
In en lees dan in „ware", niet in zoogenaamde goede
boeken na» ter beveetHging van het geleerde, en om
verder te leeren. Hier evenwel is voor u niets te
leeren, hier verrijkt alleen dkqgene zijn kennis, die
met een scherpen blik van buiten, komt. Alle, ande
ren zien niets, dan wat hun voorvaderen reeds zagen
zooals de paarden in dte® stal dien wand haziefo."
„Maar ik ben hier nu' toch eenmaal gebonden, i!k
moet hier blijven- U leest toch veel,, iik weet het
het een of andcT boek zult u mij. toch wel kunnen, anr
bevelen." Zij werd warm van inperlfijtoe onrust.
„Mijn lieve juffrouw Wolfiems, uw huiisgelnooben
den groots oogen over die boeken, opzetten, welke i|k
u zou geven. Daarin krijgen de lieden elkaar niet al
tijd aan het slot, nadat het tevoren zoo uitermate
boeiend is geweest. En Èn 't algqmetta zelf bele
ven, zelf zie®- U moet eerst goedi Ken. qqrst. goed lete-
ren leven. Tot dat oogenblak laat u gerust alle theo
retische kramerij aan den kant Zulke schilderijen,
waarmee u zooveel ophad, zooals u mij vroeger ge-
ze cd hebt conventie-kladdorij, mot de mooiste
oogen van verlangen, met den. suiikerzoetsten mond,
de gladste lijnen, goqdi voor afgewerkte zinnen die
nooit goed gebruikt zijn geworden voor het werke
lijke, het ware, het rechte
Hy onderbrak zichzelf toen, hij, zdjn buurdame aan
zag. „U zaet zoo angstig. Doe ik u schrikken?" Hij
lachte weer.
„Neen inteigjemtdeeL. Maar
„Ik kan u niet goqd volgen, en hiet Is mij, als
draait er een molenrad iin mijn hoofd, niet waar?1"
Zij knikte eerlijk en dapper.
„Zoo is het goed," ziedde hij. „Maar daarom nniet
wankelmoedig zijn. Beproef u maar eens. om waar
en recht te leven ngar ware doch wat helpen
woorden? Ik zou u, zooals Mephisto eens met Faust
vrouwen en kinderen.
De bevolking vanB erlijn bedroeg op het eind van
Augustus 2.053.302, bij het begin van November
1.979.933. Het grootste deel van de 70.000, die naar
het front rijn gegaan, is gedood.
GRAAF T1S7.A OVER DE FRANSCHEN.
De correspondent te Boedapest van de N. R. CL
schrijft:
Hoewel graaf Tisza over het doel en het resultaat
in zijn reis naar het Duitsche hoofdkwartier niets
wil mededeel en, voldoet hij af en toe wel aan het
verzoek zijner vrienden daaromtrent het een en ander
wat met de politiek niets heeft te maken, te vertel
len. Zoo deed hij gisterenavond in de club der natio
nale arbeidspartij een aardig verhaal over 't Fransch-
Duitsche oorlogstoon eel, dat hij in het hoofdkwartier
iiad gehoord.
Het was in het Argonnerwoud; er was don hoelen
dag hard gevochten, inaar zooals gewoonlijk werd te
gen den avond bevel gegeven op te houden met vuren.
De afstand tusschen do Fransche en Duitsche loop
graven was niet meer dan 80 of 90 meter.
Plotseling werd uit de Duitsche loopgraaf een bord
lezen, stond:
met hem
Den Haag, 17 December.
Minister Loudon heeft ter verdediging van zijne
Begrooting eene uiterst korte rede gehouden. Dat
Z.Êxc. niet inging op wat hij de „academische be
schouwingen" noemde, over de Begrooting gehou
den, men kan 't in de gegeven omstandigheden
volkomen begrijpen. De heer De Savornin Lohman
had een zeer breed, theoretisch betoog gehouden ter
bestrijding van de stelling, door den heer Colijn en
ook door gen. Staal verdedigd, dat onder zekere
omstandigheden doortocht over een neutraal land
zou geoorloofd zijn. In warme gemoedsstemming
kwam de lieer Lohman op voor de kleine Staten,
die al honderd jaar feitelijk rechteloos zijn en die
zich nu moeten aaneensluiten tegen „de barbaren"
onder de groeten, die niet om traktaten geven. Meer
dan eens trachtte president Borgesius den woorden
vloed, waarin sympathie voor Engeland s houding
telkens onomwonden werd geuit, te stremmen, 't
Was vruchteloos. En toen de heer Lohman gereed
was; vroeg minister Loudon het woord, om te pro-
tosteeren tegen sommige minder-neutrale uitdruk
kingen in mr. Lohman's rede. De nog steeds zoo
sar.guinisch-on8tuimige grijsaard had zich laten gaan
't Was sympathiek, maar niet voorzichtig van
de plaats, die deze staatsman in ons openbaar le
ven nog steeds bekleedt!...
Minister Loudon heeft heel weinig gezegd in zijn
korte rede. Waar hij over Nederland's positie sprak
in dezen tijd, sloot hij zich feitelijk aan bij de
kort geleden door mr. Treub daarover gehouden
rede, aanduidend, hoe wij steeds „op onze hoede"
moeten zijn. En dat te scherper naarmate de oor
log langer duurt. Telkens kunnen zich incidenten
voordoen, die de groote vlam doen overslaan op Ne
derland's gebied. Wij moeten een „karaktervolle on
zijdigheid" weten te bewaren. Gereed om, onze zelf
standigheid te verdedigen met forsche hand. Jhr.
Loudon bracht ook hulde aan de houding onzer pers.
met leedwezen constateer end, dat er „enkele uit
zonderingen" zijn, die deze hulde niet waardig zijn.
Over hetgeen heden nog door dr. Yan Leer wen ge
zegd is, over de „geheimzinnigheid" van Buitenland-
scho Zaken, gleed de minister vrijwel heen. Het
denkbeeld van den heer Van Leeuwen om eene
commissie voor buitenlandsche zaken uit de Volks
vertegenwoordiging te vormei® roerde Z.Exc. nau
wolijks aan. De minister bepaalde er zich toe, dat
hij in de toekomst, bij normaal geworden tijden
de „populariseering van het beleid bij Buiten
landsche Zaken" gaarne zal steunen. Door fusie van
diplomatfeken en consulairen dienst, naar 'e heeren
Knobel's recept? 't Was niet uit te maken. De heer
Loudon wees op de speciale hoedanigheden, waar
een diplomaat aan heeft te beantwoorden. Maar voeg
de er dadelijk bij: slechts de maatstaf „geschikt
heid" mag den doorslag geven bij de beoordeeling
en geen andere. Dit is reeds in de sfeer der diplo-
matiekerij een „nieuw geluid", mag erkend. En
aan den eerlijken ernst van dezen minister zal nie
mand twijfelen.
Prof. Heeres wil een leerstoel voor opleiding van
tolken. Min. Loudon zal de zaak met zijne ambt-
genooten Cort v. d. Linden en Pleyte bespreken. Dat
na deze extra-beknopte rede de „repliceerders" hun
redevoeringen op het altaar des vaderlands ten of
fer brachten 't is wel een treffend bewijs, dat
de heeren nu toch met de daden willen bewijzen,
dat het hun waarachtige ernst is met hun streven
om vóór Kerstmis gereed te komen. En waar dat
ideaal allen en alles beheerscht, is minister Loudon
zeer zeker het ideaal aller ExcellentiënL.
Mr. ANTONIO.
Verschillende Oorlogsberichten.
DE DUITSCHE WERKMAN EN DE OORLOG.
Het Correspondenzblatt deelt mede, dat het aantal
Duitsche georganiseerde arbeiders die den 31 sten
October onder de wapens waren 661.005 of 31.3 pro
cent van hun organisatie bedroeg. Van hen, die niet
opgeroepen zijn, waren 300.000 zonder werk. De or
ganisatie heeft 12.750.000 mark afgestaan tot steun
aan werkloozeit en 3-000.000 tot ondersteuning van
wapenstil
stand tot morgenochtend", Niet lang daarha werd boven
de Fransche loopgraaf een bord zichtbaar, waarop het
antwoord was geschreven, en wel: „tot morgenochtend
wapenstilstand".
Bij de Duitschers begon al spoedig de fuif; wijn
en eten waren voldoende voorhanden, en na het mid
dagmaal werd er gezongen. En terwijl zij daar zoo
genoeglijk zaten, hoorden zij op eens van boven roe
pen: nallo! hallo! en toen rij allen naar boven ke
ken om te zien wie daar was, bemerkten zij tot hun
verbazing den vijand. De Franschen waren gekomen
om mee leest te vieren, en hadden champagne, si
garen en koffie meegebracht. De heeren stelden zich
voor, de gasten kregen d e ©ereplaatsen aan tafel en
•oen werd het feest voortgezet.
Het was, zoo verzekerden de Duitschers, heusch
heel prettig, en maar jammer dat de Franschen bij
het krieken van den dag naar hun loopgraaf moes
ten.
Een kwartiertje later begon het vuren weer.
Zoo hoffelijk en voorkomend kunnen de Franschen
rijn.
Een andermaal hielden de Franschen 's avonds niet
op mei vuren, niettegenstaande tusschen de loopgra
ven een groot aantal gewonden lag, dat niet kon wor
den opgenomen. L)e Duitschers hielden af en toe op,
naar de Franschen stoorden zich daar niet aan en ble-
en doorgaan met schieten.
Het gejammer en zei ,s gegil der gewonden was
evenwel zoo hartbrekend, aat een der Duische on
derofficieren uit de loopgraaf sprong en den Fran
schen toeriep: „Kameraden, de gewonden weeklagen
van de pijn, ook jullie kolonel jammert van smart,
laten wij toch een half uur ophouden om die arme
menschen te helpen". Maar. tevergeefs; de Fran-
:chen wilden daarvan niets hooren, en het vuurge
vecht duurde den heelen nacht, 's Morgens waren de
ïeeste gewonden overleden.
Zoo hardvochtig kunnen de Frans hen zijn.
De derde geschiedenis heeft weer in het Argonner
woud plaats gehad. De Duitschers hadden eenige
voordeelen behaald, zoodat de manschappen het
«ogenblik verbeidden, waarop een stormloop zou wor
den bevolen.
Een onderofficier, die meende, dat het ibevel daar-
oe reeds gegeven was, sproiig uit rijn loopgraaf, en
'iep naar den vijand, natuurlijk in de meemng dat de
rijnen volgden; en eerst in de Fransche loopgraaf
ontdekte nij dat hij alleen was. Maar in weerwil
daarvan riep hij „Vous et es mes prisonniersEn
de Franschen, meenende, dat een overmacht in de
onmiddellijke nabijheid wachtte, gaven zich over.
En eerst toen de onderofficier reeds met 't opschrij
ven der namen was begonnen, kwamen rijn kame
raden.
Zoo naief kunnen de Franschen zijn.
Aldus graaf Tisza, als hij op zijn praatstoel zit en
over de Franschen begint.
BELGISCHE STAATSSCHULD.
De rente van de Belgische Staatsschuld wordt
thans betaald. Ofschoon het Belgische Staatsschuld-
boek te Brussel is gebleven, zal toch op vertoon
van bet depotbewijs en legimitatie van den houder
de rente te Havre worden uitbetaald. Voorts worden
de coupons te Parijs bij de firma Gebr. Rothschild
betaalbaar gesteld.
MOEDIG SERVI
Een majoor van de artillerie in het Servische
leger schrijft:
Weest niet terneergeslagen, wanneer ge van schijn
bare tegenslagen voor ons leger leest. Do oorlog
duurt pas vier maanden, en wat beteekent dat
dat voor ons, die negen jaar vochten onder Kara-
gcorgevitsj en twee jaren onder Milosh Obrenovitsj
om nog niet eens van alle andere oorlogen to
spreken, waarin wij, Serviërs, gewikkeld geweest
zijn.
Wij hebben alleen wat rust noodig nu en dan.
De vijand erkent tot nu toe 180.000 man verloren
te'hebhen, maar al verloren zij er een millioen bij
- Servië zouden zij niet krijgen.
Deze oorlog is wel de meest populaire, dien wij
ooit hadden; mijn mannen lachen hartelijk wan
neer zij vernemen van overwinningen waarvan
Oostenrijk gewaagt.
Dit is onze meest populaire oorlog.
De schitterende overwinning van Semendria, waar
6000 Oostenrijkers buiten gevecht gesteld werden,
werd gewonnen door ongeoefende recruten, die zin
gende naar het gevecht trokken.
Het waren grootendeels Macedoniërs, die reeds
even goede zonen van Servië zijn als wij ouderen.
Onze verliezen zijn groot... nu en dan ontmoet
men menschen met vier of vijf rouwbanden om
den arm.
Alleen is het jammer dat onze rug bedreigd wordt
door Bulgaren en Albaneezen; hulp van Rusland.
Frankrijk of Engeland hebben wij natuurlijk niet
te verwachten... maar alle eer van hét terugdringen
van den vijand zal ons dan ook alleen toekomen.
Hoe zwaarder de taak, hoe grooter de eer.
deed, op mijn toovennan^el willen nemen, dan zou u
leeren leven. Zou u meevli^feeni?"
„Ik Ella sidderde.
Hij boorde haar Ja niet. dfcqt welbjoht op dit oogpn-
blik de beslissing had gebracht. ELla was te verrast,
zij kon nnet aan de bebeekenis va® deze snel ge
dane vraag gelooven het was immers niet moge
lijk. En toch sidderde esjji over haar geheele lichajapi-
Maar zij mocht zich njJet belaobeïijk. voor hem mar
ke®. Een vroolijk ja, ach,, hoe zou da,t door hem
worden uitgelegd, misschien, zou hij er spottend' op
hebben geantwoord. Zffj wao®die hét nog niet, een
vrijt® vleugelslag te doen»
En da^r was het spottende woord reeds: „Als
tante toestemming geeft, da®, vliegt het duifje moe,
niet vaar?" Het klonk bitter, snijdend. I® een, teug
dronk, hij een glas champagne leeg.
Nu had Ella kunnen, schreien, toe® zdj- zag, dat
zij hem ontstemd had. Niest voor het eerst waren haar
om dergelijke redenen, de tranen in de oogen geko
men.
Daarop tkeerde hij zWh weer naar haar toe. Er
lag nog een spottend: woord op zdjn tong, maar ean
blik in haar goudbruine oogen* waarin een krampach
tig onderdrukte traan opwelde, deed hem de fippe®
samenpersen. Hij sprak mi vriendelijk, q® dat schonk
weer balsem aan haar gewonde bonst. Op aangename
wijze werd nu het geaprejk voortgezet-
Mqt een hartelijke®, handdruk zeiden rij: elkander
vaarwel, noen de familie Helder opbrak.
Met de jonge luitenante trok hiji daarna naar de
sociëteit. Zij vonden hem niiLe® qe®. vroolijken ka
meraad. en mochten, hqm graag.
HOOFDSTUK 4.
Mijnheer Lente stond' op van de koffietafel. „Ik zaj
vanmiddag de krant wel lezen, Gccilia ik wil
dadelijk naar de fabriek. Br wordt vaudaeg een
nieuw weefgetouw in gebruik genomen. Ga je mee,
Peter?"
I'aulse® ging breed in zijn, stoel zitten. „Ben je
boos, als ik niet meega? Je weet, technische zaken
zijn voor mij als Boheemsehe dorpen, daarvoor ont
breekt mij da smaak."'
„Ja,, gij kunstenaars f'
„Ek zal qchter daarom npfet minder vlijtig rijn» Zoo
dra de jongen® uit school komqn, moeten zij er weer
aau gelooven. Intueechen zaj ik hqt penseel een vrtai-
nig hanteeren,"
,.Nu, zooals je wilt-" De fabrikant ging heen.
Mevrouw Lente ruimde de tafel op, terwijl de
schilder een blik ln de krant wierp. Mlen, leefidq hier
zeer familiaar met elkaar. Advertenties las Paulsen
zoowat nooit, en de belangrijkste berichten, die het
blad bracht, had hij epofdcig doorgelezen^ waarna hij
zich naar de tot atelier ingerichte kamer op de twee
de verdieping begaf. De Amerikaacqche kachel ver
spreidde een behagelijke warmte. Buitctq blies1 de wind
de sneeuwvlokken f lustend door de kajq takken, der
boomen. De hemel was loodkleurig.
De schilder trók rij® linnen kiel a®n, stopte sorg-
vuldig zij® pijpje met geurige tabak, stak diïe aan
eta wierp da® een blik op het lewenqgroohe, bijna vol
tooide schilderij' der kinderen, va®, het echtpaar Lepte,
de beide knapen en de vierjarige. Corilia. Tevreden
knikte hij, het zou slagen- Hij beschouwde het schil
derij critisch, er moest nog het ean e® ander ver-