Kamer ervoor zal zorgen, dat dit voorstel voor de vóór-
stel lcré blijft behooren tót de misschien wel heel vro
me", maar voor ons volk niet-tc-vervullen wenscheg.
tyant op alle manieren medewerken tol de komst van
den vrede {fiarne! Maar medewerken tot 'de meerdere
macht en glorie van 't Pausdom daarvoor paste ons
vrijgevochten volk tot nu toe.
Schetsen uit de Rechtzaal.
„OUDE HISTORIE".
PRONKJUWEEL".
Op aanbeveling van haar oude en beproefde Vrien
din, de weduwe Gaatman, had tante Pie het meisje
in betrekking genomen. Mina. Gaatman ,was bekend
om haar fijne, scherpe meiischenkennis. Als die
iemand recommandeerde dan kon men toch wel heel
veilig met haar in zee 'gaan. En 't bleek al heel
kort nadat Mica je bij tante Pie was 'gekomen, als
hulp in 't huishoudentje; om iets uit de krant voor
to lezen met de oude dame uit wandelen te
gaan; een stukje te naaien of te zoomen, en zoo
meer wat een juweel 't eigenlijk was. Tante Pie
had er sinds den dood van haar eenige zuster
al drie gehad. Een was getrouwd, de tweede was
een kibbel ziek menschje, met wie zij onmogelijk
kon opschieten. En numero-drie was lijdend, zieke
lijk. Die had het uiterste beproefd om 't bejaar-
do juffer naar den zin te maken. Maar het voor
lezen verergerde haar hoesten. En -'s avonds, een
paar uren na etenstijd, had de stumper zoo'n pijn
in den rug, dat rij ipoest vragen naar bed te mogen
gaan. Tante Pie was een dood-goed menschje. Maar
dat werd haar, tenslotte, toch te kras. En Miesje
was gekomen als de redding der uitkomst.
Wonderlijk was de overeenstemming in allerlei
dingen tusschen tante en nieuwe „hulp". Speciaal
op het gebied van „ongewone dingen". -Tante was
bijgeloovig aangelegd, maar durfde er niet voor uit
komen. Zij vond een heerlijk behagen in griezelig
heden. Maar 't moest niet te erg wezen.... Haar niet
echt-angHvillig en benauwd doen worden. En dat
snapte Miesje zoo prachtig.'Als er houtwonmpje zat
to Ukken ergens in oud kastje of in haast-an-
tiek geworden tafeltje dan huiverde tante onder
haar shawl, die ze dichter aantrok om haar smalle,
stokkige schoudertjes
„Mies, hoor-jo niks?" vroeg ze dan. En de ander
luisterde met heel-strak ernstig -gezicht.
„Welnou," zei ze dan eindelijk, „een ziel, die ons
aankondigt, dat ze in onze nabijheid is.... Een ge
lukkige afgestorvene misschien, die bij haar leven
veel van u heeft gehouden..."
En ze zaten te luisteren. Tik-tak, tik-tak....
Tante huiverde weer.
„Voel jij óók dien kouden stroom, Mies?"
En de jongere wreef de-blonde handjes ijverig ovei
elkaar.
„Ja, nu u *'t zegt!..."
Er was ..harmonie". 1
En dan praatten zij soms wel een paar uren
lang over de „vreemde dingen"....
't Gebeurde óók wel, dat meneer Charles, de
bloedeigen neef van tante Pie zulk gesprek bij -
woonde.
En irr do duisterende kamer van. vroeg-avond zat
neef dan ergens toch niet zoo fieeï Ver van juf
frouw Mies te luisteren.
Het vonkende, lichtende puntje van z'n sigarette
gloorde dan als soort van spotlach door de
half-duisternis. J
„Kom. tante, schei toch uitl..."
En bij durfde lachen om exotische bespiegelingen
van bijgeloovige Pie. Maar juffrouw Mies zweeg bij
zoo'n gelegenheid. En begon, ook wol, ernstig te
redeneeren met meneer Charles. Heel stijfjes en
zediglijk van toon, dat tante er plezier in had.
Mies had gelezen over die dingen, waarover som
migen durven sporten. En zij legde hem uit. Expli
ceerde, verduidelijkte, 'citeerde. Dat tante Pie
in baar lèunstoel liggend te luisteren met half ge
sloten oogen er echt van genoot....
En dan viel 't tante pp, hoe lichtzinnig, spotziek
ncofje eindelijk tot zwijgen werd gebracht. Nu ja
hij scheen 't niet prettig te vinden, dat juf hem
zoo op z'n plaats zette. Maar tenslotte -moest hij
toch maar toegeven, hè?—.
En als het gas, een poosje later, dan in de kamer
was opgestoken, viel 't tante Pie op, hoe Mies de
kunst verstond om zoo'n jong snuitertje „op een
afstand te houden". Evenheel eventjes was
't in haar opgekomen: zouen ze, -met hun beidjes....
Ze zijn van denzelfden leeftijd, hè!... Zou 't ook
kunnen dat ze een Joop je met me nemen?En
tante Pie, die in zich -het besef had, dat men haar
om den drommel geen knollen voor oitroenen kon
verkoopen, had het plan gevormd een oog in het
zeil te Lcuden. Maar -dan zag zij 't strak-stuggc,
trotscbe gezicht van Mies, als Charles iets tegen
haar zei, met die koud-saamgelovepen lippen. Dat
roerlooze, ais uit brons gegotens, wanneer hij iets
tegen juf zei met pose. van zekere „avances" te
maken tikje naar haar toeschuivend met z'n
stoel; een soort van- knipoogje gevend-
En hoe Mies onmiddellijk erop vlak naast tante
Pie kwam te zitten. Hem geen blik of woord rdeer
waard keurend
Dan legde tante.een van haar dikke, rijk-bering
de knuistjes met rnoedorliSk-Lowondorende goedkeu
ring op een van jufs handen. En besefte eorst
recht boe scherp toch de vermaarde menschen-
kennis van Mina Gaatman was, die haar-dit pronk
juweel aller juffen bad aanbevolen!....
„Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw," had Mlo*
dien avond uitgeroepenU weet dat ik veel, heel
veel van u houd...."
...Tranen schoten juf in 'de kinderoogen en met
een haastig gebaar wischte zij de verraderlijke wa
terlanders af „Neernt u mij niet kwalijk, ik heb
alles voor u oyer. Maar al kost het mij mijn be
trekking.... Ik l?en een arme wees, en 'u weet hoe
gelukkig ik was met de betrekking bij uMaar
als meneer uw neef hier komt op bezoek, dan ga
ik de kamer uit Vooreerst is de toon, de manier,
waarop meneer Charles tegen mij spreektJa,
hoe zal ik dat,nu uitdrukkeen.... Enfin, er is iets
in, dat mij hindert'Waarom weet ik eigenlijk
zelf niet recht... Maar ik kan mij daar-nu eenmaal
niet aan gewennen, en dhn... en dan:... ziet-u, dat
uw neef niet overtuigd is van sommige onverklaar
bare dingen uit de voor velen onzienlijke -wereld-
dat kan niemand meneer kwalijk nemen. Maar dat
eeuwige spotten! Dat cynische, smalende spotten...
Alsof u en ik malloten waren.... Al jaagt u mij op
staanden voet het huis uit ik zeg 't u ronduit:
als meneer uw neef hier 'komt, dan ga ik weg!"
En juffrouw Mies zonk bij een tafeltje neer. -'-Het
snikkende gelaat in de handen verbergend....
...En brave, oude tante Pie wurmde zich op uit
hapr stoel. Ging naar „pronkjuweel" toe. Sloeg de
magere armpjes om het meisje heen. Kuste juf
op de gloeiende wangen. Verzekerde haar, dat ze
housch niet boos was op juf.... Integendeel!... Tan
te Pie vond .T heel mooi. Mies was een meisje van
karakter. Dat stelde tante zeer-hoog. Zeker hoorl...
Mies mocht naar haar kamer gaan. En tante zou
meneer Charles wel de waarheid zeggen. Mies moest
nu maar g auw naar bovén 'gaan. Want ze wist
Ka moest vanavond uit en meneer Charles kon
elk oogenblik komen. Tante zou wel zorgen, dat
neef voortaan behoorlijker zou wezen
„Is u dan heusch niet hoos op me?" vroeg Mies,
zich -in harsttochtelijk liefderijke, -hartelijke ver
bazing tot haar wendend....
„Heusch niet, hoor!" verzekerde tante.
En nogmaals drukte zij brave, hoog-zedige, -ka
rakter-sterke juf een vriendjelijken kus op de
haren.
„U is een ehgeltje hoor!" riep Mies - uit.
En zij spoedde zich naar huiskamer. Stak het gas
op. Ordende kopjes en schoteltjes."
Keek, telkens, schichljg-haasitg den kant - uit,
vanwaar tante moest naderen. Uit kabinetje naar
huiskamer.
Schonk tante kopje-thee in. De blanke -vinger
tjes van juf deden zonderling dien avond. Zij
schepten suiker uit het gtazan bakje. En dan tast-
te!a zij weer naar klein flakonnctjo -in ceintuur ver
borgen... Terwijl juf den rug wendde naar den kant
vanwaar tante komen -moeet.
Een paar fijn-witte, vreemde korreltjes werden
gestrooid in het kopje, voor tante Pie beetemd.
„Is u daar nog niet?" riep 'Mies, wier vingers
toch iets beverigs kregen.
„Ja, kind!" riep de oude, iets aan haar muts ver
schikkend, „daar ben ik al. 't Is hier zoo donker."
„Och hemeltje-lief, schat, ik kom u halenl Ik
dacht, dat u er al was, hè?..."
En zij hielp tante naar theetafel toe. Telkens kij
kend naar de groote kop, met geurig-dampend
brouwsel gevuld, voor tante klaargezet....
Het voetebankje werd aangeschoven. Het rug
kussen opgeschud. Er werd gescheld...
„Daar is-ie!" zei goeie tante Pie, -„dan maar naar
boven!" Waarop juf verdween. Zij luisterdo bij de
deur. Hoorde nog, hoe tante de eerste slokjes van
haar thee slurpte...
Er vuurde iets van wilde vreugde in de oogjes
van „pronkjuweel". Op haar kousevoeten sloop zij
naar boven.
Bleef beluisteren nualle geluiden in huis.
Hoe neef naar binnen bij tante ging. Hoe oude
Ka, de meid-alleen, die baar- vrijen week-avond
had, uitging.... Zachtjes, heel zachtjes sloop ze naar
beneden.
Wachtte... Wachtte... Vlak bij de> deur -van tante
Pie d'r huiskamer.
't'Duurde lang.
Eindelijk hoorde zij de kruk van de. deur piepen.
Hij heef Charles kwam...
•Sluipend op de teen'en.
In de gang gonsde het gas in de wachtilamp...
Millioenen zuchten klinken in die uren
En duizend klachten sterven ongehoord.
Ik verlang zoo naar 'een wede-haven.
Daar wil ik rusten, wanneer gij rusteloos zijt.1
Denk niet te veel aan mij,
Ik kan niet slapen,
Omdat jouw verlangen 'steeds bij mij is.
Ilse liet het blad vallen. Zij zat -langen tijd stil
en staarde op het witte papier, dat op het tapijt
voor haar lag.
„Niet meer aan hem denken 'mag ik. Ook dat
stoort hem," zeide zij zachtkens voor zich heen.
„Ho° moet ik dat nu aanvangen? Hoe gaarne
hoe gaarne liet ik het. Het is voor mij een kwel
ling."
Do zoete rozengeur lag zwoel in de kamer. Het
deed baar pijn. Zij schoof de mand van zich af en
raapte het gedicht -Van den grond op.
„Dat zal ik eiken avond lezen. 1
Denk niet zooveel aan mij,
Ik kan niet slapen,
Omdat jouw verlangen steeds bij mij is."
Zij bleef lang zoo zitten en dacht Jna. In den na
middag hraebt, bet dienstmeisje een telegram naar
het kantoor, dat deze weinige woorden inhield,: „Hil-
do, kom bij mij. Ilse." 1
HOOFDSTUK 16.
Hilde was in Hinrichshagen en hielp Sitta bij
het vruchten-inmaken.
„Wanneer Ilse het tot dusver zonder je heeft kun
nen redden, zul het nu ook wel niet zoo dringend
noodig zijn, dat je direct heengaat," meende .Hans
Heiming,
Maar Hilde' schudde het hoofd. „Zij heeft mij
noodig en zal tevergeefs -op mij wachten. Jelui zult
mij hier niet missen."
Hans Henning: antwoordde een paar vriendelijke
woorden, waarvan Hilde de bedoeling begreep, -en
zij liet zich daardoor dan ook niet van haar plan
afbrengen. 1
Hans Henning had immers zijn -werk en zijne
vrouw, die hij maai- niet moede werd te bewonde
ren, te kussen en te aanbidden. Dikwijls trilde er
een bittpr lachje om Hilde's mond, wanneer Han3
Henning in Sitta onnoodig en overdadig prees, wat
van haar als zoo vanzelfsprekend werd geaccep
teerd en geëischt. Wanneer Sitta vroeg opstond, in
do keuken met het zeer Jonge meisje de voorra-
den afwoog en wat anders beredderde, dan prees
Dans Henning dat als ik weet niet welke wonder- j
daad.
Zeker, Sitta was het werk-nooit gewoon geweest.
Hilde had dikwijls het gevoel, alsof de zorgen en
lasten van het huishouden de teere vrouw zouden
overweldigen, wanneer zij haar aan haar lot over
liet. Tot nu toe kwam zij' voor eiken extra-arbeid
naar Hinrichshagen over en hielp, waar maar te
helpen was. Sitta was ongetwijfeld wel met de beste
bedoelingen bezield, zij bekommerde zich om alles,
maar had niet de gave, noch den practischen blik
van de goede huismoeder. Hilde en Karola -deden
alles in de helft van den tijd en veel beter zonder
zich maar in 't minst in te spannen.
Sitta kwelde zich voor haar teere gezondheid veel
te veel. Zij zag er dikwijls ellendig en overspan
nen uit. Hans Henning bemerkte van dat. alles niets.
Van 's morgens vroeg af stond hij op het vfeld en
's avonds vielen hem van moeheid de oogen dicht.
Hij verzocht 'Sitta dikwijls toch vooral niet zoo
vroeg met hem op te staan, maar hij was toch
zichtbaar verheugd, als zij hem zelf zijn koffie
schonk, J'
Sitta was de volgzaamheid en -inschikkelijkheid
zelf.'
Elke wensch van Hans' Henning, al werd hij zelfs
niet volkomen uitgesproken, werd verwezenlijkt. Zij
nam zijn bijn.a hartstochtelijke teedefheid met zach
te v-iendelijtheid in ontvangst en leefde slechts
voor haar man en zijn - huis.
De oude Krochert moest toegeven, dat er -op de
(hofdame niemendal viel aan te merken. Trots dat
kwamen hij en Karola -haar weinig nader, een ze
kere koele vreemdheid bleef er tusschen hen -be
staan.
Do oude heer was niet de schoonheid van Sitta
niet ingenomen. Zij ziet er uit, net-alsof men haar
net twee krachtige ademtochten omver kan bla
zen. En dat moet nu mooi heeten? Nu ja, in de kerk
aan het altaar kan zoo'n-gezicht er mee door, maar
dat moet je niet eiken dag aan je tafel zien. Dan
wil ik wat voor mij hebben dat gezond en frisch
is, dat lacht en vroolijk is en met een paar oogen
zoo groot die er steeds uitzien alsof zij
weg van de aarde naar den hemel willen." -
„Hans Henning is in elk geval van een andere
opinie," meende Karola.
„Dien heeft zij volkomen behekst* kindje dat
laat ik mij niet uit het hoofd praten."
„Ja, met haar schoonheid en engelen-zachtheid,"
zeide het jonge meisje zacht. „Dat zijn haar toover-
middelen."
De oude Krochert schudde heftig bet hoofd.
„Die engelen-zachtheid mag mij gestolen worden.
En het eten is tegenwoordig op Hinrichshagen ook
zoo slecht. Sedert Bilde weg is, gaat het daar on
mogelijk. huishoudster is rijp engel beelemaal
niet."
I „Slaapt ze al?" yroeg ze.
En li ij knikte.
Ze fluisterden nog meer. De handen ineenge -
strengeid. Elkaar onhoorbaar kussend. (Loerend, tu
rend naar deur van huiskamer...
Juf Mies vertelde. Mina Gaatman had verzekerd,
dat do dosis slaappoeder genoeg was voor minstens
drie uren. Vermoedelijk wel vier....
Maar: je kunt niet weten....
Gauw, gauw, dus...
Weer piepte kamerdeur-kruk. Tante Pie lag in
haar stoei. Met open -mond. Snurkend met dof-be
nauwd geluid...
Geen gevaar toch?...
Maar zij brave juf-haalde met gebaar van
ongeduld de schouders op... Vooruit nu...
De buit moest gedeeld. Hij wist den weg...
En de vingers der twee zochten, grabbelden, tast
ten, duwden open niet, de hartstochtelijke on
rust van koortsige hebzucht...
„Ja," vertelde grijze, zeer bejaarde advokaat mij
verder ,,'t was verjaard, toen ze bij me kwam,
de-bravo gewezen huisjuf, het pronkjuweel. Inder
tijd toen de oude tanfte Pie -tot de ontdekking
van den diefstal was gekomen, is de ongelukkige
oude .Ka nog een poos in voorarrest geweest. Maar
tenslotte moest men haar, bij gebrek aan bewijs en
voldoende aanwijzing vrijlaten. Ik herinner mij nog
wel, dat die juf, die Mios, verdacht werd... Hoe 't
zij, ze is den dans ontsprongen. Ze is met dien
Deef haar handlanger en medeplichtige aan dien
roof getrouwd. Maar... Maar..." zei oude juris-
consulent en hij deed een welbehaarêlijken trek aan
z'n pijp, dikke wolken de kamer inblazend „toen
ze bij me kwam.... Om -te. vragen of de zaak nu
wel wis en waarachtig verjaard was... Nou, toeirheb
ik gemerkt dat er toch iets waar is in dat oude
„alle schuld wreekt zich Wip aardel
Ze was met dien meneer Charles getrouwd. Maar
toen ik haar vroeg, of ze après coup toch niet lie
ver „gezeten" had, dan voor de twee drie mille,
die ze dien avond, na tante Pie slaapmiddel in d'r
thpo te hebben gemengd, met dien vent zich voor
het leven verbonden'te hebben... Kerel, toon hadt-je
de oogen eens hebben moeten zien, waarmee dat wijf
me aankeek!...."
Ik wist al heel lang dat mijn oudo, grijze jurist
een „coeur d'or" was, een patente kerel.
En wanneer ik 't niet had geweien dan zou 'het
me geopenbaard zijn door de „schadenfreude" die
glansde op zijn eerlijk gezicht, 'terug-denkend aan
„pronkjuweel", dat deD dans der „aardsche gerech
tigheid ontsprong!.... -
MAiTRE CORBEAU.
Binnenlandsch Nieuws.
BREEZAND.
Uitgcnoodigd door do Vereeniglng van pud-Ieer-
lingen van den tuinbouwwintercursus trad Woens
dagavond in de zaal van den heer Borst als spre
ker- op de heer Hulst uit -Enschedé.
Do voorzitter der vereenjging, do heer Spigt,
opende de vergadering, heette de vrij talrijk aan
wezigen, ruim een zestigtal, welkom en gaf het
woord aan den spreker. Deze verklaart, dat hij met
heel veel genoegen gevolg-heeft gegeven aan de
tot hem gerichte uitcooüiging en dat hij het hoofd
zakelijk zal hebben óver de Landbouwcoöperatie in
het algemeen. Ofschoon met coöperatie reeds heel
wat voordeel behaald is, is deze nog lang 'niet ge
noeg, bekend bij de belanghebbenden. Coöperatie is
samenwerking met de bedoeling-een eenmaal vast
gesteld doel te bereiken, 'tzij, om voor zijn pro
ducten'een zoo boog mogolijkcn-prijs te, verkrijgen,
'tzij om zijn grondstoffen zoo -goed en zoo goed
koop mogelijk te betrekken. Een der mooiste vor
men van coöperatie is de regeling van het crediet
bij den landbouw. Spreker denkt hierbij aan de
boerenleenbanken. Werken ze echter wel alle goed
Heeft elke boer.er crediet? Helaas nog niet altijd.
Als spaarkas werken ze uitstekend, 'maar als voor
schotbank nog niet altijd. Spreker stelt als eischv
voor een goede boerenleenbank, maak het uw le
den zoo gemakkelijk mogelijk om crodiet'te krijgen.
Bij vele leenbanken moet men eerst, voorzien van
twee goede borgen een som aanvragen. Die aan
vraag wordt in het- bestuur besproken en, -oordeelt
dit gunstig, dan kan men een veertien dagen later
het geld halen. Voor elke volgende aanvraag heeft
men weer hetzelfde. Dat is omslachtig en schrikt
de menschèn af. Wat spreker wil is, dat men aan
de leden een bepaald- crediet geeft, zoo noodig met
twee horgen. De boeren staan -'dan. als 't ware in
rekening-courant met de leenbank. 'Ze kunnen ha
len, als ze wat noodig zijn en zulten het gewoonlijk
zoo spoedig mogelijk afbetalen. Men zal bonier
ken, dat zelfs de kleinste boer crcdietwaardig is.
Den boer kan men vergelijken bij een fabrikant,
die moet kunnen beschikken over -geld en groad-
„Hoe zou ze dat als hofdame dan ook ooit ge
leerd hebben? Nu geeft zij zich buitengewone moei
te. Je bent heel onrechtvaardig, oom," riep ook
Hilde, die Sitta verschillende malen geprezen had,
maar den ouden stijfkop evenmin had .kunnen over
tuigen.
Ook tusschen Sitta en Hilde ontstond er geen har
telijke verhouding. In de tegenwoordigheid van
Hans Henning was de jonge vrouw vroolijk, lachte
en vroeg naar alles. Maar meende zij dat zij ni-et
werd gadegeslagen, of was Hans Henhiiig naai'
buiten, dan bemerkte HiTde dadelijk -een uitdruk
king van smart en ellende op haar gelaat. Dikwijls
ook trof zij Sitta niet roodgeweende oogen aan.
Een onwaarschijnlijke reden, een mislukt gebak,
een in de wasch bedorven tafelkleed werd dan snel
opgenoemd als Hilde haar deelnemend vroeg wat of
zij scheelde. En Sitta was zeer onl-steld als* men
haar weenend had aangetroffen en -'zij smeekte het
toch vooral niet aan Hans Henning te verraden.
„Het zou bepaald veel beter zijn, als hij wist,
waarom gij weendet. Misschien kan hij u wel hel
pen," zeide Hilde rustig! Zij sloeg haar schoonzus
ter scherp gade, maar was niet bedacht -op de
groote ontsteltenis, die bij deze argelooze -woorden
zich op het bleek gelaat van Sitta vertoonde.
„Beloof mij, dat je hem niets zult zeggen," smeek
te zij. „Ik zou hem zoo ongaarne bedroeven."
Hilde beloofde het teigen haar zin. (Het kwam haar
voor alsof Sitta na dat oogenblik veel voorzichti
ger en terughoudender 'tegenover haar was gewor
den, ja, met een zekere verlichting vernam, dat
Ilse om haar zuster had getelegrafeerd. Dacht zij
in de afwezigheid van Hilde zich meer aan haar
treurige stemming te kunnen overgeven?
Hilde hield het, ondanks de gegeven belofte, als
haar plicht, Hans Henning tenminste eenige -aan
duidingen te geven. Zij trof haar broeder tot haar
geluk kurt voor haar vertrek eenige oogtenblilcken
alleen. Hij poetste een ouii geweer wat op en -zag
er zoo zielsvergenoegd uit, dat het Hilde leed deed
izijn goeden luim 'te moeten verstoren.
„Hans Henning, vóór ik vertrek, moet ik je nog
iets zeggen," zoo begon zij haastig. „Sitta bevalt
mij niet."
Hans Henning liet de geweerkolf dreigend tegon
de tafel stooten. „Wat wie bevalt jou niet?
Mijne Sitta? Dat zou -wat moois zijnl Mij bevalt
ze juist buitengewoon." 1 t
„Zoo bedoel ik het natuurlijk niet, Hon9 Henning,
dat had je wel kunnen -bedenken. Ik vind, dat zij
er zoo teer uitziet."
„Dat deed Sitta steeds. De hitte zal baar wat
aangrijpen."
„Dat ook, maar haar stemming 'is zoo afwisse
lend."
stelten. Ta ée grondstof steoht,.dan is ook het pro
duct slecht. Het is dus een zaak van. het grootste
gewicht, dat de boer 'zijn grondstoffen kent. Dit
betreft thans bovenal oe hulpmeststoffen en het
veevoeder. Te vaak rog wordt te veel op de leve
ranciers vertrouwd. Niet alle -leveranciers zijn be
driegers, maar toch bestaat het feit, dat er betrek
kelijk veel minderwaardige artikelen Sn omloop zijn.
Daarom mag de boer niet rusten, - voor alles is on
derzocht. Hij; moot goede waar eischen voor ::ijn
goede geld. Bij de veevoeder-artikelen is bet bedrog
dikwijls n og grooter, dan bij de hulp meststoffen.
Men koopt veel op, gehalte alleen. Dat is niet
voldoende. Men moet bijv. zuivéTo lijnkoek ei
schen met ten bepaald vet- en vochtgehalte. Het
eiwit regelt zich dan -vanzelf.
Met meelsoorten gaat het nog veel moeilijker.
Velen koopen, waar de prijs het laagst is en beta
len dan meestal to veel. Men moet trachten het
boste io krijgen en /lat-zoo goedkoop mogelijk aan
zijn leden over te geven.
Op welke wijze brengen wij de meest gewenschte
grondstoffen op do mec-st gewenschte manier onder
de belanghebbenden? Door coöperatie. In 't groot
koopt men veelal voordeeliger én heeft med meer
zekerheid var> goede waar.
Ons land telt ongeveer MOO landbouwvereonigin-
gen, die zich voor 't grootste deel bemoeien met
geme'enschappelijken bankoop. De meest eenvoudige
manier is, dot de belanghebbenden aan het bestuur
een opgaaf doen van het benoodigde, waarna dat
hostuur \oor aanbesteding zorgt. Deze wijze heeft
.•joe.de diensten .verricht, maar algemeen goed Is 't
üiet.
Velen toch kunnen niet ineens 'een vrij aanzien
lijke bestelling betalen. Daarom is het een groote
vooruitgang, a's men 'een pakhuis, al is liet maar
een eenvoudig loodsje; beeft, waarin altijd eenige
voorraad is. Dab kan men halen, wat men op dat
oogenblik noodig heeft.'Steeds moet gezorgd worden
voor contante betaling. Het geven van twee maan
den crediet is dikwijls reed3 oorzaak, dat de zaak
niet goed gaat.
Spreker geeft daarna als voorbeeld de coöpera
tie to Lonnekcr, die hoe klein ook begonnen, thans
werkt niet zes eigen maalstenën ën het vorige
jaar een omzet had van 1480 -wagons van 10.000
KG. Ze heeft door haar aankoop f 5586 winst ge -
niaakt. Wil men een degelijke 'vereeniging, dan
moet men er een met uitgesproken aansprakelijk
heid van de leden. Daartegen voelen velen echter
nog bezwaar, doch het is als met vele zaken, dat
bezwaar is niet zoo groot. Als men vasthoudt aan
contante betaling, moet de risico immers klein zijn.
Vroeger had men wel de hoofdelijke en onbe -
perkte aansprakelijkheid.'Kwam er dan te kort, dan
kon men er oen uitpikken en dien laten dokken.
Hoofdelijke aansprakelijkheid boteekent, dat ieder
lid voor gelijke doelen aansprakelijk is voor een
mogelijk tekort. Heeft men echter een goeden zaak
voerder en een degelijke boekhouding, dan hoeft
men daarvoor niet tc weezen, dan moet de zaak
goed gaan.
Van de gelegenheid tot het stellen van wagen
werd slechts door een paar der aanwezigen gebruik
gemaakt. Nadat rog Jis medegedeeld, dat het de
bedoeling is, den 23 Juni oen twetede vergadering
te houden, om te trachten een coöperatieve veree
niging op te richten, sluit dó voorzitter met dank
aan de heeren Hulst en JeJiema, voor do moeiten,
die zij zich hebben getroost, en mot den wensch,
dat ze de goede resultaten er van zullen zien.
VERGOEDING KOSTWINNERSCHAP.
De minister van oorlog hoeft, naar aanleiding van
beraadslagingen in do Tweede Kamer, dc-n burge
meesters verzocht, een ernstig onderzoek in te
stellen naar do vraag, of bij do Toepassing van hot
vergoedings-instituut niet een te kleine maatstaf
wordt aangelegd.
De minister doet opmerken, dat wat hem betreft,
goedkeuring aan de toegekende vergoedingen, voor
zoover deze het wettelijk minimum niet overschrij
den, slechts dan zal worden onthouden, wanneer zij
tegen de bedoeling van-dten wetgever, mochten zijn
verleend: in gevallen, waarin de bij de zaak betrok
ken dienstplichtige niet als kostwinner kan worden
beschouwd; wanneer het geldt personen of gezin
nen, cp wie de in de desbetreffende weisartikelen
voorkomende omschrijving niet van toepassing is;
wanneer de betrokken personen of gezinnen zonder
vergoeding voldoende kunnen rondkomen; wanneer
het toegekende nedrag to boven mocht gaan het
verschil tusschen hetgeen de 'dienstplichtige .in
bracht vóór de mobilisatie en hetgeen hij voor
eigen onderhoud stellig-zal bobben gekost.
Voorts vorzoekt do minister om, wanneer bedoeld
onderzoek moent leiden tot do erkenning, dat moor
vrijgevigheid, in verband ook mot do tijdsomstan
digheden wel raadzaam zou zijn, dienovereenkom
stig te handelen. Het is de -bedoeling van den mi
nister, bij een toe te kennen nadere vergoeding of
verhooging van toegekende vergoedingen, daaraan
geen terugwerkende kracht te verlor-non, tenzij «io
beslissing een bijzonder 'geval mocht betroffen.
„Ik zie baar toch steeds gelijkmatig vrooKJk."
„Wanneer je weg beul* weent zij veel."
Hans Henning ging heel kalm voort, zijn geweer
loop te poetsen. „Dat zijn van die voorbijgaande
stemmingen bij een jonge wouw, dat is 'heel na
tuurlijk," zoo wees hij haar woorden kortweg af.
„Dat begrijp jij zoo niet, Hilde." Zijn gelaat straal
de. -r 1
„Kijk vooral goed naar haar," verzocht Hilde,
terwijl zij haar handschoenen aantrok.
„Geen zorgen., zustertje. Ik zal mijn groote schat
wel behoeden. Zet nu in Berlijn Ilse het dwarse
hoofd maar wat recht. Zij moet een standje heb
ben, dat zij niet eerst naar 'ons toekomt."
„Zij zal haar redenen daar wel voor hebben, Hans
Henning."
„Ach wat redenen En'mijnheer onze zwa
ger reist alleen de wereld rond en laat zijn jonge
wouw alleen in Berlijn zitten. Die heeft zeker ook
„redenen". Ilse moet hem wat scherper op den
teugel rijden
„Dat ral weinig uitrichten Hans Henning. En -het
antwoord, dat Ilse mij zou geven, als .ik je bood
schap overbracht, zou wel- hetzelfde zijn, als jij
zooeven gegeven hebt; Hilde, daar heb jij geen
veréfitod van. Dat antwoord moet men zich dik
wijls laten welgevallen, wanneer men zpoals ik toe
zie, hoe de anderen hun leven inrichten."
„Heb je het mij kwalijk genomen, Hilde?"
„In 't geheel niet ik - noem het ook Ilse niet
kwalijk. Ik weet immers vooruit reeds hoe -Jelui
antwoorden zullen luiden. Ga nu mee, Hans Hen
ning, ik wil Sitta goedendag zeggen."
Krochert hing het geweer op het wapenrek >en
s:ij gingen samen naar Sitta's kamer.
De jonge vrouw zat -'aan het venster, voor haar
st. nc£ een heel6 mand niet var stel goed op -een sier
lijk rococo-taf eitje, dat bepaald nog nooit zulk een
weemden last gedragen-had. Sitta had het hoofd op
do beide handen gesteund. De doek, dien 'zij bezig
was te stoppen, lag op haar schooit Bij het openen
van de deur nam zij verschrikt haar werk weer ter
hand.
„Ga je reeds vertrekken, Hilde?" woeg zij snel.
Hans Henning boog -zich over haar stoel c-n nam
haar het werk uit de hooiden. „Je -moet niet zoo
veel naaien, Sitta. Wat is dat voor goed dat Je daar
naait?"
„Gescheurde vaatdoeken voor 'do keuken, hans
Henning. Dat is op Hinrichshagen niet nieuw meer.
En ik beb niemendal meegebracht, zelfs geen vaat
doek."
Wordt vervolgd.