P. SLUIS.
R!j
VRIJHEIDSDRANG.
fy*hanpp
ÜUuuuui
lUsiuijui Ui
ZATERDAG 23 JANUARI 1915.
t'üsle Jaargang No. 5527.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
„Tt MOMENT".
„GEEN ANTWOORD...-"
Toen hij binnenkwam zag hij haar weer zitten
op hem wachtend. Het smalle gezichtje van de
scfccrp-geteekcnde lijnén, met de groote kinder-
oogen. steunend cp een hand. Zij was vermoeid. Zij
ra;; er afgemat, verveeld, uit. 't Kind had zij naar
bed gebracht. Hij hoorde t' rustig-adouohalen van
den boy, Komend uit de bedsteé. Hij zag de gouden
krullen van der jongen, die afhingen van het kus-
Scii, naaiop lel móóie kiudeikupje rusi-te. Hij had
ernaar ge2ien met vlamming van haat in z'n oogen.
Zij, Mien, wist, dat-ie den knaap haatte. Den zoon
van dien ander van den aristocraat, van den
voornam lil meneer.,.. Ondanks dat alles had hij haar
getrouwd. Omdat hij van haar hield hevig, en
waarachtig. De loef, die anderhalf jaar „gezeten"
had on een maand of wat geleden was vrijgekomen.
Ju de nachtkroeg van den zooveelsten rang hadden
zij elkaar teruggezien Jan en Mien. Zij „had het
land" aan dien avond. Ze had honger. De tante van
de gelegenheid verkoos ha*r slechts een paar brood
jes met kaas en een biertje te geven. Verder niks....
Mien ?tond te ver in het krijt. Ze was te ,stuursch"
te koel, tegenover de bezoekers. Wanneer kreeg
„tante" de vier gulden vijf en zestig cents terug, die
ze .A.ien had voorgeschoten voor allerlei?Toen
waa Jan ineens in de kroeg gekomen. Dol blij, dat-ic
z'n Mien terugvond. Had „tante" direct twee riksen
voorgeteld. Haar den mond gesnoerd. Nou geen praat
i<ïs meer, hè, of anders.... Anders ging-ie direct
weg... En liij had een halve biefstuk voor Mien
besteld. Met spiegeleieren en een fleschjo stout. Dat
had haar ècht-verkwikt. Ze voelde zich veilig, on
der bescherming van Jan. Tante durfde boe-noch-
ba zeggen.... Jan had .met een lapje van veertig be
taald. Geen kleinigheid.
Mien was op, dood-op. Hij had haar verzekerd,,
dat ze een prinsenleventje zou hebben. Hij kon rijk
werk krijgen. Over de .dertig gulden per week even
tjes.... Hij zou voortaan eerlijk man zijn. Had, in
dt. rel, al die maanden, rijpelijk nagedacht, 't Was
niks gedaan met dal andere. Hij had z'n oude moe
tic: opgezocht. En die had tranen gehuild van vreug
de. Zou Mien bij haar ontvangen.... Zo zaten daar
hand in hand dof, echt-verslagen-weemoedigs
in haar oogen. Eu hoorde van het kind... Maar hij
bestelde borrel op borrel. Dat kind... Zou ja alles
goed. Hij zou 't ..echten".... 't Zou zijn kind we
zen. En hij drukte Mien d'r smalle, blanke handje
Ln zijn groven knuist. Was ze dan nou tevreden?....
Was 't dan nou goed?
Zij knikte van ja. 't Was prachtig. Hij klemde
haar handje vaster, dichter in zijn vuist. Voelde
wel, dat er nog wat anders was.... Maar dat zou hij
overwinnen, met stalen kracht. Ze zou, ze moest van
hom gaan houden. Echt, innig met dat warme
waarmee hij zich aan baar vastklampte.
Dien avond ging ze met hem mee. Hij had aan
L tante" grof geld betaald. Van zijn uitgaanskas
waarvoor hij in de gevangenis, maanden zwaar en
grof geploeterd had. En van wat hij in de gevan
genis had meegebracht. Zij ging met hem mee. Wil
loos, blij, dat ze uit de hel bij „tante" in grove
nachtkroeg, was geraakt. Altijd even bleek, even
zwijgend, volgzaam, weemoedig-peinzend hem
dankend met zaohte glimlachjes, beantwoordend zijn
kussen zonder warmte.
Zij waren getrouwd. Hij wilde haar hebben, heele-
maal, dat niemand meer eenige aanspraak op haar
zou kunnen maken. Hij werkte eerlijken arbeid.
Van vroegen ochtend tot laat in den avond. Al die
lange ~uren met weemoedige smachting, verlangend
naar het oogenblik dat hij weer zou zijn bij het
bloeke, blonde vrouwtje, dat hoofd steunend op
een hand hem, met dat strak-treurige gezicht,
zat te wachten in het kamertje....
Dien avond zat Mien, zijn vrouw, er. En toen hij
den arm om haar heensloeg, haar wilde kussen bij
het weerzien, na den langen dag van eerlijken ar
beid, zag liij dat ze geschreid had. Hij greep haar
1 zakdoek, rukte dien uit haar hand vóór ze 't kon
verhoeden. Voelde dat de zakdoek kletsnat was. Hij
liet haar los. Wilde aan -tafel gaan zitten. Maar 't
ptormde in hem op.
„Waarom beb-je nou weer gegriend?" vroeg Jan,
vóórdat hij zelf eigenlijk wist wat hij zei.
Ze bleef zwijgen.
Het mooie kind met de goudblonde haren lag
rustig te ademen in de bedsteê. Ais naar gewoon
te stond op de tafel het karaf je met jenever.
Hij nam 's avonds thuis zijn borrel.
Jan schonk zich in.
En nog eens.
En nog eens.
ZIJ, Mien, zat daar als een marmeren beeld.
„Nou!?" zei Jan, „waarom heb-je gegriend?"
zij haalde de schouders op. De tranen biggelden
over haar wangen.
Toen balde hij de vuisten.
En zijn vonkende, hatende oogen gingen naar het
slapende kind in de bedsteó.
Mien voelde 't. Stond op.... Besefte dat er gevaar
dreigde.
Zij vloog naar het bed. Plaatste 2ich er voor.
Ih haar moederliefde niet meer bang voor den ru
wen, groven, dreigenden kerel.
Zóó stonden zij tegenover elkander.
„Wat wil je?" zei ze met heesche stem.
Hij antwoordde niet. Maar zij begreep alles. Hoe
hij krankzinnig van jalouzie, van smartende wan
hoop zich straks zou richten op hot kind van
den ander. Van den meneer, met de fijne zachte
handen, de zoet-kussende lippen, de lieve woorden
van den voorname, naar wien haar hart immers
ging.... Ondanks al wat-ie voor haar gedaan had....
En weer schonk Jan zich in uit het karafje. En
feller vlamde de haat nu in zijn oogen, als hij het
nog altijd rustig slopende knaapje, dat hij „ge
ëcht" had den jongen met de zachte, fijne trek
ken en de goudblonde haren den zoon van dien
ander, aanzag
Met uitgespreide armen stond Mien voor de bed
steó.
Ze had een voorwerp gegrepen bliksemsnel in
de kamer zich even bewegend, dat hij niet bij het
bed, hij 'i kind kon komen.... Hij was lot het erg
ste in staat, voelde zij... En ze dreigde hem.... De
haat, de afkeer, de wanhoop van verworpen, ver
smade liefde verwrong haar lippen....
„Weg!" schreeuwde zij, waanzinnig van angst,
„weg ellendige proleet! Smeerslap! Burgerploert!....
Of ik.... Of ik
En ze dreigde met het zware ijzeren ding met
hot strijkijzer dat ze gegrepen had, gereed het
Jan nasr den kop te werpen.
Ever. kwam 't, welde 't, stormde 't in hem op,
zich op haar te werpen. Met zijn ijzeren knuisten.
Hij zag een roode streep, zich teekenend. om Mien
d'r 1-aÏ!
schreef, de prijzen van levensmiddelen omhoog I
gaan? Menigeen, die het zich afvraagt, en een vol- j
di end antwoord heb ik er nog niet Ycor gelezen.
Maar dit is zeker, dat het niet een gevolg is van
te weinig aanvoer. Niemand weet, waar de Engel-
sche vloot, the Great Fleet, zich bevindt, maar dit
is duidelijk, dat ze met ai haar geheimzinnigheid de
zee voor Britsche handelsschepen tot een zeer vei
lig, en voor Duitsche tot een zeer onpleizierig vaar
water maakt Wij klagen ln Holland over de onveilig
heid van de Noordzee, maar wat we bedoelen zijn
de mijnen, die er in al te overvloedige mate zijn
gestrooid. Waar we ons evenwel niet over te bekla
gen hebben is de aanwezigheid van Duitsche oorlogs
schepen, om onze handelsschepen te onderzoeken.
Onderzoek van Engelsche zijde en mijnen makende
scheepvaart trouwens al onpleizierig en gevaarlijk
genoeg voor de neutrale staten, om op nog meer at
tentie aan te dringen.
In de Daily Chronicle werden eenige cijfers gege
ven een dag of wat geleden, om aan te toonen, dat
de invoer van Engeland, ondanks den oorlog, onge
stoord, of zoo goed ais ongestoord zijn gang gaat.
De hoeveelheden, laat ik dit voorop zeggen, zijn
aangegeven in fcundred-weigkts, een lang waard, dat
kort wordt geschreven, nl. cwt. Ik kan niet helpen,
dat bet er niet veel op lijkt, dat is nu eenmaal de
Engelsche manier van verkorten. Penny wordt ge
schreven d, namely (HoU. namelijk) viz., for in-
stauce (Holl. bijv.) e.g. enz. De reden voor dezen
schijnbaren onzin is, dat de Engelschman zijn eigen
Engelsch woord uitspreekt, maar bet Latijnsche
woord, in beteekenis met het Engeische overeenko
mend, verkort. Zoo staat de d (penny) voor denarius
de (pond) voor lbra, dei s (shilling) heelemaal
niet voor shilling, dat is maar een ongelukkig toe
val, maar voor solidus; viz. (namely) is een ver
knoeide afkorting van videlicet en e.g. (for instance)
staat voor exempli gratia. En zoo willen we onthou
den dat cwt staat voor hundredweight, en tegelij
kertijd dat het niet 100 pond beteekent maar 112
pond, dus ruim 50 K.G. Aan zulke gekke getallen
maken wij ons trouwens ook wel eens schuldig. Ver-
koopen ze aan den Langedijk de kool niet bij 112
stuks of is het 110?
Om op ons onderwerp terug te komen. In gewone
gewoonlijk: 29.867 cwt. inplaats van 12.502 cwt. in
December 1913. Een flinke hoeveelheid kwam ook
r.og in uit Rusland, terwijl dc aanvoer uit Denemar
ken, Zweden en Holland gelijk was met dien van
andere jaren.
Kaas kwam van alle landen, die in gewone om
standigheden Engeland van kaas voorzien, en wel in
zulk een hoeveelheid, dat de kaasinvoer van 1914
het record beeft geslagen.
Eoq belangrijk voedingsartikel steekt, wat invoer
betreft, ongunstig af bij al de vorige. Dat is eieren.
Ieder zal begrijpen, dat de Engelsche kippen niet
genoeg leggen, om geheel Engeland, misschien zelfs
niet om geheel Londen van eieren te voorzien. Maar
niet iedereen zal vermoed hebben, hoe kolossaal wer
kelijk de in\oer van eieren is. Rusland zond elke
maand honderd millioen eieren. Die invoer is met
50 per cent verminderd en geen ander land kan
Rus.'and in deze vervangen. Hetgeen niet te verwon
deren is, als men nagaat, dat in 1913 de helft van
a'le ingevoerde eieren Russisch waren. Toch kwa
men de laatste maand nog 162753600 eieren aan, dat
is ongeveer drie per hoofd voor de geheele bevol
king van Groot-Brittannië en Ierland, inplaats van
vier, zccal3 anders. Zelfs daarin kunnen v*e dus
voorloopig de ontberingen, die de oorlog meebrengt,
nog wel doorstaan.
Ik heb nogal veel cijfers gegeven in dezen brief,
om twee redenen. Vooreerst is het wel eens be
langrijk te zien, welke verbazende hoeveelheden van
verschillende voedingsmiddelen in Engeland worden
ingevoerd. De getallen duiden, zooais ik zei, den in
voer aan in o e n maand, en moeten met 50 verme
nigvuldigd worden om KG. te krijgen. En in de twee
de plaats kunnen degenen, die ons kennen, en zich
iets voor ons interesseeren uit al die cijfers zien,
dat we vooralsnog geen gebrek lijden.
Zij gi'de, krijschte, diep om hulp, hulpVan omstandigheden ontvangt Engeland in de maand
moord! Moord' December 800.000 cwt. tarwe uit Rusland, 't Is niet
Toen kwam hij, plotseling, tot bezinning. to verwonderen, dat in de afgeloopen maand nau-
Greep bij zijn pet, die daar lag op een stoel. weüjks 80.000 inplaats van 800.000 cwt. Engeland
Vloog bij het huis uit. Weg de avondstraat op bereikte. Duitschland en Turkije zonden natuurlijk
Naar de kroeg aan het welbekende adres Waar heelemaal niets, en Roemenië slechts enkele hun-
de kameraden hem, van wien ze w isten dat hij im- 1 dredweights. Daarbij komt, dat Argentinië, anders
mers „thuis was gekomen" al sinds een paar uren i de leverancier van tarwe in het groot, een niet noe-
wachtlen. t menswaardige hoeveelheid zond, om redenen die met
En daar was-ie dan toch!.... „Heb ik 't niet ge- 'den oorlog niets te maken hebben. Desondanks bleef
nrri®" nVn mnie-T ocn i dp. invoer van tarwe on «het normale Dei! Staan.
zegd?" riep rooie-Leen uit.
En allen brachten hem, bier- en borrelglazen op
heffend, hulde aan inzicht en fijne menschen-
kennis, van dienzelfden Leen, den meest-getrainde
toch dat bleek nu weer, van allen!....
de invoer van tarwe op Jiet normale peil staan,
doordat de Vereenigde Staten, Canada en Indië in de
bres sprongen.
Er is, evenwel, een tekort aan gerst geweest de
laatste weken. De helft van den gerstinvoer kwam
Na zijn zooveelste inbraak was Jan tot drie jaar i tot nu toe voor rekening van Rusland, Roemenië en
j gevangenisstraf veroordeeld. En een meneer van de i Turkije. De vermindering was echter niet ernstig,
'„zedelijke verbetering" die lang gesproken had met *nl himie.nlrnrt. in het. creheel niet
den advokaat, die Jan was toegevoegd geworden,
sprak nu met hem in het Huis van Bewaring,
j Hij had zich zoo goed gehouden. Maanden achter-
I een. Dat „de heeren" er waarachtig echt-plezier in
hadden gevonden. Dat ze ècht-meenden: die Jan is
ivoor de Maatschappij behouden...
Hoe hij dan zoo ineens weer?
Maar de boef wuifde met een hand. Of meneer
VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER
"5ï
Verkrijgbaar bij JOH. W. GO VERS, Molens traAL
Binnenlandsch Nieuws.
en zal waarschijnlijk binnenkort in het geheel niet
meer gevoeld worden door invoer uit de Vereenigde
Staten en andere landen. De Oostelijke Staten van
Europa hebben den uitvoer van haver gestaakt, maai
't zijn alweer de Vereenigde Staten die te hulp
schieten. Inplaats van 38.215 cwt. in December 1913,
leverden ze 788.300 cwt. in de afgeloopen maand.
Met erwten en boonen gaat het al eveneens.
Duitschland leverde 12.310 cwt. in December 1913,
daar nou maar verder over wou zwijgen... En met 'niéts in December 1914. 't Gevolg was, dat wij een
de andere hand bedekte hij zijn door stroomende, paar weken vergeefs hebben getracht spliterwten te
beete smarttranen bedekte, grauwe vermagerde ge- krijgen. Maar 't gebrek is alweer verholpen. Zoowel
I zicht. spliterwten als groene erwten, bruine boonen, witte
En toen de meneer hem vroeg, of hij nu voortaan boonen zijn in groote hoeveelheden voorhanden. Grau-
een ander, beter, nieuw leven zou willen beginnen
toen wuifde de arme boef weer afwerend met
zijn gore, smerige hand. En snikte hij als een
kind zoo droevig.
En antwoord kreeg de meneer der „zedelijke ver
betering" ook nu niet....
MAITRE CORBEAU.
FEUILLETON.
15.
„Later kunt u mij alles vertollen," sprak juf
frouw Schr idt, de hand van het jonge meisje vast
houdend. „Maar nu willen wij toch eerst naar huis.
U zult wel moede en hongerig zijn."
„O neen, ik ben niet moede en te Regensburg
heb ik evenals de anderen koffie gedronken."
Spoedig daarop rolden zij in een rijtuig door de
natgeregende straten. De pas aangekomene kreeg
gcon vriendelijk beeld van de nieuwe stad. De men-
srh.-n liepen snel voort onder hun parapluies, de
rijtuigen en tramwagens waren allen gesloten, de
geveis der huizen dropen van den regen.
Daarop gingen zij de vier trappen naar de atelier
woning op. In de smalle gang ging juffrouw Schmidt
voor en opende de deur van het atelier voor haar
nieuwe gast. En weldoende warmte stroomde haar
tegemoet. Verwonderd keek Ella om zich heen toen
zij binnentrad. Een atelier was voor haar een ge-
heel nieuwe, nooit geziene wereld. Het hooge, van
het plafond tot den vloer reikende venster op het
noorden, de sohilderachtige draperieën, de ezels met
beschilderd linnen of kartons, die schilderijen en
schotsen aan de wanden hangend of daar tegen
leunend, gipskoppen, busten, bloemen, het tafeltje
met allerlei gereedschappen, de ongedwongen weg
gerolde gemakkelijke stoel alles in een bijzon
dere onregelmatigheid en toch een rustigen indruk
makendé waaruit men zag, dat hier huiselijk leven
woonde, hier werd gearbeid, voortgebracht.
Twee kamers gTensden aan het atelier.
„Dit zal uw kamertje zijn." zeide juffrouw Schmid)
en bracht Ella ter rechterzijde-van het atelier in
een klein vertrekje met een venster. „Het is
klein, alleen om te slapen en toilet te maken
ons leven speelt zich in het atelier af."
De kamer bevatte alleen het allernoodigste, zeer
eenvoudige meubels, en hoewel de gemeenschappe
lijke slaapkamer van Ella en Toni veel grooter
was, dit kamertje beviel Ella toch ook goed, daar
zij geen overvloëd gewoon was.
„Indien u nu wat toilet wilt maken juffrouw
Schmidt nam Ella het taschje en den reisdeken af
en legde beide op een stoel. Toen ging zij heen, de
deur achter zich sluitend.
Ella keek do ruimte nog eens rond. Het bed was
Brieven uit Engeland.
Londen, 16 Januari 1915.
Toen de oorlog uitbrak, hadden sommigen, mis
schien velen, zoowel hier in Engeland als in het
buitenland het idee, dat Engeland wel eens gauw
gebrek aan levensmiddelen kon krijgen. Er werd zelf
over uithongering gesproken, en dat wel binnen den
tijd van drie weken.
't Ts een geruststelling, dat we die drie weken al
eenigen tijd te boven zijn. Als de bedoeling was,
drie jaar, dan hebben we den tijd vooreerst nog
een8 verder te zien. Heel erg evenwel ziet het er
niet naar uit, alsof ook drie jaar, of dertig des
noods ons zullen brengen tot op een houtje kluiven.
En waarom zouden we hier gebrek krijgen? Zoo
lang de Engelsche vloot bestaat, zoolang ze niet
geheel en al door de Duitsche in den grond is ge
boord voorloopig ziet het ook daar niet naar uit
kan hier worden ingevoerd zooveel als wij be
lieven te koopen en op te eten. En dit schijnt na
vijf en een halve maand van oorlog gestadig zijn
gang te gaan.
Waarom dan, zooals ik reeds den vorigen keer
we erwten heb ik hier voor den oorlog nooit ge
zien, en nu natuurlijk ook niet. Ook hier zijn het
weer andere landen, die het tekort aanvullen.
Dan komt vleesch, een belangrijk ding voor de
Eiigelschen. De grootste hoeveelheid vleesch komt in
gewone omstandigheden van Argentinië en Australië.
Aangezien de Argentijnsche uitvoer eenigszins ver
minderd is, is die van Australië vermeerderd, en
zenden ook Nieuw-Zeeland en de "Vereenigde Staten
vleesch naar Engeland. Schapenvleesch, en daar is
ieder rechtgeaard Engelschman verzot op, kwam
zelfs de afgeloopen maand in grootere hoeveelheid
aan dan gewoonlijk: 419.622 cwt.' Hetzelfde kan
worden opgemerkt van varkensvleesch, en Holland,
zoo las ik, heeft daarin een woordje meegesproken,
door iu de maand December 86.553 cwt. hierheen
te zenden. We kunnen dus aan de Hollandsche var
kenskarbonaden.
Een belangrijke vleeschinvoer is ook die van
vleesch in blikjes, ongeveer 50.000 cwt. per maand.
Maar bet leger kan daarvan een groote hoeveelheid
gebruiken, zoodat de maand November 135.000 en De
cember 137.000 cwt. zag ingevoerd.
Gevogelte komt nog steeds in groote hoeveelheden
van Frankrijk, ofschoon een andere leverancier, Rus
land, gestaakt heeft. Dat de algeheele invoer ver
minderd is, is waarschijnlijk meer toe te schrijven
aan vermindering naar de vraag naar gevogelte
een zuinigheidsmaatregel dan aan werkelijke
Heel eigenaardig staat daar weer tegenover, dat
Frankrijk de laatste maand veel meer boter zond dai
groot en breed, het witte linnen glansde; ervoor
lag reevel. Een kleerenkast stond in den hoek. Tee-
keningen en schetsen versierden de gewitte, met
arabesken afgezette muren. Een ijzeren waschstel
stond aan het eind van het bed. Ella ging daarheen.
Water was er in de kan, een nieuw stuk zeep in
het bakje, over den draaibaren arm hing een hand
doek.
Doch nu kwam het jonge meisje weer tot het be
sef. dat zij niets, totaal niets bij zich had. Een
oogenblik stond zij zeer verlegen en beschaamd.
Maar het geld dat zij van huis meegenomen had,
was voldoende om kam, borstel en wat dies meer
zij, aan te schaffen en voor het overige, zij wil
de werken. Deze gedachte dreef haar verlegenheid
op^ de lucht en vervulde haar met nieuwen moed.
Indien zij slechts zeep had, kon zij zich voor het
oogenblik wel redden: heur haar had zij in den
trein reeds in orde gebracht, het had zich goed
gehouden Maar moedig vooruit, dacht zij.
Zij zette den hoed af en trok de blouse uit. En
toen waschte zij zich met het frissche water. Dat
deed goed na een nacht gereisd te hebben. Tóen
zij de handen droogde, werd de dc-ur geopend zon
der aankloppen, en juffrouw Schmidt trad binnen.
Zij bracht een emmer, om het gebruikte water in
te doen. „Indien u het water wilt verwisselen,
de werkvrouw heeft den emmer buiten laten staan."
Ella wierp verschrikt den handdoek over haar
schouders en hield hem angstig vast.
De oude dame lachte. „Maar kind, geneer utoch
niet voor mij, wij wonen nu eenmaal te zamen.
„Als u klaar is, kom dan in het atelier, dan kun
nen wij nog eenpoosje praten voor het eten."
Ella was spoedig gereed met haar toilet, en kwam,
reeds wat vrijer, in het atelier. Juffrouw Schmidt
bood haar een stoel aan en presenteerde haar een
glas zoeten wijn met een koekje. Aarzelend nam
Ella alles aan, het kwam haar zoo vreemd voor in
haar nieuwe omgeving, het atelier, deze bijzondere
woonkamer, de vele schilderijen maar correct en
kleinsteedsch opgevoed, durfde zij niets te vragen,
ofschoon zij het graag zou hebben gedaan, al was
het alleen maar, om te doen zien, dat zij frisch en
opgewekt was, belangstelling te toonen, den druk
van haar hart te wentelen, die haar beklemde, en
waardoor zij alleen gedwongen kon glimlachen op de
haar betoonde vriendelijkheden. Juffrouw Schmidt
vertelde haar het een en ander van München. maar
het onderhoud wilde nog niet recht vlotten, en het
gevolg was, dat de bevangenheid van Ella ook over
de kleine dame kwam.
OVERSPANNING.
Een politieagent te Zwolle begaf zich Donderdag
met een collega met den eersten trein rcihting
Amersfoort, om elders familiebezoek af te leggen.
.Hij had hard geloopen om den trein te halen en
eenmaal gezeten ondervond hij van deze inspan
ning zoodanige gevolgen, dat de dood spoedig intrad.
In de wachtkamer van het station te Wezep werd
zijn lijk gelegd, om vandaar naar Zwolle te worden
overgebracht.
GROOT KAPITAAL AANGEBODEN.
Men schrijft uit Amsterdam aan de Alkm. Ct.:
In de Amsteraamsche groote bladen komen bijna
dagelijks advertenties voor, waarin kapitaal wordt
aangeboden aan industriëelen, die hun bestaande
zaak willen omzetten in een Engelsche vennootschap
men moet artikelen kunnen fabriceeren geschikt voor
export, en men móet in staat zijn, tegen de Duitsche
fabrikaten te concurreeren
Naar wij vernemen worden advertenties niet ge
plaatst door personen, dei gewoonlijk dereglijke stel
len en dië in den regen tegen een buitengewoon hoo
ge rente hun kapitaal probeeren te beleggen, maar
tracht men inderdaad met Engelsch geld bepaalde
takken der Nederiandsche nijverheid te steunen. Er
zijn einde December in de hoofdstad een paar En-
Igelsche bureaux geopend, waarvan het eenige doel
j schijnt te zijn, den invloed van Engeland in de Ne-
iderlandsche Handel en Nijverheid te vergrooten, en
zoo mogelijk Duitsch-Hollandsche relaties af te snij
den. De Duitsche kooplui in Amsterdam zijn inmid
dels actiever dan ooit, en het zal een heelen toer
zijn, ze zoo spoedig hieruit te dringen. Met belang
stelling kijken wij naar dien niet heel bloedigen
Duitsch-Engelschen oorlog te Amsterdam.
HET KON. STEUNCOMITÉ.
De lijst van bijdragen van 10 tot 16 Januari inge-
komen bij het Koninklijk Nationaal Steuncomité,
bedraagt in totaal f 87.621.83- Dit bedrag, gevoegd
bij de bedragen der vorige lijsten, is tot genoemden
datum in totaal ontvangen f 1.526.330.91.
AANGESPOELDE MIJNEN.
Een mijn, die Woensdag aan het strand aan den
Osse (Scharendijke) tot ontploffing is gebracht,
heeft aan vele belendende huizen schade toege -
bracht. Tal van ramen en glasruiten werden vernield
muren en daken scheurden en een groot aantal dak
pannen werd weggeslingerd.
'N KLOPJACHT OP DAMES MET ONBESCHERM
DE HOEDEPENNEN.
I De Haagsche Crt .schrijft:
I f Het echoone geslacht laat zich vooral ten op-
zichte van modezaken niet gemakkelijk de wetten
door het sterke geslacht voorschrijven. Dat is meer-
malen gebleken.
Nu brengt het verbod der H. T. M. om zich met
onbeschermde boedepennen in de tramwagens te be-
Eindelijk stond deze op. „Als het u goed is, wil
len wij nu gaan eten."
Ook Ella stond dadelijk op. „Het doet mij leed, dat
u ter wille van mij zooveel drukte hebt."
„Maar ik bid u, daar is geen sprake van. Eenvou
dig een lieve deelneemster meer aan onze middag
tafel."
Ella verwonderde er zich over, dat zij niets van
voorbereidingen voor het eten had bemerkt en ver
wonderde zich uog meer, toen zij zag, dat juffrouw
Schmidt haar hoed voor den spiegel opzette. Waar
gingen zij dan heen om te eten? Waren zij mis
schien hier of daar uitgenoodigd? Dat kon toch
niet waar zijn?
„Wij eten een minuut of vijf van hier in het
restaurant Weltevreden. U zult daar verscheidene
belangwekkende personen leeren kennen."
Dit eten buitenshuis was voor Ella volkomen
nieuw, en zij kon zich onmogelijk een beeld vor
men van zulk een maaltijd in een restaurant. Men
moest toch thuis koken en eten! Maar zij haastte
zich om gereed te komen, en kwam juist weer in
hot atelier toen juffrouw Schmidt haar gummischoe
nen aantrok.
„U moet er ook een paar aantrekken," meende
deze, „het regent dat het giet."
Weder stond Ella in verlegenheid. Zij werd
gloeiend rood. „Ik heb er geeue meegenomen."
„O zoo maar daar staat nog een paar van juf
frouw von Servïngen; misschien passen u die." Zij
haalde ze uit den hoek, en Ella moest, ondanks
haar tegenwerpingen den voet uitstrekken, die hoe
wel hij een grove laars droeg, te klein en te smal
was voor de gummischoenen.
Ella werd hoe langer hoe meer verlegen. „Ik kan
toch zoo ook wel gaan," zeide zij, haar voet terug
trekkend en haastig de gummischoenen weer in
den hoek zettend. „Het hindert niets al worden
mijn voeten ook wat nat."
„Laat ons dan gaan, kind."
In het restaurant werd hun de deur door een
dienstmeisje geopend, en verder bekommerde zich
niemand om hen. In de gang werden mantel en hoed
opgehangen en juffrouw Schmidt bracht Ella daar
op in de eetzaal, waar een groote tafel gedekt
stond. Een heer met zwarten baard en verward
hoofdhaar was reeds aan het eten; een brochure,
waarin hij las, lag voor hem op de tafel. Een paar
plaatsenverder was een verwelkte oude juffrouw
ook reeds aan de Boep. De heer zag niet op voor
juffrouw Schmidt op hem toekwam, boog vluchtig
bij de voorstelling, en sloeg toen dadelijk zijn blik
weer in de brochure. De oude juffrouw sprak een
paar vriendelijke woorden met Ella, die daarop met
juffrouw Schmidt aan het boveneinde der tafel ging
zitten. Een jong meisje bracht hen onmiddellijk de
soep. Ella's beschermster stelde voor: „Juffrouw
Weltevreden, dochter van den eigenaar van het res
taurant."
„Een flesch wijn, juffrouw Anna, niet waar? Ik
moet u verzoeken vandaag mijn gast te zijn," zoo
wendde zij zich daarop tot Ella, die alleen maar ver
legen boog. Zij voelde zich steeds minder op haar
gemak, hoe meer zij zag en ondervond. Nog terwijl
zij aan de soep waren, kwamen een paar druk pra
tende jonge dames binnen, de eene een slank, aar
dig figuurtje, zwart, met levendige oogen en een
rond kindergezicht, de ander kleiner, donkerblond,
eerder leelijk, doch met fijne trekken. Als zij lachte
of sprak werd zij aantrekkelijk, waartoe een paar
kuiltjes in de wangen meewerkten.
Zij groetten in het algemeen bij het binnentreden
en gingen vervolgens naar haar plaatsen tegenover
El'.a; naast juffrouw Schmidt bleef nog een stoel on
bezet.
„Neen maar, wie is dat? Ik dacht warempel, dat
Ella Servingen teruggekomen was en zich kort voor
haar huwelijk toch nog bezonnen had!" flapte de
vroolijke zwarte er uit.
„Ook een Ella, doch een Ella Wolfers," stelde
juffrouw Schmidt voor. „Juffrouw Alice Hagenbach
en onze Lenchen Munsow, beide leerlingen van
de kunstnijverheidsschool."
De jonge meisjes liepen om de tafel heen en
schudden Ella, die zich aarzelend verhief, de hand.
De zwarte Hagenbach knikte haar vriendelijk toe.
Daarop namen zij weer plaats. Het onderhoud werd
nu levendig, de jonge meisjes beproefden Ella daar
in te betrekken, deze deed ook werkelijk moeite om
meo te praten, doch een zeker beklemd gevoel wilde
niet van haar wijken.
„U is nog geheel vreemd en bevangen," meende de
aardige zwarte, „maar dat verandert wel. Hemel,
als ik er aan denk, toen ik hier heenkwam! Als ik
Lenchen niet gehad had, die verstandige
„Dan zou je dadelijk weer naar je moeder terug
gekeerd zijn," meende Lunchen Munsow. „En nu
ben je onze wildzang. Wie had dat ooit kunnen
denken."
Men at. Het onderhoud liep hoofdzakelijk over de
tentoonstelling van het seizoen, dan over het kun
stig bestikken van zijde en meer dergelijke onder
werpen. En Ella zat zwijgend daar, want zij wist
over al dergelijke onderwerpen niet mee te praten.