Alpien Ritus-
WOENSDAG 19 MEI 1915.
58ste Jaargang. No. 5592.
DE HOFDAME.
De dingen om ons heen.
SCHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
den ADVERTENTIE^ in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
UitgeversTRAPMAN Co.
SCHAGEN, LAAN D 5. Int. Telepb. No. 20.
Prijs per jaaj- f 3.Per post f 3.60. Losse nummers 6 oen*
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Brieven uit Engeland.
Londen, 11 Mei 1915.
'De 'kreet van afgrijzen en van -verontwaardiging,
die in Engeland is opgegaan na het zinken van de
Lusilania, is algemeen. Groot-was de woede, in het
begin van den oorlog, toen 'steeds meer en meer
beriehten over gruwelen in België bekend werden,
en het volk, dat bier, als overal "elders, het eerst
en meest behoefte voelt zich te uiten, plunderde
toen 'eenige winkels van Duitsche bakkers en sla
gers. Ieder weldenkend 'mensch keurde die handel
wijze, wraakneming op volkomen onschuldiger!, ten
sterkste af. Maanden zijn sinds dien verloopen, de
woede 'bedaarde, de wraakzucht verminderde, en
honderden Duitschers oefenden in Verschillende ge
deelten van Londen, en ook-in andere steden, onge
hinderd'hun bedrijf uit.
Toen kwam verleden Zaterdag het verschrikke
lijke bericht. Een moord gepleegd in het groot.
Veertien honderd onschuldige menschen op 'schan
delijke wijze vermoord. Niemand die zich nog niet
levendig de ramp van de Titanic herinnerde, toen
heel de wereld, toen alles wat mensch was, zich het
hart voelde* stilstaan, en schepen van alle natiën
kwamen toevliegen over den oceaan om hulp te
bieden,- waar die nog gegeven kon worden. 'Men be
sprak de oorzaken, men verdiepte 'zich in gissin
gen, men overwoog nog meerdere maatregelen voor
grootere veiligheid van het Verkeer op zee.
En thans! Geen ijsbergen stuiten het schip in
zijn yaart, geen mist 'bemoeilijkt den uitkijk, de
natuur is den mensch thans gunstig gezind. Het is
een mensch'moeten wë ons niet schamen om het
neer te schrijven? een mensch, die het bevel
geeft: Daar is een groot drijvend hotel, met meer
dan twee duizend mannen, vrouwen én kinderen er
in. Vermoord ze!
We moeten er niet verder over 'spreken. Laat
ons dankbaar zijn, dat niet wij de wreeselijke ver
antwoordelijkheid dragen voor zulk een daad.
Is het wonder, dat opnieuw, als eenige maanden
geleden, het volk is opgevlogen in wilde razernij,
en de wraak op zich heeft genomen? Thans wordt
alles wat Duitsch is, verfoedd, gemeden, veraf -
schuwd. Weer zijn winkels, en veel meer nu dan
in het begin van den oorlog, geplunderd, en vernield
Maar andere, en meer belangrijke dingen, zijn voor
gevallen.
Wie in Londen geweest is, zal waarschijnlijk, met
opzet, of toevallig, de groote vleeschmarkt, Bmitb-
field, wel eens bezocht hebben. Alle Londensche
slagers betrekken van Smithfield - hun vleesch. ïk
durf niet raden, hoeveel duizenden, maar nooit had
ik vermoed, dat vierhonderd van hen, thans, negen
maanden na het uitbreken van den oorlog, Duit
schers zijn. Zouden in Berlijn Engelsche slagers
zoo ongehinderd hun bedrijf kunnen uitoefenen? Ik
betwijfel het. En voorloopig is het ook in Londen
afgeloopen.
„Geen zaken met Duitschers," las men gister over-
FEUILLETON.
22.
Ilse maakte voor den spiegel haar golvend, maar
losjes bijeengehouden haar in orde. Al haar bewe
gingen hadden iets bestudeerds, haar gezicht was
smaller geworden, zeer bleek, om •'de groote, bruine
oogen lagen blauwe schaduwen, tic blik had iets
opgewondens, onzekers.
„Mijn kleine!" Bilde sloeg de armen teeder om
de slanke gestalte der jonge vrouw. „Zie ik jee
eindelijk eens weerl Ik geloof zoowaar, dat je nog
grooter geworden bent, Iise?"
„Nu, zooals je wel zult 'weten, groeit, men tot
zijn vier-en-twintigste jaar, van dien tijdof 'wordt
men steeds grooter, HiHdei'"Zij lachte. Haar lachen
tieed'Hilde echter pijn. Het klonk zoo zenuwachtig
gedwongen, lang'niet vroolijk.
De overste had een van haar vertrekken ter be
schikking van de zusters'gesteld. Ilse kwam zoo laat
aan, dat zij maar even tijd had om mevrouw Van
Hoogendal en Bitta te begroeten en zich toen on
middellijk moeBt verkleeden.
Hans Henning wandelde in gelukkige stemming in
den tuin. Hij was een paar uur vóór zijn zusters
aangekomen, die om in het stift zoo weinig moge
lijk last te veroorzaken, hun oponthoud aldaar eoo
kort mogelijk wilden doen zijn.
Hilde hielp haar zuster bij het 'verkleeden. „Ik
zal het wel zeer onhandig doen, Ilse. 'Je haar kon
ik vroege** wel vlechten, maar in dezen modernen
warboel weet ik geen weg. Je hebt 'toch eens ge
schreven, dat 'je eenvoudige frisuur Hilmar zoo
goed beviel 1
„Dat was ook zoo.'Maar een man houdt van ver
andering. Ik maak mijn haar gedurig anders op.
Men moet er voor zorgen, 'dat je man je niet ver-
yelend vindt."
Hilde wist 'niet precies, wat 'zij daarop moest
zeggen. In de huwelijken, die zij tot dusver had
kunnen betrachten, behoefde de vrouw zich niet te
kwellen hoe zij het best den 'echtgenoot zou beval
len. Zij wist niet juist waarom, maar de ruischende
zijde van llse's met kanten overladen onderrokken,
de sterke viooltjeslucht, die -de jonge vrouw over
al verspreidde, deed haar onaangenaam aan, hoe
wel zij de oorzaak van-haar tegenzin slechts e<migs-
7.ins vermÖedde en die ook niet-precies zou hebben
kunnen aangeven.
„Jo gaat zeker veel uit in Berlijn, Ilse?" yroeg
zij eindelijk, om 'toch maar wat te zeggen.
„Als het zoo uitkomt als Hilmar daar '.lust
voor beeft. Ik ga ook menigmaal alleen."
„Alleen? Maar daarvoor ben je toch 'nog veel te
jong, Ilse!" 1
„Natuurlijk slechts naar goede bekenden. Ik
kan het niet steeds uithouden, altijd eenzaam in
mijn salon te zitten."
al in groote 'letters op de'markt van Smiühfield.
Het enthousiasme onder >de handelaars was groot en
algemeen. De Duitsche slagers waren «blijkbaar op
de hoogte, van wat er besloten was. Slechts een
paar verschenen om hun >inkoopen te doen, en
de ontvangst hun bereid was Van dien aard, dat ze
vlugger verdwenen waren dan gekomen. En het- is
niet bij Smithfield gebleven. -Andere groote mark
ten 'zijn gevolgd, en ook Covent Garden bijvoor
beeld is gesloten voor-Duitschers.
In geen plaats it> liet misschien erger toegegaan
dan in Liverpool. Meer dan honderd winkels heb
ben het daar moeten ontgelden, voornamelijk -van
varkensslagers, en ook-enkele barbierszaken. Als de
woede van hot volk eenmaal is opgewekt, is het
moeilijk er paal en perk aan te 'stellen. Winkels,
die vroeger gehouden werden door Duitschers, maar
sedert het uitbreken van den-oorlog in andere han
den waren overgegaan, 'moeeten het al eveneens
ontgelden, zoodat Engelsche winkeliers hun zaken
geplunderd en hun waren vertrapt zagen, omdat de
Duitschers de Lusitania in den grond geboord had--
den. Natuurlijk maakte menigeen ook van -de gele
genheid gebruik. Men zag-vrouwen beladen met gruo
ie pakken naar hu s wandelen. Anderen -droegen
schilderijen, en een gespierde vertegenwoordiger-
van het schoone geslacht marcheerde huiswaarts on
der het zingen van Tipperary, als 'buit meevoeren
de een mooie koperen gaslamp. Dit waren de ver-
standigen onder de verontwaardigde menigte. Ook
andere tooneelen speelden zich af. Voor een groe
ten slagerswinkel hielden de dames een spiegelge
vecht, waarbij worsten dienst deden als kogels, ter
wijl andere zoozeer waren aangegrepen door de
zucht tot schoonmaken, dat ze de straat gingen op
dweilen met groote stukken Varkens vleesch.
Tooneelen die ons 'Hollanders doen denken aan de
pachtersoproeren in de 18de'eeuw, toen de Amster-
damsche grachten rood zagen van den wijn, dfen
men uit de kelders van de rijke pachters had ge
haald, en die gedeeltelijk werden 'opgedronken,
maar grootendeels vermorst
Het waren cGk niet alleen de winkelwaren, die
het moesten ontgelden. De verdiepingen boven de
'wikkels bleven niet gespaard. Piano's werden uit de
bovenramen naar beneden gesmeten, en kwamen-na
tuurlijk in brokken op 'de straat terecht. Derge
lijke tooneelen zijn en blijven betreurenswaardig.
Maar wie kan ze zich thans niet begrijpen? Vooral
in een stad als I.iverpool, waar een groot gedeelte
van de bemanning der Lusitania thuis hoort.
In verschillende steden, Londen, Leeds, Manches
ter, zijn ook de Beurzen voor Duitsche kooplieden
gesloten, en tevens voor die van de -met Duitsch-
land yerbpndcn landen, Oostenrijk en Turkije. Zelfs
voor genaturaliseerd en wordt geen uitzondering ge
maakt. Alleen las ik in één geval, -dat de bepaling
niet van kracht zou zijn op mannen -boven de 60
jaar. en degenen, die zoons hadden dienen ïn
het Engelsche leger.
Dit laatste is oen verstandige en billijke bepa
ling. Ik hoorde vandaag van een winkplier, wiens
winkel geplunderd was, en die drie zoons in het le
ger had. Wat een t'jding voor de jóngens, wanneer
ze hooren, dat hun vader niet veilig is in het land.
waarvoor zij dagelrks hun leven in de waagschaal
„Je bent dus zeer dikwijls alleen, arm kind? Ik
dacht, dat Hilmar veel werkte."
„Dat doet hij ,ook daarom juist ben ik veel
alleen. Je denkt zeker, dat hij niet anders dan aan
zijn schrijftafel werkt? Een dichter werkt eigen
lijk doorloopend, dikwijls het meest, wanneer nie
mand het bemerkt.-Hij moet toch ook studies ma
ken,of alleen gaan, 'om zijn stof door te denken."
Het klonk als een van buiten geleerde les.
„Zoo zoo. Vergeef me, Ilse, ik ben natuurlijk
zeer onervaren in deze 'soort van arbeid." -veront
schuldigde Hilde zich.
„Het is ook niet zoo gemakkelijk te begrijpen."
Ilse zuchtte. „Dikwijls doe ik het ook nog verkeerd.
Men weet soms niet, -wat men uitgevoerd heeft met
de kleinste stoornis." De fijngeteekende wenkbrau
wen der jonge vrouw trokken samen, alsof zij phy-
siek leed.
„Ik zou 'je graag eens bezoeken, Ilse," -begon
Hilde aarzelend. „Ik weet van je huishouden niets
af...." 1
Ilse verschrok zichtbaar. „Ik zal het je schrij
ven, wanneer het gelegen komt," zeide zij haastig.
„Hilmar is... hij heeftzei zij verward.
Do blos van verlegenheid harer 'zuster deed Hil
de zeer leed. Zij streek haar zacht -over het haar.
„Lieveling, maak je niet opgerusi. Ik begrijp het
heel goed. In een -enge stadswoning werkt iedere
logeergast storend op uw man. Als 'je mij echter
eens hebben kunt, Ilse jij alleen, schrijf me
dan dat ik komen mag."
Ilse sloeg de armen om den hals hare!r zuster.
Deze vleiende beweging herinnerde Hilde voor öe
eerste maal weer aan „haar kind", aan de lkeine
Ilse van vroeger.
„Ik azl je schrijven, Hilde heeljzeker!" ezide
zij stokkend. „Maar- spreek 'nu niet meer over 'mij,
vertel mij liever iets van Hinriohshagen."
Maar dat vlotte ook niet best. Hilde wilde niet
verraden,'hoe moeilijk het haar viel-van haar broe
der te scheiden. Het gesprek der zusters stokte
derhalve telkens opnieuw. Beiden "besloop een ge
voel van vervreemding, ondanks haar innige -liefde
tot elkander.
„Hoe gemakkeljik kan men in een jaar tijds in
verschillende opzichten van elkander verwijderd
worden," dacht" Hilde treurig. Zij 'sprak luide haar
bewondering uit over het kleed, dat bij Use's rood
achtig haar en donkere oogen wondermooi paste,
ofschoon de snit van het costuum, die -iedere lijn
van het lichaam onbeschaamd deed uitkomen, haar
niet voornaam toescheen.
Ilse goot een paar druppels 'parfum over heur
haar en op de kanten 'aan den hals. '„Ja ik ben wel
aardig in dit kleed. Ik 'hoor in onze kringen veel
complimentjes. Ook op straat is het dikwijls bijna
pijnlijk, hoe de heeren zich omdraiaien om naar-mij
te zien. En toch wat helpt mij dat, als
Zij hield het vervolg van den zin binnen. Haar
mondje vertrok zich als bij een kind, -dat wil wee-
nen.
„Wij 'moeten nu gaan, er wordt reeds geluid!"
stellen. Maar het vclk redeneert niet In «zijn woe
de.
Iets anders'ia het geval dat plaats greep te Hamp-
ton-on-Tbarnes. Een van de raadsleden aldaar, een
Mr. Wertheim, is een genaturaliseerd Engelschman
van Duitsche afkomst. Hem werd gevraagd zich uit
de vergadering te verwijderen, -wat hij weigerde.
De vergadering nam daarop het besluit zich zelf
te verwijderen, en ging de zitting voortzetten in
de openlucht cp de binnenplaats.
De vice-voorzitter sprak bij het begin der zit
ting Mr. Wertheim aan en noemde hem een Duib-
schen Hun. Hij De weerde 'verder, dat de hande
lingen van Mr. Wertheim in de raadsvergaderingen
herinnerden aan die van zijn landgenooten. En hij
wenschte lo weten hoe lang zijn collega's en hijzelf
zich nog de schande zouden 'moeten laten welge
vallen met Mr. Wertheim -aan één tafel te zitten.
„Ik begrijp niet," zei deze heer vice-voorzitter,
„hoe mr. Wertheim do onbeschaamdheid durft heb
ben naast fatsoenlijke Engelsehen te zitten."
Mr. Wertheim kreeg daarna 'het woord, en ver
klaarde, dat hij, als genaturaliseerd Engelschman,
de rechten genoot van een Britsch staatsburger, en
zoolang zijn Honing en zijn land hem deze rechten
niet ontnamen, hij niet van plan was zich door
iemand de wet te laten voorschrijven. -Als de Ko
ning en de regeering hem meedeelden, dat hij zijn
rechten verloren had, dan zou hij daarin berusten,
zelfs als njen het noodig mocht vinden hem te in
terneeren. Hij beweerde verder, 'dat hij een even
trouw onderdaan van den Koning was als eenig
Engelschman en dat hij twee zoons had dienen in
het leger en een dochter, die verpleegster was 'in
Frankrijk, En dat de vice-voorzitter zijn vaderlands
liefde heter kon bewijzen door zelf dienst te ne
men. 1
Ook 'zulke tooneelen zijn betreurenswaardig en
zij bewijzen, dat niet alleen het mindere volk het
hoofd af cn toe verliest. Maar zij gebeuren helaas,
en aan wie de schuld? Duitschland juicht om het
zinken van de Lusrtania. Mij dunkt, dat-Duitschland
veel meer 'reden heeft er om te treuren, met de
rest 'van de wereld.
„ALLE HENS AAN DEK".
Jaren lang, al eigenlijk sinds we de middeleeu
wen uit zijn, waarvan we zoo goed als niets weten
aangaande de meeningen en gevoelens van het-volk,
zijn wij Nederlanders anti-militair geweest.
Viel er in onze historie wat te vechten, wat nood?
wij hadden geld'en er waren altoos genoeg binnen-
of buitcnlandsche waaghalzen te'vinden, die er to
taal niet tegen opzagen a raison van zooveel per
dag plus vrij plunderen h^t werk voor ons op te
knappen en hoog&tens als schutter cp de schilde
rijen van Van der Helst verrichtte de Nederlander
heldendaden. Slechts als de nood heel erg aan den
man. kwam, bij bet beleg eener stad bijvoorbeeld,
nam ook de'burger de wapens op en behoefde dan
voor den beroepssoldaat niet onder te doen, gelijk
vaak bleek.
Die toestand behoorde /overal de normale te zijn.
Zoolang 'er vrede is, hooren de menschen 'bij hun
werk. Zoo goed als geen particulier er over denkt
zich te gaan oefenen in den wapenhandel, alleen
vaqwego de kans, iJie hij loopt misschien eens een
inbreker thuis te krijgen, zoomin moesten vreed
zame burgers zich voorbereiden, Jkrachtens staats-
gdbod, om eventuëel in staat te zijn een mede -
mensch. dat met andere nationale feestdagen behept
is, naar de keel te vliegen.
Zoo moest het zijn, .maar ozo is het helaas niet.
Want als Jan A zegt, moet Piet B zeggen en zoo
gaat het langs allo namdn'en het heele alfabet voort.
En aangezien elkeen zich wapent en oefent en voor
bereidt, kan niemand achterwege blijven. Want hij,
die het niet doet, wordt onvermijdelijk .vroeger of
later het slachtoffer van de hebzucht of militaire
noodzaak (twee verschillende woorden ivoor een
zelfde ding!) van zijn-buurman. Het moet dus.
En aan dien ellendigen, hoogst 'abnormalen toe
stand zijn wij nu reeds zoo gewend geraakt, 'dat
wo uitgaven 'voor leger en vloot, opofferingen van
tijd en productieve kracht 'nog hoogstens beschou
wen met hetzelfde oog, als waarmede de particulier
do brandassurantie betaalt: ,,'t is weggegooid geld,
maar Je kan nooit weten."
Nu rijst echter deze vraag, èn bij assurantie èn
bij defensieuitgaven: is de verzekering, die geslo
ten werd, wel 6olide?
Met andere woorden: Is watvmen onverhoopt te
rug zal krijgen, als gekocht door de lang betaalde
prerniën, werkelijk van dien aard, dat het met do
moeite en kosten evenredig is?
Dit is een waag, die uiterst moeilijk te beant
woorden valt cn zeer zeker niet zonder te vervallen
in technische bijzonderheden, die voor'plaatsruimte,
schrijver en lezers groote bezwaren opleveren. Doch
wat wel te zeggen valt is dit, waarbij geen techni
sche moéilijkbeden, doch enkel gezond verstand to
pas-'komt, dat Nederland hij verre na-niet zoo sterk
is als het kon zijn. i
Het is geen verklappen van eenlg militair ge
heim, wanneer we de sterkte van ons leger op het
oogenblik ramen op circa 320.000 man. Dit wil dus
zeggen, dat op onzebevolking ongeveer een man
op de negen mannelijke personen onder de wape
nen staat en dat daarmede tevens alles gezegd is.
Want bruikbare reserve schiet dan machtig weinig
over. Met reservisten van 'allerlei 6lag, gewezen
schutters, gepensionncerden, vrijwilligers, scherp-
schuttersvereenJgingen enz. zetten -we er geen 50
duizend man meer bij, altoos'aangenomen dat daar
voor uitrustingen en bewapening aanwezig zijn. het
geen'nog niet zoo bijster vast schijnt te staan.
Bruikbaar kader voor die reserve schijnt intus-
schen wel aanwezig, aangezien van de diensten van
z"er vele gegradueerden, die zich in het begin van
den wereldbrand vrijwillig aanmeldden, nog geen
gebruik werd gemaakt
Met hoogstens viermaal honderdduizend man is
dus alles gezegd. Dit lijkt zeer veel, daar met
onze vesting- en inundatielinie zeker een dubbel zoo
sterk leger voor een inval noodig zou zijn. Doch
metterdaad is dit leger lang zoo sterk niet als bet
zijn kon. Indien Let Duitsche leger op dezelfde wijze
als het onze was samengesteld, zou het, alles bij el-
vermaande Hilde. Zij wilde Ilse 'gaarne op andere
gedachten brengen.
In den sdlon van mevrouw Van Hoogendal 'kwa
men alleen de familieleden bijeen/ De dames van
het stift zaten reeds een half uur vol verwachting
in de kerk.
„Ik denk, dat wij nu ook kunnen gaan. Ik heb
Sitta reeds den krans -'opgezet. Een ontzaglijk aan
grijpend moment voor een moeder zeide me
vrouw Van Hoogendal. „In het bijzonder bij een
eenig kind, al het geluk van een eenzaam leven".
Heimelijk lette zij op Ilse Bodenhausens toilet.
Men zette dus de kanten alweer anders dan Sitta
gedaan had. Het was om zich te ergeren! In Ber
lijn was men Glückstadt zeker met de mode voor
uit!
Over het geheel 'was zij toch in verheven stem
ming, want Hans Henning, die met moeilijk be
dwongen ongeduld op Sitta wachtte, stond de [dra-
g onder uniform, die bij aangetrokken had, voortref
felijk. Hi'de zag er statig en voornaam, Ilse' zeer
■eigenaardig en chique uit.
Op niemand was iets aan te merken. Do overste
gedroeg zich ook heel voorkomend. Zij voegde drie
gerechten hij het gewone -maal, zonder daar iets
voor te willen berekenen. Nu, met den wijn, de
bediening en het gebak, -"kwam het evengoed 'nog
duur genoeg. Sitta had haar 'driehonderd mark van
haar tractement-bespaard, gegeven voor do bruiloft.
Daar was in ieder goval "wel mee uit te komen.
Sitta's binnentreden onderbrak de praktische ge
dachten der moeder. Ofschoon mevrouw Van Hoo
gendal-liaar dochter reeds eerder in-vollen bruids
tooi had gezien, was zij toch opnieuw verrast over
haar schoonheid. Zij lette,in het bijzonder op de
verbazing der gasten. In liaar eigen geziont kwam
eön zelfvoldane uitdrukking, alsof 'die bijzondere
schoonheid haar verdienste was.
De bruid groette allo 'aanwezigen slechts met
een -hoofdknik. Zij ging stil op Men steel bij het
venster zitten, zonder iemand aan te spreken. De
bruidsluier viel lang over het witte kleed. Op het
golvend zwarte haar lag de smalte, groene myrten-
krans.
Hans Henning trad naast haar. Hij liet haar hand
niet los, die zij hem bij het binnenkomen had toe
gestoken.
De anderen stonden 'op, om net bruidspaar naai
de kerk voor te gaan. De 'ingetreden stilte stak bij
het levendige onderhoud van zooeven merkwaar -
dig af. 1
Toen allen weg waren, 'boog Hans Henning zich
over zijn bruid. Zijn lippen raakten slechts even
den krans in haar haar. „Je bent'zoo stil en bleek,
Sitta!" zeide hij bewogen. „Je wordt -toch graag
mijn vrouw'en brengt, mij geetn offer?"
Zij zag hem -verschrikt aan. „Hoe kom jo daar
aan? Ik heb naar (liezen dag verlangd!"
Het klonk luid en -vast
Hij drukte haar de hand. \,Je weet niet, hoe lief
ik je heb."
Zij hief de oogen tot hemrop. „Toch wel, ïkweet
bet ik wil trachten die 'liefdo te verdienen."
Plotseling kleurde zij heftig en -sloeg de wimpers
neer. De aanblik van zijn uniform deed haar pijn.
Hoe dikwijls had zij hem en 'den erfprins in
Glückstadt zoo gezien! f
„We zullen nu gaan!" 1
Zij stond dadelijk op-en nam zijn!'arm. Haar voet
aarzelde niet, slechts toen de deur achter haar in
het slot viel, deed een sidderende -zucht haar boe
zem zwellen.
Men behoefde slechts door den geplaveiden hof te
gaan om de kerk te -bereiken. Een grijze looper lag
over de steen en. De dorpskinderen, die 'door eeni
ge stiftsdames in de moeilijke kunst van bloemen-
vlechten onderricht waren, hadden alles met bloe
men bestrooid. Sitta's zware sleep veegde die -gele
en goudbruine bloemen 'in hoopjes bijeen.
In de kerk klonk het -koorgezang, samengesteld
uit de fijne stemmetjes 'der stifsdames eneenige
oude dorpsvrouwtjes. De onderwijzer 'gaf een solo
ten beste, die meer goed gemeend, dan 'verheffend
wa8. De rede van den geestelijke paste zich eenvou
dig en recht aan het bevattingsvermogen zijner ge
meenteleden aan. Velen 'der toehoorders droogden
aangedaan de oogen bij de woorden'„eeuwige lief
de trouw gehoorzaamheid der vrouw be
scherming van den man" en dergelijke zinswen
dingen. 1
Hilde hoorde niet 'veel van de preek. Zij bad
voor het geluk van 'don geliefden broeder. Hoe
stralend zag hij er uit! Sitta daarentegen als een
heilige, die een belofte van eeuwige onthouding af
legt. I
Ook Hse scheen zeer bewogen. Zij 'dacht zeker
aan haar eigen bruiloft.'De eene traan na de andere
liep over haar verbleekt 'gezicht. Arm kind! Zij
weende waarschijnlijk over menige teleurstelling.
Hilde'nam zacht haar hand. Maar'Ilse trok haar
vingers terug 'en draaide haar zuster half -den rug
toe. Zij wilde in ieder geval haar -aandoening niet
laten nierken.
Op dit oogenblik 'sprak de geestelijke de trouw-
formule. Iedereen kon het 'anders slechts gefluis
terde, onverstaanbare antwoord -der bruid duidelijk
vernemen. Sitta's „ja" klonk even luid-en vas&door
do kerk als dat van Hans Henning.
F^n zonnestraal viel door de bontgekleurde kerk
ramen gele, roode en blauwe vierhoeken dans
ten over de vouwen van Sitta's witte kleed. Een
wolk van fijne stofjes danste 'in hde ietwat 'sche
merachtige ruimte.
Buiten sjilpten de zwaluwen, die sedert jaren hun
nesten bouwden onder het oude dak van den toren
en in de gaten der muren. De onderwijzer zette 't
lied in: „Onzen uitgang zeegné God terwijl dit
maal eerst het bruidspaar en daarna de overigen,
twee aan twee er achter, het kerkgebouw verlie
ten. 1
t' Wordt 'vervolgd.