HETEN VAN EEN ONBEKENDE. Waarschuwing der nieren. Hij drukte bleek-anaemisoh afgeploeterd vrouw tje nog eens togen zich aan in het ruslig-leege cafe waar niemand op hen lettekuste me neert Heinrich haar.... .„.'t Was voor Jongen, toegeyoegdon verdedi ger üen der vreemdste, meest zonderlinge cliën ten, die, ook oudere collega's hadden 't, hem ver zekerd se <eoit hadieu gekregen ter behandeling. uet lelijke, °paomjschet geelbleeke vrouwtje, ge vezen eerste, winkel-juf, dat een niet onbeduiden de geldsom bad gestolen na vele jaren van onver droten ijver en ongerepte eerlijkheid om haar „verloofde" te helpen aan een betrekking. 1 Zij, arme, ia voorarrest gestelde Dina zat tegen over advokaat,1met vreemd-glinsterende, koort sige oogen. En toen hij zinspeelde op de mogelijkheid, dat meneer Heinrich haar zou bedrogen hebben toen boog zij het 'smalle hoofdje achterover en zij lachte mot vreemden klank, die advokaat een'huive ring door de leden joeg. „Maar'hij kómt terug, meneer!" riep dievegge uit, „dat is zoo zeker als iets!... Twijfelt u daar dan aan?... Mijn Heinrich is alleen maar weg "voor zijn betrekking!... Straks kocmt-ië immers. Met al het geld. En nog'voel irieer. O, hemel, ik heb u niet eens noodig, hoor! Dat zal 'de rechter wel merken. Hij komt vóst terug; Zoo vast'als iets..." En ze luisterde;... Waren er'geen naderende voot- stappen?... Was Heinrich, voor wien ze gestolen had, daar niet1? Glimlachend, 'met de koortsig-glinsterende spleet oogjes, loerde zij verdediger aam... 1 Det hij onwillekeurig terugweek. Hij dacht aan allerlei vreeröd*» dingen. Het tafereel van Ophelia uit „Hamlet" kw. ra hem ineens vóór den geest.... De rechter beeft zich in dit geval verecnigd met het voorstel van den verdediger.1 Arme Dira is ontoerekenbaar verklaard. Buiten strafvervolging gesteld. MA1TRE CORBEAU. LVL De vloed ..oorlogslectuur", die de drukpers over de wereld uitstort, wast onrustbarend. Ik denk nog niet aan hetgeen de couranten ons als dagelijksche spijs hiervan voorzetten. Ik zie alleen maar naar den bundel brochures, vlugschriften, tijdschriftar tikels enz., enz., die ik óf zelf naar mijn schrijf tafel heb gesleept, óf die door vrijgevige handen daar zijn beland. Ik weet, dat ik op lange na niet volledig gesorteerd 'ben in „oorlogslectuur", maar lk zie toch geen kans het stapeltje in 24 uur door te worstelen. Dc druk, door Jdeze wereldschokkende gebeurte nis ui'ê'stend op velen, moet wel een zware zijn, dat'hij een uitweg zoekt in zooveel „gedrukts". Een wijs man heeft gezegd, dat het uitspreken van wat ons drukt (sortir de soi) „reeds een begin "van be vrijdende macht" brengt. Als dat zoo is, en vele gedrukte gemoederen verlichting en bemoediging hebben gevonden door vele vellen druks de werold in te zenden, dan hebben vele oorlogsgeschriften, ook al blijven ze ongelezen, tenminste een 'goed werk gedaan, 't Is alleen maar jammer, dat derge lijke geschriften, die alleen'maar waarde hebben als veiligheidskleppen voor gemoederon onder gevaarlijk hoogen druk niet als zoodanig gesignaleerd zijn. Menigeen zou dan do tijd uitsparen ze te lezen. Dusm mijn bundeltje oorlogslectuur, dat don hooien toonladder van „oorlogswee" tot „oorlogshu mor"-doorloopt, heel veel kaf. Maar de voedzame'korrels ontbreken er toch ook niet. Er Is beters, dat'waard is gelezen te worden. Ik wil u wijzen op een brochure, "waarvan ik zou willen, dat geen mensoh, die ongelezen liet. Het is een hoekje van ruim 50 bladzijden, getiteld „Oor log en Christendom", geschreven .door'Hilbrandt Boschma, met een voorrede van Dr. Louis A. Ball ier. I Het omslag met'zijn vlammend-roode letters op zaeht-roomkleurig papier, doet reeds "aangenaam aan. 1 En als we het forsche motto hebben gelezen: „Hoelang hinkt gijlieden op "twee gedachten? „Zoo dó Heero God is, volgt Hem na. 1 „Zoo het Krupp is, volgt hem na", dan 'wordt dat vlammend-roode op zachten onder grond toi een symbool: „de verontwaardiging, die opvlamt uit de liefde." Het boekje telt 'acht hoofdstukken, waarin de schrijver aan den dag legt een ongeëvenaarde mees terschap over de taal. Alleen terwille daarvan is het lezen van dit boekje "reeds een genot. Hot is al leven en pit! Boschma weet met zijn taal te stroo ien en te striemen (ja! vooral dit laatste!). Daarbij verrast hij telkens door keuze van schoone beel den en pakkende voorbeelden. En wat we van een „evangelist" niet in'de eer ste ploats zonden verwachten, maar wat ons tot oen blijde verrassing'is. als we het in hom vinden, dat toont bij in rijke mate-'te bezitten, nl. humor. Niet de humor van zoogenaamde humoristen of hu mor-wtis^hi- bladen (gelukkig nietl), maar die hu-: nier,, die Aq G$nestet dus beschreven-heeft als een taal vol geest oa r— inhouden 'tranen, \'oJ ste, ook xeer geschikt 1 tot loeren en vermanea Hoe origineel spreekt hij in het eerste hoofdstuk over het feit, dat eigenlijk niemand met zekerheid kan zoggen, waar het in dezen oorlog om gaat en dat de oorlog eigenlijk'allen overvallen heeft. „Do volken hebben elkaar aangegrepen, niet om-1 idat ze 'elkaar aandurfden, maar omdat ze elkaar niet aandurfden,.... Daar was in hun-houding niets rneer van ridders, die elkaar vroolijk den hand - schoen toewerpen; veeleer een troepje schooljon- 1 gens, die lang met elkaar op 't ijs aan 't hossen zijn geweest, maar nu plotseling bemerken, dat het begint to. kraken, en do'bodem onder hun voet weg zinkt. 1 „Goorge, hou ze toch op zijl Wi'helu, "stamp toch niet langer met je voeten. „Om Godswil, Nicolaas, laat me'toch los! Zie je niet, dat we de diepte ingaan? „Zoo ongeveer was de inhoud dier laatste gedenk waardige telegrammen." 1 Hoor hoe 13. in zijn tweede hoofdstuk „Goddelooze Eendracht" hekelt, did zich hierin uitte, dat allen plotseling den oorlog noodzakelijk achtten. .aan geen enkele zijde eenig noemenswaardig protest! O, ja» de gemeenteraad van Amsterdam nam een motie van afkeuring aan, en naar ik meen ook de regeering van Lutjeberd. maar overigens werd er door alle machthebbers der werold gezwe gen. 1 „Eens zei de heer Troelstra op een congres, ter wijl hij 'zeer geheimzinnig een oog dichtkneep, dat hij natuurlijk niet alles zeggen mocht, maar dit kon hij wel zeggen, dat door de regeeringen met de So&r-democfaten wèl rekening gehouden werd! „Zij zwegen echter bij het uitbreken van don oor log in allo talen der wereld. „Ze hebben hun denk beelden opgeschort", zei me Iemand. Hoe jammer, dat rnen zijn denkbeelden „opFchort" juist op het oogenblik, dat het er op aankomt ze toe te passen. „De vredesvrienden verklaarden onmiddellijk na het uitbreken der vijandelijkheden, dat het nü geen tijd van spreken was. Dat is juist alsof de comman dant van de brandspuit op de tijding van brand zeg gen zou: „Ja, stil maar vrienden! ;'t Is nu geen tijd van spuiten. Maar stréks als het vuur uitge reed -heeft, dan zullen we eens toonen, wie we zijn." „Neen, deze eendracht is 'erger dan alle vroe gere tweedracht!" 1 In hoofdstuk III „Goddelijke Tweedracht", teo- kent de schrijver hoe we ten opzichte van den oor log cp twee gedachten hinken: „aan de 'eene zijde de plicht tegenover God en menschheid om niet dood te slaan;'aan de andere zijde de plicht tegen over den staat om het "w e 1 te doen. Hoe hier een uitweg te vinden? In Hoofdstuk V wijst hij aan wat z.i. „de eenige uitweg"'is. De ellende spruit voort uit het feit, dat er een enorm verschil 'bestaat tussohen ons eigen bewustzijn van goed en kwaad en de denkbeelden van'goed en kwaad die de s t a a t or op nahoudt. „Geen enkel huisgezin "zoo goddeloos als 't huisge zin van den staat." De staat als geheel schrikt ner gens voor terug. Ons eigen bewustzijn zegt: „Gij zult 7 iet doodslaan", Gij zult uw naaste liefheb ben. „Er is (dit acht "schrijver den belangrijksten zin rit zijn heele geschrift) „voor den mensoh of oen'groep menschen maar een mógelijkheid om aan die ontzettende tegenstrijdigheid van ons 'leven te ontkomen, nl. dat wij ons in 't gelóóf, d.i. in helden moed aan God overgeven. i. „Alleen deze heldenmoed des geloofs kan hem be wegen om van allo geweld afstand te doen. Dit is do eonigo uitweg." Do hoofdstukken VI en VII zijn "wel meo do schoonste 'gedeelten van het boekske. Ik kan me voorstellen, dat die regelen onder tranon zijn ge- sohreven. „Deze dagen zijn tranen-dagen, dagen van droefheid en grooto gedruktheid." Daarin spreekt schrijver van „De Houding der Christen heid" en hij, die'zelf een Christen wil zijn, moet sproken van „het ongeloof en de "onbekeorlijkhoid f dier Christenheid". Hier is zijn taal de striemende, ide taal van het „wee u!" van Christus. Hij spaart (niemand iets. „Zeker op den achtergrond als too- i neel-decoratief staat de ,God van Nederland" Imaar in de prnotijk op den vóórgrond onze gewo- (ren en kanonnen, of zooals oud-mnilster Colijn zegt, „ons vermogen om van ons af to slaan." Daartegenover heft hij forsch op do geboden „niet doodslaan", „uw naaste liefhebben". En dan dit vernietigend requisitoir:1 ,,'t Is zonderling, dat ieder erkent, 'dat deze ge boden den grondslag vormen van den godsdienst; ze behooren tot-het allereerste oatechesatieonderricht; en de, nu ze algemeen overtreden worden, hoort m«n zé'zcifs niet noemen. Het Christendom heeft de bijtende kracht zijner absolute eisohen verloren." iy spaart niemand iets: zelfs niet zijn eigen geest verwante:!, de ethisch-ortliodoxen, wien hij de uit braak uit hun orgaan „De Ned. Kerkbode voor de voeten werpt: „De Kerk behoeft niet eerst de vraag „to overwegen of de Christen de wapens moet ópne- „ïrrn. Die vraag is sedert eeuwen theoretisch en prao- „ti5 h beantwoord". De Kerk overweegt alles, maar de vraag of de Christen verplicht is andere menschen de bajonet door het lichaam te steken, dat is iets wat door de Kerk niet meer behoeft overwogen te worden". Al lang „theoretisch en practisch (ja vooral prac- lisehl) uitgemaakt!" Tegenover deze opvattingen van de „pilaren der ge meente" stelt hij de uitspraak van „een eenvoudig land weerman, die op post stond": „Ik weet wel meneer, „dat het niet goed is, en dat een mensch het eigenlijk „niet doen mag. Maar ik heb vrouw en kinderen. Als ,,'ik weiger wordt ik zeker doodgeschoten. Ik hoop, „dat God mij genadig zal zijn en zich zal herinneren, dat ..ik dit kwade wel gedaan heb uit zwakheid, maar dat „ik er geen behagen in gehad heb, gelijk ik het ook „nooit zal goedpraten". In het slothoofdstuk: ;!Wlachter wat is er van den nacht?", trekt hij eenige lijnen, waarlangs die tacnsch heeft te gaan, die waar Christen wil zijn. Op dit hoofdstuk, is van meer dan ééne zijde critick geoefend. „Opwaarts" het orgaan van de (orthodoxie) Christen- Socialis'.en zegt: „Gij hebt ons teleurgesteld. De le- „zing van uw geschrift laat onvoldaan naarmate de „verwachting hooger gespannen was. Waarom de lijn „der redeneering niet rustig en onversaagd gevolgd Ik moet toegeven, dat ook mij dit laatste hoo! 'stuk het zwakst voorkomt. Te oordeol'en naar het voorgaan de, had ik verder-strekkende consequenties verwacht. Klinken na het forsche lied der eerste hoofdstukken niet wat heel tam de slotaccoorden. Laat de koning of keizer, die zijn soldaten oproept ten minste niet zeggen, dat hij dat doet in vertrouwen Gop God. Laat het Kamerlid by het stemmen vóór de oorlogsbegrootlng ten minste niet zeggen, dat hij dat doet krachtens zijn christelijk beginsel. I^aat de soldaat, die zich nog niet kan onttrekken aan 't doo- den van den medemensch, ten minste beliiden, dat het niet goed is. Ik weet wel. de forsche slotaccoorden die we ver wachten, liggen er wel in opgesloten: en een goed ver staander heeft maar een half woord noodig, maar* er zijn zoovelen. die aan een half woord niet genoeg heb ben, die de liin van een conclusie niet kunnen dooi- trekken. Wij blijven vragen: „Waarom voor dezulken niet het heele woord, in den trant van „Opwaarts" als dit blad zegt, „dat vriend en vijand in het aangezicht ..moeten worden weerstaan, als het gaat om trouw aan de geboden Gods". Maar daarmee zwijgt ook alle cri- Uek, voor dit van warme geestdrift, van innig geloof, van idealen zin bezielde woord. Daar is een profeet aan het woord; een profeet in woord; een proleet in moed. En. gelijk de voorwoord schrijver zegt, het geschrift zal wel voor ontactisch, onpractisch, dwaas en dweepziek worden uitgemaakt, maar het zal niet de eerste en ook niet de laatste maal zijn, dat dit lot aan een profetenwoord beschoren Is. Misschien zal ook hier blijken, dat wat dwaasheid is voor de wereld, hoogste wijsheid is voor God; en straks misschien ook voor die menschen, die Gods wil pogen te zien en to volbrengen. Het woord van Boschma spreekt tot ons als eert voudlge Evangelietaai. Het zegt ons duidelijk, wat zoo eenvoudig is, dat het eigenlijk niet meer noodig moest zijn gezegd worden, dat Gods geboden, gelijk het Evangelie ons geeft en die weerklank vinden in ons hart, ten c enenmale'niet zijn te rijmen met den oorlog. Ik weet wel. Velen meenen. dat dit wel gaat. En daar ónder zijn Hoog- en Zecrgeleden. En ik heb'ook wel gelezen wat een Dr., dó Hartog, een Dr. dö'Sóppcr, een 'prof. Chantepie do lp Saussaye over deze dingen heb ben geschreven en hoe zij den oorlog verdédigenEn 'ik wil gaarne toegeven, dat zH schoone dingen zeggen, en Zelfs ware. JaIk wil zelfs bokennen, dat ik hun rede- "necringen en betoogen zelfs niet altijd verstandelijk kon weerleggen, maar al het water van de zee cn alle rede- hecringen van deze Hoog- en Zeergeleerden kunnen uit mijn ziel niet uitwnsscncn do overtuiging: God wil den massaion doodslag, dien wij oorlog noemen, niet: en omdat wij, Zijne kinderen willen zijn, dio Zijn wil mogen volbrengen, willen wij hem evenmin. Het Is zeker geen geringe verdiensto van het boekje vnn Boschma, aat het die overtuiging weet te wekken cn tc bevestigen. Waarom het mi.i. verdient gelezen te worden door Iedereen. het' vinden, als wij eens een bericht inzonden: Tot onzen spijt moeten wij verklaren, dat de teedere zorgvuldigheid die de erfprins aan den dag legde tegenover de dame die hein vergezelde, niet zijn ge malin, maar de schoone hofdame Sitta gold." Ik zou hun gezichten wel eens willen zien." „Onzin." De prins fronste het voorhoofd. „Daar mee zouden we de zaak niet verbeteren." ,D,ai meen ik ook," zeide Krochert. „Het moet al les maar zoo blijven. Ik neem natuurlijk tegenover den hertog de schuld op mij." „Waaruit heeft die verbazende teederbeid toch bestaan, Albrecht?" plaagde de erfprinses. ,I,k heb de thee 'ingeschonken voor jufrouw van Hoogendal niet waar?" antwoordde de erfprins, „en ik heb haar uit het rijtuig geholpen dat was alles." „Dat was alles", herhaalde Sitta werktuigelijk.' Maar haar trillende lippen konden deze woorden nau wclijks stamelen. 1 „Maar Sitta, neem die zaak 'nu niet zoo tragisch op," lachte dc erfprinses. „Albrecht, wat schrijft de hertog nog meer?" „Dat het'gedrag van ons en ons jeugdig onbezon nen gevolg," hier boog de erfprins met spottende hoffelijkheid tegen Von Krochert er Sitta, „hem, het bewijs leveren, dat hij groot gelijk had om deze reis af te keuren.'In de toekomst zou hij be paald een anderen en meer ervaren kamerdienaar als reisgezel meezenden. Wanneer wij nog langer in St. Moritz dachten te 'blijven en zulke ongeschikte en gevaarlijke ondernemingen op touw wilden zet ten, dan zou hij bepaald de opperhofmeesteres Von Endo en den kamerheer Von Sell zenden." „Neen maar, die twee zouden wij bier juist kun nen gebruiken."1' „Neen, daarvoor bedank 'ik zeer beleefd." Prins Albrecht stond op. „Het beste is, dat wij'maar spoe dig naar Glückstadt terugkeeren. Het oponthoud hier is doop die eeuwige 'spionnage toch vergald. Et wanneer ik de reis naar Italëi doorzetten wil, moet ik nu wel toegeven» Wat zegt gij ervan Krochert?" ,,tk wilde uwe hoogheid juist vragen'om mij voor eenigeu tijd verlof te geven. Mijn vader eischt drin gend mijn komst op Roode bosch. Hij is ziek en het beheer is thuis zeer verslecht en door overstroo mingen gaat het nog meer achteruit." „Moet dat beteekenen, dat je ons voor altijd ver laat „Ik hoop het niet. Maar ik moet'nu beslist naar huis en zien hoe de zaken daar nu staan." 1 „Natuurlijk. Je hebt onbepaald verlof, beste Kro chert. Maar ge moet ons'eerst naar Glückstadt te rugbrengen*" „Dat spreekt vanzelf. Dan gelukt het mij mis schien den hertog-ervan te overtuigen, dat mij de sohuld treft van dat ongelukkige rit naar Maloja." „Wat hindert het, wat men daarover in Glück stadt zegt. Is het niet het een, dan babbelt men over het ander. Ik moet 'eerlijk bekennen, dat mij de lust om tennis te spelen geheel en 'al is vergaan." Prins Albrecht schoof het raket, dat Von Krochert hem had toegestoken terug. „Hoe zou jelui 't vin den als we inplaats daarvan naar het bosch gin gen?" Allen 'verklaarden het daarmee eens te zijn. De erfprins verliet met zijn vrouw den salon om zich te verkleeden. Sitta stond onbewegelijk aan tafel. Krochert, die'de kamer wilde verlaten, draaide zich nog eenmaal naar haar om. 1 Zij keek met een donkeren blik voor zich heen. „Gletsersteenen1hij heeft gelijk!" zeide zij zacht Voor zich heen. „Op den'duur moet dit alles hem murw maken, moede en vreugdeloos." beklaagt den erfprins bepaald weer?" vroeg Krochert. „Ik moet je bekennen, 'dat ik mij op dit oogenblik meer over hem erger, dan dat ik hem beklaag. Waarom moest hij in jouw tegenwoor digheid dat courantenepistel bespreken? Had ik dat tochtje maar niet toegelaten. In den grond van de zaak heeft Jde oude hertog geen ongelijk. Wil men, voorrechten genieten, dan moet - men ook de daaraan verbonden nadeelen dragen. De erfprins is zelfs op reis geen 'gewoon particulier en mag zich ook niet als zoodanig gedragen." „Hoe verschrikkelijk, steeds bespied, besproken en beloerd te worden." „Voor u, juffrouw v&n Hoogendal is dat 'couran tenbericht veel ergerlijker. Wanneer men te we ten komt dat u het was, die met den erfprins al leen was, zal daarover een ellendig gebabbel los breken." „Ik heb geen enkele reden om mijn tocht naar Majola met den erfprins geheim te houden." „Ik zou u zoo gaarne voor den klets en het ge babbel van anderen cok bewaren," zeide Krochert teeder. „Mag ik, als ik weer in Glückstadt kom, u een vraag doen?" 1 „Een vraag?" Sitta draaide verlegen het hoofd om. „Ja, een vraag, van welker 'beantwoording mijn levensgeluk afhangt." „Neen, neen vraag niemendal," weerde Sit ta angstig af. 1 „Neen, vandaag vraag ik niets, maar'spoedig,ant woordde bij kalm, nam haar slap neerhangende rechterhand, en drukte daar een kus op. Sitta keek nem na, toen hij de deur uitging- „Wanneer ik hem kon liefhebben, hoe gemakke B rgerlijke Stand. GEMEENTE AVIERIXGERWAARO. Ingeschreven gedurende de maand Februari 1015. Geboren: Luda, dóchter van J. Wouters en van 1. F. van Haperen. OndertrouwdNicolaas Boerman en TVtJntJe Braaf. Volkert de Wit en Guurtjo HJssen. Gehuwd en OverledenGecne. lijk, hoe licht was alles," daoht zij met een diepe zucht. „Maar ik heb hem 'niet lief, kan hem ook nooit liefhebben, want ik heb een ander lief ach, hoe lief heb ik hem." „Sitta Sitta 1 Waar blijf je toch?" Dat was de stem van de erfprinses. Sitta trachtte haar kalmte te herwinnen. „Ik kom dadelijk, hoogheid." r Het antwoord klonk rustig, niemand kon daaruit eenige innerlijke ontroering hooren. Zij babbelde ook heel opgewekt, toen zij met de erfprinses den weg naar Pontresina insloeg. De beeren volgden op eenigen afstand. HOOFDSTUK 3. 1 Tn Glüokstadt heerschte bij de terugkomst van de uit St. Moritz terugkeerenden een eenigszins drukkende zwoelte, die zich bij hare hoogheid de hertogin zeer spoedig in tranen en bij den hertog in mopperen lucht gaf. 1 De hertog en de hertogin zagen het niet graag, dat de erfprins de grenzen van het land overtrok; én wanneer daaraan dan nog gevaarlijke tochten of ondernemingen waren verbonden, ging het 't ouder hart heelemaal niet naar den zin. Bij de hertogin was het moederlijke zorg om-naar geliefden, eeni gen zoon, de hertog was tegen verre reizen uit principe. Hij keurde het beslist af, dat de erfprins zijn horizont verwijdde. De grenzen van Glückstadt moesten voor hem ook de grenzen van de wereld beteekenen. Het bracht maar nieuwmodische idee- én, vreemde gedachten thuis, dat reizen in andere landen. En het ging in Glückstadt nog zoo gemoedelijk toe. Ieder bleef in zijn ambt, totdat het hoofd hem van ouderdom op den romp waggelde en ging het heelemaal niet meer met hem, dan kreeg de zoon do betrekking van zijn vader. De heele hofstaat van don hertog Jwas met elkaar verwant en verbon den. Ais m een vastgesmeeden ketting 'zoo volgde de- eene schakel op den andoren. Krochert en Sitta werden als buitenstaanders bij hun intrede met zeer wantrouwende blikken opge nomen, De vroolijke aard van den jongen officier en Sitta's hooge bedaardheid beviel spoedig alge meen, vooral daar de oude hertogin de hofdame van haar schoondochter zeer gaarne mocht en dit ook zeer openhartig toonde. Maar dat men deze vier jonge, vroolijke menschen met elkaar zulk eene verre reis ondernemen liet, daarover schudde me nig hoveling ernstig het hoofd maar zij niet alleen, menig goed burger van Glückstadt deed dit. De wensch van den erfprins om in den herfst naar Italië te gaan, viel op een zeer steenaebtigen GEMEENTE BARSINGERHORN. •Ingeschreven van 12ft Februari. •Geboren: Jan, zoon van Reijer Zander en Néell.ie Glas. Aldect, zoon van Willem de Graaf en Maartje Ploeger. dochter van Klaas de Boer en Grietje VtspeF. Gyiötje Trijntje, dochter van -Jon Harder en Gornelja Glim. Dttd^ctrouwd: Arle van der Vlies en Lena Josina Vi^eï.'Jan Kcoij -en Antje Weaterman. 3ei<ouw«k Cie>>e. Overleden: Dieuwertje Madderom, oud 69 Jaren, echtgenoot© van Cornelis Speur. Dieuwertje de Boer, oud 73 jaren, eohtgenooto van Theodorus Jo- hannes Beenken. Jacob Keesman, oud 63 jaren, echt genoot van -Aagje Vader. Jan van Twuiver. oud 64 jaren, echtgenoot van Teetje Wit.'Cornelis de Graaf, oud 75 jaren, weduwnaar van Trijntje Leuwes. GEMEENTE NIEUWE NIEDORI'. Ingeschreven van 128 Februari. Ondertrouwd: Abraham Doorn, te Zijpo en Cor- nelia van Eeten. Gehuwd: Geene. 1 Geboren: Nicolaas. zoon van Petrus Jansen en Jo- hanna Wijnanda Storm, Maria, dochter van Wil lem Schuurman en Geertruida van Diffelon. Afra Elizabeth, dochter -'an Johannes Leegwater en Eli- sabeth de Leeuw. Wilhelmus Theodorus, zoon van Jacob de 'Groot en Catharina Wijnker. Johannes Hermanu8, zoon van Hendrik Tamis en Maria Jon ker Overleden: Ingeschreven levenlooze zcon van Ja- oob Nap en Trjintje Alida Arts. GEMEENTE PETTEN. Ingeschreven gedurende de maand Februari 1913. Geboren: Pieter, zoon van Jan Vriesman cn van Dieuwertje de Vet. Margaretha, dochter van Dirk Snip en van Neeltje Smak. GEMEENTE HEERHLGOWAARD. Ingeschreven gedurende de maand Februari 1915. Geooren: Petrus, z. v. Jan Ursem en Johanna van Schagcn. Theodorus, z. v. Pieter Konijn en Grietje van der Velde. IJpe, z. v. Harmen van der Mei en Antje van Qtfk. Sirnon Gerrit, z. v. Slmon Blom en Cornclia van der Park. Cornelis, z. v. Jacob Berkhout en Nicsje de Boer. Cornelis, z. v. Pieter Groot Mz. en Trijntje Pluister. Nicolaas Adrianus, z. v. Jan Wortel en Guurtruida Koppes. Agatha, d. v. Pieter de Boer en Wilhelmi-ia Johannes. Alida Cornelio, d. v. Cor nelis Komen en Anna Kuijner. Maria, d. v. Rembertus Pronk en Cornelia Bommei. Ondertrouwd en Getrouwd. Ge*>ne. Overleden; Catharina Bijvoet, '4 mnd.. d. v. Klaas Bijvoet en Grietje Nieuweboer. Antje Dekker, 41 jaar, echtgenoote van Dirk Wijnker. Hendrik de Vries, 76 jaar. echtgenoot van Maartje Hartog. Catharina van Langen, 5 mnd,, d. v. Rcindert van Langen en Geer tje Wester. Theodorus van der Stoop, 2 mnd., zoon van Jan van der Stoop en Trijntje ae Winter. Trijn tje Ero, 79 j., echtgenoote van Gerrit Smit. Reclames. Velen verwaarloozon rugpijn, omdat zij van meening zijn, dat het zwakte der rugspicren is, ontstaan door overwerktheid. Zij wachten dan totdat do pijn vanzelf verdwijnt. Maar als dc pijn in den rug niet uit zichzelf verdwijnt, weten wij dat do pijn niet uit dén rug voortkomt, maar uit de nieren, gelegen tor hoogte van dc ionde nen. Dit is eetn waarschuwing en een ernstige waar schuwing, want wanneer de nieren verzwakt zijn, geven zij Jaan het urinezuur gelegenheid om zich met het bloed door het lichaam te verspreiden. Dit urinezuur veroorzaakt pijn in den rug, pijn in de ledematen; het vormt bezinksel in de urne, hetwelk de blaas en urinewegen prikkelt; het verstopt do urinewegen en belet ©en vrije afvoer yan het water, cn. veroorzaakt zoodoende waterzucht; het vOrmt scherpe kristallen in do gewrichten, spieren en weefsel», de oorzaak van jicht, rheumatiek, heupwee (ischias). Begint daarom bij het eerste optreden van ver schijnselen als bovengenoemd met het gebruik van Fostor's Rugpijn Nieren Pillen en zonder uitstel, want hoe langer ae nieraandoening verwaarloosd wordt, des te moeilijker valt het haar te gonozon. I ostor's Rugpijn Nieren Pillen hergeven aan de nieren haar gezondheid cn werkzaamheid. Zij zuiveren de urinewegen en voe ren het overtollige water en de urinairo onzuiverheden af, waardoor de oorzaak van uw kwaal wordt wegge- Te Schngan verkrijgbaar b(| J Rotgans, Drogisterij „Het Witte Kruis", Molenstraat C 14. Toe zonding geschiedt franco na ont vangst van postwissel k f! .75 voor één, of f 10.— voor zes doozen. Eischt de echte Fostor's Rug pijn Nfor«n Pillen, weigort elke doos, die niet voorzien is van nevenstaand handelsmerk. bodem. De hertog vond. dat het leven van zijn zoon in Glückstadt voldoende 'met genoegen ge vuld was. Het was hem al reeds een doorn in het oog, dat de erfprins veel met de officieren van het huzarenregiment in Glückstadt omging. Want nu Glückstadt zijn militaire bezetting niet meer had, had de hertog ook alle belang in militaire zaken verloren. Tot de hofbals moest hij de officieren wel uitnoodigen, maar nooit betrad oen hunner bij de 'meer intieme feestelijkheden het slot. Verbie den kon hij den erfprins den omgang met de offi cieren niet, maar aan bittere opmerkingen en schimpscheuten was toch geen gebrek. 1 Toen de erfprins dan met zijn Italiaansch plan voor den dag'kwam, toen brak de lang opgegaarde *wrok van den ouden hertog eerst met recht los, vooral nog erger omdat de erfprins tegenover al deze boosheid zoo bedaard en kalm bleef. Hij verklaarde echter beslist, dat werd die reis naar Italië hem niet toegestaan, dat hij dan weer in actieven dienst zou treden bij zijn vroeger corps, daar hem het nietsdoen en nutteloos leven onhoudbaar werd. De hertog zag in dat het verstandiger was maar toe te geven. Hij stemde in de reis toe, maar on der het "beding, dat er een ander kamerheer mee ging.'De erfprins aceppteerde dit, want ondanks alle verschil van meening, hield hij van zijn vader en elke luidruchtige strijd was hem van nature onaan genaam. 1 Daarover was de erfprinses echter geducht uit haar humeur. Zij beklaagde zich bij de hertogin, dat zij dan steeds met dien ouden kamerheer op gescheept zat en de erfprins met Sitta uitstapjes zou maken. Zoo was het in St. Moritz ook reeds geweest, maar met Von Krochert had zij het kun nen verdragen. Het eene woord haalde het andere uit en in de opgewondenheid van het oogenblik ©ntsnapte de prinses de medcdoeling, dat niet zij, maar haar hofdame de gezellin van den erfprins was geweest op den zooveel besproken tocht naar Matoja. Nieuwe groote ontsteltenis volgde op deze1 mede- deeling. De hertogin sloeg voor om zooiets voor het vervolg onmogelijk te maken, en ook nog een andere hofdame mee te geven. Maar dat gedoogde de spaarzaamheid van den ouden hertog niet, om nog meer reis- en verblijfkosten uit te geven. De hofstaat van zijn zoon kostte hem bovendien al reeds genoeg. Hij ging met zijn privaat-secretaris te rade, met minister en huishofmeester, maar het waa onmogo- lijk, de uitgaven konden niet grooter worden. En dé allerhoogste boosheid werd met den Uag erger en drukte als een alpenlast op het heele hof. Wordt vervolgd.'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 6