er
t.
EEN OEFER.
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1915.
58ste Jaargang No. 5650.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de RechtzaaL
OUD VERHAAL.
DE OORZAAK.
„.la," zei de oude Loei', 'terwijl hij zich over do
ruige wangen streek, waar een „baard" van 'drie,
vier dagen op piekte, „Ja, u zegt dat nu wel,
niaar over dat punt zou toch nog heel wat te ro-
deneeren vallen."
't Was een week of vier geleden dat hij '„thuis
gekomen" was, -uit de „bajes" wel te verstaan,
ik had de opn erking gemaakt, dat niet wat goe
den, vasten wil, 'een mcDSck toch wel boven-water
kan blijven, 't Bespiegelen over zulke dingen met
bejaarden boef was in den laalsten tijd niet gemak
kelijker. Hij dwaalde herhaaldelijk af; zijn gedach
ten concentreeren op "t onderwerp, waar ik z'n at
tentie voor trachtte te winnen ging steeds moei
lijker. 't Was al oen paar jaar geleden, dat hij me
aanbevolen was door den advocaat, hem toegevoegd-
„Let nou eens goed op dien kerel," had jurist n ij
gezegd, „ik wed d;.t je nog wel wat bruikbaai s
in hem ontdekt, "t Is een meiisohelijk wrak, dat
weet ik, maar 'er zijn nog overblijfselen van
iets, dat weinigen in hem zoeken zullenI"
En de ervaring had mij inderdaad geleerd, dat
advocaat gulijk had.
Uren lang heb ik „geboomd" met grijs-boefje, 't
Vooruitzicht van -een stuk-of-wat Liertjes en de
gewone „vergoeding voor den -verloren tijd" mon
terde hem op.
Soms was bij Mistroostig en 'stroef. De oorzaken
van zulke stemming leerde ik eerst gaandeweg door
gronden. Oude, teere herinneringen plaagden, mar
telden hem wel. En het zachtere, fijnere van ziele-
leven, voor zulke sensatiën noodig, zullen niet velen
zoeken in het gemoed van-een, die alles en alles
bijeengenom en, toch wel een Jaar 'of acht tus-
scheu celwanden heeft doorgebracht.
Dien middag was hij in buitengewoon gevoelige
stemming, 't Kon best wezen dat extra-rantsoen je
never er 'ook sclhulld aan, bad. Maar toch had ik
opgemerkt, hoe hij, 'de man van de circa acht
celjaren, met tusschenpoozen •'van „thuiswezen",
ook in nucliteren toestand blijk kon geven van in-
s allen, opvattingen, die, maar zeer weinigen in cel-
hahituó zullen zoeken.
„Zoudt IJ 't werkelijk denken?" vroeg hij me, met
iets medelijdends in zijn wijze van glimlachen. „Ik
dacht, dat ,u meer kijk op mcn&chen en-toestanden
hodt."
„Een kerel, zooals ik jou heb leeren kennen," zei
'k. „had best kracht kunnen 'vinden om een ander
leven te leginnen. ,1e weet 'toch, Duk, wij-'praten
ronduit tegen eikaar, hè?.... Dat was van begin -af
aan, afspraak. Ik wil je volstrekt niet krenken,
daarvan ben-je overtuigd. Dat weet ik. 'En k Z'-g
je precies n iju iï eenir.g. Wrarcni zou 't .'niet mg
t jd voor je zijn om een ander te woiden?.... Je-liel t
me... Neen, ik 'wil geen oude koeien uit de sloot
halen. Maar -je herinnert je toeli dat gesprek, van
een jaar zoowat geleden.... Toen -je me vertelde..."
„Soedah!" 'zei oud-gediende, en nu was de toon
van z'n pralen kortaf, nijdig, opgewonden.
Ik zweeg en wachtte af.
Hij keek 'me aan met zonderlingen expressie.
Klopte z'n pijp en stopte een versche. 't Was f
hij weifelde... Mij taterend, of ik waard was zijn
geheim-te hooren.
„Weet u," begon grijze boef plotseling, als iemand
die tot vast besluit is gekomen, weet u, hoe ik
tot mijn eersten diefstal ben 'gekomen?....
Ja, ik noem 't nu in uw eigen taal. Tot-de aller
eerste?
Ik wachtte nog steeds.
„Dat zal nu." zei oud-gediende, hevig-zSvare rook
wolken uitpuffend en met hen stemklank, die ik
nog niet van hem gehoord had, zoolang ik hem ken
de, „dat zal nu misschien zestien, 'achttien jaar
geleden zijn.... -Misschien nog langer. Ik weet het
niet precies. Hij was ziek. Heel erg ziek. De dnlkter
was geweest en toen 'k -hem vroeg, wat-ie dacht
van den boy, toen haalde-ie de schouders op. Nu-ja,
dat zegt genoeg 'nietkva&r?.... En zij lag te grienen.
Ze was een -mooi wijf in -'dien tijd. dat kan ik u
verzekeren. Ze liad van dat ech{-fijne 'prachtige,
Mond-' haar. Als de zon erop scheen, was 't kotm-
pleet goud, wat'je zag!.... En van die leuke, zachte
blauwe oogen
Afijn, als je'jong bent en je houdt eenmaal
van zoo'n wijf, dan zie -je natuurlijk niet an
ders dan moois. Ik hield ook veel van 't kereltje,
't Was een aardig kind... hoe en wat dan ook; dat
zou niemand hebben kunnen ontkennen. Tk had, toen
ik uit de Oost kwafri, feen-baantje gekregen, 't Was
niet veel hijzoxiders. 't Gaf niet meer dan een gul
den of vier in de week. Maar mijn gagement was er.
FEUILLETON.
o.
Het kwam hem niet in de gedachte om Ortzin te
bolustoren o neenl Hij4schreef slechts over de
Jougd der bruid, haar zwakke gezondheid, waarop
een Ie vroeg huwelijk echts nadeelig kon inwer
ken. Voorts was hij bevreesd, dat zijn arme, zwakke,
ziekelijke vrouw, te veel zou worden aangegrepen
door de voortdurende drukte, die een verloofd paar
in buis rr et zioh bracht. Of-het niet beter was den
jongen'officier een tijdje te laten wachten, bijv. tot
liet voorjaar. Hij en Ilse konden dan hun gevoelens
eens op de proef stellen. Do kennismaking was te
vluchtig geweest. Mijnheer Ilanstein zou, als hij uit
Italië terugkeerde, zelf kunnen oordeelen en beslis
sen, enz.
Deze redenen waren den-ouden, gemakkelijken hee
voldoende, hij ging er geheel mee accoord. De drin
gend ragende brleven van Irma en Ilse, die bijna
gelijktijdig aankwamen, wierp bij ün de snipper-
m&nd.
Het lange, uitvoerige schrijven van -Ortzin, waar
in deze om Ilse's hand verzocht en zijn eigen mid
delen en omstandigheden glashelder uiteenzette, be
antwoordde hij zeer-kort. Hij moest eenige maanden
geduld bobben; tot dien tijd mocht 'hij Ilse niet
door oplettendheden of hofmakerij tot-onderwerp
van gesprek maken. Als hij en Ilse'in het voorjaar
nog dachten zooals nu, dan kon men verder zien.
Mijnheer Geldérn, die op dit oogenblik zijn taak als
voogd waarnam, moest voor alles wat zij wilden
doen, toestemming geven.
Ortzin knarsetandde van woede. Natuurlijk wierp
hij de verantwoording voor deze weigering op Gel
dern; wilde hij ^ich echter niet de mogelijkheid be
nemen om Ilse nu en dan te zien, dan moest hij 'n
\Tiendelijk gezicht zetten en nu en dan naar Gloc-
keuburg gaan.
Hse's verzoeken oin haar te lezoeken kon hij op
den door tori- riet weerstaan. Maar zij hadden ge.i-n
van b< iden rel oan die san enkon sten, want Kort
bleef Hduor lij ben in de kam'er zittenen maakte
daaidoor i( der intiem gesprek onmogelijk. Irma
En Trui verdiende-met borduren voor den rijkdom
nog wat.... Borduren dat ze kon! Als -u dat gezien
had.... Prachtig, in één woord. Maar de kleine moest
versterkende middelen -hebben. Dat was had de
dokter gezegd, 't eenige.
Eieren, melk,-bouillon, stout, weet ik veel wat
nog meer. Tk bad mijn gagements-akte al verpand.
En er waren, geen centen in huis.
En die kerel ging, als de centen moesten ontvan
gen worden, mee. Dat snapt u, hè?.... Trui lag met
d'r behuilde gezicht op het handje \an den jongen.
'1 Was niet om aan te zien. „Wacht maar, meid,"
zei ik, „centen n oeten er 'zijn. En ze zullen er ko
men!" Ik naar "den baas, waar ik dat baantje had,
van die drie of vier 'gulden in de week. Ik ver
telde hem 't geval. Ik soebatte, smeekte, zanikte,
griende totdat ik 'misselijk van mezelf was, dat
kan ik je n et een woord van waarachtig getuigen.
Maar ik had net-zoo-goed tegen een steeneu beeld
kunnen praten.
Niks aan te doen!.... En hij, die vent, zcfu mis
schien nog tensflotte toegegeven hebben. Maar zijn
vrouw wou 't niet, zij presenteerde mij een paar
kwartjes. En als me 'dat niet aanstond, dan moest ik
maar voor-goed uitsnijden. Van bedelaars inosten
ze niks hebben. Die vent stond gewoon^wog tndi-r
den plak. 'En in de 'gang wou-ie me nog een gul
dentje in de hand stoppen. Maar dat gaf natuurlijk
geen zier. Toen heb ik," -ging de oude cel-habitué
voort, „dien avond wel een uur rondgezworven.
Thuis was alles nog eender. Het joggie lag te
hijgen en te hoesten. Ik wist wel, er was toch niks
aan te doen. Maar ik kón nu-eenmaal het verdriet
van de moeder... van haar... van Trui..."
Ik zag zijn lippen 'beven, en ook, hée er tranen
biggelden over de vale wangen met stoppelbaard van
enkele dagen.
„Afijn," zei boef, 'zich toch weer vermannend,
,,'t verdere is gauw verteld, meneer. Ik'wist den wej
naar den baas z'n kantoortje en waar bet spie was
geborgen. Ik lez\\eer je net een woord van-waar
achtig, dat ik 'toen nooit.... Afijn, het verdere he-
grijp-je. Ik was gek van verdriet 'en medelijden.
Ik wachtte tot het nog een paar uren later was
geworden. 'Het deurtje van kantoor was makkelijk
genoeg te forceeren. En in het laadje vond i'k over
de zestig gulden. Ik greep-wat ik maar pakken ken,
zonder zelf te weten wat ik eigenlijk -had, maar ik
wist van vorigen dag zoo ongeveer wat de baas
had ontvangen. -Toen ik 't huisje verlaten wou en
'k al overlegde, wat ik voor den jongen zou koop en..
En hoe blij Trui zou wezen... Schittert mij daar
op-eens een lantaarntje. Voel ik mijn schouders
grijpen door vuistje van klabak.
Een signaal.... Nog twee mannetjes komen aan -
schieten. En een-volk op de'been, hoe laat het ook
al w&sl... 'n Inbrekerl-'n inbrekerI 8chreeuwden,'zij.
Ik wou naar Trui en den jongen. Ik worstelde al
wat ik kon. De braceletjes aan. En bij meneertje
kreeg ik m'n portie.
Den volgenden morgen was 't of al mijn ribben
gekraakt waren.'"
Cel-habitué praatte rustiger, -langzamer, 't Was
of hij zich nu aan den stroom zijner herinneringen
overgaf.
En ik waagde het niet,-erken 't volkomen, hem te
storen.
Na een poosje hervatte hij schier fluisterend,
heelemaal niet rood of driftigm eer:
„Ik heb twee jaar gekregen. De eisch was -liefsl
drie jaar. Maar ik b< fte n et den advocaat, dien ».e
■i ij hadden gegeven. ,k i. eet Mgeven: dat was e- n
knappe vent. Voor een jury,-zooveel weet'ik er
van had-ie ine misschien vrij gekregen!'-
Ik wachtte nog steeds, zonder te durven vragen,
het vervolg en 'slot van boeven-verhaal, want ik
voelde, besefte....
„Verder is er weinig te vertellen," zei Duk. „ik
heb mijn twee jaar uitgezeten."
Even keek ik hem viagend aan.
„De jongen was allang dood, toen ik weer vrij
kwam," zei hij nog nu op zachter toon dan ik
nog van hem gehoord 'had. „Al lang... En...."
Hij had een hand 'voor de oogen gelegd. En 'k
zag hoe tranen drupten langs de 'gore, beverige
vingers.
„Haar, Trui, heb -ik eenmaal teruggezien," zei
hij, maar terwijl hij dat vertelde, was zijn -stem
buitengewoon schor en onvast, bij m'n weten. Ik
had haar overal gezocht.-Ze had een anderen naam
aangenomen.... 't Was in de Kalverstraat. Zij was
geparfumeerd, men6Ch, je -kon haar een uur in
den wind wel ruiken-aanjkomen, -u begrijpt er 'alles
van!... Ik stak baar de band toe... Eindelijk had ik
'r gevonden. -En toen..."
Hij kon niet-meer praten.
Maar uit de onsamenhangende woorden, die oude
halfdronken boef uitbracht, 'kon ik opmaken, dat
Ti-ui hem den rug had toegedraaid. Hem had uit
gelachen. Met een 'gilletje van hoonende spotternij
en „thea-room" was binnengevlogen, om -'aan de
vervolging van straatscbooier te ontkomen.
Oude hoef knarste op z'n houten tabakspijpe -cm
zijn wilde uitbarsting van vlijmende zielesmuit te
beheerschen.
Maar hij snikte als -een kind bij de oude herin
nering.
Toen heb ik mijn band troostend en vriendschap
pelijk, toen eerst begrijpend op zijn gore, sid
derende knuist gelegd.
was meestal te moede en afgemat-om veel te kun
nen helpen, hoe graag zij ook had ingegrepen en 't
paar een alleenzijn 'had willen verschaffen. Haar
hartkwaal verergerde op bedenkelijke -wijze. De
oude buisdokter schreef'rust voor, vooral geen op
winding anders wist hij ook niet "\eel te zeggen.
Ilse zat bijna voortdurend aau Irma's bed of
naast haar ligstoel.
Het lezen en studeeren had de zieke voorloopig ge
heel moeten opgeven. Meestal lag zij «lil, droomend
voor zich uit starend; maar de nabijheid liarer zus
ter deed baar veel goeds. Haar oogen volgden 'Ilse
met verlangen, als deze zich voor een oogeublik ver
wijderde.
De „teugels van het bewind" rustten nu in Ilse's
handen, zooals zij zich teots uitdrukte. Irma kon en
mocht zich over niets bekommeren.
En Ilse wijdde zich met ijver-aan de huishouding.
Zij wilde studies maken voor haar eigen huishou
dentje. Ieder goed klaargemaakt middageten was
voor haar een triomf.
Meestal zat Ilse alleen met Kurt te eten. Het wei
nige. dat Irma, voor overreding zwichtende, nuttig
de, gebruikte zij waar zij op dat -oogeriblik lag of
zat. Een verlammende apafhie scheen de zieke hoe
langer en meer te lemachtigen. Het scheen, dat de
wil om te leven volkomen verdwenen was.
Het eenige wat nog haar belangstelling opwekte,
was du verloving liarer -zuster. Meermalen verzocht
zij haar man, mijnheer Hanstein te schrijven, dat
de verloving publiek moest worden natuurlijk te
vergeefs.
Kurt was buitengewoonTiandig in In t vindon van
verontschuldigingen en uitvluchten. -Tegenover Ilse
legde bij gaaine den nadruk cp Irma's lijdenden
toestand, die nu zooveel inpsanning niet kon verdra
gen. Het voorjaar was steeds de beste tijd tot
zoolang moest men maar geduld bel beu.
ilse stemde toe. Zij wilde baar zuster nu niet
veriaten. De aankondiging van-baar verloving, ten
minste voorloopig, moest zij ver v-an Irma's ziekbed
houden. Dat gaf te veel 1 estommeringen,-er zouden
bezoeken gebracht en ontvangen moeten worden.
Bovendien drong Ortzin er telkens op aan. dat Ilse,
zocdra de toestemming van den voogd was verkie-
gen, iifirr zijn ouders zou ga:m Het liefste-bad hij
haer aaar dodelijk heengebracht.
Maar daar vei zette bet Jonge eisje zich t' gen
Slechts als zijn bruid wilde zij het huis zijner1 ou
En nog altijd schaam ik mij-niet over die-opwel
ling van medelijden....
MAITRE CORSEAC.
Hoe verhoogt de kaasmaker de
kans geregeld een best product
te bereiden?
VII.
Bij de behandeling van het onderwerp, boe men
een nortonput 'moet inrichten, om besmetting van
het water te voorkomen, zal ik 2 gevallen nder-
scheiden, nl. nortons, met geregelden afvoer van het
overtollige water in de poldersloot in laaggelegen
polders en nortons, welke het water -niet aanmer
kelijk boven 'het polderpeil kunnen opvoeren, 011 dat
de grondslag zooveel hooger ligt.
In het eerste geval komt het water-in een verza-
melput. Vooral wanneer de norton trager gaat vloei
en, is het gewenscht, dat er wat voorraad water is,
want soms wordt er in korten tijd veel uit gepompt,
b.v. wanneer het vee gedrenkt wordt. De put wordt
het best gemaakt uit betonnen ringen, de onderste
met een bodem, waarin een opening voor de houten
buis. Het overblijvende gat dient op een soliede wij
ze gedicht te worden, hetgeen bij wellen met ster
ken aandrang van bet water soms niet zoo gemak
kelijk gaat. Bij den bouw moet er aan gedacht wor
den, dat verzakking van den put lekkages tengevolge
zal hebben. De gaten welke in den wand gen aakt
moeten worden voor de afvoerbuis naar de siert of
de baaibuis eener pomp, moeten weder secuur ge
dicht worden; vaak ziet men, dat er eenvoudig ren
ruw gat 'gehakt is en dat grondwater aarde en
wormen tusschen de buis en het beton door, gele
genheid hebben in den put-te konen.
Als afdekking acht ik een gewelfden ring, die
flink boven den boganen grond uitsteekt en welks
opening met een steen, met gaatjes voorzien, is af
gesloten, zeer doelmatig. Wie een geboorde pomp
van hout op den put wensclit, moet deze zoodanig
plaatsen, dat er geen water in den put terug kan
vloeien- de gewelfde afdekking en aakt dit-gemakke
lijk. Maar beter acht ik een metalen pomp, welke
niet op of vlak bij den put behoeft-te staan. Men
is dan vrijin het kiezen der 'plaats, waar men 'den
nortonput aanbrengt, en niet genoodzaakt hem te
bouwen in een omgeving, die een groot besmettings
gevaar oplevert, nl. vlak I ij den stal, bij een 'zink
put* waarin de ier boo$ staat ten opzichte van -bet
water in den put en bij de afvoerbuis van de Ier.
Een pomp, in den put staande, heeft veelal ten ge
volge, dat de naaste-omgeving doortrokken geraakt
van het vuile gebruikte boenwater, voor welks be
hoorlijke afvoering-in den regel weinig zorg gedra
gen wordt. Evenmin als een regenbak in de nabij
heid van een beerput of riool, behoort een norton
put in zulk een omgeving thuis. Een metalen pomp
maakt de keuze eener Jgeschikte plaats ve r 'den
put mogelijk en heeft op een houten bovendien
voor, dat zij zuiverder-blijft.
De uitloop in de sloot moet zóó hoog boven het
polderpeil uitsteken, dat er-gèen gevaar bestaat voor
terugstrooming van slootwater in den put, waardoor
deze voor langen tijd verontreinigd zou kunnen blij
ven. De verbindiDg met de sloot moet, als het toch
nog noodig blijkt te zijn, volkomen afgesloten kun
nen worden. De uitloop dient n.et gaas voorzien te
worden, om kikvorscben en -dergelijke irdii gri s
buiten den -put te hoi de».
Wanneer er een flinke uitstrooi; iing van v.at i
is, kan men daarvan profijt-trekken, door bet kou
de water te voeren door een koelbak voor do-avond-
melk. Niet alleen is men dan in staat om, ok in
een drukkend heeten zomer, de avondtmelk naar be-
hooi-en te behandelen, maar ook beschikt n en in
den vorm van het frissche, klare, water, dat door
den koelbak stroomt, over uitstekend» boenwater cp
een geschikte plaats, nL dicht lij de sloot, waarin
het gebruikte boenwater afvloeit. De doelmatigste
doorstrooming wordt verkregen, wanneer het-water
onder in den koelbak instroon t en er boven uit
Ook het water, dat overvloedig uit gasketels weg
vloeit, kan op deze wijze als koel- -en hoeuwater
benut worden.
Helaas blijft op vele boerderijen het kostelijke
boenwater ongebruikt en be6met men het gereed
schap'en de melk met slecht water, omdat het dieft
ter bij de hand is, terwijl men de voorziening in
bedrijfswater zoo goed zou kunnen inrichten. -Waar
een goede doorstrooming is, dkèr moet men het
water vandaan halen, hetzij -door uibsrehoppen cf
oppompen en niet uit putten, die door lange, on
dichte,'in een vervuilden bodem liggende buizen van
bout, aarde of ijzer, soms nog met andere putten er
tusschen, met het goede water in een verwijderd
verband staan
De zaak is werkelijk/eenvoudig genoeg; de in
richt'tig van een nortonput met bijbehooren moet
eenvoudig zijn. Dr. L. 1. Cz SCHEU.
Rijks zuivelconsulcmt voor NdL-Houland.
(Wordt vervolgd.)
Binnenlandsch Nieuws.
DE BEGRAFENISQLAESTIE.
De Maasbode bevat de rechtsoverwegingen van
ders betreden. Maar voor alles kon zij thans haar
zieke zuster nief verlaten.
Daar Ortzin Ilse de ware reden, waarom hij haar
van Olockenburg wilde verwijderen, niet wilde zeg
gen, vond zij de door hem aangevoerde redenen niet
steekhoudend.
Zij meende zelfs, dat hij niet wilde inzien, dat zij
voorloopig or mogelijk van haar lieve Irma kon
scheiden.
HOOFDSTUK 5.
Regr-n en wind. Al maar door, zonder ophouden!
De ontbladerdo druivenranken sloegen tegen de rui
ten. De dennen sloegen hun natte -twijgen klette
rend legen e'kaar. Een huiverige, hongerige kraai
huppelde eenzaam op de -liiinpaden rond en zocht
naar voedsel. Vergeefs! Een leelijken, schrillen kreet
uitstootend, vloog zij teleurgesteld op weg over
het dak.
„Weer zoo'n droevige Novemberdag," zeide Irma
zacht. Haar rustbed was in -den erker geschoven,
de gordijnen wijd opengeslagen, opdat zij naar bui
ten kon zien. „Men kan zich "haast niet meer ver
beelden, dat de zon nog kan schijnen.... en toch is
de lente eigenlijk veel treuriger. Dan -bloeit alles
den dood tegemoet thans sterft het, om straks
opnieuw te Bloeien."
„Wat heb je toch merkwaardige-gedachten, Irma
meende Ilse en zag glimlachend van (haar handwerkje
op. „De meeste menschen denken toch in den herfst
aan het sterven der natuur en in de lente aan de
opstanding."
„Er denken maar weinig menschen.
„Irn a, ik geloof, dat je te veel gedacht hebt."
„En daarbij het leven verzuimt, me-nt ge? Mis
schien heb je gelijk. Maar wat ligt -eigenlijk aan
den kleinen, korten tijdons zijn nog vele
mooie mogelijkheden voorbehouden.'
„Wat beteekent dat, Irma?"
„Heb je nooit van de metempsychosies gehoord,
Ilse
„Waarvan? Da< is een niet uit te spreken woord."
„En heeft ook een onuitsprekelijk diepen zin."
Irma lichtte zich cp; er kwam leven in haar ge
zicht: de oogen schitterden. „Het is de oude Boed
dhistische ker van de wederkomst en onsterfelijk
heid au a''e scl epsols. Wij zijn er Fteed-5
wij zullen er eeuwig zijn. Alleen de vormen waar
het vonnis der rechtbank te Middelburg van-2i Au
gustus, in de strafzaak tegen den pastoor te Neu
zen, die ccn Üjk. dat in gewijde aarde was begra
ven, in ongewijde aarde liet overbrengen. Die over
wegingen luiden:
„Overwegende, dat het onderzoek ter teerechteiu
ting het bewijs niet heeft opgeleverd van hetgeen
aan den beklaagde 'bij de dagvaarding is ten laste
gelegd, zoodat bij daarvan behoort ta worden ij-
gesproken;
„overwegende toch dat niet is bewezen, dat de
beklaagde het opzet'heeft gehad in de2e een weder
rechtelijke handeling te plegen, terwijl het pzet
moet gericht zijn op alle elementen van het u in
drijf en aizoo notdig was de wetenschap bij dm be
klaagde, dat de opgraving van het liik was weder
rechtelijk; dat, waar de beklaagde volgens zijne op
gave, nadat hij van don burgemeester zijner ge
meente vergunning had bekomen tot opgraving v an
het lijk, in de meening verkeerde, dat-bij daardoor
tot die opgraving gerechtigd was, niet van elders is
gebleken de wetenschap bij den beklaagde, dat hij
niettemin wederrechtelijk zou hebben gehandeld.
„Gezien -art. etc.
„Spreekt den beklaagde vrij."
HOE LIEFLIJK IS 'T, WAAR BROEDERS SA
MENWONEN!
Men meldt uit Vlissingen dd. 20 Aug.:
In verschillende gemeenten in Zeeland, waar nog
veel Belgen vertoeven, verblijven tevens verschil
lende Duitschers, van wie men vermoedt, dat zij Bel
gen die op verboden manier over de grenzen trek
ken, bespionneeren, om zoo cnogelijk hun gevangen
neming, zoo zij in België komen, te bevorderen.
De Duitschors echter staan op iiun beurt weder
onder toezicht, 'daar zij. ook van .^pionnage ten ua-
deele van Nederland worden vei dacht.
Zoo is in het begin dezer-week te Vlissingen een
Duitscher gearresteerd, die zich gedurende de laat
ste weken als rondreizend koopman in Zeeland op
hield.
IN- EN UITVAL VAN HET IIDBLI).:
I'olitie-beleid. In Londen is sedert verscheiden^
maanden een aantal amatenr-politie-beambten -aan
gesteld, om den'dienst van het vaste korps agenten
te verlichten. Dezer-dagen werd een,'van deze hulp
agenten door den conducteur van een -autobus ter
hulp geroepen, omdat een aangeschoten matroos
weigerde voor z'n rit te -betalen.
De hulpagent, 'n tenger kereltje, snelt toe, doch
ziet zich eensklaps geplaatst tegenover een gewel
digen zeeman. Hij bedenkt -zich even, wrijft zich
langs den neus, en merkt dan verstandig op:
„Ik veronderstel, dat -bot beste zal zijn, in
dien ik voor Tn betaal!"
VRAGEN TOT DEN MINISTER VAN LANDBOUW
GERICHT.
Het lid van de Tweede Kamer, de heer De Jong
heet fol de regeering 'de volgende vragen gericht:
1. Ondervindt de regeering bij -de regeling om
trent de verschaffing van regeeringsrvarkens zooda
nige moeilijkheden, dat de leverantie van rt-gou-
ring&wege zal moeten worden stopgezet?
2. Is de minister bereid mede te deelen of maat
regelen tegen de voortdurende prijsstijging van tal
van levensbehoeften o.a. aardappelen, melk, zeep,
enz. getroffen zullen worden?
3. Kan de minister mededeelen of de maximum-
pi ijzen worden nageleefd?
De minister van Landbouw, nijverheid en hand"!,
dc lieer J'osUiuïia, heeft hienp geantwoord:
1. Het Stelsel der 1 eschikbaarstelling van var
kens ten behoeve van genieenten, door bemiddeling
van bel Rijks Centraal Bureau tot regeling-van den
afzet van varkensvleesch is gebaseerd op het begin
sel, dat de exporteurs tot een bepaald percentage
van buTT uitvoer naar het buitenland varkens-moe
ten leveren voor binnenlandsch verbruik tegen een
prijs, aanmerkelijk lager dan de -marktprijs.
Doordat de verhouding tusschen de inkoopprijzen
hier te lande en de-verkoopsprijzen in heL buiten
land van dien aard was, dat de export'zeer belang
rijk moest worden, ingekrompen, konden tijdelijk
geen varkens aan de gemeenten -ter beschikking
worden gesteld en is de levering van regeeringswege
eenigen tijd geschorst geweest. De levering is daar
na weder aangevangen, doch in veiband met het
aantal beschikbare varkens i6 aan sommige gemeen
ten spek in plaats van -varkens geleverd.
Zooals bekend mag worden verondersteld, is ep
10 Augustus de uitvoer van yarkens geheel stop ge
zet. Getracht wordt thans een zoodanige regeling
te ontwerpen, dat na de opening der grenzen regel
matig regeeringsvarkens verschaft zullen kunnen
worden.
2. De minister bereidt maatregelen voor tegen de
voortdurende stijging van -tal van levensbehoeften.
In dit verband verwijst hij naar zijn aan de bur
gemeesters gezonden circulaire, dd. 20 dezer, 'betref
fende beschikbaarstelling van wintervoorraad en naa
het inmiddels uitgevaardigde uitvoerverbod van en
kele groentesoorten.
Betreffende de in vraag 2 met name genoemde ar
tikelen valt bet volgende -op te merken. De tijde
lijke opheffing van het uitvoerverbod van aardap
pelen is ingetrokken, als -gevolg waarvan de prij
zen aanmerkelijk gedaald zijn en -nog steeds een
neiging tot daling vertoonen. Bijzondere vei d re
maatregelen ten aanzien van dit artikel schijnen,
in wij verschijnen, wisselen 'af. Als wij meenen te
sterven, vallen wij terugwin den schoot der natuur,
ons leven begint onder andere verhoudingen, andere
bestaansvormen, opnieuw."
,,Wa' griezelig, Irma."
„Griezelig? In 't geheel niet. Wat wij bij een
nieuwe geboorte aan aanleg en gaven -meebrengfen,
is geen vrij genad'-geschenk, maar het zijn de vruch
ten onzer dalen in een vroeger leven. Van bet eene
leven in het andere, zetten oorzaak -en gevolg zich
verbindend voort. Daardoor is ieder de gelegenheid
geboden, volmaakt te -worden."
„Wat zou Je dan nog eens graag wrillen zijn, jij
kleine droomster? Koningin of een andere ster? Of
een hooggeleerde heer profeseor?"
Irma schudde het hoofd. „Neen eerst wil ik
uitrusten, lang. uitrusten van de zware taak mensch
te zijn geweest. Ik wilde ;een bloem zijn, die stil
bloeit... Ik heb nooit bloemen willen plukken, want
ik dacht steeds, dat het misschien vermoeide zielen
waren, zooals ik er zelf een ben, die esrst weder
krachten willen verzamelen!"
„Irma, Je hebt koorts!" Ilse knielde naast baar
zuster neer. „Je hebt weer van die afschuwelijke
morphine ingenomen! Dan ben -je altijd zoo opge
wonden."
„Neen, alleen maar licht en vrij! Als ik sterf, wil
ik geheel alleen zijn. Jij mag zelfs niet bij mij
blijven, in alle verhoudingen -tot de menschen, ook
tot den liefste, ligt altijd nog zooveel .kwelHends,
zoo voel dat pijn doet..-.'Ik wil stil inslapen en droo-
men... mooie beelden zien... zee en bergen.... hooge,
met sneeuw bedekt, die hoven de wolken uitsteken....
en boven -ten hcogsten top zweeft een adelaar! Dat
heb ik eenmaal gezien 'het is al lang geleden
maar ik denk or dikwijls aan... Het 'was op onze
huwelijksreis in Chamcnix. de Montblancgroep
voor ons.... boe hoog 6tond men daar, van de aarde
weggerukt!"
„Irma, wil Je wreg van 'hier? Zullen wé op reis
-•aan naar het Zuiden, lieve? Misschien helpt het
Je. Ik zou alles alles voor je kunnen doen! Als
je maar gezond werd."
„Op reis? Neen, Ilse, ik hen. moe... ik verlang
alleen naar rust de diepste rust."
Irma sloot de oogen.
Hse zag treurig in liet bleekc, vermagerde go-
zicht. Zij l oog zich over de sp-alte handen, die op
liet dek lagen, ca drukte daar zaoliUn-haar lippen