DE HO FDAME.
ZATERDAG 17 APRIL 1915.
58s<e Jaargang .No. 5575.
TWEEDE BLAD.
De dingen om ons heen.
„De Toekomst".
Gelijk bekend is, verscheen de*zer dagen in den
Haag het eerste nummer van een weekblad, genaamd
„De Toekomst". Dit blad moet dienen om de
Nederlanders er op te wijzen welke banden ons
volk en het Duitsche verbinden en om duidelijk
te maken, dat Duitschland volstrekt niet zoo zwart
is als het wel eens wordt afgeteekend.
In hoeverre dit noodig is, weten wij niet en in
hoeverre het blad er in zal slagen den indruk te
vestigen, dien het beoogt, moge de» redaotio voor
zioh zelf uitmaken.
Wjj voor ons gelooven niet bard in het succes
En wel voornamelijk om deze roden, dat „De
Toekomst" bezig is een open deur in te trappen.
In gewone omstandigheden toch is er wel geen
Nederlander die zich ontveinst, dat tusschen de
Duitsche en onze natie tal van punten van aan
raking zijn. Op allerlei gebied staan wij met el kaar
in contact. Handel, landbouw en veeteelt, industrie
op materieel gebied hebben beide volken elkaar
elk oogeublik noodig. Op wetenschappelijk terrein
geldt hetzelfde. Talrijk zijn de Duitsohe uitvin
dingen, die door Nederlanders in toepassing worden
gebracht. Even talrijk die waarbij het omgekeerd
het geval is.
Over gebrek aan waardeering van weerszijdeu
kan dus moeilijk gesproken worden. Al z in er.
gelijk run zelf spreekt, eigenschappen en neigingen
in het Duitsche volkskarakter, die ons minder
i Byinpathiek zijn. daartegenover staan toch weder
i mdere waarvoor wij gaarne respect hebben en waarom
a vij onze Oostelijke buren in ons hart ben den.
Daarom is in normale omstandigheden een blad
a. Is „De Toekomst" volmaakt overbodig. Niemand
bt Bhoeft ons week in, week uit voor te houden hoe
bi j uitstek kranig op velerlei gebied de Duitschers
zij n, evenmin als dit noodig is ten aanzien van
En 'gelachen, Franschen of welk ander volk ook.
l Jver het algemeen is de Nederlander nuch'ter
en onbevangen genoeg om mensohen, volken eu
lanc len, die hij leert kennen, op de juiste waarde
te s chatten, en bet goede en kwade ervan te zien.
Tt cch meenen de heeren. die De Toekomst leiden,
dat aan een blad als het hunne behoefte bestaat,
dat 1 'luitschland niet juist beoordeeld, niet voldoende
gewat irdeerd wordt door onze landgenouten.
Zoo Hit waar is. zoo onze beschouwing van en
waard eering voor de Duitschers snders en minder
is dan in normale omstandighoden dan moet voor
die wij ziging een oorzaak te vinden zijn.
Dat ons oordeel plotseling zooveel slechter zou
rijn ge worden, dat wij eensklaps ten aanzien van
onze O' osterburen met heele of halve blindheid
zouden zijn geslagen, valt moeilijk aan te nemen
Toch vermoeden de heeren iets dergelijks, alleen
zij denk< en niet aan een blindheid, maar aan een
bril met gekleurde glazen ons op den neus ge
schoven i *an de soort doofheid, die wij, Neder
landers, c »nu de luxe kunnen permitteeren van
Oost Indis ch te noemen.
De heer eu zijn van meening dat onze pers niet
neutraal gt ïnoeg is, dat zij voor de geallieerden
altoos een verontschuldiging bij de hand heeft,
doch de Du. itschers daarentegen gaarne in te zwarte
kleuren schil Idert.
In plaats ian dat het Nederlandsche volk blind
zou zijn, wo rdt het dus de Pers, die, zelf blind,
de natie verki ?erde voorstellingen der dingen geeft,
dan wel napr. &at wat door een „niet altijd met
edele middelen in het buitenland gevoerd pers
campagne" won dt uitgedacht.
Beide verond erstellingen zijn al even weinig
vleiend en voor ffeen ervan is schijn of schaduw
van bewijs aan t '0 voeren, noch voor de hlindheid
onzer bladen noc h voor hun klakkeloos nabauwen
van „het" buitenl; and.
Vermoedelijk bi ^doelen de heeren het dan ook
zoo erg niet en tra vchten zij het bestaansrecht van
hun blad aan te to» onen door deze frase, omdat zy
het alternatief niet aandurven.
"Want als wij, ve rgeleken met de normale om
standigheden, niet v eranderd zjjn in scherpte van
FEUII .LETON.
18.
Sitta's oogen stonden vc '1 tranen en haar hart
kromp ineen. '„Wanneer hi Ij maar -'minder eenzaam
was, kon ik hem gemakkei. ijker verlaten,"'dacht zij
smartelijk. „Maar ik ben 'd 'o cenige die hem be
grijpt." I 1
Een [gevoel 'van haat tege ut de erfpnnses steeg
in haar binnenste op. Waaro, rn ging die vrouw 'ook
zoo op in kleinigheden, en 1l uttel© dingen. -Was zij
anders, dan zou de erfprins zi 'ju steun niet bij 'mij
zoeken," zeide Sitta tot zichzel f- Maar het angstige,
onrustige gevoellin haar hart, -li iet_ zachte klagen van
haar geweten kon zij met 'derjg elijke redeneeringen
niet tot zwijgen brengen. Zij w.ati blij, dat een klop
pen op de deur idoor haar kame n "neisje haar van de>
ze'gedachten losrukte.
„Is het'reeds tijd om te •lkle<edei"v Louise?? Ja, ik
kom dadelijk."! 1
Op de toilettafel brandden cle 'licl' ^ten reeds. Bitta
ging'voor den spiegel zitten. Zij ket star'en strak
naar haar eigen'beeltenis, maar zond er waar te|ne-
men, hoe het jonge meisje'haar kaptev
„Ik |heb 'uw wit zijden japon •klaargelegd," zei
Louise. Zij sloeg om 'de zwarte vlecht*, -0e,n kroon
van witte narcissen. „De juffrouw magimmers toch
niet dansen, en -dan hindert de zware sleiBp Itoch
niet, 'en het toilet is zoo -mooi."
Sitta stond op en'liet zich de'japon aa nhrekken.
De zware witte zijde viel prachtig langs hi var -slan
ke gestalte naar beneden, alleen yan'boven, -om hals
en'schouders was het zoover uitgesneden, da prach
tige'Venetiaansche kant te zien kwam. Om dt bals
droeg zij een -'streng paarlen, verder -geen v 'ersie-
ring. I 1
't Meisje spreidde de sleep met zorg uit et t gaf
haar meesteres de handsohoenen in de hand. Sitta
kijk op en waardeering van de dingen, terwijl onze
opinie toch gewijzigd '8» bgt het voor do hand,
dat de dingen en meiascn hon, die wij in ander licht
zien. zelf veranderd z\ in.
Een andere keus is oi imogelijk.
Bleef de zaak deizelfd e, dan veranderde ons ge
zicht, doch bleef dait gezn'mbt even goed, dan moet
de zaak zelf veranderd i'ijn, indien ur verschil is
in het resultaat onzen* waarneming.
Voor dat alternatief stolden de^heeren van „Do
Toeki.msiAangezien iüj geljjk hebben, dat
Duitschland op ons e-en antieren indruk maakt dan
voor een jaar, hebben zij" zich moeten afvragen
met welke der twetï- mogtïlijkheden zij te maken
hadden.
En nu wil het oris toeschijnen, dat zij op die
vraag het verkeerde antwooi'd gegeven hebben en
dat hun blad dus o p vorkeorden grondslag staat.
Niet wij zijn kortzi ohtiger geworden of laten ons
iets wijsmaken door cle pers d'er geallieerden om
trent liet volk, dat wij plach ten te respectecren.
Dat volk, zelf ia voor het inome.ut anders geworden.-
In plaats van d it wij een Du itschen bril noodig
hebben, kan veeleer Dnitschlan d een Spiegel ge
bruiken. Ziedaar waairom wjj nie t gelooven in bet
succes van het blad, dat ons zou willen nopen onze
goede oogen met verkt ierdo lenzen te gaan bederven,
alleen omdat Duitschla nd moraenteol niet zichzelf is.
Xl iar al was de k ans op èüccet* voor het blaii
niet uitgesloteu naar onze overtui ging, dan zou
toch het verschijnen e rvan ons ong ewenscht voor
komen. Er wordt in Duii tsch and genoeg gepubliceerd
ter verdediging van e igen zaak en opvatting, dat
het niet noodig is ons, die in de rui.mate mate het
hoor en wederhoor kunt ten toepassen o I" een speciaal
„wederhoor-blad" te onthalen alleen omdat de
uitgevers ervan meenei n,^ dat er te veel „hoor-
bladen" zouden zijn.
Het spreekt immers^ van zelf, dafc,_ indien een
blad als „De Toekoms t", invloed krij'gt op een
deel van het publiek sic schts oneenigheii I in eigen
land er het "gevolg van kan zijn, uiting z»al worden
gegeven aan sympnthiëe >n op een wijze, d e niet
strookt met werkelijke noutraliteit.
Gesteld, dat onze syn ïpathie tot dusve-rre niet
de richting uitgaat, die di b Toekomst-redacti e voor
de juiste houdt, zal het er dan voor ons land en
volle beter op worden, wanneer een deel eir van
zus, een ander deel zóó gaiat denken P
Voor Duitschland moge» zulk een tweespisilt in
denkwijze bij den kleinen buurman aangenaaicn en
geweuscht zijn, en nogjje wenschter zoo de^buur-
lieden heelemaal Duitscb duchten er voelden, voor
ons land is eenheid en Ned orlandsehheid, met uit
sluiting van al 'het andere .het eenig gewensohte.
Dat hadden de hooggeleerde* Nederlanders mouten
bedenken voor zij aan deze t publicatie hun naam
en het gewicht hunner positie zijn gaan schenken.
Uitkijk.
Schetsen uit de i Rechtzaal.
„T.B .C. -PATIENTJE."
„GOED GEZIEN?"
Dokter had patiëntje een *poosjc> zitten aankijken.
Kin steunend op rechterhand. Hóst oude menschje
stond naast hem bleek-van angstige opwindi.ug.
Dokter had een verdrietige uitdru kking op het ■'ge
laat. Hij wist eigenlijk niet wat te zeggen. Hij kent Ie
oud-vrouwtjes verdriet. En ook w ist-ie dat ze niet
begreep, 't toch eenvoudige, hopel ooze geval. Van
vergevorderde t.b.c. Het derde ste idium was ingej-
trenen. Meisje van even in de twix itig lag hem aan
te kijken met koortsglans in de mi noie, blauwe oo
gen. En de verraderlijke, klein-rossi üge vlokjes op ti'e
doorschijnende kleur der wangen. H aar lange, brood
magere vingers-rustten op het helde ire linnen -van 't
om deken netjes-geslagen laken. Mc ieder zorgde al! -
tijd, dat „alles in de puntjes" was t egen dat dokteir
kwam. Dag aan dag een-temperatuu r, schommelend
tusschen 38 en 39 graden. Hardnek kige, hopeloos-
onbestrijdbare koorts. Geimis -aan e setlust; gebrek
kige spijsvertering. Verzwakkende m aag. „Rood' wasi
er betrekkelijk'weinig geweest, maar toen dokter
het laatst het spuwsel had onderzoc'ht. vond hij een
dusdanige verergering van 't geval, dait hij van ver
der consulteeren -afzag. Wegterend, wegstervend
meisje, dat van uur tot uur beclreigrd werd met
een 'acuut worden van de kwaal, diie hot 'einde bin
nen enkele dagen, of misschien .oren, zou brengen,
lag in vrij zuivere -'atmosfeer. Ou'd-moedertje paste
haar prachtig op. Gehoorzaamde zeer sfriptelijk do
voorschriften-van dokter al-maar geloovend, daft
de genezing nog zou volgen. Met schrijning vani
weemoed zat dokter te kijken naair arm, hopeloos
patiëntje. Hij had er meer van dat 1 soort. Sommigen
konden gaan naar de Riviera, of naj ir-Davos. Ande
ren naar lighallen in sanatorium ;'op vaderlandschen
bodem. Maar patiëntje had halstarri geweigerd om
„voor de armen" 'verpleegd te wordt m. En geld om
ook een verlaagd tarief te bekostigen badden ze niet.
Moeder bezat een heel klein pensioei ïtje van enkele
guldens in de week, en ze naaide 1 'oor de men -
las 'de woordlooze bewondering -o ver haar schoon
heid op het gelaat van Tiet meisje». Zij •'lachte wee
moedig. Gelukkig maakte haar, het 'gevo-el harer eigen
schoonheid niet.-
Ook het volgend oogenblik niet, toeni zij de''zich
verzamelende gasten in de -Voorzaal 01 itV ing en
daar dezelfde bewonderende,blikken.'op zich gericht
voelde.1 1
De "oude hertog, van wien men vertelde, 'dat hij
vroeger een'uitstekend kenner van vrouwelijk schooi
was geweest, 'keek'Sitta eveneens verrast aan. Hij
ging naast de hertogin zitten. „Onze hofdame ver
slaat al de'andere dames," fluisterde bij dei hertogin
in het oor, die toestemmend 'knikte.
„Ja, zij is mooi 'als een beeld-van Tizian," ant
woordde de erfprins, die achter zijn-nooeder stond
en deze woorden gehoord had.
De hertog fronste het voorhoofd. Hot antwoord
van zijn zoon beviel hem niet. De herto, gin zuchtte
en keek het sierlijke figuurtje -van haitr schoon
dochter na, die met-haar dames de'eerste passen
van een pas ingestudeerde dans maakte. .Zij zag er
heel lief uit, maar met -haar hofdame ve rgeleken,
tevens zeer onbeduidend.
„Dans jij niet?" vroeg-de hertog. Hij dra aidehet
hoofd naar zijn zoon om. „Als gastheer heb je de
plicht met eenige 'dames te dansen." 1
De erfprins draaide zich dadelijk om,-om h.Cïente
gaan. „De volgende quadrille zal ik dansen.'" Er
speelde een 'glimlach om zijn -lippen, toen hij deze
woorden sprak.
De hertog knikte tevreden. Wat stijf en strom
verhief hij zich en wenkte eenige oudere dam^s
vriendelijk nabij, ,om "haar te beduiden, nu -zijne
vrouw gezelschap te houden.' Hij bleef dan t?og"
een poosje in de zaal staan. De muziek speelde dd
eerste maten van -de quadrille. Hij wilde toch even
zien of de erfprins wel -'een correcte keus deed.
Hij moest eerst de vrouw van -den regimentscom
mandant of de vrouw van den oudsten kamerheer
vragen. t
Wat was fdat? Direct op de plaats af, waar Sitta
schcn. Toen 't bekend werd, dat zij een t.b.c.-pa-
liënte thuis 'had, namen sommige-klanten het goed
weg. Dat werd, vanwege *de baccillen le 'gevaarlijk.
Anderen vonden 't „allemaal gekheid" maar
schade leed oud-vrouwtje er -toch door. Maar zij
was van de taaie soort. Drie kindereu had ze, be
halve haar man, aan de •t.b.c. verloren. Haar-eenig-
ooYergeblevene, haar Doortje, zou ze behouden. Als
dë buren of kennissen *haar vroegen, hoe 't met
Door ging, dan zei zij: „O, best! 'Prachtig hoor!
Die haalt 't er door. De dokter is meer dan tevre
den. Een sterk gestel als die meid heeft. neen,
dat zou je toch niet gelooven! Dat heeft ze van
mijn kant, -zie-je. M'n man was altijd zwak van
borst. Net als z'n vader. Toen we geëngageerd wa
ren, hebben ze me nog dikwijls 'genoeg gewaar
schuwd... „Kee," zei moeder dag aan dag, „donk toch
wat je -begint. Je bent een weduwvrouw, vóórdat
je er weet van hebt!..." Maar ik mocht mijn Jan
en dacht: als-ie maar voorzichtig leeft, 'dan komt
dat best terecht. Nou, Jan Vas een model van een
vent, hoor! Maar toch kreeg ik hem thuis met'een
bloedspuwing. Hij krabbelde er weer boven-óp, maar
een jaar later lag-ic in de kist. En mijn Jan, mijn
Gerrit en mijn Saarlje 'heb ik ook aan de borst
ziekte verloren.-Maar Door!.... Neen,'die haalt 't er
door. Als ze maar eenmaal boven de drie-en-twintig
is, let op m'n woorden! Ze is nu al bij de twee-
en-twintig. We-zijn er dus haast!...."
„Heb-je geen trek in een lekker kopje 'bouillon
met 'n eitje?" vroeg jongo medicus vriendelijk-har-
telijk.
Dokter voelde -nog eens pois -van t.b.c.-patiëntje.
't Was een weeke, slappe, flauwe pols.
Maar het meisje schudde van neen. Lachte erbij,
en trok daarna het gezicht van iemand, die aan iets
walgelijks wordt herinnerd.-'
„Ja, meid," zei de arts, „maar >je moet zorgen,
dat je op krachten blijft Dat hebben we toch afge
sproken...."
„O-zoo!" bevestigde moeder en zij somde op, wat
voor „versterkende'middelen" zij in de-laatste week
had toegediend... Kostelijke eieren, zoo van de kip;
heerlijke bouillon -van lekker versch vleesch, dat
zij zelve „getrokken" had... Een-paar fleschjes stout.
Dokter luisterde half.
Stond eensklaps op.
„Nou, 'Doortje," zei hij, patiënt de hand reikend,
„tot Vrijdag dan. Maar 'trouw doen wat ik gezegd
heb. Niet veel praten. Rustig m je bed blijven. Als
't lekker weer is met open raam en dan het
gaasgordijn ervoor. Dan komt alles best terecht!"
De mooie, glanzende, koorts-oogen keken dokter
met iets-treurigs-twijfelends, weemoedig vragends
aan... Meende dokter wat Jhij zei?...
En jonge arts wendde zich snel -af hang, dat
t.b.c.-patiënt merken zou, hoe'hij stond te liegen....
Ging naar deur van slaapkamer. Door moedertje
gevolgd.
„Meheer!" zei vrouwtje, confuus en bang, dat dok
ter die 't zoo erg druk had,, 'boos zou worden
over-de vrijpostigheid „meheer, zou ik u een 'en
kel oogenblikje.... Eventjes -'maar...."
En zij had'deurtje van voorkamer,-waar Door hen
onmogelijk kon hooren, al geopend.
Dokter weifelde. 'Wist, dat zij hem vragen zou
stellen... Keek op z'n horloge...
„Een secondetje maar!" zei moeder smeekend.
Én hij ging.
Ze bleven staan in 't vertrekje.-En vrouwtje kwam
dichter bij hem staan. Hij zag nu, heel duidelijk,-de
dolle angst over mogelijk-teleurstellend antwoord
in haar oogen schreien....
„Ze wordt toch beter!?" vroeg moeder. En ze
wrong haar vingers samen om het trillen ervan
niet te laten merken.
Hij schrok er echt van. 'Maskeerde z'n aandoe
ning door boos te kijken... 'Hoos, dat zijwetend
hoe druk dokter 't had nu toch op dit oogen
blik....'
„Zö wordt toch eeterl?" herhaalde moedertje, in
wie het denkbeeld, dat hij -'haar zou teleurstellen,
razende smart wekte. Hij wist niet wat'eigenlijk te
moeten zeggen... „Met 'gezonde lucht.... Versterken
de middelen... Met rust... Met stevige doelmatige
voeding... -Met kalmte vooral... Dat heb ik je toch
al zoo dikwijls gezegd, -juffrouw..."
„Word nou niet "boos," zei moeder -en zij legde
een van haar afgewerkte roode handen op arm van
jongen arts-„zou ze... Om heelemaal beter te wor
den... Zou Door-dan toch naar buiten naar'zoo'n
inrichting moeten gaan?'... Om'heelemaal op te knap
pen dat er geen aasje, 'geen ziertje meer 'over
bleef van die hoesterij en dat opgeven....""
Dokter dacht -aan wat hij het laatst in het "spu
tum van t.b.c.-patiënt -had gevondenWas zóó
bang, in z'n genereuse ■goedhartigheid, dat vrouwtje
merken zou... Bespeuren, raden gissen, begrijpen....
„Ja, dan moet ze weg haar -de lighallen! Zeker!
Bepaald!", zei hij te-laat "zich herinnerend, dat
Doortje "niet „voor de armen" wou verpleegd wor
den en hoe, als zij 'haar er met zachten drang
toe noopten, het'middcl erger zou zijn dan de kwaal.
En hoe ze geen geld hadden'om ook het laagst-ge-
steld tarief te bekostigen...
„En anders?" vroeg d© moeder „als Door dan
niet?..."
Hij drukte den hoed op 't hoofd. Keek weer op
z'n horloge, 't Gaf hem hen sensatie van vlijmen
de deernis, dat moedertje heelemaal niet -begreep,
niet inzag, hoe t.b.c.-patiënt....
„Tja!" zei hij, -naar de deur gaand „tja! :We
moeten'zien, hè?... 't Beste-ervan hopen. Doen,wat
wij kunnen..." Het geval'greep jongen arts'echt aan.
En hij herademde toen-ië buitenstond. Niet ziende
Ihoe oud moedertje de handen tegen't hoofd'klem
de. Nu wist zij -"t....l De lighallen, het sanatorium
z ouden radicale, -volledige genezing brengen. Dan
kreeg zij haar Door weer thuis van 'zessen-klaar.
Als de vroolijke meid, wier jolige zang het huisje
jiiiist aan eenige officieren - verklaarde, dat zij de
zen winter niet mocht walsen, stapte-de erfprins toe.
De hertog bleef aan de deur van de zaal-nog een
maal 6taan, zeer tot vertwijfeling van den kamer
heer, die den hertog gaarne bij zijn whisttafel "in
veiligheid wenschte te' zien.
Werkelijk een mooi paar menschen. Den erfprins
'kleedde de dragonder uniform-buitengewoon goed en
d.eed zijn flinke persoon zeer voordeelig uitkomen
en Sitta was in haar hooge gestalte bepaald be-
tooverend. I
De oude hertog speelde zijn whist-zeer verstrooid.
Hij dacht doorloopend na. Aan de verliefdheid van
donerfprins kon niet meer getwijfeld worden, want
dio stond hem'vanavond duidelijk genoeg op het ge-
zic.ht te lezen. Liet men -de zaak zijn gang gaan,
dan- hechtte de erfprins zich misschien meer aan
Glü.ckstadt, maar aan den anderen kant kon deze
hofmakerij de positie van den erfprins geheel on
dermijnen. Wat te doen? Voorloopig maar afwach
ten en geen opzien verwekken dat bleef de hoofd-
zank. Hij schudde de kaarten met 'geroutineerde
handen, het spel ging door.
.De quadrille was uit en een vroolijke wals volg
de,. de violen juichten en zongen. De "speelkamer was
door een deur verhonidjen ;met den wintertuin, die
vanavond niet in gebruik was genomenmethet
oog 'op de koude. 1
M erkwaardig men hoorde ondanks 'dat heel
duidelijk spreken daarbinnen. Een diepe mannen
stem sprak, smeekte dringend om wat, een licht
vro uwenorgaan antwoordde zacht, afgebrokeni woor
den- f
D'e kamerheer hief -luisterend het hoofd op.
D'e hertog schoof zijn stoel met groot gedruisch
dieb ter bij de tafel. „Er zijn, zoo het schijnt,-lakei
en in den wintertuin," zeide hij luid. „Ik heb be
volen de'palmen dichter bij de kachel te zetten. Het
t\s vainavond wel tien graden kouder."
„Ir 1 den wintertuin schijnt het ondanks dat, nogal
wiirm te zijn", meende de opperstalmeester von Bad-
<jie 'i, die om zijn scherpe tong zeer bekend was en ge
vulde.-. En.'toen Doortje lag te sluimeren; moeder
lette op het zagende, moeizame, soms ais-knarsende
geluid van haar ademhalen, scheen oud-vrouwtje
te peinzen ook over heel anqere dlngeji dan 't lijstje
door dokter -opgemaakt, en vermeldend hoe. laat
Doortje haar pillen moest krijgen; hoe Iaat haar
melk enzoovoorts...
Mevrouw Johnson had juist de afrekening van haai
zakenman gekregen'en was bezig den inhoud,der
enveloppe, die de bediende haar dien ochtend ge
bracht had, na te'tellen met het'blijde, zonnige ge
laat van iemand, die een „meevaller" heeft gekre
gen... Een van de dividendjes van mevrouw, de
weduwe was een 'aardig tikje hooger dan ze ge
dacht "had— Toen Keetje, -de naaister werd aange
diend. Aan wie mevrouw voor de vereeniging,
waarvan zij waarnemende presidente wa- ©en
opdracht had. Mevrouw-de wed. Johnson liet aller
lei witte, -groene en verdere soort 'van „lapjes" door
haar vingers glijden... Ze was-van-jongs-m' bekend
als een Majoor Frans; die eigenlijk iets bohemiën-
aebtigs in zich 'had...
„Keetje?" zei ze, plots uit haar 'gedachtenkring
gerukt.... „Ah, ja, juist. Zeker. Ik moet dat mensch-1
je hebben. 'Laat maar binnen komen, Maria!"
Oud-vrouwtje'tikte, tikte... Maar-mevrouw de we
duwe was aan 't tellen van baar lapjes.-En einde
lijk kwam vrouwtje binnen. Bleef 'schuchter staan.
Hoorde het'schuifelen van de kostelijke papiertjes.
En zag'den blanken arm van mevrouw Johnson met
het mooie braceletje eraan zag de blanke vin
gers, met de prachtige ringetjes... Mevrouw hield
van jongs-af net als Santje uit de „Ferdlnand
Huyck" van al 'wat schitterde en briljeerde
Vrouwtje zag, hoe dc blanke, schitterende vingers
iets, met gouden potloodje noteerden.
En 'de witte, groene, roode „lapjes" werden dan
links van de tellende dame opgestapeld.
Mevrouw keek eensklaps om.
„Ah, Keetje, 'ja?... Goed-zoo. Wacht maar even.
Ga daar maar even zitten, -Keetje... Achtduizend
veertig... vijftig... zestig... zeventig...."
RrrrrrtL.
De telefoon.
Vlak-naast het snoezige -bureau van mevrouw do
weduwe.
„Jal?...t Wie daar?... Oh-grut, 'Melanie, ben JiJ
't?-. 'Dolletjes. Neen, kindlief, die hoed was mi]
toch, après coup, «wat te druk... Ik heb dien grij
zen genomen... Je weet 'wel... Van tachtig... Neen,
niet duur. Absoluut niet.. Wat zeg-je?» Heb-je mij
toch dat nieuwe boek gestuurd? 'Maar schat je,
snoes, ik heb niks gekregen... Wacht ik zal even
informeeren. Dat Jan -K?as zijn... Een minuut Ik
schel je oveir vijf minuten op,-is dat goed?"
Telefoon aan haak.
Movrouw rood-opgewonden. Geagiteerd in de ka
mer ronddrentelend.
't Idée. Ze zouen mij dat bock niet hebben../*
Op haar electrisch sein was Matje verschenen.
En mevrouw-de-weduwe ratelde. Boos, bij voorbaat-
verontwaardigd...
Mevrouw De Graaf had haar een pakje gestuurd....
Waar 't was?Zc had er juist zoo naar verlangd...
Marie haalde de schouders op. Zou direct gaan in
formeeren.
„Ja. maar dat is eenvoudig ongehoord I" riep mevrouw
de weduwe uit Marie op zij duwend, dringend...
Wacht maar... De deur bleef open staan.
Oud vrouwtje drong zich angstig in iioekje terug..
De zachte parfum, van boudoir-verlatende dame uit
stroomend, gaf haar een duizeligmakend gevoel... Nu
waren ze weg. Mevrouw en Marie. Vér-weg, in het
groote huis, hoorde zij praten... Deuren gingen dicht
t Was, nu, doodstil. Mevrouw had, in naar opwin
ding, niet gedacht aan de „lapjes" die daar opgestapeld
lagen, op haar bureau.
Dien ochtend had Door weer „rood" opgegeven. En
dokter had toen van angst sidderend moedertje hem
gevraagd had, of er nou toch-echt, heelemaal „geen
gevaar was"... Toen had dokter geen woord gezegd...
Maar de lighallen, het sanatorium dat zou Door
immers maken lot kerngezonde meid.
Daar lagen de roode, groene en andere „lapjes" op
hel bureau van mevrouw de weduwe. „Weet zoo'n
mensch van d'r eigen rijkdom!" doch 't in 't hoofd van
vrouwtje. En op dat oogenblik werd Keetje slechts
geleid, bestuurd, beheerscht door den wcasch om het
laatste kind te behouden. Haar Doortje.
„Met ijver en inspanning", zei de strenge, koude fi
guur, die de zitting der Rechtbank presideerde, waar
oude Kee, de naaister, terecht stoiui. beklaagd van
diefstal, gepleegd in het huls van dame, die haar wilde
steunen, toen deze enkele oogenblikkcn afwezig was
geweest „met ijver en inspanning hadt gij er ruim
schoots kunnen komen, beklaagde. Men trachtte u van
alle zijden te helpen. Gij hadt een pensioen, dat, zooal
niet ruim, dan toch voldoende was om 'met'arbeid
aan de behoeften te voldoen. Er is geen reden v^or
u om u te beroepen op de ziekte in uw gezin...
,.Ze is dood!" kermae oud-vrouwtje, ,.ik had haar
willen redden, mijn. 'Doortje. Ik wist niet wat ik deed...
Ik dacht.."
En zij snikte 't uit haar oude, bleeke smarthoofd
bonkend tegen de houten leuning der bank van be
schuldigden.
Het gelaat van den strengen voorzitter der Rechtbank
bleef als van brons. Even wendde hij den blik zijner
harde oogen van ijzig-plichtmensch naar de radelooze
oude. En als we goed, scherp-genoeg hebben geob
serveerd...
MAITRE CORBEAU.
Eerste Kamer.
Den Haag, 15 April.
Het vooruitzicht was aldus luidde een bericht,
vreesd werd. Terwijl hij dit zeide, trok hij het onschul
digste gezicht van de wereld.
De hertog fronste de wenkbrauwen. „Lf moet spe
len, Baddien", beval hij kortaf.
Daarnaast werd het onderhoud voortgezet. De diepe
basstem smeekte steeds inniger en hartstochtelijker, een
luid snikken werd tevens gehoord. Daarna hoorde men
het ruischen van een sleep langs de deur van de speel
zaal gaan, daarop volgde hot rinkelen van sporen cn
sabel.
„Hartenvróuw de ziel van het spel" zeide de oude
heer von Baddien. Een sarkastisch lachje vertrok zijn
scherpgesneden gezicht. De hertog keek hem strak in
de oogen, voordat hij verder speelde.
Er werd aan kleine tafeltjes gegeten. In den gouden
zaal stonden vier tafeltjes apart voor de anderen. Aan
elk daarvan zat een der vorstelijke personen met eenige
der hoogst geplaatsten.
De erfprins zat aan één tafel met de hofdame zijner
vrouw. De hertog kneep de lippen op elkaar en keek
met halfgesloten oogen zeer scnerp toe. Sitta zat stom
en stil. Zij at niets, en haar handen speelden verstrooid
met haar waaier op haar schoot. Haar hart klopte zoo
luid en onrustig, dat de Venitaansche kant op haar
boezem hevig trilde en sidderde. Als een beeld van
Tizian, dat woord van den erfprins deed de ronde.
Aan het hof werden zells de zachtst gesproken woor
den van 'Me vorstelijke personen gehoord en verder
gebracht.
Men zeide het ook tot de erf^rinses. Zij richtte haar
lorgnet op Sitta. keek over haar heen, alsof het zien
van dat beeldschoone gelaat haar pijn deed.
„Ja werkelijk, 'zoo ziet zij er uit." Zij lachte
daarbij wel wat ongemotiveerd. Zij had niet -Sitta,
maar den erfprins aangezien en bemerkte de harts
tochtelijke blikken,-waarmede hij zijn schoone buur
dame betrachtte, zeer goed. Zij-kon het einde van
het bal, waarop zij zich -zoo gespitst had, -nauwe
lijks afwachten, want zij wilde den érfprins, 'zoodra
zij alleen met hem was, nog vanavond tot rede bren
gen. Of zou zij zich-maar direct tot Sitta wenden?
Iedere beschuldiging, 'ja ook slechts -een vragende