Qphanop fniirant
P. SLUIS.
VRIJHEIDSDRANG.
UÜIlUljUl UUUlUllli
ZATERDAG 9 JANUAR11915.
56ste Jaargang No. 5519.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
„JUBILEUM".
DE „DETAILS"
Zij' wisten 't allemaal op het kantoor, op 1
November zou 't uit zijn met meneer Waanders. Hij
was dan veertig jaren in dienst van de firma. Wa9
al minstens een paar jaar ziekelijk, krukkig ge
weest, 't Ging niet langer. Hij zit nog op z'n oude
plaatsje, aan do groote schrijftafel bij het raam.
Hij mócht nog orders geven, instructiën uitdeelen.
En ?ij gehoorzaamden hem 't moet erkend
uit een soort van kassian. Hij was afgetakeld, suf
fig. onbeholpen geworden. Telkens vergiste meneer
Waanders zich.... Moest meneer Willem, de adjunct,
hem te-hulp komen, 't Was eigenlijk een naargees
tig schouwspel. Als de oude man dan zat te blade
ren, te zoeken, met z'n bevende vingers in
het dikke boek, dat jongste klerkje hem had moe
ten brengen, keken ze met oogen van medelijden,
naar den aftandscben stumpert. Hij was geraakt
buiten den kring van hun belangen. Ze wisten, dat
meneer Waanders er welhaast uit zou wezen... Voor
goed, Alleen, 't duurde nog wat lang. En op
een ochtend was er plotseling een eind aan geko
men, uog vóórdat iemand 't verwachtte. De jongste
patroon, driftige, kort-aangebonden figuur.
was or toevallig getuige van. hoe meneer Waan
ders tobde met 't vinden van iets... Door de pre
sentie van patroon nog schichtigor was geworden
dan gewoonlijk. Z'n pen liet vallen, een inktvlak
maakte... Klerkje hield hand vóór hét gezicht, om
't mot uit te proesten. Toen was jongste-patroon
kersrood geworden van oplaaiende drift. En tot be
jaarden' chef-van-kantoor gezegd:
„Waanders, kom 's even bij me, op de eerste
verdieping!"...
Toen begrepen zij allen. Dat 't uit was. Finaal-
afgeloopen.
Een kwartiertje later was meneer Waanders te
ruggekomen, nog wat meer gebogen; wat blee-
kor, valer, het toch-al vaalgrauwe gezicht. Hij had
zijn ja? aangetrokken, geholpen door klerkje, dat
nu den moed niet meer had om te grimlachen
Oók al begrijpend... schrikkend van het trillen, be
ven, der stokkige handen van den oude.Den vol
genden ochtend zat meneer Willem aan de schrijf
tafel hij het raam...
Voorloopig!
Aldus was 't aan het personeel bekend gemaakt.
De definitieve regeling zou nader worden gemeld...
Meneer Willem was de waarnemende-chef.
En er was een, aan de groote, lange tafel,
waar de employés zaten op krukken, afwachtend
de orders uit 't hoekje bij het raam, die nu en
dsn een oogje van zonderlinge-expressie wierp naar
den tijdelijken-chef.... Naar mannetje van schraal
gezicht, brilleglazen heel dicht hij de oogen ge
schoven. Met een rug, gekromd door al het ploe
teren van vele jaren... Een was er, onder het
personeel, die hem vrijwel negeerde. uit de hoog
te behandelde. Den moed daartoe had. Nu-ja, dat
wa? de jonker", neef van mevrouw. „Jongen van
centen"... Die alles wist.
Oo"k van....
Zij waren samen opgeloopen, na kantoortijd, de
„waarnemende" en de dikke, die 't toch nooit ver
der zou brengen dan z'n baantje van achthonderd
pop, dat hem bezorgd was door een van dé heeren,
die „met geld in de zaak zaten". De dikke, onge
trouwd, volmaakt beseffend zijn intellectuëele min
derwaardigheid, stelde zich tevreden met zijn zes
tien gulden per week. Had geen hoogere aspiratiën.
Had, in dë veertien jaren van zijn op 't kan
toer-zijn, al de dingen, die zich daar afspeelden,
doorschouwd, begrepen. Trok er zioh niets van
aan.
Liop met meneer Willem dan op, dien mid
dag En hoorde hem vertellen van z'n plannen. Het
ideaal van „ad-interim" was altijd geweest: een
mooi serafien-orgeltje te hebben. Maar 't had er
nooit op kunnen overschieten... Zelfs een orgeltje-
op huur had hij moeten wegdoen, 't Was te druk
kend. 't Ging niet... Maar nü werd 't eene andere
situatie. Toch minstens vierhonderd opslag, om te
beginnen, hè?... En de „waarnemende" praatte over
het genot, dat voor hem komen zou. Hij had al
over huurkoop van een piekfijn-orgeltje gesproken.
Als r»u maar November in het land was... Zijn posi
tie geconsolideerd. Hij goed-en-wel in de plaats van
Waanders, hè?...
De dikke had 't aangehoord, met stijgende verba
zing. Wist hij dan heelemaal-nilcs?... De dikke had
al ten paar maal z'n tabakspijpje leeggeklopt tegen
palm van hand...
„Maar... Beste vriend"... De dikke hield er weinig
ceromoniëel op na... „Beste vriend, ik snap toch
niet..."
Do ander stond stil. Bogreep de interruptie niet.
Keek hem aan met groot-verbaasde oogen. Wist
geen woorden te vinden om te vragen, wat hij eigen
lijk...
Toen noodde „de dikke" hem een cafe binnen,
waar ze juist vóór stonden.
Hij was niet ongoedhartig, de dikke. En in z'n
hersens, schoon niet zeer-snelwerkend. was toch
geboren, nu, de gedachte, dat meneer Willem waar
achtig niet wist, snapte...
Toen zijn ze gaan zitten achteraan in het cafe-
lokalileitje.
En „de dikke" vertelde.
O, 't was een heel-gewoon, alledaagsch ver
haaltje. Een, zooals er telkens gebeuren in de krin
gen \an minimum-lijders uit kleineren'middenstands
kringen... En, zooals velen zeer gewoon en „.begrij
pelijk" zullen vinden. En anderen, de toestanden
niet zoo goed kennend, verrassend, verbluffend,
onbegrijpelijk...
Van een blond, koket-trippelend vrouwtje, dat ook
wel 's middags naar patroons-kantoor kwam, dooi
portier onmiddellijk doorgélaten.... Die de heeren
employés, als ze haar ontmoetten, zeer-eerbiedig lie
ten i asseeren, met diepe ibuigingen 7 op de ge
laatstrekken het glimlachje, dat zich geweldig op
drong. met mannekracht onderdrukkend...
Nóg scheen meneer Willem niet goed te begrij
pen.
En toen nadat hij z'n pijpje deugdelijk-versch
gestopt had en er formidabeie rookwolken uitblies
werd „de dikke" nog-duidelijker. Zat hij een
heelc poos te fluisteren... Terwijl meneer Willem
met slrak-starende, verbaasde, ontdane oogen luis
terde....
Toen, eindelijk, begreep hij. Waarom, waardoor,
langs welke wegen, door welke oorzaken die van
het sarcastische grijnslachje en de spottend-loerende
oogjer, aan de groote tafel van de „mindere
employés", de klerken, hem telkens had begluurd
gedurende zijn periode van „waarnemend chef"...
Aan de tafel bij het raam zat, sinds drie dagen,
na de definitieve regeling van werkzaamheden, noo-
dig geworden na het vertrek van meneer Waan-
di-rs. niet de „waarnemende" van zeer-tijde-
lijkcn aard, meneer Willem.
Maar de ander. Van het glimlachje en de spot
tende „afwachting".
De kantoor-pendule nad al acht minuten geleden
de tien slagjes geping-pingd, die het sein gaven dat
„alle heeren" aan den arbeid moeten zijn-
De wijzers van de kantoor-pendule kropen voort,
't Ging naar tien minuten vóór halfelf....
En meneer Willem, ex-lijdelijk, nu weer terug
gebracht tot liet „gewone personeel" was er nog mét,
dien ochtend.
De pendule wees 10.40 ure, toen hif verscheen. Bleek,
hijgend, bezweet, sidderend van opwüiding... „Beer
tje" had hem opgehouden. Gedreigd, mee naar het
kantoor te' gullen gaan... Moest z'n centen hebben...
't Was hem gelukt, de ramp nog af te wenden. De
definitie-benoemde chef zat roerloos aan de lesse
naar hij hiel raam... Zieï niets. Keek slechts even naar
de pendule. Toen op z'n 'horloge. De pennen krasten.
Er was spanning in 't vertrek... Meneer Willem wischte
zich ral-maar zweetdroppels van hgt voorhoofd.
Toen wendde defitnilief-benoemde zich even om. Keek,
wenkbrauwen-fronzettid, naar meneer Willem. „Dat is
bijna een half uur te laat, Van Bergen!" zei hij. Hard,
snerpend-luid, pp aulorilairen toon, dat 't klonk
door heef het vertrek.
Even wachtte eoc-tydelijke chef.
Die nog na de pas-doorleefde emotie de
kracht miste om de pen te manipuleeren. „Dat kén
wel!" kwam 't, voordat hij eigenlijk zelf rechl-notie
had van wat-ie zei, van K'n lippen.
„Dat antwoord is ongepast, begrijp-je dat?" zei de-
finilief-benoemde chef, zich op zijn piepend-krakend
«doeltje nu heelemaai omwendend.
De pennen krasten, krasten, gestaag, maar wal
zachter, toch, óók om geen woord te verliezen
van wat er nu gebeurde.
Zij stonden tegenover elkaar. Die aan den hoek,
bij Ihet raam, de chef, opgestaan uit zijn rieten
fauteuiltje, met hou&in-bevelend gelaat... En de ander.
De oude. Bleek van wanhoop, inspanning, doorstanen
angst.
„Als dat weer gebeurt, Van Bergen, schors ik
je voor acht dagen. Begrepen?... Je werk is in den
Iaatsten tijd toch al... Toch ai...."
En nog had hij de woorden hïet gezegd, of *t was
op het kantoor alsof er, plots, bommetje was
neergevallen... Stoelen vlogen tegen den wand. Inkt-
po! ten smakten tegen den grond. Handen grepen om
zich heen... De ex-tijdelijke, arme meneer Willem,
was den ..deftnilief-benoemde'aangevlogen. Zijn ma
gere. knokige schrijfvingers klampten 'zich vast aan
den boord van den gehate.... Zijn oogen, gloeiend
van haat en wilde overspanning, puilden uit hunne
kassen. En hij gilde, hij krijschte 't uit, dat de
kantoorknecht, de oude schoonmaakster van het kan
toor kwamen aanvliegen, schreeuwde 't uit, schor
van wilde woede, wééraan de „defmi'.ief-benoemde"
zijn plaats, zijn promotie te danken (had,.. Dat de
schande, tot-dusver befluisterd, luide werd verkondigd
lot in de uiterste hoekjes van kantoorgebouw...
Totdat óók de deuren van het patroons-kantoor wer
den opengerukt...
Meneer Willem me» „d«rt sterken arm" werd ver
wijderd....
Het O. M. is tegenover den veelgeplaagde clement
geweest. Voor de mishandeling en beleediging, hein
ten laste gelegd, was heef wat hooger requisitoir
kunnen gevorderd znn dan eene betrekkelijk kleine
geldboete. Maar bet O. M. begreep. En nam den be
rooiden, wegge jaagden stadsreüager, die eenmaal gezeten
had aan de |essénaar-bij het raam in kantoor van
zecr-solidc firma als tijde!ijk-waamemend chef,
zelfs niet kwalijk hot spottend-scharapere grijnslachje,
waarmee hij aanhoorde, ter terechtzitting, wat hen
ten laste vyerd gelegd...
Zeer zeker zijn er gevallen, waarin ook de Edelacht-
baren der zwarte toga's „begrijpen" wat er schuilt on
der de bijzonderheden van een geval, waarvan men
de „détails", de zeer-fijne, moet welen, kernion, om....
MA1TRE COKBEAlf.
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER
VerkrUgbw bij JOB. W. GOVEUS. Molenstraat.
FEUILLETON.
li.
Eila paf geen antwoord, werd niet boos, langzaam
wilde zij heengaan, geheel in haar eigen gedachten
verdiept. Zij had nauwelijks gehoord, wat de neef
gezegd had. Was het zooals zij het plotseling
gedacht had? Moest zij den ongewonen man zóó
begrijpen?"
„Ella, je blijft, je moet mij aanhooren!"
„Je moet hem aanhooren je blijft!" herhaalde
de moeder.
„Laat mij gaan."
Met twee stappen was de adjudant hij haar en
greep haar hij den schouder. „Je blijft."
Toen keerde zij zich snel om. „Raak mij niet
aan of ik zou mij kunnen vergeten."
Hij week terug voor haar plotseling wild flikke
rend oog, maar in zijn woede mengde zich een
ander gevoel, toen zij daar voor hem stond, de
heerlijke gestalte van het schoone meisje, gereed
voor den strij'd in gloeienden toorn. En nu moest
hij krenken, in het diepste beleedigen, vernie
tigen. „Ga dan, eerlooze, ga naar je liefste."
„liever dat" zij lachte schel en snijdend
„dan hier i nhuis de geliefde dochter zijn."
Ongehinderd ging zij heen krakend vloog de
deur achter haar in het slot.
Verstond zagen moeder en zoon elkander aan.
„Je bent toch wel wat te grof geweest, Julius."
„Och wat dat begrijpt u niet!" kreeg zij ten
antwoord.
„Als zij nu wegloopt?"
„Zij zou er zeker toe in staat zijn."
„Dat zou mijn dood wezen wat zouden de
mensohen daar niet van zeggen!"
Plotseling kwam er leven in mevrouw Heller, zij
ijldo naar de deur, die in de gang uitkwam, en
rukte die open. Goddank, Mina was er niet, die had
niet geluisterd en Ella was er ook niet. Mevrouw
Heller had langen tijd allerlei in de gang te doen,
uit vrees, dat Ella zou wegloopen. Naar haar toe-
kaan waagde zij niet te doen, met dat meisje kon
2ij toch niet meer klaar komen.
De adjudant liep in de kamer op en neer, om
zijn woede en opgewondenheid meester te worden.
Rij was belejedigd, beschimpt in zijn eigen huis,
daaraan twijfelde hij niet meer. Dat was een door
Brieven uit Engeland.
Londen, 2 Januari 1915.
We hebben dus een Kerstfeest gevierd zonder Vrede
op aarde. Ook de een- ol tweedaagsche wapenstilstand,
waarover werd gesproken, is een Illusie gebfevesn. Eer
meerdere dan mindere activiteit gaven de Eerste Kerst
dag en do dag er voor te zien. Voor velen zal het
niet doorgaan .vajn het wapens t i Is ten dplan een grooe
teleurstelling zijn. geweest. Niet het minst voor de
1 twee volken, die thans het meest vijandelijk tegeno\e
j elkaar staan, die EngelsChen en de Duitschers. Want,
hoeveel redenen, werkelijke of ingebeelde, tot haal tus-
schen beide naties mogen beslaan, hierin althans komen
ze overeen, dat het Kerstfeest een groo'e rof speelt in
beider bestaan. En zou er dan dit jaar geen Kerstfeest
zijn, althans geen vroolijk, ongestoord Kerstteest, vroe
I gen zich de Engelsche en Duitsche soldaten af,, op een
paar honderd Meter afstand van elkaar in de loopgra-
ven liggend?
Geen officieele wapenstilstand? Wel, dan een me"
officicele, werd gedacht, en verschilfende Engelsche ou
ders, die met angst en zorgen gedurende de afgeloopen
j Kerstdagen aan. hun afwezige zoons gedacht zullen
1 hebben, werden eenige dagen later verrast door brie
ven, waaruit bleek, dat ver weg in. Frankrijk of België,
aan het front, toch Kerstfeest was gevierd, en vijand-
I schap en haat voor eenogen tijd hadden plaats ge-
maakt voor vriendschap én verbroedering. Verschei-
1 dene van die brieven zijn de laatste dagen door ouders
aan xie redacties van do dagbladen gezonden, en door
deze gepubliceerd.
In een van deze lezen wij het volgende:
„Ongeveer half vijf op den vier en twinligsten hoor
den wij muziek, en leidden daaruit af, dat de Duit
schers een muziekkorps hadden in hun loopgraven.
Onze artillerie bedierf evenwel liet effect, 'door er een
paar .granaten precies middon fa. te werpen. Wat er
van het muziekkorps werd, kun je nagaan, als ik je
zeg, dat we geen toon. meer hoorden.
We vroegen ons af, of de Duitschers er voor te vin
I den zouden zijn, de wapens voor een paar dagen te
laten rusten, en zoodra het donker was, zagen we
tot onze verbazing Kerstboomen boven op hun loop
graven, met aangestoken kaarsen en soldaten er om
heen.
Wij waren *in een oogenblik eveneens onze loop
graaf uit, riepen naar de Duitschers, en noodigden ze
uit bij 'ons te komen, en samen een glaasje te drin
ken, en een pijp te "rooken, maar in het begin ver
trouwden we elkaar nog niet erg.
Na een poosje evenwel, gingen van onzen kaait
drie officieren op weg, die halfweg tusschen de loop
graven drie Duitsche officieren tegen kwamen. Hel
tooneel werd verlicht door een Duitsoh zoeklicht.
Het was een eigenaardig gezicht de zes officieren
elkaar fce zien ontmoetten, elkaar de 'hand te zien
drukken, en elkaaris sigaretten te zien rooken, daar
in het helle zoeklicht. Wij werden er opgewonden
van en juichten zoo luid we konden.
Na eei^ poosje kwamen onze officieren terug en
brachten souvenirs mee, die ze van hun Duitsche col
lega's hadden ontvangen. Toen was .het onze beurt,
en wij en de Duitschers liepen naar elkaar toe, druk
ten handen en gaven elkaar kleinigheden.
Hun indruk van ons, zeiden ze, was heelemaai ver
anderd .na deze visite. Ze vonden ons nu wat aardig.
We spraken af den eerjlen Kerstdag een partij voetbaf
te spelen, en we kregen een bal te passen, maar rij
mochten niet van hun kolonel, en toen hebben wij
uiaar alleen gespeeld. Enz., enz."
Ren ander schrijft:
„Gisteravond, toen ik dc wacht hact in de loopgra
ven, een twee of driehonderd Meiers van de Duitschers
af. hoorde ik ze zingen, meest Engelsche liedjes, van.
allerlei soort. Om 12 uur zongen ze ons vofkslied
ges'okon kaart en zijn nicht was zoo mooi, zoo
mooi! Hij begon milder over haar te denken. Was
zij wel zoo schuldig als hij meende, was het alleen
een 91 uw in elkaar gezet plan van den schilder
hpl was allemaal mogelijk tegenover een meisje
als Ella.
Ella was naar de slaapkamer gegaan, waar Toni
uit het nevenvertrek, op het juiste moment heen-
gevlucht was. Zij had alles afgeluisterd, maar zij
zeide nu geen woord. Ella had ongelijk met haar
schilder. Toni gaf haar moeder en broeder volko
men gelijk, maar zij waagde het toch niet iets over
deze geschiedenis te zeggen, uit schuwheid voor
baar nicht, die zoo doodsbleek zag, en ook omdat
zij niet verraden wilde dat zij geluisterd had. Zij
rommelde wat in haar kast, waarin alles bont door-
elkander lag.
„Ik zoek mijn roode sleep," zeide zij onbevangen:
„Weet jij, waar die is?"
„Zij zal wel terecht komen." Ella sprak het
toonloos en wierp een blik in de oneindige wan
orde der schuiflade, waarin Toni's handen alles
'nog meer door elkander woelden.
Dat was nu precies een beeld van het huis der
familie Heller inwendig mocht het er uitzien zoo
als helt wilde, als slechts uiterlijk alles vlak was
en voor de menschen schitterde. Daar zorgde moe
der voor, dat nergens een stofje op kleefde en alle
laden en kasten netjes gesloten waren. Wat achter
•do sloten lag, deed er minder toe.
Ella klemde de hand tegen de borst, zij had daar
zoo'n pijn. Zij ging naar het venster. Beide ramen
opende zij met langzame bewegingen. Eerst leun
de zij ver naar buiten, dan liet zij zich in een stoel
noer, de frissche Maartlucht inademend. Zeo staar-
idte zij den grauwen dag in.
„Het wordt zoo koud," klaagde Toni na een
poosje.
„Wees niet boos," sprak Ella met oneindig wee-
ke stem, „de frissche luoht doet mij zoo goed."
„Ben je niet wel?"
„Toch wel
„Heb je weer wat met Julius gehad?" vroeg Toni
heel onschuldig..
„Ja," antwoordde Ella en wilde er aan toevoegen:
„Dat weet je toch, want je hebt immers voor luis
tervink gespeeld." Zij hield het echter terug en
wilde haar niet beschaamd maken.
„Wat is er dan gebeurd?"
Een oogenblik zweeg Ella. dan zeide zij: „Niets,
zikibIs gewoonlijk of alles," voegde zij er ach
ter en staarde weer naar buiten.
Het werd Toni spoedig wat onaangenaam in de
slaapkamer, de lucht kwam zoo koud naar binnen.
Zij perste alles weer stijf in de schuiflade, schoof
die weder dicht, sloot haar af en legde den sleutel
in een vaasje. Zoo scheen alles goed in orde, ten
minste van buiten, indien moeder soms mocht bin
nenkomen. Daarop ging zij de kamer uit. In de gang
liep zij onmiddellijk haar moeder tegen het lijf en
schrok daarvan.
„Is Ella binnen?" vroeg mevrouw Heller bij-
ma angstig.
„Ja, zij zit voor het open venster en kijkt naar
buiten."
Een oogenblik aarzelde mevrouw Heller, dan
vroeg zij: „Heeft zij wat verteld? Zij is weer zeer
om riendelijk tegen Julius geweest."
„Zoo? Neen, daar heeft zij niets van gezegd."
M 0% rouw Heller was gerustgesteld. In haar eerste
woede zou het stijfhoofdige meisje in staat ge
weest zijn, uit het huis weg te loopen, en indien
ionand haar had gezien zou dat natuurlijk weer
tot' allerlei praatjes aanleiding hebben gegeven.
Goddank, .zij was hij het venster gaan zitten, en nu
zou ze haai- verstand wel laten spreken. Er viel
de goede vrouw een steen van het hart. Maar het
was toch een kruis, zooals die meisjes zich aan
stelden! Men kon ze waarachtig geen stap meer
alleen naar Luiten laten doen. Waar hadden zij dat
toch vandaan, en in het bijzonder Ella, die tegen
woordig zoo rebellisch was. Toni was veel volgzamer
en hoorde een aanmerking of berisping rustig aan. -
Lang zat Ella in gedachten aan het venster. Hoe
kwam Paulsen ertoe, een aanbod te doen, dat door
tante stellig afgewezen zou zijn geworden? Wat be
doelde hij daarmee wat beteekende dat? En
zijn laatste handdruk, zijn blik, die scheen te wen
ken en te roepen! „Zoudt gij op een toovermantel
mede/vliegen de wijde wereld in?" had hij eens ge
vraagd. Zij herinnerde zich dit nog duidelijk. En
zij had toen niet eems een schertsend ja durven
zogpon. En als zij nu een ernstig ja zou uiten?
De wereld in, naar buiten hij had de deur van
haar kooi reeds lang geopend. "Vandaag had hij
aangewezen, waar zij heen kon vliegen. Was het
zijn bedoeling, dat zij weg zou vliegen, daarheen
waar hij haar een nestje bereid had? Was zijn
laatste blik, zijn laatste handdruk zoo uit te leg
gen? Indien zij tot hem vluchtte, hem bad: mijn
familie laat mij niet gaan, maar ik moet naar bui
ten. Breng mij, waarheen je meent, dat het goed
voor mij is, jou vertrouw ik volkomen meer,
duizendmaal meer dan wie ook.
God Save the Ktng, In het EiMelscfa, m daarna hun
eigen volkslied fax het Duitsch. Toen hield em van hen
een redevoering, die herhssMefijk onderbroken werd
door gejuich.
Dcxen morgen kropen versche«lt»i<ai van uil
loopgraven, en de Duitschers uit de hunne, en half
weg kwamen wij elkaar tegen. Ik sprak met verschei
dene van hen (door middel van gei*»ren), en een Duit
sche officier drukte me de hand ea gaf me een sigaret
met verguld mondstuk.
Een van ons vroeg aan de Duitschers hoe lang zij
dachten, dat de oorlog nog zou duren. Zij zeidenzoo-
wal tot Taschcn, en we konden a:tn ze ranken dat ze
dachten, dat hij in hun voordoe 1 zou eindigen. Dal is
dus net andersom aLs wat wij denken".
En dan. een derde:
„Donderdagmiddag om een uur of 5, toen wij in
de loopgraven aan huis begonnen te denken en hel Kerst
feest. zetten we een 'paar Kerstliederen in. Dit scheen
du Duitschers op te wékken, want zij begonnen ook te
zingen, en riepen ons „Een Vroolijke Kerstmis" toe.
Geen schot werd er den heelen nacht gelost, noch
door hen, noch door ons, en het scheen, alsof de oor
log voorbij was.
Eerste Kerstdag *>aaai?n we era korte godxhens'ocfe-
nin de Joopgraven, en daarna gingeq we er uit en
uitscbers tegemoet. Een half uur daarna waren we
in druk gesprek met zo gewikkeld, en. merkten, dat ze
hard verlangden naar het einde van den oorlog.
Me! twee van de Duitschers raakte ik in meer intiem
gesprek, 't Waren heel nette jongens, broers, e>i van
wat beteren stand dan de anderen. Ze wam en uit
Saxen, en behoorden tot de reserve.
Een van hen had om kaartje voor Londen bij 'zich,
en hif vertelde me, dat hij juist van plan was met
vacanlie. naar Londen tc gaan, toen liij werd opgeroe
pen. Beiden zeiden, dal hel hun erg speet tegen ons
ie moeten vechten.
De rest van de troep was, zooais Ik al zei, van wat
minder soort, en zag er uit, alsof een goed maal ze
wei eens op zou knappen. Over het algemeen waren
ze van middelbaren leeftijd, tamelijk goed gebouwd.
Een van hen had een IJzeren Kruis, dal hij in zijn
portemonnaib bewaarde".
Op deze wijze vierden tenminste eerrrgen van de
honderdduizenden, nu ver van familie en kennissen
in loopgraven, forten cm op slagvelden, hun Kerstfeest.
En vreemd als een degelijke verliouding tusschen
mannen, die "elkander gister beschoten en morgen weer
zullen beschieten, ons moge toeschijnen, we gunnen hun
de kleine yerpoozing van harte. Ver als wij, hier in*
Londen, van het oor logs touneel afzitten, kunnen we
ons onmogelijk voorstellen, wal aan bckic zijden wordt
geleden en doorgestaan in die loopgraven. Een veldslag
ui vroegere porlogcn was iels vrees el ij ks, maar eindigde
in een dag, soms m enkele uren. Veel erger moet, dunkt
mij, dit langdurig loopgiavengevecht zijn, deze onaf
gebroken belegering. E11 terwijl dit alles wordt geleden
en doorstaan, en geleden en doorstaan met moed en
opgewektheid, leven wij hier nog steeds veilig in de
groote wereldstad, wachtend op de Zeppelins, die, ho-
En we, nooit zullen komen. Wie zou zeggen, die in
>nden woont, dal Engeland oorlog voert?
Slechts een onaangenaamheid ondervinden we,
en wat is ze, vergeleken bij wat thans op de we
reld wordt geleden? 't Is deze, dat alles doorloo
pend duurder wordt, zooals thans in alle landen.
Aanstaanden Maandag gaat het brood weer met een
farthing (=1% cent) in de hoogte. Suiker is twee
maal zoo duur als vroeger. Steenkool is duurder,
gau wordt duurder, 't zou moeilijk zijn iets te noe
men. dat niet in prijs is gestegen. En daarbij komt
voor ons, Hollanders, die gewoon waren in de
Krrstvacantie over te komen, de onveiligheid van
de Noordzee. Wij hebben het er niet op gewaagd,
we Lebben het* Kerstfeest in Engeland gevierd.
En zoodoende missen we allerlei dingen, waarmee
we anders, vóór de terugreis, onze koffers volla
den. Mijn sigaren zijn bijna op, ik heb mezelf op
Zondagsrantsoen gesteld, en vergenoeg me in de
week met een pijp. Want de Engelsche sigaren
zijn me te duur, wat gemakkelijk na te gaan is,
als ik zeg, dat de tabak 22% cent een Engelsch
ons kost, dus vier gulden een Hollandsch pond.
Toch is dat voorloopig het eenige, wat er op zit.
Misschien kunnen we rnet Pascben weer nieuwen
voorraad meenemen. Laten we het hopen, en niet
in de eerste plaats om de sigaren. Want wie zou
niet, evenals ik, graag voor goed sigaren en pijp
er aan geven, als daardoor het Paaschfeest een
vredefeest op aarde mocht wezen?
Binnenlandsch Nieuws.
GOEDERENVERVOER VAN EN NAAR DLTTSCH-
I.AND.
Uit Winterswijk meldt men aan de N. Ct.:
De resultaten van het goederenvervoer van en
naar Duitschland over de maand December kunnen,
in aanmerking genomen de abnormale omstandig
heden en in verband daarmede ook de vermindering
van het aantal beschikbare arbeidskrachten in de
kulenmijnen zeer hevredigend genoemd worden. Het
was te verwachten, dat de aanvoer van kolen, cokes
en friquetten, tengevolge behoefte, die in Duitsch-
land zelve bestond, enkele meerdere rustdagen en
de stille week tusschen Kerstmis en Nieuwjaar ook
in vergelijking met November jl. geringer zou zijn.
Zij zag geen gevaar, zij had lief. Zij kon weg. zij
wist waarheen zij behoefde slechts te willen.
Zij kon hem vinden, die haar zou beschermen: zij
kon weg, de wijde, groote. mooie wereld in! Hij
wilde het zoo, waarom had hij anders met zulk een
nadruk gezegd, waar hij te vinden was? Een kort,
onwrikbaar besluit en de keten was verbroken. Maar
maar wat zou men overal babbelen! Zij hing
toch nog eenigszins aan deze gedachte, hechtte er
waarde aan. En als zij het niet deed vanmiddag
reeds zou in huis alles zijn als altijd, de weken
zouden voorbijgaan, de maanden, de jaren zij
zou zich misschien nog een paar maal verzetten,
maar steeds minder, steeds zwakker, en zij zou
oud worden, verwelken, hier eeuwig vastgeklonken
aan tante, haar neef en Toni, die zouden verdor
ren evenals de anderen. Zij kromp ineen.
Toni opende min of meer verlegen de deur. „Ella,
of ja komt eten."
Zij draaide zich naar haar toe. „Zoo is het
al zóó laat? Wie heeft er dan gedekt?"
„Ik. Mama zeide, dat ik je niet moest sturen
je zoudt wel hoofdpijn hebben."
„Goed ik kom
In het eerst merkte men bij den gemeenschap-
peli.iken maaltijd iets gedwongens, maar mevrouw
Heller en haar zoon waren toch blij, dat men weer
bij elkander zat. Het onderhoud was, zooals meestal,
weinig levendig. Men at... Eindelijk vroeg mevrouw
Heiier: „Ben je weer geheel wel, Ella? Eet
dan toch. Of heb je geen eetlust? Maar men moet
zichzelf dwingen."
„Ik heb reeds wat genomen."
„Dat kleine stukje! Je moet ook niet mokken,
dat is niet goed. En eet nu flink, dat is de hoofd
zaak. Een mensch kan alles wat hij wil."
De neef voegde er niets bij, zijn moeder mocht
alleen spreken. .Hij keek tamelijk donker, maar
deed toch nu en dan een onverschillige opmerking.
Avonds was het reeds weer, alsof er niets ge
beurd was. En de krankzinnige man, die mooi op
weg geweest was, om ook Ella krankzinnig te ma-
Jben, was vertrokken.
HOOFDSTUK 7.
Toen Toni den volgenden morgen binnenkwam
om koffie te drinken, vroeg moeder: „Waar is Ella
jtoch?"
„Tk dacht, dat zij hier was." meende Toni, zoo-
als altijd nog slaperig.
„Ja, zij had de tafel reeds gedekt, toen ik bin-