ZATERDAG 1 MEI 1915.
58ste Jaargang No. 5583.
TWEEDE BLAD.
De dingen om ons heen.
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
DE H0EDAME.
aanmaning was gekomen... En aan de kwitantie van
de petroleum... En aan..."
„Ik denk aan alles!" zei Va, die baas in huis was.
sinds vaders dood, „maar ik weel óók. dat als Dina
merkt dal Doris zoon kale vrijer is, ze hem den
bons straks geeft. Ik ken naar!.... En wat dan?..."
Toen liep zij naar boven. En kwam terug mei iiaar
spaarbankboekje. „Ik zal je eens wat vertellen" 'zei
ze tegen haar broer, „ik wil je vijf pop leenen. Je
S-eft mij een bewijsje en ik knjg 't wei van je terug,
an heb-je ten minste centen op zak. Ik wed best
wat ik doe. Houd u er asjeblieft buiten, motder!....
Wij moeten Dina natuurlijk te-eten vragen. En 's avonds
een paar van de familie inviteer en. Dat moet alles
in de puntjes zijn. Anders loopt 't mis. Ik laat vijf
en twintig gulden van mijn boekje afschrijven en zal
wel regelen. Doris blijft er goed voor. Als wij uw
zin deden, dan was de zaak binnen een maand uit 1"
Zij. Na, was een kwiek doortastend vrouwtje. Die
zorgde voor alles. Kocht een nieuw tafelkleed uit de
tweede |hand. Maakte, dat de huiskamer opgefrischt was,
als heelemaal vernieuwd, .toen er „engagernents-visite"
was. Er werd een gramafoon gehuurd. Neef Teun, die
een prachtstcin (hiad en meesterlijk kon voordragen,
zette z'n beste beentje voor. De zaken liepen prach
tig... En zus Na rekende uit hoe alles zou gereorai-
nisoerd worden mot 't geld, dat Doris en Dina, nadat
ze goed en wel gebrouwd waren, zouden voorschieten.
Er had zelfs al een conferentie plaats met den rei
ziger, die krediet geweigerd had. Die werd in 't ver
trouwen genomen, veranderde bij het vernemen van
da vrijage als het blad op een boom. 'Was uiterst
beleefd, inhakte z'n excuses vanwege de weigering. Was
bereid, om zoodra alles op zijn pootjes stond des
noods 't dubbele van wat ze vroegen „op drie maan
den" te leveren.
...En toen kwam 't groote ongeluk.
Dien middag zat 'Doris te kieskauwen. Met som'
ber, bedrukt gelaat. Keek nauwelijks op. Zus Na had
'l direct in de gaten, 't Was haar of haar hart om
snoerd werd, want 25e had zoo'n bang voorgevoel..
In den laatsten tijd waren er toch al kleinigheden gtv
w ecst, die haar vreemd voorkwamen. Maar ze durfde niet
denken aan 't verschrikkelijke. Had 't van zich af ge
zet.
Nu moest zij 't weten.
„Doris" zei ze eensklaps, en ze beefde van het hoofd
to! de voeten „Dons. er is iets tusscben jou en
Dina".
Moeder, suffig en traag-begrijpend menschje, die hoe
genaamd niets gesnapt had, keek verschrikt op.
Broer legde zijn vork neer. Had niet den moed om neen
te zeggen... Gewoon als hij was om te volgen, te gehoor
zamen, zich te lalen leiden.
Maar, eer hij er zalf op verdacht was, had-ie 't ge
zegd: „Ja. 't is uit!"
Zus Na moest zich, van doodsschrik aan de tafel vast
grijpen.
En moeder voor wie nu eerst de volle omvang
van de ramp duidelijk werd liet het kopje, waar
ze koffie zat uit te slurpen, te-gruis op den grond
vallen.
„Ui... Uit!? Wat zeg je daar?"
Maar verder was geen woord uit hem te krijgen.
Na barstte los in wild-woedenden, woesten woorden
vloed Uit?... En haar kostelijke centen? En al wat zij
besteed hadden? En Jiaar voorschot? Hij moest op
dokken. Geen rooie cent kreeg hij meer op zak, als-ie
dat maar wist...
Zus Na liep. met groote stappen in de kamer rond.
Het winkelbelletje rinkelde, maar zij was zóó ontdaan,
dat ze niet in staat was om te gaan bedienen. Door
een kiertje van de deur klantje toeriep, asjeblieft even
te willen wachten... Ze kwam direct, hoor! Maar toen
't wat lang-duurde liep klantje nijdig weg...
't Kon haar niet schelen. Ze raasde voort tegen Doris.
Wou weten wat er gebeurd was. 't Baatte niets. Zij
zou dan zelf naar Dina Hoek gaan.... Op slaanden
voet...
„Ga maar gerust" zei Doris met schorre stem, ,.'t
geeft toch niks. 't Is finaal uit!"
En hij weigerde een woord nog erbij te voegen. Nam
z'n pet van een stoel en ging weg. Zoo hadden ze
hem nog nooit gezien... Zus Na liep, de straat op, hem
achter na. Maar 't lukte haar niet een woord uit
hem te krijgen.
Moeder zat, in een hoek, stilletjes te schreien. Straks
zou reiziger komen... Dan moesten zij alles bekennen...
Er waren in afwachting van de groole uitkomst
nog meer „beertjes" gemaakt. Het humeur van
Naatje in gewone omstandigheden toch al verre
van gelijkmatig en gemakkelijk zou nu ondragelijk
worden. Ze hadden er al over gepraat om te pro boe
ren 't huwelijk van Doris' en Dina te bespoedigen....
Nu dit!...
Na had zich, inmiddels, gekleed. Met haar Zondag-
sche pak aan met glacé-handschoenen. Haar wan
gen waren karmijn-rood...
„Waar ga-je heen?" vroeg moeder. Maar Na ant
woordde. niet. In zulke omstandigheden was haar nij
digheid tot kookpunt gestegen.
„We zullen zienl" zei ze. tot zichzelf pratendwe
zullen eens kijken... Hij is ca* nog niet Mijn kostelijke
vijf en twintig gulden en al wat we er meer aan heb
ben gespandeerd... Neen, hoor, dat gaat niet Dan zullen
ze eens merken, dat Na ér. nog is... Nou...Gedag-
dan..."
Moeder protesteerde. Zei, dat ze niet in staat was om
nu klanten te helpen. Ze kon niet op d'r beenen staan...
Maar 't gaf niets.
„Dan laat je ze maar loopenl" zei Na, vertrekkend,
„wat 't zwaarst is,Moet het zwaarst wegen!"
Weg was ze meteen.
En een goed uur later kwam zij terug. Smeet haar
parasol de Zondagsdie, die zij ter ecre van 't ver
broken «mgngement "bad in een hoek. En
haar glacé-liandschoencn rukte zij \an de vingers. En
zóó opgew onden was Na, dat ze geen woorden kon vin
den om -'t te vertellen.
Doris, die scheen te begrijpen, dat de zaak al was
uitgelekt, had al minstens een half uur thuis moeten
wezen. Was pr niet!...
„Geef me oen glas water!" zei Na en toen zij 't had
gekregen, klapperden haar tanden tegen 't glas.
,jHij is dol!' riep ze eindelijk uit „stapel dol! Hij
moet in oen gekkenhuis. Wij moeten hem onder curu-
lecle zetten. Wacht maar s effetjes..."
Moeder, trillend op de beenen. wachtte af. Durfde niets
vragen.
„.Maar... w... wat'?" Verder kwam ze niet
„Wat!? Dat zal ik je vertellen. Wat?... Hij heeft een
andere meid. Dat heeft Dina gemerkt. Hij was in den
laatsten tijd al zoo stil. M n kostelijke centen zijn
besteed voor die... Voor dia.."
Zij wist geen woord tc vinden, smadend om te ka-
rakterisecTen het minderwaardige van de nieuwe vrijster,
„Wies de Long! Van den stukadoor... Je weet wel, dat
nichtje van Griet Hovens!... Mensch, als ik me niet
ontzag... Te kaal om... En een fladdermedam 1 Ilangt al
wal ze verdient aan d'r lijf... Werkt op een mode-atelier.
Nou hoef ik je niks moer tc zeggen, hé? Daar wil onze
Doris mee gaan. Daar wil-ie mee trouwen. Daarvoor
legt hij ons op stroo. Daarvoor moest ik m'n kóste-
lij ke centen, waar ik bloedig voor gewerkt heb, op
offeren. üm Griet Havens aan bioscoopjes en present
jes te helpen!... Terwijl wij in de gedachte waren, dat
Doris met Dina uit was, ging-ie met die slet, 'l is zon
de, dat ik 't zeg... Maar hij is er nog niet!... Voordat
ik permitteer, dat zóó'n schandaal over de familie komt...
Nou spreek ik nog niet eens van de schade en van wat
ons te wachten staat...
En haar verdriet, haar woc<kï van de jongste twee
doorleefde uren ontspanden zich in een hartstochtelijk
wild-snikken.
...Maar zij was machteloos, nu, tegen den wil van
den jongen, die altijd zoo gedwee, zoo gehoorzaam W-as
Ceest. Griet Hovens had armen, braven Doris in
r macht. Zij wist hem te prikkelen tegen 't baas-zijn
van zus Na. 't Was een moeilijk werkje, maar Grietje
was een fijne menschenkensterZij doorpeilde dc zwakste
plekjes in het slappe karakter van den jongen, die
altijd aan leiband had geloopen: wiens wilskracht eerst
door moeder, daarna door zus Na was geplet, vernield.
Wat er nog aan durf en wil in hem over was. wist ze
te strelen, op te wakken. Zus Na had gezegd, dat Griet
nooit van zn leven een voet over hun drempel zou
zetten. Dc zorgen werden al-groot er, heviger, drukken
der. Na kordaat vrouwtje als ze was worstelde
tegen den ondergang. En met de zorgen steeg in haar
de woeste haat tegen de vrouw die hun ongeluk had
bewerkt. En Doris zag, voelde zij met den dag
sterker ontglipte haar.
Totdat hij voor-goed wegbleef. Griet Hovens had ge
daan gekregen, dat hij ergens commensaal werd. Zijn
kostgeld aan moeder en zus Na onttrok. Wat de
genadeslag was. Het krui deniers zaak je ging met het
uur achteruit. Vruchteloos vocht Na tegen het onaf
wendbare. De reiziger vertoonde zich niet meer. Er
lagen twee deurwaarders-exploiten in het linnen kastje
van huiskamer. Het spaarbankboekje was heelemaal
uitgeput. Faillissement dreigde...
Zóó stonden de zaken toen Doris, die juist dertig jaar
was geworden, met Griet Hovens in 't huwelijk trad.
Terwijl er gefluisterd werd... Zeker wist men 'tniet..
Maar zeer vermoedelijk toch...
Ze kwam hem sinds 't huwelijk varen de relaties
geheel verbroken zoowat een klein jaar na z'n
trouwen tegen.
Plotseling stonden zij tegenover elkaar broer Doris
en zus Na.
„Zoo. hoe gaat 't er mee?" vroeg zij. als was er niets
voorgevallen. Ze begreep 't eigenlijk zelve niet, dat zij
zoo sprak. Maar de jvoorden ontvielen haar als onwille
keurig.
En ze liepen samen op. Er was in die maanden heel
wat gebeurd. Winkeltje aan kant. Moeder sukkelend,
meestal aan bed gekluisterd. En zij, Na, met haar
stalen, onvermurwbare energie, had toch nog volge
houden. Met de meubeltjes me restten en de hulp van
een goedigen oom, die wakker-nichtje altijd bewonderd
had, „pension" opgezet. Ergens in Pijp-buurtje. Heel
schraal, heel schamel en sjovel. Voor derde rangs-md-
neerties. En zelf aten ze „mondjes-maat". Maar dat alles
had Na er voor over om toch nog zelfstandig te kun
nen blijven. Maar toen 't vreemde, 't zonderlinge er
was, dat zij daar alsof er niks gebeurd was naast
broer Doris voortliep, kwam in haar op de gedachte
aan wat voor ellende die Griet Hovens haar had
berokkend... Hoe anders alles had kunnen zijn zonder
die.... v 1
En ze het Doris vertellen van zijn huishouding, z'n
aardig vrouwtje... Ze zag, hoeveel hij van z'n Grietje
liicld en 't stak haar in het hart. Over zyn kind, zijn
lieven heerlijken, mooien jongen...
„Geloof me Na" zei broer, blij in het vooruitzicht
van verzoening, „kom 's bij ons oploopen. Je moet je
neefje toch eens zien..."
„Mijn wat?" vroeg Na en in haar ziel streden
den de bloedige haat tegen de vrouw, die haar te-gronde
had helpen richten, door de vrijage .met Dina te
verstoren en een restje-medelijden met armen Doris.
Maar'de blinde haat zegevierde.
„Mijn wat!?" vroeg zij.
,Je neefje, zeg ik" herhaalde Doris haar verwonderd
aankijkend.
En zij lachte. Met tergend, smalendea. heerlijken
DE TWEEDE VOEDSELCÏRCULAÏRE.
Do tweede circulaire van "Minister Postjhuma in
zake de beschikbaarstelling van goedkooppre levens
middelen, doet heel wat aangenamer aan dan de
eerste. r
Ofschoon, laten wij het aanstonds zeggen, ook deze
I zoer vele moeilijkheden met zich brengt, moeilijk-
I heden, die, naar wij vreezen, bij de toepassing wel
eens_ zouden kunnen blijken onmogelijkheden - te
zijn.
Het principe 'van de beide zendbrieven was zeer
j juist.
Een deel van het volk kan zich niet dan met
de aller-allergrootete inspanning voorzien van hoog-
noodige levensbehoeften. Niet omdat 'die behoeften
niet in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn, doch
omdat de prijzen zóó sterk zijn opgeloopen, dat er
voor lieden met 'schrale verdiensten geen beta
len aan is
Wanne.er men dus het woord-van Minister Treub:
„de Regeering zal zorgen dat in ons land geen hon
ger geleden zal worden," tot waarheid wil maken,
staan er slechts twee wegien open.
Te weten: loonsverhooging, dus 'de zoogenaam-
de duur te toeslag, of prijsvermindering.
Het eerste middel, dat reeds op zoovele meetings
on in zoo vele hooggestemde artikelen is aanbevo-
len, deugt natuurlijk in het-minst niet.
Natuurlijk: omdat het alléén voor personeel in
i dienst van het rijk en misschien (we leven een
maal in buitengewone omstandigheden) ook voor
dat in dienst der provincies en gemeenten-zou kun
nen worden ingevoerd.
Zelfs bij het joieteonaanzienlijk cijfer dier lieden
in openbare diensten, zou dit aan de groote massa
toch niets geven. Particuliere werkgevers immers
kan men nooit dwingen tot een doonsverhooging bij
j de wet. Zoodra 'toch de productiekosten tengevolge
van de stijging van het arbeidsloon te hoog worden
zou de particulier zijn bedrijf stop zetten of der
mate inkrimpen dat de algemeene toestand der ar
beiders nog verergerde. En zoo hij daartoe-niet wil
de overgaan zou de eenig andere uitweg zijn een
prijs verhooging voor het product, een verschijnsel,
dat langs welke 'omwegen dan ook een prijsverhoo
ging van zoo goed 'als allte producten, dus ook van
de levensbehoeften zou meebrengen en -waardoor
dus de loontoeslag binnen enkele dagen geheel illu
soir zou blijken te zijn.
De Minister heeft derhalve den anderen weg in
geslagen en meent door verschillende levensmidde-
len tegen lager prijs beschikbaar te stellen aan den
noodstand tegemoet'te komen. Alweer zeer terecht
heeft hij dit niet gedaan door het stellen .van maxi
mum (detail) prijzen. 1
Deze toch kunnen wel verhinderen dat woeker-
winsten genomen worden, doch nooit bewerken, dat
het publiek kan krijgen wat het ^wenscht. Dit toch
is alleen mogelijk wanneer de overheid, die den ma
ximum-prijs vaststelt, zelve voldoende voorraden
bezit.
Heeft zij die niet, dan is het duidelijk, dat, waar
ons land zooveel moet invoeren, -niemand geneigd
zal'zijn goederen hierheen te brengen om ze-zonder
winst of met verlies te verkoopen. Kooplui werken
om te verdienen 'en niet uit filantropie. Wanneer
dus de maximum-prijs niet loonend is, staat aan
bod of aanvoer tegelijkertijd stil. Alleen wanneer
de Staat voldoende voorraden onteigent of koopt op
do wereldmarkt en die aanbiedt 'tegen een prijs, die
haar de juiste voorkomt, kan zij 'een einde maken
aan woekerwinsten, daar zij dan immers kan optre
den 'als concurrente der grossiers of fabrikanten,
j Alleen dus wanneer zij den •detaillliant het artikel
tegen een behoorlijken prijs kan leveren, 'laten de
wetten der staathuishoudkunde, der praktijk-en der
billijkheid toe, dat zij dien detiaill'ant maximum -
prijzen voorschrijft. Doet zij het laatste, zonder met
het eerste te beginnen, dan bereikt zij slechts:
ontduiking, ru'meering van 'den detaillant of zgn.
„neen-verkoopen".
Dat alles ligt niet in de bedoeling -en dus moest
een andere weg worden gevolgd. 1
Laat ons zien, wat de ministeriëele circulaire be
vat:
a. Tarwebrood en ongebuild tarwemeel.
Dit zal worjlen verkocht tegen Tesp. 12 en 16
cent per kilo uit voorraden door 'de regeering te
verstrekken.
Het principe is juist, doch nu de -uitvoering. De
gemeentebesturen hebben er voor te waken: lo. dat
meel niet lot bloem wordlt gebuild; 2o. dat meel en
brood alleen voor menschel ijk 'voedsel wordt ge
bruikt. Controle en wijze Van controleeren is opge
dragen en overgelaten aan de gemeentebesturen.
Goedbeschouwd komt dit neer op werkversch&f-
fing op groote schaal. Immers die controle, wil zij
j iets beteekenen, moet plaats 'vinden in elke bak-
kerij en bijna ook in elk gezin, -wam- thuis gebak
ken wordt. Anders toch is nabuilen volstrekt niet
uitgesloten noch vermenging van dit meel meibloem
waardoor de hakker een duurder soort brood kan
leveren met een extrawinst, dank zij het goedkoop
regeeringsmeel. Een legertje van controleurs zal hier
noodig blijken, wil de bepaling ten opzichte van de
controle geen wassen neus blijken te zijn. Ook te
gen het gevaar van opkoopen i3 hier geen maat
regel getroffen en bij de "hog altoos heerschende
spanning dient deze mogelijkheid -niet te worden
onderschat.
Want al is het (goed te keuren) plaatselijk con
troleplan nog zoo goed, of de toepassing eener af
doende controleering mogelijk zal blijken, meenen
wij nog steeds te moeten betwijfelen.
b. Het roggtbrood.
Hier wordt een andere weg ingeslagen. De regee-
ringsrogge zal 9 gulden per 100 kilo kosten -aan de
verschillende gemeenten, terwijl de detailprijs voor
iedere provincie wordt vastgesteld Jna advies der
roggecommissies.
Voorts worden de gemeenten uitgenoodigd bij po
litieverordening veevoedering met rogge of rogge
brood te verbieden.-
Doch daarna volgt een bepaling, die doet den
ken aan de afstraffing en verwoesting van een Bel
gisch dorp omdat er een franctireur zou zijn gezien:
„Indien mocht blijken, dat desondanks rogge of rog
gebrood aan vee wordt gevoederd, zou voor derge
lijke gemeenten de gunstige bepaling verder buiten
toepassing worden gesteld."'
De politieverordening-vervat naituiirlijk een straf
bepaling en de overtreder moet' dtus behoorlijk zijn
daad boeten. Dit lijkt Excellentie niet genoeg, want...
de geheele gemeentel Het heeft zoo iets van Bcr-
naux of Mouland!
c. Het varkensvïeesch.
Hier wordt alweer eein andere methode gevolgd.
Hier wordt aan de exporteurs gezegd: dat jelui uit
voert en hooge prijzen in het buitenland maakt is
best, maar op elke zooveel varkens 'die ge 'uit
voert, moet ge er zooveel, die aan bepaalde eischen
van gewicht enz. voldoen, tegen een door de Regee
ring vastgestelden-prijs aan den directeur van het
Rijksvarkensimreau leveren. De Slagershond zorgt
dan voor de rest.
Deze bepalingen zijn nog vrij vaag en worden
misschien nog gevolgd door andere, eventuëel zelfs
door onteigening.
Tenslotte <«e groenten.
De Regeering heeft een goede 300.000 kilo inge
maakte groenten over: zuurkool, snijboonen en prin-
cesseboonen, die de gemeenten -kunnen koopeu. Goed
uitgerekend draait dit uit op 'n half ons ingemaakte
groenten per hoofd der bevolking. Men zal inzien,
dat er nu van honger geen sprake meer behoeft te
zijn. En trouwens zijn er geen nieuwe groenten:
komkommers, sla en spinazie, die volstrekt niet
duurder zijn dan anders in den voortijd? Het is be
kend, dat een arbeider, die drie van de zes dagen
werk heeft, gewoon is zich met dergelijke primeurs
te voeden, gewoonlijk met wat zalm in peterselie
saus en natuurlijk aardbeien met room 'nal..
Resumeer end:
Als de controle goed en 'uitvoerbaar blijkt, 'zien
wij zeer veel goeds in de tarwe voorziening en, na
uitlichting van de colllectieve strafbepaling, ook wel
in het roggesvoorstel. 1
Wat er met het varkensvïeesch zal en moet ge
beuren, weet de Minister blijkbaar zelf nog niet en
over de gr0entenparagraaf zullen wij maar eens sma
kelijk lachen!
Kolossale mop,'Excellentie, wel wat cynisch, maar
toch goed gevonden!
UITKIJK.
„EX-VRIJAGE".
„VOOR-GOED".
Van haar moeders „versterf" iiad Dina op z'n al
lerminst twee duizend gulden in bezit en als haar
vader, eenmaal „kwam te vallen" zou daar nog een
drie duizend bij komen. Dat wisten ze bij Hoek mei
volkomen zekerheid. Toen Doris dan ook, dien avond,
vertelde dat ,t tusschen hem en Dina zoowat ecu be
klonken zaak was, waren ze in de wolken van blijd
schap. Een uitkomst!... Doris was een kalf, een lam
van een jongen. Die alles goedvond; ach alles liet
welgevallen. Moeder en zus Na hadden toen samen
zitten uitrekenen, 't Stond er, bij hen, verre van prach
tig bij. Groote en kleine beertjes, goed bij elkaar ge
teld, gaven een nadeelig saldo van acht honderd. Ën
om hun krediet was op bedenkelijke wijze gedaald
in te slaan wal noodig was om het kruidenierszaakje
weer wat op gang te brengen, hadden zij op z'n minst
een paar honderd gulden^ „in de hand" noodig. Dan
zou 't wel weer marcheeren de reiziger, die nu
bestellingen op drie maanden weigerde, wat-graag weer
aan 't noteeren gaan. Alleen al het crëdiet van Dina's
naam zou voldoende zijn... Moeder maakte dan ook
geen seconde bezwaar om Doris z'n zakgeld ineens
met een gulden te verhoogen. En zus Na vond dat
zelfs te weinig. Hij moest 'nu netjes voor den dag
komen. Zijn meisje toonen. dat er bij de Hoek's om
den dood niet op een kwartje meer of minder aankomt.
„Nu ga-je Zondagavond fijn met Dina naar de bios
coop. En je koopt haar een mooi ringetje. En na
afloop gaan jelui ergens heen naar een of ander
deftig café en daar presenteer je haar wat..."
Moeder vroeg of Na onnoozel was geworden.. Dacht
ze heelemaal niet aan de huur, die er overmorgen,
zijn moest. En aan het gas, waarvan al een tweede
den,'hebben ze daar ook de verplichting, om je ge
zond te maken, en niet om je mij ziek thui3 te stu
ren. Wat kan ik in mijn armzalige omstandigheden
voor je doen? Ja, wanneer ik maar niet zoo zonder
middelen wa9 achtergebleven."
Sitta steunde. Daar waren ze weer op het doode
punt aangekomen, waarop haar moeder met de
grootst mogelijke hardnekkigheid steeds terug
kwam. „Het is voor mij toch liet ergste," zoo on
derbrak zij tenslotte de reeds duizend maal aange
hoorde klaagtonen.
„Wat is voor jou bet ergste?" 1
„Dat ik u tot last word. En als ik'mijn ontslag;
neem, dan ontvang ik een pensioen."
„Een vorstelijk inkomen," lachte mevrouw Van
Hoogendal spottend. „Wanneer wij maar niet te over
moedig wonden met-zulk een inkomen.'"
rDaar wij hier voor 'niemendal wonen, kunnen
wij 'ons er naar inrichten en er ook wel mee ko
men."
„Zoo denk je? Ik heb voor-mij hier wel vrij wo
nen, maar voor jou moet hier kamerhuur,-licht en
verwarming betaald wordlen. AlÜe kamers zijn bezet.
Ik kan mijn toiletkamer ook niet steeds missen.
Ik weet met den besten wil \an de wereld hier
geen onderkomen voor je, Sitta. Het 'is gewoonweg
waanzin, dat je zelfs er aan denkt om je ontslag als
hofdame te nemen."
„Wanneer ik niet om mijn ontslag vraag, zal ik
het wel krijgen. Bereid u daar maar vast op voor
naar Glückstadit ga ik niet terug."
„Dus is er dan wel degelijk wat voorgevallen?
Die geschiedenis met jouw 'gezondheid kwam mij
ook al zeer onwaarschijnlijk voor."
„Dan schrijft u zelf maar naar Glückstadt, wan
neer u inij niet gelooft," riep Sitta boos. Haar zenu
wenwaren tot op het -uiterste gespannen door het
optreden van haar moeder. Haar -kalmte dreigde
haar te verlaten. „Ik ben als beste vrienden ge
scheiden. Men kan van de erfprinses, die nu zeer
ontzien moet worden, niet eischen, dat zij steeds
de noodige zorg zal hebben voor de gezondheid van
haar hofdame."
„Wel 7.00 mag men daar dus spoedig felicitee-
ren. Eindelijk! De erfprins is bepaald -wel zeer ge
lukkig?"
„Dat weet ik niet." Sitta liet haar handen, die zij
tegen'haar slapen had gedrukt, zinken. God zijdank,
haar moeder liet zich wat afleiden van haar ver
denking. Maar het thema, waaraan 'mevrouw Van
Hoogendal zich nu vastbeet, was voor Sitta niet min
der pijnlijk.
Aan het avondbrood herhaalde de worsteling zich
tienvoudig. Veertig nieuwsgierige oogen boorden zich
in haar gezicht vast. Alle stiftsdames vroegen naar
alles'wat maar denkbaar was. Een foltering zonder
eind.
Als'hongerig© honden,'die zich op een been stor
ten en daaraan- zich vastbijten, zoo poogde een elk
harer iets 'van Sitta's •'aandacht te bemachtigen,
om zoodoende haar nieuwsgierigheid-te kunnen'be
vredigen.
Sitta's korte antwoorden bevredigde de opgewon
den dames echter geenszins. „Mooi maar dom!
luidde het oordeel, dat de meeste dames in stilte
over haar velden.
„Zij is in de eerste plaats zeer hoogmoedig," zoo
hekelde de oude juffrouw Nauheim, - op wie'de ver
denking rustte dat zij de eieren uitdronk. „Dat-zijn
zulke juffrouwen van Habenichts steeds."
„Speelt u nog een partijtje Boston, lieve gravin,"
vroeg mevrouw Van Hoogendal Jaan de overste.
„Zeker. Ik vreesde reeds dat u liever met uw
dochter alleen zoudt willen zijn."
Sitta, die dit ook gehoopt had, moest de rest van
den avond in den gemeenschappelijken salon zitten
en een ware lawine van allerlei "babbelgeschiede
nissen c-ver zich heen laten gaan. J
Een troostelooze stemming kwam er over haar
Dat was dus het thuis, dat haar moeder haar bood.
Ach, waarom niet liever op een dakkamertje ge
leefd, maar eenzaam, trotsch en zelfstandig.
Toen zij eindelijk op-haar ijzeren, smalle bed lag,
rolden er heete tranen over-haar wangen. Een straal
van de maan speelde door de reet in de gordijnen.
Sitta stak haar hoofd in het kussen. Het bleeke
maanlicht deed haar pijn.'
1 HOOFDSTUK 10.
De dagen in 'Gelsheim geleken als waterdroppels
op elkaar. Met een waar engelengeduld hoorde Sit
ta de jammerklachten van haar moeder aan en
veranderde trouw haar ouderweische japonnen in
meer moderne. Deze arbeid mocht evenwel niet in
den salon geschieden, maar-in de angstvallig geslo^
ten slaapkamer. Dergelijke arbeid was in de oogen
van mevrouw'Van Hoogendal zeer vernederend. Alle
arbeid was 'wel uit 'den booze, maar tot geen prijs
terwereld mocht het bekend'worden, dat men zich
op deze wijze zelf -behelpen moest.
Sitta zat dikwijls den 'ganschen voormiddag in
het kleine vertrekje en naaide en paste.
Het Moed steeg haar naar het hoofd en haar
borst deed pijn van het steeds in gebogen houding
zitten. En toch 'waren dleze uren nog de dragelijk*
ste van den'geheelen dag. Zij kon zich tenminste aan
haar eigen gedachten overgeven. Een glimlach
speelde er om haar mond als zij er aan dacht wat
haar juffrouw wel 'zou zeggen, wanneer zij haar
meesteres op deze wijze bezig zou zien.
Haar plan om haar ontslag 'te vragen, voerde zij
spoedig uit en zij schreef een 'vormelijken brief
aan'den oudbn hertog, zoowel als aan de erfprinses,
waarin zij een eenigszins war meren toon aansloeg.
Aan den erfprins schreef zij niet.
Eiken morgen vreesde zij een brief met zijn groot
en krachtig handschrift naast haar bordje te zien
liggen. Zij stond vroeger op, om eerst alleen de ta
fel te kunnen overzien, want haar moeder Het haar
geen brief openen zonder omstandig te vragen van
wie 'de brief was en wat er in stond. Zij was zelfs
erg uit'haar humeur,'wanneer Sitta haar niet alle
brieven voorlas, wat deze "heel ongaarne deed, daar
zij beslist wist, dat de inhoud 'spoedig het onder
werp van gesprek was bij al'de andere'dames.
Tot haar geluk kon zij het 'officiëele antwoord
van'den hofmaarschalk, dat haar gevraagd ontslag
inwilligde, zoowel als de'zeer vriendelijke brief van
de erfprinses voorlezen.
Maar haar hart bleef stilstaan van schrik, toen
zij werkelijk eenige dagen later "den lang gevrees-
den brief naast baar bord zag liggen. Ook mevrouw
Van Hoogendal, die ditmaal tegelijk met haar doch
ter binnentrad, bemerkte den brief.
„Uit Glückstadt?" vroeg zij.
Sitta knikte. „Het is-misschien de een óf andere
vergeten rekening."
„Neen, zoo ziet de brief er niet uit. Maak hem
toch open."
„Later eerst zal ik thee schenken."
19.
De helangselling van ■'mevrouw Van Hoogendal
was onmiddellijk voorbij. „Als die geschiedenis zoo
is afgeloopen, dan is het zeker beter
„Wanneer mijnheer Von Krochert om mijn hand
vroeg, /ou ik nu toch met heun trouwen, mama."
„Nadat je weet, dat hij niets meer heeft?? Ben
je gek, Sitta?"
„Ik weet het niet. Het "moet u bepaald wel dwaas
toeschijnen, wanneer ik u mijn gevoelens zou be
schrijven."
„Waarschijnlijk.'Ik heb in mijn leven steeds ver
standig gehandeld en 'gevoeld," antwoordde me -
vrouw Van Hoogendal met hoog opgetrokken wenk
brauwen. 1
Een tijdlang lieten moedler en dochter haar ge
dachten hun vrijen loop. Dan keek de-moeder haar
dochtër eensklaps zeer scherp aan. „Wat is eigen
lijk de werkelijke reden van je komst, mijn kind?"
De vraag klonk zeer scherp. „Je hebt mij toch niet
willen wijsmaken, dat 'je alleen in verlangen 'om
mij te zien hierheen bent gekomen." 1
Sitta aarzelde. Zij was op die vraag -voorbereid,
maar in het oogenblik waarin die vraag viel zweeg
zij als verstomd.
„Nu, wil je mij -niet antwoorden?"
„Ik heb een langer verlof -'genomen, mama, om
dat ik mij ziek en zwak gevoel en mij 'niet meer
opgewassen gevoel 'tegen de eischen die mijn func
tie van mij vroeg," zeide Sitta 'eindelijk zacht en
aarzelend. „Vindt u het dan niet natuurlijk, dat ik
bij mijn moeder kom, als ik ziek ben?"
„Ziek ziek! Wat mankeert je dan eigenlijk?"
De dokter zegt, dat ik met het oog - op mijn lon
gen teer voorzichtig moet doen."
„En je komt pas uit Italië."
„Daarom juist. Die snelle wisseling van klimaat
is niet goed voor mij."
„Het zal wel niet zoo heel erg zijn. "Dokters over
drijven steeds om zich maar 'een gewichtig air te
geven. Wanneer je in Glückstadt-ziek bent gewor-