In de avondzon. T? ft g*fii#ttbL omdat in 1014 dit ook uiot wns geschied, ©q ton 2© niet voor wolken prijs, De-wollmsiB was in zijn gflbftftl hooger, du» had mggon worclnn ver wacht, dat ook do regeoring hooger prijken kou bepalen, Door eon paur voorbeelden toont spr. nnn, dat de wolprijs uit do -koloniën en ingevoerd door o«n syndicaat dat kleine wlnflton maakt, tpch nog f 1.0P is, Spr. bad de Jonwottigheld alloen genoemd tóe grl°f. Korst zou alleen Noordholland zijn opge vorderd. Dan had m»n kunnen spreken van het op vorderen van do wol alleen voor het leger, nu In gehe«l ons land do wol is opgevorderd, is dat niet het geval. Nu yorkoopt de regoering-straks do wol »n steekt'het geld in den zak. i Do h"ep c. Nobel meent, dat de sohapenhouders in Noordholland blij mogen zijn, dat do opvordering algemeen ig 1 niet NoordhoLland alleen, dan -toch w is hun positie voel 'clechter gewöest. Dio onwt- t'gbeld der opvordering acht^spr. van niet yool"be- toekems. I>a hoor Qovers Sr. bespreekt1 nog, dat het hoofd bestuur dor Holl. Mij. van L. in deze zaak niet he^ft willen meewerken. liet verzoek van 'kring 3, om alla kringen over deze zaak bijeen te roepen, is van de hand gewezen. Spr. vertelt verder, 'dat er voor deze, actie f 200 noodig is en dat elkeen die mee wen acht te prestoeren, f 5 als maximum toe wijs^ en spr. vraagt of'men kan goedvinden do ac tie te laten voeren door het coonité uit do ve.roe.ni- ging voor den wolhandel. Do hoer J. do Veer gelooft weinig resultaat van deze beweging. Neg.m personen wenschon te protestopren en ge ven volmacht aan do commissie. Hierna sluiting. Dokter Max Erhart stond van den stoel voor zijn schrijftafel op en schooi do daarop liggende papieren terug. Het waren geel geworden brieven, waartuss'chen een paar gedroogde bloemen lagen. Hij had oen door een vrouwenhand geschreven gedichtje gelezen en zei: „Ze was twee on twintig jaar, toen ze dat schreef En het was aan den vooravond van een bruiloft Toen schreef ze mij, armen onderwijzer ,dit ter herin nering. Zich zelf echter gaf ze aan den bejaarden man, die met zijn geld de «ereschulden van haar vader en broeder betaald had. Dit gedichtje was alles wat mij overbleef, toen ze ging. Maar als ik dit aanzie, komt do gedachte aan den ouden tijd weer bij me op. De lindeboomen ruischen weer als vroeger. En onder de linden staan twee personen. Jong, vroolijk, gelukkig, Dit alles is lang voorbij, Elisabeth". vHct rijtuig staat voor, dokter". In do deur stond ©en groot, slank meisje. De zon bescheen haar mooi blond haar en haar open gezichtje. In lmar grijze oogen viel een straal. Toen lichtten ze helder en krachtig ais sterren. Dokter Erhart keek de sprekende aan. „Ja. Gertrud. We moeten uitrijden". „Wat zegt u?" liet klonk alsof ze onaangenaam was getroffen. En een oogcnblik later zei het meisje: „Ik zou liever thuis blijven". Maar hij verzette zich daartegen. ,-,Neen. Elisabeth weet al genoeg,van u uit mijn vele brieven om te begrijpen, dat gij ook bij do ontvangst tegenwoordig moot zijn. Ik heb haar dikwijls over u geschreven. Als ©enig achtergebleven zuster van mijn overleden vriend staat ge mij toch..." hii aarzelde een oogcnblik en kook het meisie door zijn brilleglazen scherp aan „zeer na. Elisabeth zelf schroef mij Indertijd, of het niet mogelijk zou zijn, dat gij, dié zoo uitstekend dc huishouding waarnaamt voor mijn armen vriend, voor de mijne dc zorg op u naamt. Ik ben u nog altijd dankbaar voor uw bereidwilligheid. Wij, twee eenzamen hebben het altijd goed met elkaar kunnen vinden. Gertrud Seidler knikte maar eens. Maar haar ge zicht, dat nl was het dan ook niet heel jong meer, toch nog frisch en aantrekkelijk was, behield een pijn lijkeuitdrukking. Die droeg hét ook nog, toen ze tegen over den dokter in het rijtuig zat. Van tijd tot lijd keek hij haar bezorgd aan. En het ging, zooals het hem al dikwijls gegaan was: hij had een eigenaardig gevoel, dat het leven hem thans nog eens in volle weelde en kracht werd aangeboden. Hij schrikte bijna van zich zelf. Had hem niet sedert jaren altijd slechts één gedachte beheerscht naast het rijke leven in zijn wetenschap: de gedachte aan de vrouw, die ver van hem in een enge, harde plichteji- reeks leefde als de gezellin van een zieken man. En nu nu zou hem nog eens een volle beker lokken? „In hoelang heeft u mevrouw von Hartau niet ge zien?" vroeg Gertrud plotseling. Hij dacht na. Zijn ferm, scherp gezicht werd week. „Sedert 15 jaar. Een lange tijd! En toen ook nog maar heel vluchtig. Ze reisde met haar zieken man naar Egypte. Men dacht toen, dat hij reeds aan den rand van het graf stond Maar hij leefde nog veertien jaar, welke voor hem en zijn vrouw ellendig waren. Wat weet gij echter van zulke moeilijkheden van het leven?" Ze keek lang' hem heen in de verte. En weer had hij als meermalen het gevoel, alsof dit meisje reeds veel geleden had, of er in die ziel diepten waren, die hij niet kende. Hij had geen tijd om na te denken, Het rijtuig reed snelvoort. Daar schemerde reeds wit-blinkend in de vlakte het stationsgebouw. Hij kon nog niet goed be grijpen, dat Elisabeth von Hartau nu werkelijk zou ko ter neer. Zomerdraden spanden zich over hekken en struiken. Kurt streek ongeduldig met de hand over het gelaat „Kon men de levenszorgen ook maar zoo gemakke lijk wegvegen als deze draden", zeide hij halfluid voor zich heen. Hij hield het paard in en zocht naar Zijn sigarenkoker. „Verwenseht. daar heb ik het ding bij Von Langen laten liggen, of heelemaal niet bij mij gestoken? Voor omkeeren is het nu te ver. Vooruit, Ehrenbogen!" Het paard kende zijn naam en spitste de ooren. Het was een paard, dat na menige overwinning niet moor geschikt was voor de renbaan. Geldern had het voor een geweldigen prijs van een zijner kame raden gekocht. Deze speculatie, had evenzeer een na- deelig saldo opgeleverd als reeds zoovele. Ehrenbo gen vervulde nu slechts nog zijn bestemming als rij- en jachtpaard voor zijn meester. Hoe meer m,en Glockenburg naderde, des te schaarscher werden de eike- on beukeboomen. Ie pen en dennen verdrongen ze hier spoedig volkomen. Een hek werd zichtbaar. Het park van het Gloc- konburger hoerenhuis was bereikt.* Kurt sprong van zijn paard en opende het hek. Hij bespaarde zich gaarne den omweg door den tuin. V Da hoog© b<- -men ontnamen de andere planten te V'-el licht en lucht. Veel bloemen waren er daarom niet in den tuin. Eenige bonte asters en wat rese da's waren de eenige bloemen. „Zet op jo tafel reseda's Met ,wat roode asters!" Kong een heldere meisjsstoni, Jong en overmoedig. „Wat duivel, Ilse! Sedert wanneer tuinier jij -en zingt daarbij?" Kurt trad vlug op !d© slanke meisjesgestalte toe, die van een der bedden asters en reseda's 'plukte. Ilse keek tevreden op haar ruiker neer. „Ziezoo, nu heb ik genoeg. Ik wil de tafel voor het middag maal daarmee Bieren, zonder bloemen smaakt het mij niet." „Wat zegt Irma daarvan? Je kent toch haar idee, nooit oen bloem te plukken, of afgesneden bloemen in oen vaas in haar kamer te dulden?" Ilse knikte. „Dat weet ik; zij zegt: ik wil niets om mij hoen hebben, dat stervende Is, ik houd al leen van bloomen die. vrij -kunnen tieren. Zon derlinge gedachte niet'waar? Op zulk een idee zou men. Al tlie Jaren door hadden zo elkaar dikwijls m veel geschreven. Blieven, dio Ieder mocht lczon en die toch voor bon beiden van veel gewicht waren. Tal- loozc draden haddon zich tusschon hen gesponnen en waren vaste banden geworden. Do groote, wanne liefde van vroeger moest dood zijn. Ze waren beiden niet de menschen .om zich een schijn van geluk to stelen. Maar toch bleven ze aan elkaar verbonden. Toen hij een kwartier later tegenover do verwachte stond, kwam zo hom vreemd voor. Misschien was het vrouwengezicht nog aanvalliger geworden, ondanks de lijnen, die de tijd on een hard loven er in gegroefd had den. Do warme oogen gaven leven aan 't neele gezicht, het dikke haar was nog bruin en vol, de gestalte bijna meisjesachtig. En toch was er iets in, dat hij niet ge kend had, een harde trek om den blooken mond, een stille ernst op het voorhoofd. Dat was niet meer de Elisabeth van vroeger. Toch was zo het wel! Toen ze hem do hand reikte met een vroolijk schitteren van haar oogen. toen ze naast ham z*t in do kleine restauratie van 't station, toen ze de eerste schuwheid overwon en begon te spreken werd ze in zijn oogen weer geheel de persoon, dio zo eens was geweest. Stilletjes keek hij soms naar haai op. Dacht zij ook aan die oogenblikken van vurig geluk? Was dat werkelijk dc vrouw, die hij eens in de armen had gehouden, jdie hij zoo dikwijls had ge kust Of vormden de jaren de lange eÈndeloozo jnnen een muur, die streng het verleden van het tegen woordige scheidde? Van Elisabeth ging zijn blik naar Gertrud. Hij schrikte bijna, zoo bleek scheen hem nu het anders zoo bloeien de gezicht. Zoo streng iedere lijn, zoo vast gesloten do roode mond-. En weer voelde hij het duidelijk: Daar was een lij- tien, een strijd, waarvan hij geen begrip had. Daar was een groote droefheid, waarvan hij dc oorzaak niet kende. Zacht en liefelijk toekende zich Elisabeth's stil. fijn gezicht rtf naast het trotsche, warme meisjesgezicht ji\ Het waren twee zeer verschillende brouwen, maar heiden bekoorlijk. „Herinnering en heden" dacht dr. Erhart. Lïi totti wierp hij die gedachte weer ver van zich. Hot scheen, hom, alsof die een krenking was voor do vrouw, die het ideaal van zijn jeugd was geweest. Ze zonden het rijtuig heen. „Ik «vil gaarne uw woonplaats leeren kerjnen". zei Elisabeth von Hartou hartelijk. „Uw bergen en bois- schcn en uw geliefde vlakten. Alen begrijpt Iemand pas, wanneer men zijn dngclijkscho omgeving kent csn. de Wereld, waarin hij leeft". Haajr warme blik gleed als onderzoekend over Gertruds hoogc gestalte naar haar mooi gezichtje. En daarna gin gen de donkore vrouwenoogeu verder over het land. dat zachl-groen, afgebroken door gele korenvelden, voor hen lag. Blauw welfde dc hemel zich daarboven. Do zon stond reeds laag. Maar zo gaf nog een gouden schijn. Elisabeth's gezicht werd er door beschenen cn leek Jong on frisch. Zc liepen dicht naast elkaar, de beide menschen, jdic door het lol gescheiden en nu weer bijeen gevoegd waren. En nu begonnen ze to spreken. Eerst zachtjes cn aarzelend, alsof ze wennen moesten aan den klank hunner eigen slem. Daarna opgewekter, vrijer. Alen schrijft elkaar veel in brieven, mnar hel lovende woon! heeft veel moer uitwerking. Do anders zooi stille man sprak haar 'over zijn leven, zijn werken, do boelken, die hij schrcfef do taak, die hem wachtte. Dikwijls vond hij niet dadelijk het juiste woord Dan kwam Gertrud hein to hulp. Elisabeth bemerkte daaruit, dat hot meisje doel uit maakte van zijn loven, dat zc niet alleen voor zijn huishouden zorgde, maar dat zc mol hem meeleefde in al zijn plannen, ontwerpen, verwachtingen. Elisabeth keek stil, over hot schoon© land. De fijne, witte vederwolkjes aan den lnomcl kleurden ziöh rood en er kwam1 ook ©en rosé gloed over de aard©, dl© zich rustig voor haar oogen uitbreidde. De vrouw bleef staan en ademde diep on dorstig de zware lucht in, die vervuld was van don geur 'dor omgeploegde altkers. „Uw thuis I" zei Elisabeth. verlangend Er lag veel in den toon dezer stem: een, stom jarenlang nopen, een eindelijk bevrijd zijn Dr. Erhart keek haar aan. Zacht sloot zijn hand zich om haar vingers. „Vertel nu ook eens" sprak hij op zachten toon. Nu sprak zij over het leven der voorbijgegane vijftien jaren. Van de eenzame dagen, do verloren jaren. Van de kleine twisten in een disharmonisch huwelijk, van een eindelijke onderwerping ,vtan een warm verlangen naar pluk. Maar terwijl ze sprak, voelde zo zelf: dit alles had zij doorleefd, geleden; hot had alles samen haar wezen gerijpt en gevormd. Maar dat was een eigen leven en niet af te schilderen. Alles, waarvan hij haar gesproken had, gold niet alleen hem, maar ook anderen. Dat was aan vrij, een ruim arbeider* voor de menschheid. Ze had zich door de bitterheid def enkele dagen heen gewerkt cn was moe geworden. Hij had gearbeid voor het leven en was jong geble ven. De zon daalde snel. Reeds rustte ze op den rand van Öen horizon. Violette tinten stroomden over he md en aarde, doorbroken van gouden lonken, dio over het firmament vlogen. Aan den rand van den reus- achtigen halven kogel kwamen al hooger do sterren- Het .was een strijd tnssohen licht en duisternis. „Elisabeth". zei de man, ontroerd door het prach tige natuurlooneel, en de tegenwoordigheid dezer vrouw, „ae zon gaat onder. Ze gaat ook onder voor ons. Wc i k nooit komen. Ik verheug mij top de bloemen; wanneer zij verwelken, denk ik: zij hebben Juist voor mij gebloeid en haar roeping vervuld." „Dat is ook de ©enig juiste gedachte. Irma's idee- en zijn gewoonweg verschrikkelijk en overdreven. De eenvoudigste gevoelens en gedachten worden door haar geanalyseerd." „Irma is duizendmaal beter dan ik; zij is juist zoo onzelfzuchtig als ik egoïstisch ben." „Ben je werkelijk zoo egoïstisch?" Kurt gaf zijn paard aan den toesnellenden jongen over en liep langzaam met het jonge meisje de trappeD naar het huis op. Epn merkwaardig gebouw voor een landhuis. Een echte kunstenaarsgril, vol erkers en torens geen enkel venster in dezelfde lijn als T vorige, nergens rustige lijnpn. Alles onregelmatig, grillig. Roman tisch en bizar lag het huisje tusschen de hoogop- geschoten dennen, die haar lange, donkergroene twijgen tot zelfs dicht voor het venster schoven. Licht en schaduw dansten steeds over de witte tre den van de stoep. Ilse ging op de bovenste trede van dp stoep zitten en sloeg haar armen oan haar knieën. Kurt stond naast haar. Met 'n glimlach keek hij op 't blonde kopje naast hëm neer, dat bij het h©en-en-weer wiegen haast zijn knieën raakte. „In welk-opzicht ben Je dau zoo egoïstisch, Ilse?" vroeg hij nog eenmaal. 1 „Waarin? In alles." „Je wat practi8cher uitdrukken, kindlief." Hij legde zijn hand-zacht op het blonde haat. Hoe zacht dit was, als gesponnen zijde. In don nek kroo- selden een paar brutale kleine lokjes. Zijn adem ging luid en moeilijk. Hij deed oen -stap terug en zag haar oplettend in het half afgewends gelaat. Wal een heerlijk profiel. Een sierlijke kleine neus, lange zijdon wimpers, fijn goteekonde wenkbrauwen een week© mond. Hoe mooi liep de lijn van haar hals bijna klassiek. Hot hoofd zat precies op den slanken bals, als een bloem op haar stengel. „Ilse, weet Je wel, dat jo hooi mooi bont?" ;z?ide hij ineens. 1 Het Jonge meisje wendde hem ihet hoofd to© en keek hem zeer verbaasd aan. Dan stak zij lachend haar tong naar hem uit. De kuiltjes in haar wangen waren bij het lachen onweerstaanbaar. staan op ons hoogtepunt cn daarna wacht otis rood* do schaduw." „Ja", anlwoorddo z© mei mocl'a ,,\Vo hebber, der. vollen dag verzuimd. Maar voor u, voor u komt ar nog eon nieuwe zon". Hij schudde het hoofd. Op tint oogcnblik 'was hij or, van overtuigd, dat die vrouw voor hem dc laatste bclofto van net leven was. Zij zag echter, zooals vrou wen zien: schorpon, duidelijker. Nooit had zc het zoo goed gevoeld, als nu. 'dat zo de hoogte van het leven nooit moer bereiken kou, dat Jiaar vleugels warm af- gestooten fn den tingel ijkschen strijd, dal die haar niet meer droegen cn zo niet moor in staat zou zijn, om een .groot, geluk to dragen. Zo wist het ook wol, dal zc den man niet moer omhoog zou voeren naar ecu nieuw doel, mceslocpen in nieuwe verlangens. Het le ven had haar gevormd: van de geliefde, van dc vrouw, om wier bezit een man vurig strijdt, lot vriendin, tot kameraad. Hii zou dut voelen, vroeger of laler. En langzamerhand zouden de schaduwen dieper worden. Zo zou hein met zich omlaag trekken. Over de vlakte streek dc avondwind. Koe! woei hij om hnhr voorhoofd. Daar vlamde nog eens, voor hei laatst, dc zon op, gloeiend, afscheid nemend. Vaster greep de man haar hand, als in ploricliiv'en nwt voor wat komen moest. Den vrijen arm legde hij als beschermend om liaar schouder. Zoo stonden ze, innig verbonden, dc zon na te kijken. Een gouden net lag over de wereld uitgespreid. Matter werden de kleuren. Hemel en aarde gloeiden ineen. De donkere wolkenbank veranderde zich ca leek nog maar een lichte streep in het sidderende, diepe geel en purper. De wind verbrak groote -.volken- muren. Wijd open stond de gouden poort des hemels... Er ging een juichen over ae wereld. Daar boog do man plotseling zijn bleek gezicht over de vrou\\\ die bevond naast hem stond. IIij -drukte zijn mond op den haren. IIoo lang duren dc seconden van het geluk? Z>f zijn menigmaal kort, nis do vleugelslag van een voorbijtrek kenden vogel, on menigmaal dijen zo uit tot eeuwighe den en vullen een mens oh «nloven mot glans. De wind dreef do wolken samen. De gouden poor ten vielen rulsohend dicht. De zon was weg, En plot seling kwant top grauwe vleugelen de schemering, breid de haar klood uttj cn hulde de aarde In eon n:»mbero duisternis. Twee menschen maakten zich vim elkaar los cn zagen elkaar aan mot oogen vol vnn cort diep begrijpen, Er hoerscJite een greorto stille om h m bolden. De slilto, die ontsiatijl, voor tio nacht aanbreekt. Er was Iets drukkends in dat groote zwijgen. En uil 'n sta verlangen naar leven, warmte on licht, zei de man: „Waar is Gertrud?" Elisabeth wenkte hom. stil, oan voort te gaan. Zij zelf liep door lot aan den wilgoboóm, onder wellis lakken oen licht kleedje schemerde. Daar lag hol meisje op den grond lo schreien, als Iemand, dito eon groot vordriot hooft. De vrouw knielde naast haar. jfcicht streelt zo over het mooie haar. „Hebt gij hem zoo lief?' vroeg" zo zachtjes. Gerlrud •antwoordde niet. maar ze hief de oogen vol tranen op naar hot gezicht dor stille vrouw. En twee harten begrepen elkaar.... Don volgenden morgen vertrok Elisabeth. Ze kwam eerst terug, toen de belde anderen reeds lang voor goed met fuikaar wuron verbonden. Hoe verhoogt de kaasmaker de kans geregeld een best product te bereiden? vt. Norion water hoeft, wat dc zuiverheid betreft, oen gocvlklinkonden haam. Er was een tijd, toen ik, bij het verloenon van hulp om bedrijfsstoringen In zin-, vcibedrijvon op te heffen meende, dat ik geen acht behoefde to slaan on het boon water, waiiMror daar voor nortonw'atiir gebruikt werd. Immers dat wntor, •afkomstig uit idiiop gelogen, aardlagen on niets gemeen hebbende mot lliet aan allerlei voraiïlirciiiniging bloot staande oppervlaktewater, is vrij van bacteriën. De schei kundige samenstelling, het bevallen vaiti veel kalk- cm magnesiumzoulen, van fjzerdoelcm of keukenzout kan het nor ton water voor sommige doeleinden minder ge schikt maken, maar daardoor kunnen geen kaasge- brekon als heft cn knijpers veroorzaakt worden. Even- wei leerde do praktijk mij al' spoedig or geheel anders over te moeten oordcelen. Hot uiorlomwatcr is zelfs dikwijls de oorzaak van genoemde kaasgebreken, om dat het tengevolge van den onoordeelkumtiigcn, aan leg van dc put met bijbdhoóren besmet, dus bedorven wordt. De zaak, waarom 'het 'hier gaat, is toch zoo eenvoudig. In de lager gelegen streken, waar de nor- ton het water hoog genoeg ten opzichte vain hot pol- derpeil opbrengt, stroomt het in een put met eon over loop naar de sloot. In die put staat de pomp, dik wijls uit een boomstam geboord. Nu heeft men maar te zorgen, dat het van zich zelf goede nortan water niet besmet kan worden door slecht drangwater in den bo vengrond, of door' vuil boenwater, dat van 'boven in de put terecht komt; dc aanleg van dc put moet dus met evenveel zorg geschieden als die van een re genbak; het verschil is alleen, dat hot water bij een regenbak er Van boven inloopt, on bij een nortomput van onderen. Maar nu de toestand, zooals die op vele boerderijen bestaat. De hoorder van de nörton kan het doel. om niet alleen een ruime hoeveelheid water, 'doch te- „Wat sjil je dan van mij, dait jo op -eenmaal zoo galant bont?" vroeg zo hem-onverschillig. „Wat ik van je wil?" Het rood vloog hem naar de wangen. „Wat zou ik van -'je willen?" „Welnu, praat dan ook niet zoo ellendig dom." Bliksemsnel 'verscheen nog eens het rose puntje van haar tong. t „Kleine straatjongen die jetoent." „Beu ik ook en egoïstisch bovendien. En'waar om ik egoistiBch ben, wil je weten? Bijvoorbeeld overmorgen dan rijden wij immers mee ter jacht. Ik rijd in alle gevallen mep en1 nu heb ik Irma, net zoo lang geplaagd,-totdat zij na de jacht een paar heer en ten eten wil noodigen. Zij geeft er niemendal om, zij vindt het eigenlijk zeer verve lend en ondanks dat heb ik het haar afgesmeekt is dat nu egoïstisch of niet?" „Heel erg. Is je' dan" zooveel aan die heeren ge legen, of misschien wol aan één hunner in het bij zonder?" Een scherpen blik trof het blozende gezichtje. „De hemel beware'mij ik wil mij alleen amu- sceren. Kurt, trek nu alsjeblieft geen boos gezicht." Ilse sprong op en stak haar arm door dien van haar zwager. „Je maakt een bowl. En wij rijden flinkop. Toe-- - hè? Mijn eerste jacht-dat moe ten wij toch vieren. Ik heb een mooi toilet eon toilet, neen maar Je zult groote oogen opzetten. En do tafel decoreer ik met bont herfstloof, aardbei- ranken en roode bessen. T© eten geef ik: wildsbep 1'asant on tot slot zuurkool dat is nu nog eens een prachtig jachtdiner, niet waar?" Geldern groep de kleine handen, 'die op zijn arm gevouwen lagen. Hij keek haar in de biddend tot hom opgeslagen oogen. „Wat zou ik 'niet al doen, wanneer jij piij daarom vrhagt, kleine toovenares!" Zijn stem klonk half verstikt. Tlso lachte vroolijk. „Er is niets mooiers dan zijn wil door te zetten. Komisch bij jou valt me dat niet zoo moeilijk on do mannen moeten nog wol stijfhoofdig zijn." „Dat ik Je die Jacht •'laat meerijden, is eigenlijk een groote lichtzinnigheid, lieve Ilse. Je bent nog niet heel zeker." „Ben ik wol." „Jouw kleine lege nspr ©ekster, jij hebt steeds het laatste woord." „Mijn voorrecht ais «dame. En 'nu maak ik snel vota bruikbaar water te verkrijgen, iw.-iL voor kar teren of lango.-on 'tijd verijdelen, door hij hel boren van het gut in doii grond vul! water to gebruiken, waarmede do watergevende grondlagen sterft besmei kunnen warden. Het geld aan sol i tui© hou hm norion- buizen besteed, is zeker gocn iiutleloozo. overbodig© uitgaaf. Ook is het verstandig het bovenste gedeelte, voor zooverre <111 gewenscht is met hot oog op tien aard der grondlagen, met bladlood te laten omgeven. De/o wenken verdienen alle overweging; do groote fouten zitten evenwel in den toestand van hol reservoir en do pomp. Het komt-nog al eens voor. dat men een nor- Ionbuis heeft laten slaan in de oude beslaande drang- waterput, zoodnt het reservoir bodemloos is en niet ondienten wand. De gedacht© zit dan wellicht' voor, dal er toch voldoende Idoorstrooming plaats heeft om besmetting met grondwater tegen te gaan, maar dan ontbreekt do noodigc zekerheid cn hoe dikwijls wordt die doorslrooming tijdelijk of voor goed minder van kracht ,en hoe fciikwijls ziet men een tweedon uitloop lager dan den eersten aangebracht, zoodat lift gevaar van het binnendringen van het slechte grondwater al grooter wordt. Dikwijls wijst hot" bacteriologische on derzoek van het uoriónwater uit. dat liet met slecht grondwater in 'Sterke mate besmet is. Een tweede groote fout wordt begaail door het re servoir gelijkvloersdi te maken me! dc omgeving, veelal bcstaauce uit een Straatje. De afdekking der put be staat uit oen paar houten plankies met een gal voor de pomp. Bij deze inrichting is net onvermijdelijk ge volg, dat er van boven wat vuil schrob- of boenwater in do put terecht komt. Dc mei den grond gelijk.lig gende. altijd min of meer vochtig© houten afdekking is spoedig aan bederf ondeihevig en beveiligt de put niet tegen slakken en andere ongowenschtc gasten. Terwijl dc nortonput buitenshuis gemaakt is, brdhgl men soms gemakshalve deze ©in verbinding met een bestaand® drangwateinput in liet huls, teneinde daar ook met „nortonwater" te klinnen boenen. Ik behoef or nu niet meer op te wijzen, waarom het wal er ui! zoo'n bijnul zonden doorslrooming mei een dikwijl-, 'ondichte leiding door verontreinigden bodem nHcrmind op den ijnam vnn deugdelijk nor Ion wal or aanspraak kan maken. Het vuile boenwater 'behoort uit de omgeving dor put weg .ie kunnen loopen, zander daar e:w vuile klad- <Jjg-' plials te maken. Daarop worit ook dikwijls mOt voldoende gelet. Ilel moet m.ia.r al Ie veel in den grom! veidwynen. Men ziel wol eens de bestraling, waar geboend wo dt. in verzakking, omtial hel wnter zijn weg vindt naar de put met ondiehton wand en grond med ©voert. liet hoeft mij steeds verwonderd, dal do tawoners vnn do zuivel boerderijen, dl© toch weten, dat .rein heid in dat bedrijf een eerste vereischlc is, zoo wei nig oog hebben voo'r bovenaeaioemde zaken, waarme de zij hot geheid eens zijn, indien zij er op gowozrjn/ worden. Ik geloof, dut men or niet op lel, otmdal do pul onder den grond zit E|u toch is hei heef good mogelijk ren govrle Virloni'iiriehBng Ie kri|gen, waar- -er een volgenden koer. Dr. L. 1. C. SCHUIL RUkszuIveleonsulent voor Nd.-Holland. Wordt vervolgd. B rgerlijke Stand. GEMEENTE SINT MA AKTEN Geboren: Jan, zoon van Jaeob Jloos en Vrouwtje geel. Alida, dochter van Sijbrand Bakker en-Dirk'jlH Koordes. Jannetje, dochter van'Arie Htlns en Geer tje de .Broe. Hor pol in, zoon van 1'loter Koning- en Jon&ima Hnndrioa Fordinandus. Gornolis Görrlt, zoon van Klaas Boontjes en Aagje van /nonen. Anna, dochter van Pirter Rtins on Muurtje Noefkos. - Ondertrouwd, Gehuwd on Overleden: üoene,. GEMEENTE PETTEN. Geboren; Gorrfelis Jncob, zoon van JftOOb Vries man on Hoertje Riesling. Guurtje, dochter van Jan Timmerman en Elisabeth Sinit. Overleden: Levenloos aangegeven kind vnn - het mannelijk geslacht van Jncob •Vriowuan, on Geertje Klosling. GEMEENTE SINT PANCHAS. Ingeschreven vnn 1—15 Juli 1915. Geboren: Jan, zoon van Klaas Hoos en Mftrljtjie Wagenanr. Overleden: Jantje Slijkor Jsdr., 8 maanden. Gehuwd: Geen-\ GEMEENTE otfoE NIEDORP. Ingeschreven vim 131 Juli 1915. Geboren: Simon Petrus Adnanus, 'zoon van Pe trus Klaver en Elizaboth Gathnrina Qua*. Nicolaas Theodorus, zoon yan Pietier Mul en Agal'ha Groot. Margarehti Elizaboth, dochter van Jacohus Pronk on Elizaboth Hommer. Ondertrouwd: Jacob Sinnige, weduwnaar van Mie tje Groen, alhier *n Lijntje Rpil, alhier, -onlangs te Grootebroek. 1 Getrouwd en Overleden: Geen/o. GEMEENTE W A KM EMIl !IZEN. Ingeschreven van 181 Juli 1915. Geboren: Nicolaas Johannes, z. v. Franciskus Most-.h en Grietje van Duin. Willem, z. v. Willem de .Vet en Guurtje de Visser. Johannes Adrianus, z. v. Jo hannes Groot c ii Ai ma Maria van Lierop. Divera Catha- rina, d .v. Jan Klaver cn Anna Jolumnn Tak. Ondertrouwd!: Petrus Johannes Pronk, 25 ja-ir. koop man en IJda Molenaar, 23 ,jaar, beiden to 'armen huizen. GchuWdGeene. Overleden: Duifje Kruk,- 43 jaar, cchtgenoote van Pictor Klant do tafel 'klaar. Wij eten vandaag wat vroeger, 'om dat jij nog naar Binschen moet rijden." „Eigenlijk heb ik geen lust meer." „Hoe jammer, en ik had zoo graag jnee gewild." „Dat verandert de zaak. Maar een donkere japon, Ilse begrepen?" .„Natuurlijk. Ik ben toch'niet Zij maakte een heel duidelijke beweging met haar vinger naar haar voorhoofd. „Irma zou in elk geval jn een witte japon met een vlindernet en botaniseertrommel op de jacht gaan. Ik herinner me dat daarover onze eerste twist ontstond, dat zij in een dusdanig costuum mij de eerste maal op de jacht wenschte te vergezel len." Ilse lachte luid en vroolijk. -„Dat is juist goed sW.ds Wen en laten leven. Den "bok verlengde zij op die n .anierbeslist zijn leven wat?" „"Vermoedelijk wel." Kurt opende de deur en liet Ilse voorgaan. -Aar zelend volgde hij haar. De zonneschijn bleef buiten. In. buis was het koel en schemerig. 3Cr liep hen beiden een rilling langs den rug. Geldern had sinds eenigen tijd een ware antipathio tegen hot huis. Een Alp werd hom op do borst ge legd, zoodra hij de stille en donkere, kamers Bo- trad. Zorgen keken als spinn.cn uit 'allo hooken, om hem, zoodra hij maar binnentrad in haar netten t» trokken. Zonder zijn vrouw goedendag t'o zoggen, ging hij dadelijk naar zijn kamer om oonlgg nood zakelijke zakenbrieven te schrijven. Hij zag 'Irma zeer dikwijls bij het middageten voor do eerste maal Daar do hoop, om van zijn zwager 'geld los to krijgen niet vervuld was, moest er aan cn ande ren uitweg gedacht worden. Lang zat hij jnot do pen in de hand voor oen brief, maar hij schroef g»en letter, maar toekende allerlei kruisjes on streepjes. Tot wien moest hij zich -wenden? Ben voorzichtig zakenman gaf bepaald geen 'geld moer en ««usoliodten maakten misbruik van zijn positie en jlietou Jiom grove woekerwinsten betalen. Hop zou hij die kunnen betalen? Hij geraakte steeds dieper in de ellende. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1915 | | pagina 6