AImi» Nieits-
ATTENTIE!
DONDERDAG 24 DECEMBER 1914
57ste Jaargang. No. 5511.
UitgeversTRAPMAN Co.
a.s. DINSDAG.
DE UITG.
BRIEYEN VAN EEN ONBEKENDE.
SCIiCEl
CO II RA BI T.
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
den ADVERTENTIES in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
SCHAGEN, LAAN D 5. -r, Int. Teleph. No. 20.
Prijs per jaar f 3.Per podt f 3.60. Losse nummers 5 cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote lotters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
EERSTE BLAD.
Het eerstvolgend nummer van dit
blad verschijnt
H.H. Adverteerders gelieven
hiervan s. v. pl. goede nota te
nemen.
De bergen zullen vrejde dragen,
De heuvels heilig recht.
Ps. 72.
Niemand heeft het ideaal in de
hand; maar weel hem, die het
uit het oog verliest.
THORBECKE.
Kerstmis 1914111
Dat is nu iets, otm met groote letters te zetten ja
ieders levensboek 1
Dat is iets om nooit te vergeten, maar om later te
.vertellen aah kleinkinderen, die zich in het geheim zinnig
schemeruur verdringen om je knieën.
Kerstmis 19141 It
Wij, menschen van; heden, houden van tegenstellin
gen. Wij zoeken bijvoorbeeld de emotie der conflicten
en contrasten. We zien het i® de schilderkunsthoe
schriller en schxeeuwender kleurenschakeering hoe
hooger kunst. En in de litteratuur: wie ons in roman
en tooneel voor de felste conflicten, voor de pijnlijkste
knlrigues weet te plaatsen, hij is de meest-gelauwerde.
Maar wat geen schilder, geen romanschrijver, geen
dramaturg van de meest-moderne kwaliteiten, ons kunnen
geven dat geeft ons „Kerstmis 1914'".
OI nanr-deHcmotieiderochrilste contrasten-dorstend
hart! hoe kunt gij zwelgen en genieten in wat Kerstmis
1914 u geeft te aanschouwen en te hooren! Van den
hemel het sereene licht van don Kerstnacht, „Schoo-
ner dan de dagen" van de aarde diepe ondoordring
bare duisternis.
Van den hemel de blijde verkondiging: „Eere zij God
in den Hoogen!" Jal wél „in den Hoogen". Dat moe
ten we vooral dit jaar niet vergeten er bij te zetten.
Want hier beneden: zeker! de naam van God is op
veler lippen, méér zelfs dan in andere lijdenen hoort
hoe Hij wordt aangeroepen I hoe van Hem wordt afge
smeekt dood en verderf voor den vijand; en zie! hoe
men Hem eere "brengt, als straks dood en verderf in
de vijandelijke loopgraven verschrikkelijke werkelijk
heid zijn geworden.
Van iden hemel de engclenboodsdhap„Vrede op
aarde 1" en van de aarde: kanongebulder, het ker
men dor slagvelden en vooral het stille weeneln' p|n
.vele woningen. Neenhet lust mif niet dit contrast ver
der uit te werken! De kleuren zijn' mij" nu toch éi te
fel; het conflict nü toch' wat él te pijnlijkI Het is om
vuisten te bedien, om op de tanden te knarsen of
neen! om stil te weenen, gelijk nu duizenden moeders
en echtgenoot en idoen.
En nu het Kerstfeest vieren? Is het geen hachelijke
onderneming? In gemoede gevraagd: „Zullen we het
kunnen?"
Ik bedoel niet het Kerstfeest vieren, zooals zoo-
velen het vieren, met gasten, een ex tra-verzorgde tafel,
een f eestvergadering ar eeh bal.
O! dat zal ook dit jaar wel weer gaan. De schrik,
die ons één oogenblik verlamde, is allang uit dc
beenen; de bevlieging van zuinigheid heeft ook al
uitgediend. Neen! daar ts geen enkel bezwaar het
Kerstfeest zóó te vieren. Maar van „Kerst", d.i. Christus,
is daarin niet veel; Alle nadruk is daarin van „Kerst'
verlegd op „feest" en het „Kerst' heeft alleen waarde
als .tijdsbepaling van het „feest".
Maar het Kerstfeest vieren, met nadruk op „Kerst",
het feest van Christus, van het licht dat triomfeert over
'de duisternis?
Zullert we dat vermogen?
Er zijn er die deze vraag ontkeWnetad beantwoorden
Velen niet zoinder heimelijke vreugde. Het zijn zij
die _van Christus en vaJn prediking niet willen weten.
Gij hebt het zeker dezer dagen ook meermalen ge
hoord: „Hoe zullen de GhristuspredLkers nu nog op
„den Kerstdag het Vrede op aarde" kunnen prediken?
„Ze zitten er mee'Ik heb zelfs reeds gehoord van
sommige menschen, die anders den kerk drempel on
betreden laten, maar die nu eens op den1 Kerstdag
willen gaan hooren, boe ze er mee ritten en hoe
ze er zich uit zullen redden. Laat mij dezulken, zeker
tot hun teleurstelling, mogen zeggen: „Ze zullen er
heelemaal niet mee zitten''.
Het hart, dat gegrepen is door bet Evangelie van
Christus, zal ook nü Qa! juist nü!) op den Kerstdag
het woord wel vinden, dat gesproken moet worden.
Natuurlijk zal deze Kerstdag een gewijzigde stem
ming brengen. De glans van vreugde, die er gewoon
lijk over dezen dag ligt, zal wat meer overschaduwd
worden door den ernst. Maa rdo vreugde, de diepe
innerlijke vreugde, behoeft niet te ontbreken. Het oude
Israël heeft in de Babylonische gevangenschap geriicht
en geklaagd, maar het heeft ook daar niet opgehouden
te hopen, te vertrouwen, te geloovein en daarin te
Juichen.
Laten we toch niet vergeten: de blijde boodschiap
„Eere rij Godf In den Hoogen, Vtrede op aarde", is toch
nog nimmer op den. Kerstdag uitgejubeld als zicht
bare werkelijkheid, 't Mocht wat!
Waren we ooit zonder oorlog of minstens oorlógsge
ruchten? Was er ooit ten volle vrede tusschen menschep
en menschen? Was de vrede tussdhen God en den
mensch andere jaren een voldongen feit?
Verstaan wij toch die blijde boodschap, zooals die
verstaan wil worden als blijde profetie; maar
dan een profetie van wier verwezenlijking we ten volle
rijn verzekerd. In den Kerstgang is niet meer maar
ook niet minder uitgedrukt dan het verlangen, de
hoop, het vertrouwen, het geloof van den Christen.
En dat verlangen, die hoop, is in onze droeve dagen
eer sterker dan zwakker geworden. En dat vertrou
wen, dat geloof is door den wereldbrand nog steedis
niet uitgedoofd.
fk heb hier voor me liggen een geschrift van Dr. G.
Heymans. den bekenden Groninger filosoof, een man die
nadrukkelijk heeft verklaard geen Christen genoemd
te willen worden. Die brochure: „De oorlog en de
vredesbeweging", zou ik gaarne in vele handen zien,
vanwege den logischer helderen betoogtrant, maar vooral
vanwege rijn warmgetint idealisme, bijna had ik gezegd,
vanwege rijn onwrikbaar geloof en onwankelbaar ver
trouwen.
Deze Kerstpreek van een ongel oovige bevat meer
geloof dan een dozijn harten vain zoovelen die zich
Christenen noemen, maar die met Christus mets ge
meen hebben. Hoort hoe hij tegenover hen die met
een beroep op de geschiedenis beweren, dat er altijd
oorlog geweest is 'en dus ook wel zal blijven na
drukkelijk betoogt
„Men heeft toch te bedenken, dat de oorlog niet
ia een fatum, dat ons als aardbevingen of epide -
mieën van buiten wordt opgelegd, maar dat in ieder
bijzonder geval die oorlog alleen daarom wordt ge
voerd, omdat hij" door menschen is gewild." Zeker,
wij inden, dat er altijd oorlog geweest is, maar het
karakter der oorlogen heeft zich geleidelijk gewijzigc
aldus; „dat de kringen, waarbinnen een oorlog on
mogelijk is geworden, zich steeds hebben verruimd."
Hij wijst als voorbeeld erop, hoe er een tijd was, dat
geschillen tusschen individuen, familiën, steden en
landschappen, regelmatig met de wapenen werden
beslecht. Tusschen hen is tegenwoordig eigenrechtinf
zoo goed als onmogelijk.
„Het mag onwaarschijnlijk zijn, dat die beweging
ons aanstonds den wereldvrede brengt even on
waar schjinlijk is het, dat die beweging op het thans
bereikte punt plotseling zou worden afgebroken."
We hebben bondsstaten als de Amerikaansche
Unie, Zwitserland, Duitschland zien geboren worden;
zou het zoo onmogelijk zijn, dat straks de West-
Europeescbe, de Europeesche, ten slotte alle kuituur
staten zich tot een rechtsgemeenschap vereenigen?
Dan wordt de invloed geschetst van het toenemend
verkeer, de overeenstemming in cultuur en de stij
ging van het peil der zedelijkheid. Wie bij het
laatste geneigd mocht zijn tot meesmuilen en spot
ten, leze eerst het betoog van prof. H. en.... zwijge.
Men beweert: Alle oorlog is in diepste wezen een
strijd om belangen; en dus. zoolang er strijd van
belangen is tusschen de volkeren, is oorlog onver
mijdelijk. Daartegen stelt prof. H. zijn geloof, „dat
deer de volken geen oorlog om belangen meer wordt
gewiid, hoogstens door enkele groepen uit de vol
ken of door hun regeeringen."
Immers, om een oorlog te rechtvaardigen, wordt
door een oorlogvoerende regeering nimmer gewezen
op d6 voordeelen van den oorlog, maar tot vervelens
toe wordt geparadeerd met de rechtvaardigheid van
eigen zaak en het onrecht der tegenpartij. Dat
zouden ze niet doen, als ze niet heel zeker wisten,
dat niet het eerste, maar alleen het laatste argu
ment bij het volk inslaat.
De schrijver vergeet niet de „zeer groote be
zwaren" te noemen, die zullen moeten worden over
wonnen.
Evenwel „het is geheel iets anders, te erkennen
dat men voor groote, dan te gelooven, dat men
voor onoverkomelijke moeilijkheden staat. Het eer
ste zet aan tot verdubbelde inspanning, het twee
de verlamt de krachten."
Ts het een wonder, dat deze ongeloovige vol ge
loof zich onbemerkt bedient van een woord uit het
boek des geloofs: „Zij die gelooven (hetzij in een
leiding van boven, 'tzij in den groei van 's men -
sehen zedelijke krachten), behooren niet te haas
ten."
„Waar het vóór alles op aan komt is: de over
tuiging van de verwerpelijkheid en onnoodigheid van
den oorlog. Daarlangs leidt de weg tot den wede.
„Dat kan nog lang duren. Hoe lang hangt af van
ons allen en van ieder onzer. Met ieder woord, dat
we schrijven of spreken (ook dat we onuitgesproken
of ongeschreven laten), oefenen we invloed in de
Pene of in de andere richting. En door al deze
Invloeden moet eenmaal de wereldvrede tot stand
komen. Dat schijnt mij niet twijfelachtig."
Ziedaar het getuigenis (ja! zoo mag ik het wel
noemen!) van een ongeloovige; een man, van wie
ni^t gezegd kan worden, dat. hij droomen en fan
tasieën schept, zoo schoon maar ook zoo broos als
zeepbellen, maar die zuiver wetenschappelijk be
toogt.
Waar een ongeloovige dan zóó overtuigd zijn Kerst
hoop en Kerstvertrouwen openbaart daar zij dat
den Christen tot beschaming.
I)e Christen, die ook bouwt op aardsche factoren
als „toenemend verkeer", „overeenstemming in cul
tuur", „meerdere ontwikkeling", „het stijgen van
het zedelijk peil" enz. enz., maar die daarnaast,
neenl daarboven hoopt en vertrouwt op hemelsche
macht, die vertrouwt op God, in Wiens handen we
reld en menschen rusten en Die hen zal leiden in
Ziju banen, d.i. onherroepelijk en ontwijfelbaar naar
het „Vrede op aarde"
Ook dit jaar zullen zij laten hooren den Kerstzang
dor engelen als uiting van vast vertrouwen, als een
krachtige oproep tot den oorlog aan den oorlog!
X.
Jooruitricht. De heer Kleereboper had een boom willen,
Opzetten „van comme-ïa" over het spoorwegpersoneel
Nogmaals werd hem de kans ontrukt. Hij vorderde
althans de verzekering, dat de Arbeidsvoorwaarden voor
het spoorweg-personeel nog in den loop van dit zitting
jaar in beliandeling zouden komen. De president bel ooi-
de den heer Kleerekoper, dat, zoo mógelijk... De re&t
denkt men er zich bij.
Neg kwam de „speaker" met de surprise, dat de
minister van Oorlog in zijn wetsontwerp tot verlen
ging van den dienstplicht hel. jaar verlenging toi een
maand heeft ingekrompen. Teneinde thans debat te
voorkomen. Toch zal Hoofdstuk ViH 't grootste deel
van den nog restenden tijd vorderen. Over mobilisatie-
toestanden, enz., enz., zal in de eerstvolgende dag- en
nachturen nog heel wat worden bespiegeld!
Maar: nu schieten wij toch op. Vooral de bepaling
betreffende den maximum-speeqhlijd is voortreffelijk.
Financiën, de Wet op de Middelen en Hoofdstuk
X (Landbouw, Nijverheid en Handel) zijn heden af
gedaan. Wie denkt aan het getal dagen en maanden,
in vorige jaren voor deze „budget-portie"' noodig, zal
zich eene voorstelling kunnen maken van het tempo,
waarmee ons Parlement nu arbeidt. Bij Financiën is
de strijd tegen de f 8000 salaris plus f 3000 onkosten-
en pensioen oelage voor den nieuwen secretaris-gene*
raai der R.V.B. geëindigd met de intrekking van het
amend-Duijs tot vermindering met f 250. Minister Treub
had zijn grofst geschut doen werken. Gezegd, dat hij
het amendement afkeurend oene regeeringsdaad.
beschouwde als een votum van wantrouwen. Aan
de R.V.B., zei de heer Treub voorts, is iemand
noodig met vaste hand en prganiseerend talent. Eene
combinatie, niet makkelijk te vinden. De vorige secre
taris-generaal was volijverig, maar de vaste hand'
(door Z.Exc. wel tienmaal in den loop zijner rede ge
noemd en gehuldigd) had de heer Raaym akers niet.
Mr. Treub had in niet-militaire ^ringen gezocht. Maar
de eenige man, die geschikt was en wien „nog mooier
aanbiedingen" werden gedaan dan majoor Noest, den
nieuwen secretaris-generaal bedankte. Onder de
hoofdambtenaren 'der R.V.B. had min. Treub niet eens
gezócht. Z.Exc. weet, dat onder hen niemand is van
het hout, waaruit een secretaris-generaal wordt gesne
den. De f 8000 voor den majoor achtte de minister
absoluut niet te hoog.
Door rijn onaannemelijk-verklaring (wat was 't an
ders!) had mr. Treub feitelijk de mogelijkheid van eene
zuivere stemming over het arrend-Duys ofünogelijk
maakt. Daarin had de afgevaardigde voor Zaand
volkomen gelijk. En de heer Duijs trok daarom zijn
amendement in. Bij monde van mr. Schim v. d.
Loeff critis eerde de Commissie van Rapporteurs (wier
meerderheid overigens aanneming van het amend-Duijs
ontraadde) op scherpe wijze de houding des ministers,
die de Kamer aan banden Iqjde. Gebruik makend van
de tijdsomstandigheden. Zeker: de benoeming van den
majoor tot secretaris-generaal der R.V.B. is voor he'.
uitbreken van den oorlog geschied. En 't is best moge
lijk dat de minister hier „de rechte inan op de rechte
plaats" heeft gevonden. Maar rijn 42 c.M.-mortieren
had de heer Treub hier niet moeten gebruiken. Hij
heeft overwonnen. Zou ook zonder dat „grof geschut"
wel rijn zin hebben gekregen. Maar 's ministers po
sitie in de Kamer zou in dit laatste geval versterkt, en
niet verzwakt zijn!....
Dc nieuwe Minister van Landboüw, Nijverheid en
Handel, de heer Posthuma, had geen zware taak bij
dc verdediging van zijn Begrooting. Hij maakte den
indruk van een stevige figuur, die goed en vlot
spreekt. Niet vaak zal een minister, „groen" als
gras in de parlementarij als Exc. Posthuma, van
zóó weinig „debuutkoorts" bobben blijk gegeven, als
dezo pas-opgetreden minister! 't Is of men een
„leerling van Treub" voor zich heeft, die de les
sen van zijn meester voortreffelijk ter harte heeft
genomen....
Dat de heer Albarda opkwam tegen het subsi-
diëeren van de kerkgenootschappen in Zuid Lim
burg moest hem een echec bezorgen, dat hij had
kunnen voorzien. Men kent deze kwestie en ik be
hoef er dus niet op terug te komen. Dat mannen
als de heeren Roodhuyzen en Marchant, van onver-
dachten Linkschen bloede, verklaarden hier samen
te gaan met mr. Regout, den senator, die de zaak
in de Eerste Kamer behandelde, zegt meer dan ge
noeg, dunkt me. Men had hier met een misver
stand te doen. En de heer Albarda had kunnen,-
moeten begrijpen, dat hij in de Linksche gelederen
niet de minste sympathie voor zijn oppositie zou
vinden.
Minister Posthuma heeft o.a. verklaard in Twente
en Noord-Brabant voor de textiel-nijverheid den
vrijen Zaterdagmiddag te willen invoeren. "En den
heer Teenstra verzekerde hij warme belangstelling
voor invoering van het lager land- en tuinhouwon-
derwijs, zonder dat hij, Landbouw-specialiteit, Han
del en Nijverheid „stiefmoederlijk" zal behandelen.
Mr. ANTONIO.
Tweede Kamer.
Den Haag, 22 Dec. 1914.
Wij "komen gereed met het Begrooiings-werk vóór
Kerst. Misschien zelfs wel morgen-, Woensdagavond!..,
Maar om dat te bereiken, zijn parlementaire „paarden
middelen" noodig geweest.
Van-middag kwam voorzitter Goeman Borgesius met
het voorstel om: lo uit te schakelen al wat op 'den
oeconomischen toestand betrekking heeft; 2o. te bepalen
dat bij de Hoofdstukken niet langer dan tien. minu'cn
door een der leden mag worden geredevoerd, bij repliek
hoogstens vijf, en bij toelichting van een amendement
op z"n hoogst een kwartier. Voor sommigen een bang
Binnenlandsch Nieuws.
VAKSCHOOL VOOR KAASMAKERS.
Woensdag 16 December had in tegenwoordigheid
van den Inspecteur van het Landbouw onderwijs. Dr.
Van der Zande en afgevaardigden van verschillende vcr-
eenigingen op landbouwgebied het eindexamen van den
cursus 19131914 aan de te Hoorn gevestigde Vak
school voor Kaasmakers plaats.
Eén leerling werd afgewezen. Het diploma van 'Kaas
maker verwierven: G. Bakker te Zuidscharwoude. H.
Homan te Schagerwaard, H. Hooijberg te Venhuizen,
P. Kloek te Keinsmerbrug, C. van der Klooster te Baars-
Horpermeer, D. Kramer te St. Maartensbrug, P.
Krijgsman te Oudorp, S. Krijgsman te Egmondermeer,
C. Lodder te Heerhugowaard, J. van der Oord te Groot-
Schermer, J. P. F. de Vries te Sint Maarten.
Belangstellenden in de zuivelbereiding, die niet van
beroep kaasmaker rijn, kunnen den theorelischen cur
sus volgen en bij voldoende verworven kennis een ge
tuigschrift verwerven. Dit werd aan alle 7 leerlingen
uitgereikt, n.1. aan: G. Buren te Oudorp,1 A. Co-
nijn Cz. te Weere, gem. Hoogwoud, J. Dekker Jbz. te
Weere, gem. Hoogwoud, J. Kieftenburg te Hauwert,
Joh. Ruijter te Ooster-Blokker, D. Schoenmaker te
Nibbixwouxï, J. Vos te Hoorn.
Inlichtingen aangaande de school worden verstrekt
door Dr. Scheij, Rjjkszuivelconsulent en Directeur der
school.
RAAD VAN SCHOORL.
Vergadering van den. Raad op 23 December 1914.
Afwezig de heeren Bas cn Couwcnhoven.
Na opening door den voorzitter, den heer A. J.
Pecck, burgemeester, werden de notulen gelezen cn
onveranderd goedgekeurd.
Ingekomen is een verzoek van de Vereeniging der
Ned. Herv. Gezinsverpleging te Alkmaar om verhooging
van subsidie, daar deze veroeftiging het nuttig achtte,
in plaats van twee, drie zusters aan te stellen. De Raad
stond f 10 toe.
Als armvoogd werd met algemeene stemmen her
kozen de heer P. Sloop.
Voor hooisteker op Groet werd benoemd 'de heer
J. de Graaf.
Aangenomen werd het voorstel van B. en W. om
een leening ter Voorziening wan kasgeld, ten hoogde
tot f 2000 aan te gaan en deze te sluiten met ixai
particulier gemeentenaar tegen 5 pet.
Toegestaan werd eenige kleine posten, waaronder
oen tot dekking van het Jialve kastekort van heï
H.B.K.G., afdeeUng Schoorl, voor het houden eencr
tentoonstelling, groot f 8.65, te zamen f 94.491/», te
betalen uit onvoorziene uitgaven.
Terug gekomen van Ged. Staten de begrooting voor
1915 met een paar redactie-wijzigingen. Door den
voorzitter wordt aan den Raad gevraagd of hij hier
mee in kan stemmen. Wordt goedgekeurd.
Medegedeeld wordt door voorzitter, dat een verzoek
is gericht aan de H.iJ.S.M., om, wanneer de tram
over den weg gaat te Schoorl, daar dan iemand van
het personeel voor de tram te laten loopen om ongeluk
ken te voorkomen.
Rondvraag. De heer Dopper deelt mede, dal de men
schen die aan den Omloop wonen, niet meer kunnen
loopen of rijden, zoo slecht is de weg daar. Voorzitter
zegt verbetering toe.
L)e heer Dopper vraagt verder: Kan daar niet een
stuk van behard worden, alle jaren wat?. Voorzitter
•.'antwoordt: het algemeen polderbestuur beslist daar
over, niet wij. Hierna sluiting.
ALGEMEENE DIENST PLICHT OP KOMST.
De belangrijkste mededeeling in de Mem. van Ant
woord op Hoofdstuk VIII der Slaatsbegrooting is wel
die welke de komst van den algemeenen dienstplicht
aankondigt.
De Minister van Oorlog beantwoordt eenige opmer
kingen, in de afdeelingen der Kamer gedaan over liet
gebruik dat gemaakt luid moeten zijn van. de spontane
opwelling, in het begin van den oorlog hier te lande
waargenomen om te wapen te snellen op het oogen
blik dat het land in gevaar verkeert. Die opwelling,
zoo vervolgt hij, Is echter niet voldoende om als ge
oefend soldaat aan 's lands verdediging te kunnen deel
nemen; daartoe zijn oefening en voorbereiding noodig,
die nu eenmaal niet in een korte spanne tijds zijn
te verkrijgen. Om in lijd van oorlog over de meest
geschikte krachten voor de landsverdediging te kunnen
beschikken, is het stelsel van algemeenen dienstplicht
onmisbaar. En hoewel het oogenblik nu nog niet daar
is, om over de wijze waarop dit beginsel zal worden
belichaamd van 'gedachten te wisselen, deelt hij toch
mede dat het in zijn voornemen ligt ten spoedigste de
ter zake noodige voorstellen te doen.
ALGEMEENE DIENSTPLICHT.
Naar aanleiding van de mededeeöng van den Minister
van Oorlog, dat het in rijn voornemen ligt ten spoe
digste de noodige voorstellen te doen in zake algemeenen
dienstplicht, schrijft het (Katholieke) Huisgezin:
Dit as natuurlijk geen oorlogsverklaring aan den Anti-
Oorlog Raad pf aan Welke vredesbeweging ook.
^Dc Minister houdt enkel rekening met dc feitcin,
met met mogelijkheden.
Hij redeneert: ons leger is gemobiliseerd en in orde,
maar het is te zwak.
Als de nood aan den man komt en dat hij aan
den man kan komen bewijzen de gebeurtenissen van
heden moeten we allen klaar staan om het vader
land te verdedigen.
Met de tegenwoordige Mïlitiewet rijn we niet klaar;
laten wij ze dus wijzigen.
En de beperking van bewapening?
Dat is een desideratum van den Anti-Oorlog Raad.
Die hoopt, dat het bij internationale afspraak overal
daartoe komen zal.
DDat zullen er meer hopen, maar geen enkel land,
allerminst een klein, zal daarop vooruit loopen.
Integendeel, juist voor de kleine landen is het, met
het oog op het bankroet van het volkenrecht, zaak,
rich zoo deugdelijk mogelijk toe te rusten.
Zelfs al zouden, wat we willen zien gebeuren vóór
we het gelooven, de groote mogendheden het eens
worden omtrent een beperking der bewapening, dan
nog zouden de kleine wijs doen aan hun verdediging
niets te daten ontbreken.
Het gewicht van de plechtigst bezworen tractaten
haalt met bij dat van een kanon of houwitser.
Een minister valn oorlog, die bij al het geroep om
vrede en beperking van bewapening op invoering van
algemeenen dienstplicht zint, is daarom én voor zich
zelf, én voor het land verantwoord.
ONTSNAPTE KRIJGSGEVANGENE.
Zaterdagmorgen vervoegde zich aan den militairen
post op den TegeAschenweg te Vmlo, een Engelsche
majoor, genaamd Vandeleur, die mededeelde ebt hij.
Vrijdagmiddag op weg zijnde met vier soldaten te
Krefeld naar een tandarts, kans gezien heeft aan rijn
geleiders te ontsnappen cn de wijk naar Holland te
nemen.
Na wat te rijn opgeknapt en verbonden, vertrok de
majoor verder naar Rotterdam. Tel.
PRIJSVER H OOG ING VAN GEDISTILLEERD
In een gisteren te Utrecht gehouden algemeene ver
gadering van hotelhouders, koffiehuishouders en slij
ters, uitgeschreven door de vereenigmg „Vergunning'
aldaar, werd na een rede van den secretaris, den heer
Boekstal, In verband met het leeningsontwerp van
minister Treub besloten de consumptie-prijzen, met
uitzondering van bier en limonade, waarvan geen meer
dere belasting gevraagd wordt, te verhoogen. Een glas
gedistilleerd wordt met 1 cent verhoogd, de verkoop
per maat 10 cent per liter en de wijn met minstens
4 cent per flesch.
BURGEMEESTERS IN LIMBURG.
Het is aldus schrijft men aan De Tijd onge
twijfeld niet aan de algemeene aandacht ontsnapt, aat
m de laatste dagen aan tal van Limburgsche burge
meesters op hun verzoek eervol ontslag is verleend uit
hun betrekking, die ze meestal met groote eene en
verdiensten gedurende zeer vele jaren hebben vervuld.