Schager Courant. UI! inq VRIJHEIDSDRANG. P. SLUIS 115, 10 Iban 1- 0PP< mis out* vac< aimi schc iins( agei et JÜ e m T« Bru >edri ZATERDAG 6 FEBRUARI! 1915. 5öste Jaargang No. 5535. TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. Londen, 30 Jairaari 5 9!5. Na de officiëele berichten over den zeeslag in v<Hde Noordzee van de vorige week, berichten even bru ï- rvclend als alle andere officiëele mededeelingen, tomen zoo langzamerhand de niet officiëele los. IVat Jan en Piet en Klaas er van dachten, die neovochten aan boord van een van de Engelsche in« ffuisers, en nu brieven schrijven aan moeder de j.j rouw. Wat mij betreft, ik vind die niet officiëele J lerichten wel zoo interessant. Ze laten je beter den, wat een zeeslag eigenlijk is. Daar was bijvoorbeeld vanmorgen een brief in de 'ai.y Cbronicle, gezonden door een korporaal aan rd van de Tiger. het vlaggeschip van admiraal David Bcatlio. De Lrief was als volgt: .Spoedig nadat wij in zee gestoken waren, kre- ste< fexi we bevel ons gereed te maken voor een ge- frui, vecht. Maar we waren al eens meer teleurgesteld, 8n ^loofden daarom maar half, dat het waar We stoomden zoowat 27 knocpen per uur, toen we bericht kregen van onze t.orpedovernielers, dat ,J3< do Duitsche vloot voor ons uit stoomde, en een uur daarna zagen we rook aan den horizon. Het waren de Duitschers. en we vermeerderden 'P<onze vaa t. Zij eveneens. Zij hadden geen lust om aure ons te ontmoeten, maar wij haalden in, en ze merkten, dat ze zouden moeten vechten. Hun eerste j s 'hot bereikte ons bij lange na niet, ons eerste ■au* vlak naast hen neer. Een half uur daarna hadden we het zoo druk iban als wat. We kregen bericht, dat een van de vijande- lijke schepen in brand stond, en een half uur daar na. dat nummer twee bezig was te branden. Onze groote kanonnen beukten er duchtig op los, maar zi' hadden ook goede kanonnen. Een massa van hun schoten ging recht over ons heen. Die kwanten zeker van heel verdragende kanonnen. Waar ik was konden we mekaar haast niet zien van den rook, maar we bleven op onzen post als echte Engelsche jongens. We werkten hard, maar twe; we doden het met plezier, en ik geloof, dat we het h een tijd lang met drie Duitsche schepen tegelijk aan_ den stok hadden. Vier van hun schepen stonden nu in brand, ze gingen evengoed door met schieten, en ik geloof, dat een paar van onze kameraden, die aan dek gin- ;en om eens naar ze te kijken, niet lang leefden, k had ook dolgraag eens naar boven gegaan, maar ik ben blij, dat ik het niet gedaan heb. We mogen erg blij wezen, dat we niet meer ver liezen hebben geleden.. Sommigen van ons zijn al hun rommeltje kwijt 'geraakt. Mijn boel is alleen kP-.tsnat geworden. Een granaat barstte in de keu ken, en het grootste deel van de potten en pannen is op don loop. Van de tafel naast de mijne is jeen brok heel gebleven, en een van onze kachels leeft er ook aan moeten gelooven. We hebben vandaag vijf kameraden een graf in zee gegeven. Ik moest de bel luiden, en we ston den allemaal op de kampanje. De kapelaan las een lijkdienst voor, en de arme drommels gingen naar hun laatste rustplaats, ver buiten gezicht van het II land. De andere dooden brengen we naar land. fSll .-i0 waarheid te zeggen, waren we allemaal M" erg blij toen we in gevecht kwamen, maar de laat ste tien minuten verlangde ik hartelijk naar het 'oind. Er kwam een boodschap van boven, dat we alle- moal boven mochten komen, om een van de Duit sche schepen te zien zinken. Minder dan vijf mi nuten daarna zagen we niets meer van het schip, en onze torpedojagers kwamen dichterbij, om de overlevenden op te pikken. Een stuk of wat van de vijandelijke schepen wis ten ons te ontkomen, maar ze stonden in brand en waren in zinkenden toestand. We gelooven niet, 191 dat ze ooit goed en wel land hebben kunnen berei ken. Eon poos lang hadden wij 't meest van al onze schepen to verduren. Maar we zijn, Goddank, levend en gezond. Ik denk niet, dat de Duitschers lust zullen hebben, nog eens kennis met ons te mhken." Zoo luidt het onopgesmukt verhaal van den kor poraal. Geen opschepperij na het gevecht over groo- ten moed, en geen oogenblik bang, en ik verlang alweer naar den volgenden keer. Neen, eerlijk en eenvoudig: „We waren blij, dat we in gevecht raak ten, maar de laatste tien minuten kreeg ik er genoeg van." 't Klinkt meer geloofwaardig, dan de vele ophakkerij, die je tegenwoordig te lezen krijgt. Een matroos en een soldaat zijn ook maar men schen, als het er op aankomt, en wij kunnen ons wel slecht een voorstelling maken, hoe een slag eigenlijk in zijn werk gaat, maar toch, dit kunnen we ons wel voorstellen, dat, als je naast je en om L acht ïrict FEUILLETON. 18. Eindelijk was men aan de plaats waar men wezen moest. Graaf Hesch, telegrafisch gewaarschuwd, was aan het station. Door een Berlijnsch professor was des morgens, zonder groote operatie de kogel met een tang verwijderd. Evenwel bleef de toe stand z.eer ernstig, en een vervoer naar het zieken huis in de stad was nog niet mogelijk. De gewon de kwam nu en dan tot bewustzijn. Het was echter uitgesloten, dat Ella hem mocht zien. Hij had ook nog niet naar haar gevraagd, de tijden dat nij bij bewustzijn was, kenmerkten zich door een matten Sluimer. Het was wel de zwaarste proef voor haar moed, dat Ella, zoo dicht bij haar geliefde, hem toch niet mocht zien. Graaf Hesch trachtte haar eenïge afleiding te bezorgen. Toen juffrouw Scbmidt dien middag na ae reis uitrustte van de vermoeienissen, maakte hij een kleine wandeling met Ella. Hij bracht haar echter niet in de nabijheid van de tuinderij. „Het dient nergens toe," zeide hij, „en het windt u maar nutteloos op." Zij vond het goed. D"3 nachts sliep zij in een hotel in de stad, de jeugd deed haar rechten gelden. Graaf He^ch kwam 8 morgens om zeven uur weer terug. „Hij is vandaag geheel bij kennis," vertelde hij met een verheugd gezicht, „de verpleegster is zeer tevreden. Die menschen verstaan hun werk. Maar vandaag moogt u hem ook nog niet zien." „Breng mij dan naar de plaats, waar het gebeurd is," verzocht zij. „Ik weet niet, of het goed is, of ik het wagen mag." „U moogt het gerust doen, mijnheer." Het jonge meisje sprak heslist en rustig. „Dan zal ik het doen," antwoordde hij met een bewonderenden blik, „bovendien moet ik vandaag nog terug naar Berlijn, daar ik geen langer verlof kan krijgen." Hij geleidde de dames naar de open plek m het bosoh. Ella zeide geen woord over wat hier ge schied was, vroeg cok niets. Doch haar blikken fingen rond, als bepaalde zij zelf de plaats waar ij gestaan had en nog eenmaal den blauwen hemel had gezien, waar hij ineen gezegen was. In den Je heen kachels en tafels in stukken ziet vliegen, een eenigszine raar gevoel over je moet komen. De lezers van de Schager hebben misschien al eerder gezien, dat bet de bekende Arethusa is ge weest, die den Blöcher ten slotte in den grond ge boord .heeft. De Duitsche boot had er zoo langza merhand geducht van langs gekregen, grootendeels van de Indomitable. Maar kruit en lood verspillen vonden de Bngelschen niet noodig, en daarom kreeg de Arethusa bevel, het laatste werk te doen met «dn paar torpedo's. „We konden het schip niet missen," schrijft iemand aan boord van de Arethusa, „want het lag zoo góed als stil. Onze tweede torpedo ging er regelrecht in. Tot het laatste oogenblik toe hield de bemanning zich kranig. We zagen ze staan in het gelid, en geen van ons, die hun koelbloedigheid niet bewonderde. Toen we onze tweede torpedo afschoten, wisten we dat het einde gauw zou komen. We stonden tot op 2ü0 meter afstand van ze, en we zagen de torpedo op ze af gaan. De Duitschers zouden allen gtijf in het gelid den dood hebben afgewacht, als we ze niet een waarschuwing hadden gestuurd. Een van onze officieren greep een scheepsroeper en riep in 't Duitsch welk gevaar hen dreigde. Zij verstonden hem, wuifden met hun mutsen, riepen hoera en sprongen, kop vooruit, de zee in. Wij heten geen tijd verloren gaan om ze te red den, en toen we de mannen van de Blucher zagen spartelen in het wrater, gooiden we eenige honder den planken overboord. Zij klemden zich daaraan vast, totdat onze booten kwamen om ze op te pik ken. Maar terwijl we dat deden, moesten we de bom men ontwijken, die twee vliegmachines op ons neer trachtten te doen komen. Gndertusschen had onze torpedo haar doel bereikt. Een \reeselijke ontploffing volgde, en geen man van het schip had er het leven af kunnen brengen, als ze in het gelid waren blijven staan. De Blücher zonk als een baksteen. De Duitschers droegen gummi luchtzakken, vastge maakt voor op hun borst. Het eerste wat ze deden, toen w£ ze gered hadden, was ons die reddingsmid delen cadeau te doen." En zoo had de Arethusa haar werk gedaan en wa3 de Blücher voor goqd verdwenen. De bemanning zette zich neer na het gevecht voor een stevigen maaltijd, om zich daarna, zoo goed en zoo kwaad als het ging, met de gevangen vijanden te onderhou den. Yerscheidenen daarvan spraken goed Engelsch, en toonden zich erg dankbaar voor de vriendelijke behandeling aan boord van de Arethusa. Misschien zelfs waren ze wel een beetje verwonderd, dat ze opgenomen waren, want erg veel hartelijkheid had den de Duitschers niet te verwachten na hun aan val op Scarborough en Hartlepool. Verscheidene Engelsche matrozen hadden zelfs ge zworen geen hand tot redding uit te steken, als ze ooit met de Duitschers slaags naakten en ze in het ge vecht den baas waren. En wat deden ze? Ze braken hun eed, zoodra ze hun medemenschen om hulp hoor den roepen. Werd ooit een eed zoo eervol gebroken? De slag ik achter don* rug. De Duitschers beweren geloofi k. dat ze vier Engelsche schepen hebben doen zinken. Namen "onbekend. Ze hebben zelfs den slag gewonnen. Wel, 't is wat je winnen noemt. In elk ge val heeft de tijdige verschijning van Admiraal 'Beallie's e-kade'- eenige Engelsche kustplaatsen hoogstwaarschijn lijk voor een onaangename verrassing bewaard. VOGEL-EN PLUIMVEEVOEDER. I? Vwkrij&baAi' 1h> JOH. W. GOVHHS, MoloiusUAat. Schetsen uit de Rechtzaal. „VOOR DEN VORM". „COEUR D'OR". Ze hadden hun. gewone avondje, met riivieren, bij De Greef den celibatair, op wiens kamer de meeste kaart-fuifjes werden gehouden, 't Was later dan anders geworden. En Van Duinen, die gewoon was altijd met hoenders, den apotheker, samen op te stappen, was nu blijven zitten, 't Was De Greef opgevallen, dat Van Dui nen dien avond slecht gespeeld had, haast niet aan het discours deelnam; dal de meeste uien, die getapt werden, hem schenen te ontsnappen. Wat had de matn eigenlijk Hij 'bleef maar zilten. Herhaalde drie, viermalen din gen, die hij al gezegd had. Was aan z'n zesde bierlje. 't Werd ietwat drukkend. De Greef voelde z'n oogleden zwaar worden en had al eens naar de pendule geke ken... 't Liep naar halfeen. En de ander blies al maar rookwolkje uit. Tikte telkens asch van zijn sigaar. Staarde naar 't plafond... Zei eindelijk, met iets heesch- beverigs in z'n stem: „Zeg. De Greef, heb-je nog even den tijd?" „Den tijd?... Waarom niet! De juffrouw jaagt me niet naar bed, hél...." Tegelijk met groote verbazing z'n gast aankijkend. Na een pauze ging Van Duinen voort: „De Greef een paar jaar geleden toen ik je die kleinigheid, waar je op zat te wachten, heb voor- geest doorleefde zij alles. „Ik zal nu weer even gaan zien, hoe het gaat," zeide graaf Besch, „als de dames dit pad volgen, krijgt u een prachtig gezicht op het stadje. Maar komt niet te dicht bij de tuinderij het is eigen aardig, hoe fijngevoelig zieken dikwijls zijn. Hij heeft nog niet naar u gevraagd, juffrouw, zooals ik reeds gezegd heb, en toch houden zijn gedachten zich met iets bezig, het was of zijn blik iets zocht. Hij mocht niet veel spreken en was gehoorzaam." Een goed half uur ging voorbij, voor de graaf terugkeerde. Hij vond de dames op de hoogte bij den grenspaal, waar hij met zijn vriend vertoefd had, tot zij den trein hadden zien binnenkomen. „Het gaat goed ook de arts uit de stad, dokter Steiche, die juist gekomen was, is tevreden. Wei nig pijn, afname van de koorts, een helder bewust zijn maar na elk gefluisterd woord groote ver moeidheid. Hij kent den ernst van zijn toestand en" een zeer eigenaardigen blik werd op Ella Wol- fers gericht „hij weet, dat li gearriveerd is, hoewel niemand het hem gezegd heeft.. En hij ver langt, dat u zoo spoedig mogelijk bij hem zult ko men, juffrouw, en met hem trouwen." Graaf Hesch hield het voor het allerbeste om zonder omwegen met haar te spreken. De man van de wereld had zich reeds een oordeel gevormd over het sterke en besliste karakter der bruid van zijn vriend. „O mijn God een zware zucht, „hij voelt zijn einde. Bedrieg mij niet, graaf, ik wil de waarheid weten." „Ik heb u alles naar mijn beste weten medege deeld er is nog levensgevaar, maar de voorbo den der genezing zijn er. Het was een ongewone wensch, zeker de arts schudde er zijn hoofd over, doch na een langen blik op den zieke, die met open "oogen neerlag, meende hij, dat het misschien wei gogd was, om dezen wensch te vervullen. Ik had tevoren u moet mij dat vergeven den arts voor zoover dat noodig was, ingelicht. En nu meende hij, toen wij buiten waren, dat het op de genezing een goeden invloed zou hebben, als de zie ke de overtuiging had, dat hij voor u, die alles voor hem heeft opgeofferd, gedaan had wat slechts mo gelijk was, zijn naam aan u gevende, het heiligste recht over hemzelf, over alles wat hij bezit. Ik moet deze dingen wel zoo noemen, maar ik kan niet anders." Vragend zag hij het jonge meisje aan, dat met strakken blik over het landschap keek. „Hij zal geschoten... Och-lieve-God, 't had Immers niks, heele* maai niks te beduiden, hé?... Geen steek!...." „Waarachtig wel" zei De Greef, terwijl het woord hem ontsnapte zonder dat hij eigenlijk precies wist, wat-ie zei; niet begrijpend, waar de ander heen-wou... Van Duinen was bekend als iemand, die puik-puik" was voor de duiten... Hy snapte waarachtig niet...' „Och", zei de ander eensklaps, tegelijk opstaande „ik ben ook eigenlijk gek. Neem me niet kwalijk, kerel, ik zit te dazen, 't Zyn de biertjes....Nou, wel be dankt voor je ontvangst... En tot overmorgenI" Maar De Greef hield hem. terug. Nam 'm z'n hoed af. Dwang hem handen op zfa schouders drukkend weer te gaan zitten. Haalde een flesch yrijn uit de kast. „Ben-je nu stapel, amicel" riep hij uit, ,jzeg wat je op 't hart hebt. Ais ik je met .een-of ander van dienst... Maar Van Duinen schudde het hoofd mei weemoe- digen glimlach. Bleef toch zitten... - Slurpte, na geklonken Je hebben, van den wijn. Stak een vereen e sigaar op met verhelderd, vesrvroolijkt gezicht. „Geen kwestie van kerel!" zei hij, zorgeloos "en lustig-dampend, „neem me. gekletst... de been en uitstrekkend nogmaals gezegd, niet kwalijk wat ik l Is alleen, maar..." En weer maakte bij aanstalten om te gaan. OJMaar nou Iaat ik je toch niet van mijn kast gaan!" riep gastheer uit, „voordat je mij verteld hebt wal je bedoelt. Ik ben een boon ais ik er iets van begrijp!..." „Goed" zei "Van Duiner^ „wanneer je er dan ab soluut op gesteld bent, zal ik je 't zeggen. Tegen mijn wil en bedoeling. Maar... Maar... parole dhonneur, Öat ik je 't to het strengste vertrouwen vertel?..." Zij drukten elkaar de hand. Het „eerewoord' was geboren... Buiten, to de nachtstraat, was het geruischloos stil. Ergens in 't huis sloeg een klok één uur... ,,'t Is eigenlijk" zei van Duinen", een malle historie. Een ouwe sobat van me beste trouwe kerel, coeur d'or, een juweel van 'n vent, alleen maar wal te goed van vertrouwen, wat zwak van karakter... Iemand, die altijd derden wou helpen zonder na te gaan pf-ie rich- zelt niet in den put hielp... Enfrn, ik heb den man herhaaldelijk geholpen. Meer dan eens!... En nooit een centiem te kort gekomen. Eerlijk als goud, 't Zal een maand of drie geleden zijn, dat-ie bij me komt... Op gewonden, nerveus, heelemaai ia de war... Hij bad voor iemand moeten opdraaien. Och, ten slotte kwam het nog op een "kratsje neer.. Voor hém althans, want hij zit er, aprés coup, puik bij. begrijp-je wel?...." Alleen: ze hebben er voor gezorgd, dat ie z'n duiten watr vast heeft gelegd. Daar heb ik óók nog aan meege daan. Voor z'n eigen bestwil, hé?... Enfin, "t betrof een twaalf a veertien honderd pop. Maar ik kon ze waarachtig niet missen, op dat moment En ik bezweer je, dat 't mij nog moeilijk zou vallen zonder betrekke lijk groote schade. Sapristi, dat mag iedereen weten. In dezen tijd... Alles zit vast muurvast. Zeg-nou- zelf! Mijn sobat is een kerel, mot-je-weten, die als-Je maar een ietsje, een ziertje van .weifeling merkt, zich dadelijk terugtrekt... Om kort te gaan 't is al kwart over eenen, ik ben direkt weg... Maar je hebt er zelf op aangedrongen, dat ik...'" „Natuurlijk, natuurlijk!" braamde gastheer. „Nou dan. Hij nam 't geld ergens op. Voor een week of wat. Best. Ik hoor er verder niks van. Maar nou mot-je weten", zei Van Duinen, en hier verhelderde een guitig lachje zijn trekken, „dat de vent een zwager van m op kantoor heeft... broer van z'n vrouw... Die, onder ons gezegd en gezwegen, nu piet precies een katje is om zonder handschoenen aan té pakken...' De beide heeren schudden van 'de pret, bij 'de ge dachte aan arm-goedhartig pantoffelheidje... „Enfin, hij kon eenvoudig niet aajn de duiten komen zonder allerlei herrie te krijgen. De vent rit er zei je je al prachtig-bij. Alleen.... Maar je begrijpt me natuurlijk ten volle. Z'n wisseltje loopt dézer dagen af én de geldschieter wil een „a valt je" hebben voor de prolongatie. De vent lijkt me razend, maar hoe 't dan ook zy de andere eischt het eenmaal. That is the qLiestion!.... Ik weet positief zeker.... garanti!.... Dat de kerel 't misschien over veertien dagen in profusie heeft zonder dat de dwarskijker erin "gemengd behoeft te worden... En anders heb ik 't natuurlijk zesmaal voor 'm.... Dat is alles!" De Greef had met alle attentie geluisterd. Snapte nog steeds niet waarom,.... 't Liep naar half twee.... En de zaak ging in geen geval hem aan... Ook "gast ©iet... „En verder?" vroeg hij. „Verder?.... Niks! Geen rierl" Van Duinen zocht al naar z'n hoed. Bleef plotseling vlak vóór gastheer staan. ,,'t Is te gek om, alleen te loopen. Maar als je 't dan positief wilt weten goed, luister dan. Ik kan geen aval-teékening zetten, omdat ik plechtig, op eerewoord, mijn vade rzaliger kort vóór z'n dood heb beloofd, dat nooit of te nimmer voor iemand, onder welke voor waarde ook, te zullen doen, tenzij 't voor reëele bandels- zaken dringend noodig was. Natuurlijk ben ik aan die heilige belofte gebonden voor m'n leven. Nou..." Gastheer zag op naar groote, eerlijk-lijkende oo»en van gast waarin bij de herinnering aan plechtige be lofte, stervenden vader, afgelegd warmte van aan doening gloeide. De Greef wachtte. En zich asch van jaslapel en vest kloppend, den blik van den ander daarmee even-ontwijkend, zei Van Duinen „Nou... Ik had jou willen vragen, den kerel te hel pen door even je pootje te-zetten. Een formaliteit I... sterven," murmelde zij na een poos gezwegen te hebben en schudde het hoofd. „Denk toch zoo niet Ella," sprak nu juffrouw Schmidt, de hand van het meisje vattend. „Tot nu toe was u zoo vol moed, en .hans zoo moedeloos!" zeide graaf Hesch. „Dat is niet goed. Ik begrijp, dat de gedachte u schrik aanbrengt: nauwelijks bruid en zoo spoedig reeds het trouw kleed dragen. Dat ontroert u cn wekt vrees „Zou ik niet vreezen?" Het was een vraag, waar op slechts uit het binnenste der ziel antwoord ge geven wordt. Graaf Besch en juffrouw Schmidt zwegen stil, zij voelden beiden de wijding van het oogenblik. Ella zelf verbrak het eerst dit zwijgen. „Het ge schiedt zooals hij wil ik ben bereid." En toen zij deze woorden sprak, voelde zij, dat't haar warm. om het hart werd, voor het eerst sedert zij de vree- selijke tijding had ontvangen. HOOFDSTUK 12. Drie dagen later was in een kamer van het stads ziekenhuis alles voor een eigenaardige gebeurtenis gen-ed, het huwelijk van een zwaar zieken man met een meisje, dat hij niet eens om het jawoord had gevraagd, dat hij zelfs niet eens zijn bruid had kun nen noemen. Twee dagen tevoren was het mogelijk geweest om den gewonde naar het ziekenhuis te venoeren, ook had Ella hem mogen zien. Hij had er te bard naar verlangd en dokter Steiche, de eer ste arts der inrichting, had toegegeven. ..Maar geen scène, mijn beste juffrouw! Beschouw die ontmoeting als de natuurlijkste 7.aak van de wereld, stap over alles zonder opwinding heen, als of u dagelijks, ieder uur bij hem geweest waart. Ik weet, dat ik bijna iets bovenmenschelijks van u verlang; maar energie vermag alles.'" Onderzoekend rustte zijn oog op het gezicht van het jonge meisje. Ella gaf geen antwoord, maar zij sloeg haar oogen niet neer. De dokter knikte. De ontmoeting verliep tot zijn tevredenheid. De gewonde was nog zeer zwak, maar helder rustte zijn oog op de aan zijn bed zittende gestalte. Hij tilde de wasbleeke, blauwgeaderde hand, die op het dek lag, een wei nig. Het jonge meisje nam die. „Ella!" fluisterde hij en zag haar steeds aan. Zij sprak er van dat het haar in Munchen zoo goed beviel. Hij bewoog zacht, toestemmend het hoofd. Zeer spoedig ging zij, op een wenk van den dokter, weer heen. ,Nu moet u gaan slapen,'" sprak deze, toen Ella Als je een dubbeltje riskeerde, ézou Sk, dat zal Je, hoop ik, willen gelooven de eerete geweest zijn om te weigeren... Nou adieu, De Greef, ik heb 'je nou je zin gegeven... Je verteld wat me op het hart lag... Maftr ik snap, 't is gekheid. ...Wat heb-jij met dien vreem den man Je maken... Nogmaals, vergeef mi; 'de indis cretie..." „Als jij me garandeert, dat..." zei De Greef halt-pein zend, pogend precies samen te vatten... „wat garancfccrenf' vroeg Van Duinen, rood wordend van toorn. Met si rak verontwaardigd gezicht.. „Wat be- dorf-je eigenlijk?..." „N... Neen. Ik wou zeggen" bracht gastheer uit, ge voelend dat hij den ander gekrenkt had... „Hoor 's even, meneer De Greef', zei 'Van Duinen, nu op ijskouden toon, „dat valt me van u tegen. Ik heb op uw herhaalden aandrang de zaak verteld. Ik heb u trachten duidelijk te maken, dat wanneer niet alles m elk opzicht .„safe" was... Dat Tc <-r dan geen seconde, natuurlijk gècn seconde aan gedachtzou heb ben om U.../' De Greef voelde rich diep-beschaamd. Hij was op gestaan. „Je begriipt ipe niet, kerel" zrf hij, ..vat ik wou zeggen, is alleen dal... Kijk 's hier, de rijkste man van het land kan morgen den dag, niet waar?...! Ik wil met plezier doen wat je mij vraagt. Wij kennen elkaar al zoo lang hé?... Wanneer je me verzekert zooals je hebt gedaan... Dan weet ik Immers... Neen, wees nou niet kinderachtig. Zijn we vrienden, of niet?... Ik ben beieid, volkomen bereid..." Even weifelde gast. Toen plotseling aanvaardde hij de toegesto ken rechterhand van De Greef. Drukte die met warmte. „Nou ken ik je weer?" zei hij, met bewogen stem „waarachtig"... En in den toon van z'n praten scheen opwellende traan te zijn... „Waarachtig, Cc had er leed van.. Maar enfin da's achter den rug... Merci voor den braven kerel. Ik zal ie morgen hel dingetje sturen... En nou smeer jk 'm. 't ls, bij de goden, kwart vóór tweeën!..." Hij nam afscheid. Ze stonden onder het zacht-sulzende gaslicht. Rondom was de geruischlooze nachtstilte. De Greel Itield de rechterhand van den ander even omvat. En met groot en ernst zei hij: „Ik stel onbeperkt vertrouwen in je woord van strtkt- eertijk man, zoocils ik jo heb leeren kennen. Van Dui nen.. Maar nog dit eene... En dat kun-je 'mij niet kwa lijk nemen. Ik geloof, ik weet, besef ebt alles geregeld zal gaan. Maar mocht 't wezen... Tegen jouw vaste- geloof in, zeg ik erbij... Zie-je, kerel, ik bcai waarachtig niet rijk... £aa met de lapjes van duizend niet ca ramboleer en... Ais er eens iels gebeurde. ...Dan kan ik toch ten allen tijde op jouw rekenen?..." Even kwam er weer het verootwaardigd-strakke op Van Duinen's gelaat. Maar 't verdween weer ijlinzs... Slechts glimlachte hij even. En schudde, twee, drie malen zeer stevig gastheers hand. Zei geen woord en haastte zich weg... In de voorkamer vaa den meneer van 't wisseltje was De Greef. En achter de porte-brisée, die 't vertrek scheidde van de er achter gelegen ruimte, stonden zij te luisteren. Met zijn tweetjes. Van Duinen en nog een... Nu en -dan gaven ze elkaar elleboog-duwtjes. En toen Van Duinen een kuchje niet had kunnen inhouden, had de ander hem tegen een boen geschopt... Most De Greef 't merken, dat zij er. waren?... „Dat is onmogelijk", hoorden zij De Greef zeggen „meneer Van Duinen heeft me plechtig beloofd het bedrag te zullen betalen als Dumoulin in gebreke bleef. Waaroon hebt u 't hem niet gevraagd?... Tot mijn spijt is meneer Van Duinen sinds oen tiental dagen op ruis... Maar hij komt einde dezer week terug. Dan zal hij u voldoen!" De twee achter deporte-brisée maakten gebaren van menschen. die geweldigen iool hebben. „Sst!" flui sterde Dumoulin, „nou komt tl" „Mijn waarde meneer" zëi de pedanteske kraakstem van geldschieter, u zijt toch man van zaken. Met uwe particuliere afsprak en heb ik niet te maken, zult u toe geven. Als meneer Van Duinen u eene belofte heeft gedaan, dan zal "hij die ook wel houden. Maar dal gaat buiten mii om. Meneer Dumoulin is in gebreke gebleven. U beat voor aval geteekend. Ik maak van mijn recht gebruik en vraag het geld. Verder gaat de zaak me piet aanl". Zij hoorden een stoef Verschuiven met driftig-harde beweging. Stemmen wtirwarden... De jool achter ver flauwde. De gezichten werden ajngstig-strak... In de oogen der twee ging angst beven... Zij hoorden iets van protest... Beslag. Faillissementsaanvrage, als niet de dertien honderd vijftig .gulden... Het stenunengewirwar werd luider, heviger. Een electrische schel trilde door het huis... Een deur -ging open. „Laat dien metneer uitl" klonk de harde, booze, bevelende stem in de voor kamer, „wijs hetm den weg naar buiten, Gerritl..." Twee sidderende handen Melden de deuren, die voor van achtervertrek scheidden, krampachtig vast. Het denkbeeld dal De Greef nu bij vergissing den weg zou zoeken langs .de ruimte waar hij Tnet het „coeur d'or" stond te luisteren, deed het hart.van Van Duinen ineen krimpen... Achter in het café zat pas-gevormd kaart clubje. Een stamtafel tje een hoekje waar men, van buiten-af inkijkend, niet zoo dadelijk het oog op kreeg. Maar de telefoon rinkelde. En do piccolo riep met zijn vermoeide rilstem: „Meneer Van Duinen I... Meaieer van Duinen 1....' „Pardon, een oogenblik", zé de gesignaleerde tot zich verwijderd had. „Ik heb geen slaap," murmelde de zieke en bewoog den arm naar het naast het bed staande tafeltje. Dokter Steiche zette het glas met bessenwater aan zijn lippen, hem tegelijk het hoofd wat op richtend. Paulsen dronk met lange, begeerige teu gen. .Als u niet kan slapen, zal ik u een poeder zenden Maar probeer het eerst maar eens ik zal de gor dijnen laten zakken." „Neen neen" een onwillige trek gleed over het gezicht van den zieke. „Sluit dan tenminste de oogen, slaap is hoofd zaak voor de genezing." Daarmee ging de arts weg. Doch Paulsen hield de oogen wijd open. Buiten nam de dokter van de dames afscheid en liet toen een verpleger komen. Hij onderhield zich langen tijd met hem, hij was over den toestand van den" patiënt niet zoo erg tevreden. De ingetreden apathie, na welke reeds meerdere levens waren heen gegaan, beviel hem niet. Over het geheel verliep de nacht goed, maar de slaap was gering en eerst na een zwak hulpmiddel, 's Morgens steeg de temperatuur. De dokter zette, toen hij den zieke die onrustig begon te worden, bezocht had, een zeer ontevreden gezicht. „Deze nieuwe pijnen in de wonde, de verhooging der tem peratuur als er maar geen voorwerpen mee in de wond zijn getrokken," meende hij, „draden van de kleeren, van 't hemd het zou een zware ope ratie worden, die toch vermeden moest worden. Wij dachten dat alles in orde was." Tn den loop van den dag werd de toestand van den patiënt slechter, een zeer onrustige nacht volg de, de koorts steeg en liet zich slechts voorbijgaand onderdrukken. De voor het huwelijk vastgestelde morgen brak aan, en de dokter had er weinig vrede mee, dat de plechtigheid zou doorgaan. Maar de zieke verlangde er heftig naar. Een weigering leek nog schadelijker. Graaf Hesch had voor de noodige papieren gezorgd het was hem slechts met veel moeite gelukt ze voor zijn vriend op tijd te krijgen. Ella's papieren had de familie Heller dadelijk gezonden. Door zijn verbindingen met het ministerie was hem mogelijk geweest, dispensatie van verdere formaliteiten te bekomen. De arts gaf slechts toe als de plechtigheid zoo snel mogelijk verliep en zoo eenvoudig mogelijk. Hij /eroorloofde geen versiering van de kamer, de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5