ZATERDAG 1 MEI 1915. 58ste Jaargang No. 5583. TWEEDE BLAD. De dingen om ons heen. FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. DE H0EDAME. aanmaning was gekomen... En aan de kwitantie van de petroleum... En aan..." „Ik denk aan alles!" zei Va, die baas in huis was. sinds vaders dood, „maar ik weel óók. dat als Dina merkt dal Doris zoon kale vrijer is, ze hem den bons straks geeft. Ik ken naar!.... En wat dan?..." Toen liep zij naar boven. En kwam terug mei iiaar spaarbankboekje. „Ik zal je eens wat vertellen" 'zei ze tegen haar broer, „ik wil je vijf pop leenen. Je S-eft mij een bewijsje en ik knjg 't wei van je terug, an heb-je ten minste centen op zak. Ik wed best wat ik doe. Houd u er asjeblieft buiten, motder!.... Wij moeten Dina natuurlijk te-eten vragen. En 's avonds een paar van de familie inviteer en. Dat moet alles in de puntjes zijn. Anders loopt 't mis. Ik laat vijf en twintig gulden van mijn boekje afschrijven en zal wel regelen. Doris blijft er goed voor. Als wij uw zin deden, dan was de zaak binnen een maand uit 1" Zij. Na, was een kwiek doortastend vrouwtje. Die zorgde voor alles. Kocht een nieuw tafelkleed uit de tweede |hand. Maakte, dat de huiskamer opgefrischt was, als heelemaal vernieuwd, .toen er „engagernents-visite" was. Er werd een gramafoon gehuurd. Neef Teun, die een prachtstcin (hiad en meesterlijk kon voordragen, zette z'n beste beentje voor. De zaken liepen prach tig... En zus Na rekende uit hoe alles zou gereorai- nisoerd worden mot 't geld, dat Doris en Dina, nadat ze goed en wel gebrouwd waren, zouden voorschieten. Er had zelfs al een conferentie plaats met den rei ziger, die krediet geweigerd had. Die werd in 't ver trouwen genomen, veranderde bij het vernemen van da vrijage als het blad op een boom. 'Was uiterst beleefd, inhakte z'n excuses vanwege de weigering. Was bereid, om zoodra alles op zijn pootjes stond des noods 't dubbele van wat ze vroegen „op drie maan den" te leveren. ...En toen kwam 't groote ongeluk. Dien middag zat 'Doris te kieskauwen. Met som' ber, bedrukt gelaat. Keek nauwelijks op. Zus Na had 'l direct in de gaten, 't Was haar of haar hart om snoerd werd, want 25e had zoo'n bang voorgevoel.. In den laatsten tijd waren er toch al kleinigheden gtv w ecst, die haar vreemd voorkwamen. Maar ze durfde niet denken aan 't verschrikkelijke. Had 't van zich af ge zet. Nu moest zij 't weten. „Doris" zei ze eensklaps, en ze beefde van het hoofd to! de voeten „Dons. er is iets tusscben jou en Dina". Moeder, suffig en traag-begrijpend menschje, die hoe genaamd niets gesnapt had, keek verschrikt op. Broer legde zijn vork neer. Had niet den moed om neen te zeggen... Gewoon als hij was om te volgen, te gehoor zamen, zich te lalen leiden. Maar, eer hij er zalf op verdacht was, had-ie 't ge zegd: „Ja. 't is uit!" Zus Na moest zich, van doodsschrik aan de tafel vast grijpen. En moeder voor wie nu eerst de volle omvang van de ramp duidelijk werd liet het kopje, waar ze koffie zat uit te slurpen, te-gruis op den grond vallen. „Ui... Uit!? Wat zeg je daar?" Maar verder was geen woord uit hem te krijgen. Na barstte los in wild-woedenden, woesten woorden vloed Uit?... En haar kostelijke centen? En al wat zij besteed hadden? En Jiaar voorschot? Hij moest op dokken. Geen rooie cent kreeg hij meer op zak, als-ie dat maar wist... Zus Na liep. met groote stappen in de kamer rond. Het winkelbelletje rinkelde, maar zij was zóó ontdaan, dat ze niet in staat was om te gaan bedienen. Door een kiertje van de deur klantje toeriep, asjeblieft even te willen wachten... Ze kwam direct, hoor! Maar toen 't wat lang-duurde liep klantje nijdig weg... 't Kon haar niet schelen. Ze raasde voort tegen Doris. Wou weten wat er gebeurd was. 't Baatte niets. Zij zou dan zelf naar Dina Hoek gaan.... Op slaanden voet... „Ga maar gerust" zei Doris met schorre stem, ,.'t geeft toch niks. 't Is finaal uit!" En hij weigerde een woord nog erbij te voegen. Nam z'n pet van een stoel en ging weg. Zoo hadden ze hem nog nooit gezien... Zus Na liep, de straat op, hem achter na. Maar 't lukte haar niet een woord uit hem te krijgen. Moeder zat, in een hoek, stilletjes te schreien. Straks zou reiziger komen... Dan moesten zij alles bekennen... Er waren in afwachting van de groole uitkomst nog meer „beertjes" gemaakt. Het humeur van Naatje in gewone omstandigheden toch al verre van gelijkmatig en gemakkelijk zou nu ondragelijk worden. Ze hadden er al over gepraat om te pro boe ren 't huwelijk van Doris' en Dina te bespoedigen.... Nu dit!... Na had zich, inmiddels, gekleed. Met haar Zondag- sche pak aan met glacé-handschoenen. Haar wan gen waren karmijn-rood... „Waar ga-je heen?" vroeg moeder. Maar Na ant woordde. niet. In zulke omstandigheden was haar nij digheid tot kookpunt gestegen. „We zullen zienl" zei ze. tot zichzelf pratendwe zullen eens kijken... Hij is ca* nog niet Mijn kostelijke vijf en twintig gulden en al wat we er meer aan heb ben gespandeerd... Neen, hoor, dat gaat niet Dan zullen ze eens merken, dat Na ér. nog is... Nou...Gedag- dan..." Moeder protesteerde. Zei, dat ze niet in staat was om nu klanten te helpen. Ze kon niet op d'r beenen staan... Maar 't gaf niets. „Dan laat je ze maar loopenl" zei Na, vertrekkend, „wat 't zwaarst is,Moet het zwaarst wegen!" Weg was ze meteen. En een goed uur later kwam zij terug. Smeet haar parasol de Zondagsdie, die zij ter ecre van 't ver broken «mgngement "bad in een hoek. En haar glacé-liandschoencn rukte zij \an de vingers. En zóó opgew onden was Na, dat ze geen woorden kon vin den om -'t te vertellen. Doris, die scheen te begrijpen, dat de zaak al was uitgelekt, had al minstens een half uur thuis moeten wezen. Was pr niet!... „Geef me oen glas water!" zei Na en toen zij 't had gekregen, klapperden haar tanden tegen 't glas. ,jHij is dol!' riep ze eindelijk uit „stapel dol! Hij moet in oen gekkenhuis. Wij moeten hem onder curu- lecle zetten. Wacht maar s effetjes..." Moeder, trillend op de beenen. wachtte af. Durfde niets vragen. „.Maar... w... wat'?" Verder kwam ze niet „Wat!? Dat zal ik je vertellen. Wat?... Hij heeft een andere meid. Dat heeft Dina gemerkt. Hij was in den laatsten tijd al zoo stil. M n kostelijke centen zijn besteed voor die... Voor dia.." Zij wist geen woord tc vinden, smadend om te ka- rakterisecTen het minderwaardige van de nieuwe vrijster, „Wies de Long! Van den stukadoor... Je weet wel, dat nichtje van Griet Hovens!... Mensch, als ik me niet ontzag... Te kaal om... En een fladdermedam 1 Ilangt al wal ze verdient aan d'r lijf... Werkt op een mode-atelier. Nou hoef ik je niks moer tc zeggen, hé? Daar wil onze Doris mee gaan. Daar wil-ie mee trouwen. Daarvoor legt hij ons op stroo. Daarvoor moest ik m'n kóste- lij ke centen, waar ik bloedig voor gewerkt heb, op offeren. üm Griet Havens aan bioscoopjes en present jes te helpen!... Terwijl wij in de gedachte waren, dat Doris met Dina uit was, ging-ie met die slet, 'l is zon de, dat ik 't zeg... Maar hij is er nog niet!... Voordat ik permitteer, dat zóó'n schandaal over de familie komt... Nou spreek ik nog niet eens van de schade en van wat ons te wachten staat... En haar verdriet, haar woc<kï van de jongste twee doorleefde uren ontspanden zich in een hartstochtelijk wild-snikken. ...Maar zij was machteloos, nu, tegen den wil van den jongen, die altijd zoo gedwee, zoo gehoorzaam W-as Ceest. Griet Hovens had armen, braven Doris in r macht. Zij wist hem te prikkelen tegen 't baas-zijn van zus Na. 't Was een moeilijk werkje, maar Grietje was een fijne menschenkensterZij doorpeilde dc zwakste plekjes in het slappe karakter van den jongen, die altijd aan leiband had geloopen: wiens wilskracht eerst door moeder, daarna door zus Na was geplet, vernield. Wat er nog aan durf en wil in hem over was. wist ze te strelen, op te wakken. Zus Na had gezegd, dat Griet nooit van zn leven een voet over hun drempel zou zetten. Dc zorgen werden al-groot er, heviger, drukken der. Na kordaat vrouwtje als ze was worstelde tegen den ondergang. En met de zorgen steeg in haar de woeste haat tegen de vrouw die hun ongeluk had bewerkt. En Doris zag, voelde zij met den dag sterker ontglipte haar. Totdat hij voor-goed wegbleef. Griet Hovens had ge daan gekregen, dat hij ergens commensaal werd. Zijn kostgeld aan moeder en zus Na onttrok. Wat de genadeslag was. Het krui deniers zaak je ging met het uur achteruit. Vruchteloos vocht Na tegen het onaf wendbare. De reiziger vertoonde zich niet meer. Er lagen twee deurwaarders-exploiten in het linnen kastje van huiskamer. Het spaarbankboekje was heelemaal uitgeput. Faillissement dreigde... Zóó stonden de zaken toen Doris, die juist dertig jaar was geworden, met Griet Hovens in 't huwelijk trad. Terwijl er gefluisterd werd... Zeker wist men 'tniet.. Maar zeer vermoedelijk toch... Ze kwam hem sinds 't huwelijk varen de relaties geheel verbroken zoowat een klein jaar na z'n trouwen tegen. Plotseling stonden zij tegenover elkaar broer Doris en zus Na. „Zoo. hoe gaat 't er mee?" vroeg zij. als was er niets voorgevallen. Ze begreep 't eigenlijk zelve niet, dat zij zoo sprak. Maar de jvoorden ontvielen haar als onwille keurig. En ze liepen samen op. Er was in die maanden heel wat gebeurd. Winkeltje aan kant. Moeder sukkelend, meestal aan bed gekluisterd. En zij, Na, met haar stalen, onvermurwbare energie, had toch nog volge houden. Met de meubeltjes me restten en de hulp van een goedigen oom, die wakker-nichtje altijd bewonderd had, „pension" opgezet. Ergens in Pijp-buurtje. Heel schraal, heel schamel en sjovel. Voor derde rangs-md- neerties. En zelf aten ze „mondjes-maat". Maar dat alles had Na er voor over om toch nog zelfstandig te kun nen blijven. Maar toen 't vreemde, 't zonderlinge er was, dat zij daar alsof er niks gebeurd was naast broer Doris voortliep, kwam in haar op de gedachte aan wat voor ellende die Griet Hovens haar had berokkend... Hoe anders alles had kunnen zijn zonder die.... v 1 En ze het Doris vertellen van zijn huishouding, z'n aardig vrouwtje... Ze zag, hoeveel hij van z'n Grietje liicld en 't stak haar in het hart. Over zyn kind, zijn lieven heerlijken, mooien jongen... „Geloof me Na" zei broer, blij in het vooruitzicht van verzoening, „kom 's bij ons oploopen. Je moet je neefje toch eens zien..." „Mijn wat?" vroeg Na en in haar ziel streden den de bloedige haat tegen de vrouw, die haar te-gronde had helpen richten, door de vrijage .met Dina te verstoren en een restje-medelijden met armen Doris. Maar'de blinde haat zegevierde. „Mijn wat!?" vroeg zij. ,Je neefje, zeg ik" herhaalde Doris haar verwonderd aankijkend. En zij lachte. Met tergend, smalendea. heerlijken DE TWEEDE VOEDSELCÏRCULAÏRE. Do tweede circulaire van "Minister Postjhuma in zake de beschikbaarstelling van goedkooppre levens middelen, doet heel wat aangenamer aan dan de eerste. r Ofschoon, laten wij het aanstonds zeggen, ook deze I zoer vele moeilijkheden met zich brengt, moeilijk- I heden, die, naar wij vreezen, bij de toepassing wel eens_ zouden kunnen blijken onmogelijkheden - te zijn. Het principe 'van de beide zendbrieven was zeer j juist. Een deel van het volk kan zich niet dan met de aller-allergrootete inspanning voorzien van hoog- noodige levensbehoeften. Niet omdat 'die behoeften niet in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn, doch omdat de prijzen zóó sterk zijn opgeloopen, dat er voor lieden met 'schrale verdiensten geen beta len aan is Wanne.er men dus het woord-van Minister Treub: „de Regeering zal zorgen dat in ons land geen hon ger geleden zal worden," tot waarheid wil maken, staan er slechts twee wegien open. Te weten: loonsverhooging, dus 'de zoogenaam- de duur te toeslag, of prijsvermindering. Het eerste middel, dat reeds op zoovele meetings on in zoo vele hooggestemde artikelen is aanbevo- len, deugt natuurlijk in het-minst niet. Natuurlijk: omdat het alléén voor personeel in i dienst van het rijk en misschien (we leven een maal in buitengewone omstandigheden) ook voor dat in dienst der provincies en gemeenten-zou kun nen worden ingevoerd. Zelfs bij het joieteonaanzienlijk cijfer dier lieden in openbare diensten, zou dit aan de groote massa toch niets geven. Particuliere werkgevers immers kan men nooit dwingen tot een doonsverhooging bij j de wet. Zoodra 'toch de productiekosten tengevolge van de stijging van het arbeidsloon te hoog worden zou de particulier zijn bedrijf stop zetten of der mate inkrimpen dat de algemeene toestand der ar beiders nog verergerde. En zoo hij daartoe-niet wil de overgaan zou de eenig andere uitweg zijn een prijs verhooging voor het product, een verschijnsel, dat langs welke 'omwegen dan ook een prijsverhoo ging van zoo goed 'als allte producten, dus ook van de levensbehoeften zou meebrengen en -waardoor dus de loontoeslag binnen enkele dagen geheel illu soir zou blijken te zijn. De Minister heeft derhalve den anderen weg in geslagen en meent door verschillende levensmidde- len tegen lager prijs beschikbaar te stellen aan den noodstand tegemoet'te komen. Alweer zeer terecht heeft hij dit niet gedaan door het stellen .van maxi mum (detail) prijzen. 1 Deze toch kunnen wel verhinderen dat woeker- winsten genomen worden, doch nooit bewerken, dat het publiek kan krijgen wat het ^wenscht. Dit toch is alleen mogelijk wanneer de overheid, die den ma ximum-prijs vaststelt, zelve voldoende voorraden bezit. Heeft zij die niet, dan is het duidelijk, dat, waar ons land zooveel moet invoeren, -niemand geneigd zal'zijn goederen hierheen te brengen om ze-zonder winst of met verlies te verkoopen. Kooplui werken om te verdienen 'en niet uit filantropie. Wanneer dus de maximum-prijs niet loonend is, staat aan bod of aanvoer tegelijkertijd stil. Alleen wanneer de Staat voldoende voorraden onteigent of koopt op do wereldmarkt en die aanbiedt 'tegen een prijs, die haar de juiste voorkomt, kan zij 'een einde maken aan woekerwinsten, daar zij dan immers kan optre den 'als concurrente der grossiers of fabrikanten, j Alleen dus wanneer zij den •detaillliant het artikel tegen een behoorlijken prijs kan leveren, 'laten de wetten der staathuishoudkunde, der praktijk-en der billijkheid toe, dat zij dien detiaill'ant maximum - prijzen voorschrijft. Doet zij het laatste, zonder met het eerste te beginnen, dan bereikt zij slechts: ontduiking, ru'meering van 'den detaillant of zgn. „neen-verkoopen". Dat alles ligt niet in de bedoeling -en dus moest een andere weg worden gevolgd. 1 Laat ons zien, wat de ministeriëele circulaire be vat: a. Tarwebrood en ongebuild tarwemeel. Dit zal worjlen verkocht tegen Tesp. 12 en 16 cent per kilo uit voorraden door 'de regeering te verstrekken. Het principe is juist, doch nu de -uitvoering. De gemeentebesturen hebben er voor te waken: lo. dat meel niet lot bloem wordlt gebuild; 2o. dat meel en brood alleen voor menschel ijk 'voedsel wordt ge bruikt. Controle en wijze Van controleeren is opge dragen en overgelaten aan de gemeentebesturen. Goedbeschouwd komt dit neer op werkversch&f- fing op groote schaal. Immers die controle, wil zij j iets beteekenen, moet plaats 'vinden in elke bak- kerij en bijna ook in elk gezin, -wam- thuis gebak ken wordt. Anders toch is nabuilen volstrekt niet uitgesloten noch vermenging van dit meel meibloem waardoor de hakker een duurder soort brood kan leveren met een extrawinst, dank zij het goedkoop regeeringsmeel. Een legertje van controleurs zal hier noodig blijken, wil de bepaling ten opzichte van de controle geen wassen neus blijken te zijn. Ook te gen het gevaar van opkoopen i3 hier geen maat regel getroffen en bij de "hog altoos heerschende spanning dient deze mogelijkheid -niet te worden onderschat. Want al is het (goed te keuren) plaatselijk con troleplan nog zoo goed, of de toepassing eener af doende controleering mogelijk zal blijken, meenen wij nog steeds te moeten betwijfelen. b. Het roggtbrood. Hier wordt een andere weg ingeslagen. De regee- ringsrogge zal 9 gulden per 100 kilo kosten -aan de verschillende gemeenten, terwijl de detailprijs voor iedere provincie wordt vastgesteld Jna advies der roggecommissies. Voorts worden de gemeenten uitgenoodigd bij po litieverordening veevoedering met rogge of rogge brood te verbieden.- Doch daarna volgt een bepaling, die doet den ken aan de afstraffing en verwoesting van een Bel gisch dorp omdat er een franctireur zou zijn gezien: „Indien mocht blijken, dat desondanks rogge of rog gebrood aan vee wordt gevoederd, zou voor derge lijke gemeenten de gunstige bepaling verder buiten toepassing worden gesteld."' De politieverordening-vervat naituiirlijk een straf bepaling en de overtreder moet' dtus behoorlijk zijn daad boeten. Dit lijkt Excellentie niet genoeg, want... de geheele gemeentel Het heeft zoo iets van Bcr- naux of Mouland! c. Het varkensvïeesch. Hier wordt alweer eein andere methode gevolgd. Hier wordt aan de exporteurs gezegd: dat jelui uit voert en hooge prijzen in het buitenland maakt is best, maar op elke zooveel varkens 'die ge 'uit voert, moet ge er zooveel, die aan bepaalde eischen van gewicht enz. voldoen, tegen een door de Regee ring vastgestelden-prijs aan den directeur van het Rijksvarkensimreau leveren. De Slagershond zorgt dan voor de rest. Deze bepalingen zijn nog vrij vaag en worden misschien nog gevolgd door andere, eventuëel zelfs door onteigening. Tenslotte <«e groenten. De Regeering heeft een goede 300.000 kilo inge maakte groenten over: zuurkool, snijboonen en prin- cesseboonen, die de gemeenten -kunnen koopeu. Goed uitgerekend draait dit uit op 'n half ons ingemaakte groenten per hoofd der bevolking. Men zal inzien, dat er nu van honger geen sprake meer behoeft te zijn. En trouwens zijn er geen nieuwe groenten: komkommers, sla en spinazie, die volstrekt niet duurder zijn dan anders in den voortijd? Het is be kend, dat een arbeider, die drie van de zes dagen werk heeft, gewoon is zich met dergelijke primeurs te voeden, gewoonlijk met wat zalm in peterselie saus en natuurlijk aardbeien met room 'nal.. Resumeer end: Als de controle goed en 'uitvoerbaar blijkt, 'zien wij zeer veel goeds in de tarwe voorziening en, na uitlichting van de colllectieve strafbepaling, ook wel in het roggesvoorstel. 1 Wat er met het varkensvïeesch zal en moet ge beuren, weet de Minister blijkbaar zelf nog niet en over de gr0entenparagraaf zullen wij maar eens sma kelijk lachen! Kolossale mop,'Excellentie, wel wat cynisch, maar toch goed gevonden! UITKIJK. „EX-VRIJAGE". „VOOR-GOED". Van haar moeders „versterf" iiad Dina op z'n al lerminst twee duizend gulden in bezit en als haar vader, eenmaal „kwam te vallen" zou daar nog een drie duizend bij komen. Dat wisten ze bij Hoek mei volkomen zekerheid. Toen Doris dan ook, dien avond, vertelde dat ,t tusschen hem en Dina zoowat ecu be klonken zaak was, waren ze in de wolken van blijd schap. Een uitkomst!... Doris was een kalf, een lam van een jongen. Die alles goedvond; ach alles liet welgevallen. Moeder en zus Na hadden toen samen zitten uitrekenen, 't Stond er, bij hen, verre van prach tig bij. Groote en kleine beertjes, goed bij elkaar ge teld, gaven een nadeelig saldo van acht honderd. Ën om hun krediet was op bedenkelijke wijze gedaald in te slaan wal noodig was om het kruidenierszaakje weer wat op gang te brengen, hadden zij op z'n minst een paar honderd gulden^ „in de hand" noodig. Dan zou 't wel weer marcheeren de reiziger, die nu bestellingen op drie maanden weigerde, wat-graag weer aan 't noteeren gaan. Alleen al het crëdiet van Dina's naam zou voldoende zijn... Moeder maakte dan ook geen seconde bezwaar om Doris z'n zakgeld ineens met een gulden te verhoogen. En zus Na vond dat zelfs te weinig. Hij moest 'nu netjes voor den dag komen. Zijn meisje toonen. dat er bij de Hoek's om den dood niet op een kwartje meer of minder aankomt. „Nu ga-je Zondagavond fijn met Dina naar de bios coop. En je koopt haar een mooi ringetje. En na afloop gaan jelui ergens heen naar een of ander deftig café en daar presenteer je haar wat..." Moeder vroeg of Na onnoozel was geworden.. Dacht ze heelemaal niet aan de huur, die er overmorgen, zijn moest. En aan het gas, waarvan al een tweede den,'hebben ze daar ook de verplichting, om je ge zond te maken, en niet om je mij ziek thui3 te stu ren. Wat kan ik in mijn armzalige omstandigheden voor je doen? Ja, wanneer ik maar niet zoo zonder middelen wa9 achtergebleven." Sitta steunde. Daar waren ze weer op het doode punt aangekomen, waarop haar moeder met de grootst mogelijke hardnekkigheid steeds terug kwam. „Het is voor mij toch liet ergste," zoo on derbrak zij tenslotte de reeds duizend maal aange hoorde klaagtonen. „Wat is voor jou bet ergste?" 1 „Dat ik u tot last word. En als ik'mijn ontslag; neem, dan ontvang ik een pensioen." „Een vorstelijk inkomen," lachte mevrouw Van Hoogendal spottend. „Wanneer wij maar niet te over moedig wonden met-zulk een inkomen.'" rDaar wij hier voor 'niemendal wonen, kunnen wij 'ons er naar inrichten en er ook wel mee ko men." „Zoo denk je? Ik heb voor-mij hier wel vrij wo nen, maar voor jou moet hier kamerhuur,-licht en verwarming betaald wordlen. AlÜe kamers zijn bezet. Ik kan mijn toiletkamer ook niet steeds missen. Ik weet met den besten wil \an de wereld hier geen onderkomen voor je, Sitta. Het 'is gewoonweg waanzin, dat je zelfs er aan denkt om je ontslag als hofdame te nemen." „Wanneer ik niet om mijn ontslag vraag, zal ik het wel krijgen. Bereid u daar maar vast op voor naar Glückstadit ga ik niet terug." „Dus is er dan wel degelijk wat voorgevallen? Die geschiedenis met jouw 'gezondheid kwam mij ook al zeer onwaarschijnlijk voor." „Dan schrijft u zelf maar naar Glückstadt, wan neer u inij niet gelooft," riep Sitta boos. Haar zenu wenwaren tot op het -uiterste gespannen door het optreden van haar moeder. Haar -kalmte dreigde haar te verlaten. „Ik ben als beste vrienden ge scheiden. Men kan van de erfprinses, die nu zeer ontzien moet worden, niet eischen, dat zij steeds de noodige zorg zal hebben voor de gezondheid van haar hofdame." „Wel 7.00 mag men daar dus spoedig felicitee- ren. Eindelijk! De erfprins is bepaald -wel zeer ge lukkig?" „Dat weet ik niet." Sitta liet haar handen, die zij tegen'haar slapen had gedrukt, zinken. God zijdank, haar moeder liet zich wat afleiden van haar ver denking. Maar het thema, waaraan 'mevrouw Van Hoogendal zich nu vastbeet, was voor Sitta niet min der pijnlijk. Aan het avondbrood herhaalde de worsteling zich tienvoudig. Veertig nieuwsgierige oogen boorden zich in haar gezicht vast. Alle stiftsdames vroegen naar alles'wat maar denkbaar was. Een foltering zonder eind. Als'hongerig© honden,'die zich op een been stor ten en daaraan- zich vastbijten, zoo poogde een elk harer iets 'van Sitta's •'aandacht te bemachtigen, om zoodoende haar nieuwsgierigheid-te kunnen'be vredigen. Sitta's korte antwoorden bevredigde de opgewon den dames echter geenszins. „Mooi maar dom! luidde het oordeel, dat de meeste dames in stilte over haar velden. „Zij is in de eerste plaats zeer hoogmoedig," zoo hekelde de oude juffrouw Nauheim, - op wie'de ver denking rustte dat zij de eieren uitdronk. „Dat-zijn zulke juffrouwen van Habenichts steeds." „Speelt u nog een partijtje Boston, lieve gravin," vroeg mevrouw Van Hoogendal Jaan de overste. „Zeker. Ik vreesde reeds dat u liever met uw dochter alleen zoudt willen zijn." Sitta, die dit ook gehoopt had, moest de rest van den avond in den gemeenschappelijken salon zitten en een ware lawine van allerlei "babbelgeschiede nissen c-ver zich heen laten gaan. J Een troostelooze stemming kwam er over haar Dat was dus het thuis, dat haar moeder haar bood. Ach, waarom niet liever op een dakkamertje ge leefd, maar eenzaam, trotsch en zelfstandig. Toen zij eindelijk op-haar ijzeren, smalle bed lag, rolden er heete tranen over-haar wangen. Een straal van de maan speelde door de reet in de gordijnen. Sitta stak haar hoofd in het kussen. Het bleeke maanlicht deed haar pijn.' 1 HOOFDSTUK 10. De dagen in 'Gelsheim geleken als waterdroppels op elkaar. Met een waar engelengeduld hoorde Sit ta de jammerklachten van haar moeder aan en veranderde trouw haar ouderweische japonnen in meer moderne. Deze arbeid mocht evenwel niet in den salon geschieden, maar-in de angstvallig geslo^ ten slaapkamer. Dergelijke arbeid was in de oogen van mevrouw'Van Hoogendal zeer vernederend. Alle arbeid was 'wel uit 'den booze, maar tot geen prijs terwereld mocht het bekend'worden, dat men zich op deze wijze zelf -behelpen moest. Sitta zat dikwijls den 'ganschen voormiddag in het kleine vertrekje en naaide en paste. Het Moed steeg haar naar het hoofd en haar borst deed pijn van het steeds in gebogen houding zitten. En toch 'waren dleze uren nog de dragelijk* ste van den'geheelen dag. Zij kon zich tenminste aan haar eigen gedachten overgeven. Een glimlach speelde er om haar mond als zij er aan dacht wat haar juffrouw wel 'zou zeggen, wanneer zij haar meesteres op deze wijze bezig zou zien. Haar plan om haar ontslag 'te vragen, voerde zij spoedig uit en zij schreef een 'vormelijken brief aan'den oudbn hertog, zoowel als aan de erfprinses, waarin zij een eenigszins war meren toon aansloeg. Aan den erfprins schreef zij niet. Eiken morgen vreesde zij een brief met zijn groot en krachtig handschrift naast haar bordje te zien liggen. Zij stond vroeger op, om eerst alleen de ta fel te kunnen overzien, want haar moeder Het haar geen brief openen zonder omstandig te vragen van wie 'de brief was en wat er in stond. Zij was zelfs erg uit'haar humeur,'wanneer Sitta haar niet alle brieven voorlas, wat deze "heel ongaarne deed, daar zij beslist wist, dat de inhoud 'spoedig het onder werp van gesprek was bij al'de andere'dames. Tot haar geluk kon zij het 'officiëele antwoord van'den hofmaarschalk, dat haar gevraagd ontslag inwilligde, zoowel als de'zeer vriendelijke brief van de erfprinses voorlezen. Maar haar hart bleef stilstaan van schrik, toen zij werkelijk eenige dagen later "den lang gevrees- den brief naast baar bord zag liggen. Ook mevrouw Van Hoogendal, die ditmaal tegelijk met haar doch ter binnentrad, bemerkte den brief. „Uit Glückstadt?" vroeg zij. Sitta knikte. „Het is-misschien de een óf andere vergeten rekening." „Neen, zoo ziet de brief er niet uit. Maak hem toch open." „Later eerst zal ik thee schenken." 19. De helangselling van ■'mevrouw Van Hoogendal was onmiddellijk voorbij. „Als die geschiedenis zoo is afgeloopen, dan is het zeker beter „Wanneer mijnheer Von Krochert om mijn hand vroeg, /ou ik nu toch met heun trouwen, mama." „Nadat je weet, dat hij niets meer heeft?? Ben je gek, Sitta?" „Ik weet het niet. Het "moet u bepaald wel dwaas toeschijnen, wanneer ik u mijn gevoelens zou be schrijven." „Waarschijnlijk.'Ik heb in mijn leven steeds ver standig gehandeld en 'gevoeld," antwoordde me - vrouw Van Hoogendal met hoog opgetrokken wenk brauwen. 1 Een tijdlang lieten moedler en dochter haar ge dachten hun vrijen loop. Dan keek de-moeder haar dochtër eensklaps zeer scherp aan. „Wat is eigen lijk de werkelijke reden van je komst, mijn kind?" De vraag klonk zeer scherp. „Je hebt mij toch niet willen wijsmaken, dat 'je alleen in verlangen 'om mij te zien hierheen bent gekomen." 1 Sitta aarzelde. Zij was op die vraag -voorbereid, maar in het oogenblik waarin die vraag viel zweeg zij als verstomd. „Nu, wil je mij -niet antwoorden?" „Ik heb een langer verlof -'genomen, mama, om dat ik mij ziek en zwak gevoel en mij 'niet meer opgewassen gevoel 'tegen de eischen die mijn func tie van mij vroeg," zeide Sitta 'eindelijk zacht en aarzelend. „Vindt u het dan niet natuurlijk, dat ik bij mijn moeder kom, als ik ziek ben?" „Ziek ziek! Wat mankeert je dan eigenlijk?" De dokter zegt, dat ik met het oog - op mijn lon gen teer voorzichtig moet doen." „En je komt pas uit Italië." „Daarom juist. Die snelle wisseling van klimaat is niet goed voor mij." „Het zal wel niet zoo heel erg zijn. "Dokters over drijven steeds om zich maar 'een gewichtig air te geven. Wanneer je in Glückstadt-ziek bent gewor-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 5