Sctiager Courani.
TWEEDE BLAD.
Het booze geweten.
ingezonden Stukken,
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
W^BÊWK HERBERG.
Gemengd Nieuws,
ZATERDAG 2 OCTOBER 1915.
58ste Jaargang No. 5670.
De tooneelspeler Van Dale schrikte niet weinig,
toen zijn hospita hem bij zijn thuiskomst mede
deelde, dat er een heer voor hem geweest was.
Een heer, herhaalde hij, 'hoe heette die?
Dat wilde hi.1 niot zeggen,
Wat wilde hij dan?
Dat moest hij u zelf mededeelen.
Hm.... mezelf! -Hoe zag hij er dan uit?
Nu, heel fatsoenlijk zag hij er uit.
Zooiets als een ambtenaar.
Ambtenaar.'
Van Dale schreeuwde dit woord uit» Dus toch!
Het was om razend te worden!
Het is goed, zei hij op gedrukten toon tot de
oude juffrouw, die voor hem bleef staan. Ik weet
het al. Heeft hij gezegd, wanneer hij terugkwam?
Van middag!
Ik dank u!
En met 'n diepen zucht begaf hij zich naar z'n
kamer.
Ja, hij wist of meende te weten, wie de man
was, die naar hem had gevraagd, helaas, hij
wist het, en met een 'bang hart zag hij zijn bezoek
tegemoet, 'het eerste bezoek van den deurwaar
der.
Dat was zoo gekomen: Van Dale had 'een enga
gement gesloten met directeur Kolders, maar om
standigheden, grillen, kunstenaarsluimen-hadden hem
aanleiding gegeven er niet heen te gaan en zijn con
tract dus te verbreken. Toen schreef directeur Kol
ders den zoogenaamden, tooneelspeler, zooals woor
delijk op het adres stond, een zeer onteleefden brief,
waarin hij hem mededeelde, dat hij hem dadelijk
wegens contractbreuk zou aanklagen en al zijn goed
„tot op den laatsten knoop" zou laten verkoopen,
laogs gerechtelijken weg, om aan, zijn boete te ko
men. En de vreeselijke man had zijn bedreiging uit
gevoerd, snel als de bliksem, met. een kat
achtige vlugheid had hij zich meester ge)maakt van
zijn slacHtoffer. Maar 'dat de deurwaarder vandaag
a1 zou komen om beslag te leggen, dat ging toch
niet. Hjj had toch een exploit moeten ontvangen.
Wat nu te doen?
Er moest wat aan "gedaan worden, maar wat?
En wien zou hij om raad vragen? Hij'kende in de
heele stad geen mensch 1 Ja, toch, den jongen
muzikant* die op de eerste verdieping woonde, dat
was een heel net mensch, die -"zou hem zeker hel
pen. Hij ging n,aar bofven, de muzikant was niet
thuis. Toch kwam hij wijzer naar beneden, dan hij
naar boven was'gegaan.
Hij had nl. in de even, openstaande kast van'zijn
bovenbuurman gekeken en bemerkt, dat die zoo
goed als leeg was. Dat -kwam prachtig uit en zijn
besluit was dan 'ook dadelijk genomen. Hij 'snelde
naar beneden, zond zijn hospita, wat behoefde
die vrouw te weten, wat -er gebeurde, met een
boodschap naar een 'verwijderde straat, en begon
aan de redding van zijn garderobe. Hij bracht z'n
kleeren, z'n linnengoed en alles, wat hij bezat, naar
hoven en borg 'alles in de leége -kast. Binnen een
half uur was het werk gereed.
Zoo, meneer directeur Kolders, lachte Van
Dale, toen hij Voor den laatsten keer -de trap af
daalde, nu kan de deurwaarder 'komen, de laats té
knoop is gerod!
Met groote kalmte -"begon hij te eten. Daarna in
het trotsche 'bewustzijn van veiligheid ging >hij op
de canapé liggen, en stak een 'sigaar op.
Weldra echter 'werd z'n rust verstoord door ge
klop op de deur.
Binnen! 'riep Van Dale, tamelijk geërgerd.
Een slank heer trad de kamer binnen.
Aha! dacht Van Dale, zwarte gekleedé jlas,
lprgnet -hij is het.
Ik benvanmorgen al eens hier ge\veest 'en olm
hospita
Ik weet het, viel de tooneelspeler helm 'tame
lijk ruw in de rede.1 Jik moet u eerlijk bekennen,
dat ik op uw bezoek geenszins was vcforbereid,
dat ik het niet had verwacht, tevens1 moet ik u zeg
gen, dat ik uw handwerk of ambt weinig benij
denswaard vind.
Maar iu begrijp u niet! hernalm de vreemde
ling, doch Van Dale liet hem niet aan het woord-
komen.
Ja, ik begrijp het ook niet! riep hij, 't schijnt
me toe, dat 'er onregelmatigheden zijn voorgeval
len, die pigenlijk onderzocht moeten werden, ik
had toch een c-xploit moeten ontvangen, er moet
toch een termijn worden gesteld, voordat men, mij
m "oordeelen, dat alles is niet gebeurd, ik zal
u, o bent ambtenaar, een man zor.Jar meening
een willoozc machine: die doen moet, wat gewone
menschen hun plicht noemen, daarvan niet de
öchuid geven, maar dé z'aak schijnt me niet in
orde te zijn!
Me dunkt, poogde de vreemdeling hem weer
in de rede te vallen.
U dunkt, dat ik daar niet over oordeelen kan?
Waarom niet? Wij leven in een gevorderden rechts
staat, mijnheer, en ik ben ever. goed 'n meneer als
directeur Kolders, ha, wie is dan die meneer di
recteur Kolders.... Dat hij directeur is, wat wil
dat zeggen? Voor twee jaren was hij nog een ge
wone tooneelspeler, en een slechte tooneelspeler
b vcndienl Schouwburgdirecteur? Hm, als ik
wil leu ik morgen ook schouwburgdirecteur! Maar
waarom twist ik ook met u, wie lent u?
Wat kunt. u doen? Doet u, als u niet van schaahltï
in den grond zinkt, uw treurig ambt, maar u doet
dat u-vergeefs, ik heb niets, volstrekt niets, dan
wat ik aan mijn lichaam draag, mijn garderobe is
verkocht* beleend, ik 'heb er zelfs geen knooip
meer van! Als u blieft, kijkt u maar!
En met een werkelijk 'gracieuse beweging opende
hij zijn kleerkast.
Ja, maai' zeg eens, zei de vreemdeling, u houdt
me zeker voor een deurwaarder?
Zeker!
Maar u vergist u, dat ben ik biet.
Van Dale zette een zeer dwaas gezicht.
Niet? Wie bent u-dan?
Ik ben de schouwburgdirecteur Holdering en
wilde u eigenlijk engageeren. U bent me aanbevo
len door directeur Kolders, waar u zoo Jop schold.
Koldess, maar die heeft me immers aange
klaagd.
Daar heeft bij 'niet aan gedacht. Hij is wel
wat geërgerd, 'dat u niet, gekomen bent, 'maar aan
klagen, onzin! Hij zei mij1, dat u een zeer bruik
baar acteur was, en daarom wilde ik u op zijn
aanbeveling engageeren, en u, opdat -u niet weer
uw contract zou verbreken, dadelijk meenemen. Al
leen als u, zooals u zegt, heeletmaal geen garderobe
hebt
Maar natuurlijk heb ik mijn garderobe, ik
heb ze echter voor de verwensebte inbeslagneming
in veiligheid gebracht en haar op de kamer -bij een
goeden vriend weggeborgen. Als u zich wilt over
tuigen....
Nee, 'nee!
Maar 'als 't u blieft, directeurl
Zeker nietl
Maar Van Dale bleef er op staan, dat de direc
teur mee zou gaan en zijn garderobe zien.
Deze gaf ten laatste toch wol gaarne toe om ze
kerheid te hebben en beiden gingen naar de boven
verdieping. Uit de kalmer'van den miuzikant, boorden
zij een heftige woordenwisseling.
Jk weet niet wien die 'dingen toebehooten, ik
weet niet, wie ze bier 'heen gebracht heeft, herhaal
ik u, zeide de stem van den, mhzikant met eenig
ongeduld, en de -bromstem van een anderen man
antwoordde:
Ja, ja, dat ken ik, als de heer en moeten -be
talen, hebben ze altijd niets. En dit bier behoort u
niet eens! Maar er wordt beslag op gelegd, basta!
Als het Jzoo is, als u Zegt, 'dan kan de werkelijke
eigenaar zich aanmelden.
Van Dale opende de deur, vol van een'boos ver
moeden. Ja, dat 'was een werkelijke deurwaarder,
die daar stond met 'zijn portefeuille en zijn -bril,
en de kleeren die hij opschreef waren het 'eigen
dom van hem, Van 'Dale.
Dat zijn mijn kleeren, riep hij, en de tooneel
speler trachtte zich meester) 'te maken van zijn goed.
Maar de deurwaarder duwde hem terug.
Dat kan ieder wel zeggen, ik heb ze hier in
de kast van meneer gevonden.
Daar heb ik ze in gehangen I
Waarom? Woont u hier?
Neen, ik woon beneden. Ik was bang'voor in-
beslag-neming.
En nu brengt ge 'uw zaken bij mij, waar tie
deurwaarder een dagelijksche gast is? zeide de
muzikant lachend.
Ja, ik was bang dat ze ;mij zouden worden
afgenomen. J
Dat is het booze geweten, besliste db deur
waarder, en de straf tevens. De kleeren geef ik
niet af; als ze aan dien heer -toebehoore», dat kan
hij bij de rechtbank tusschenbeide komen.
Hij ging heen.
Meneer 'de directeur, zei Van 'Dale tot zijn
bezoeker.
Ja, zonder garderobe kan ik u niet gebruiken!
antwoordde deze, de schouders ophalend. Adieu! En
denk maar, dat dit de wraak is van Kolder.
En ook hij ging heen.
Maar waarom Iracht -'u uw kleeren ook hier
heen? zeide de muzikant. 'Wat gaf u daartoe aan
leiding?
Het booze geweten. Het 'booze geweten! riep
Van Dale en snelde weg.
Geachte Heer Redacte-i.
Beleefd verzoek ik voor onderstaande een plaatsje
m uw courant. Bij voortgaat mijn dank.
In het bericht uit Wieriugerwaard over de op
richting van 'een installatie-bureau voor electrisch
licht en krachtinstallftties komt voor, dat de wen-
schelijkheid werd uitgesproken, om het Bureau 'te
laten oprichten door oen „combinatie van gemeeh-
ten". Dit is onjuist.
Eenerzijds werd voorgesteld: 50 aandeelen te ne
men m de N.V. ..Noorderlicht" te Groningen. Deze
maatschappij zal dan een 'filiaal oplichten te Wie-
ringerwaard en één der Noordhollandsche aandeel
houders benoemen tot Commissaris.
Van anderen kant werd in overweging gegeven een
commissie te benoemen voor onderzoek of wij niet
zelf een Naafmlooze Vennootschap zouden -kunnen
oprichten, met plaatsing van'aandeelen bij particu
lieren en gemeenten. Vertegenwoordigers der ge
meenten zouden dan kunnen medewerken tot de
opneming in de statuten van 'goede bepalingen voor
beheer, zorg dragen dat het grootsto gedeelte der
winst niet zal vloeien in de;zakken van enkelen en
dat. de rekening en verantwoording niet door de com
missurissen wordt goedgekeurd zooals bij het
„Noorderlicht" het geval ismaar door do aan
deelhouders, na voorafgegaan onderzoek door een
commissie.
De Vennootschap moet niet beoogen het 'maken
van zooveel mogelijk winst, maar er voor zorgen, dat
de gemeenten en haar ingezetenen billijk, soliede en
correct worden geholpen.
De Staten van Noord-Holland namen in het be
lang der Provincie vrijwel alle aandeelen van, de
Kennerner Electriciteits-Maatschappij over.
De enn,ootschap zou 'hierop moeten aansluiten
en strekken tot het algemeen'belang. Op die wijze
zou zij 't volle vertrouwen kunnen genieten en haar
werk vinden over geheel Noord-Holland. -
Van de 15 op de vergadering tegenwoordig zijn
de belangstellenden-teekenden, 9 voor een aandeel in
het „Noorderlicht".
'C. HARINGHUIZENi
Wieringerwaard, 29 'September 1915.
KANTONGERECHT TE SCHAGEN.
Uitspraak van 30 -September 1915.
K.'G., Stolpervlotbrug, Motorreg., vonnis bekrach
tigd. J. C. B., Gronjngen, Art. 461 Str., f 2 of 2 dag
gen. M. H. K. S., Groenveld, Pol.yer. en Motorreg.,
2 maal f 5 of 2 maal 4 dagen. G. W., Amsterdam,
Visscherijwet, f 3 of 3 dagen. A. A. de W., 't Zand,
Art. 453 Str., 3 dagen. A. M. A.-H., Anna Paulowna,
Motorreg., teruggegeven aan de 'ouders zonder
straf. S. K., Callantsoog, idem, f 3 of 3 dagen. C. A-,
Burgervlolbrug, idem, f 2 of 2 dagen. D. v. D., 't
Zand, Art. 459 Str., f 6 of 4 dagen.-W. K., Wierin
gerwaard, Art. 453 Str., 14 dagen. P. K., Schagen,
idem, 3 dagen hechtenis en G maanden Rijkswerkin
richting. M. C. v. d. H., zonder bekende woonplaats,
idem, f 3 of 2 dagen. B. de V,-zonder bekende woon
plaats, idem idem. P. B., Anna Paulowna, Art. 426
Str., f 6 of 3 dagen. C. B„ Koegras, idem, f 10 of
4 dagen. L. M., 'Anna Paulowna, Motorreg., terug
gegeven aan hare ouders zonder straf. B. V., Koe
gras, idem, f 2 of 1 week tuchtschool. C. op 't V.,
Anna Paulowna, idem, *f '2 of 2 dagen. J- B., idöm
idem, teruggegeven aan zijn, ouders zonder 'straf.
A. de C., idem idem, f 2 of 2 dagen, S. B., Noord-
scharwoude, 'Art 453 Str., f 3 ■'of 2 dagen. K. J.,
idem idem,' f 3 of 2 'dagen. P. J. Z., Callantsoog,
Motorreg., 4 weken tuchtschool toet een jaar proef
tijd. P. K., Schagen, idém, f 2 of 2 dagen. J. S. De.,
Het Buurtje, idem idem. J. M. Z., 'Zuidscharwopde,
idem idem. W. S., Zijpe, idem idem.-J. F., Schoorl,
Art. 453 Str., f 3 of 2 dagen. J. S. en 'N. B„ Am
sterdam, Pol .ver., - vrijgesproken. K. K„ Nieuwe Nie-
dorp, Motorreg.. f 2 'of 2 dagen. C. G.? Schagen,
idem idem. H. R., Schagen, Bouw- en 'Woningver.,
f 5 of 3 dagen. P. H., ideta idem idem. S. L., idem
idem, f 3 of 3 dagen. J. G, -idem idem, f 5 of 3 da
gen. P. P., idem idem idem, A. S., idem idem idem.
J. S., idem idem idem. A. C. S., -idem idem, f 3 of
3 dagen. J. A. S., idem idem idem. W. D, idem idem
idem. C. T., idem idem, f 5 of 3 dagen. A. D., idem
idem idem. \V- d. A., idem idem idem. C. B„ 'idem
idem, 2 maal f 3 of 2 maal 2 dagen. A. 'S., idem
idem, f 5 of 3 'dagen- J. G., idelm idem, idem. A. de
B„ idem idem idem. G.-B., Zuidscharwoude, Motor,
reg., 2 maal f 5 of 2 maal 3 dagen. J. S., Schagen,
Bouw- en Woningver., f 5 of 3 dagen. J. H., Het
Zand, Woningwet, vrijgesproken. D. v. D., 't Zand,
Art. 459 Str., f 10 of 5 dagen. C. N-, Noordschar-
woude. Art. 426 Str., f 6 of 3 dagen. S. G. L., Scha-
gerbrug, Motorreg., 'f2 of 2 dagen. K. G., idem,
f iG <•-. 8 degen. A. B., Schagerbrug, idem, f 2 of 2
dagen. A. A. de W., 't Zand, idem idem. C. K„ Oude-
sluis, idem idem. J. H„ 't Zand, idem idem. J. G„
idem idem idem. G. K., idem idem, f 2 of 1 week
tuchtschool. M. P. S-, idefm idem idem. S. H., Zijpe,
2.
„Aan uitgaan is vandaag wel niet meer te den
ken," vervolgde Heyderrann. „Vanavond moet men
wel thuis blijven. Nietwaar? Dus, nog een &las hier,
als de waard komt. Of neen, een flesch wijn
mag ik u uitnootiigen?"
„Maar
„Neem het gerust aan," ging hij op hartelijken
toon voort. „Komt u bij mij zitten... ik wilde graag
eenige inlichtingen over Berlijn hebben, en bij een
glas wijn kan men beter babbelen. Dhs
De jonge man stond aarzelend op, ging naar het
buffet, liet de tafelschel tweemaal rinkelen, en nam
toen langzaam plaats aan het 'tafeltje van Heyde
mann.
De waard verscheen en ontving met een verbaasd
gezicht het bevel om een flesch goeden Rijnwijn te
brengen. Hij stak eenige gaslampen aan, bracht'toen
wijn en glazen en 'ging weer heen, niet zonder een
wantrouwenden blik op zijn gast geworpen te-heb
ben.
Heydemann schonk'in en stiet met den ander aan.
„Prosit op de toekomst!" riep hij.
De auder stelde zich Jnu in alle vormen -aan hem
voor. Heinricb Krüger, ingenieur aan, een electro-
technische fabriek. J
„Zoo, ingenieur," zeide :Heydeimann, „dus een, man
van den tegenwoordigen tijd en de toekomstIk
wilde dat ik bet ook -was.... Ik... ik behoor tot het
verleden, den ouden tijd."
„U is in het geheel niet zoo oud," meende Krü-
ger beleefd.
„U bedoelt in jaren? -'Nu, drie en dertig is niet
veel. Maar als men zooveel beleefd-en doorgemaakt
heeft.... Hoe oud is u? Vijf- olf ze3 en, twintig. Ja?
Ziet u, u is wat u zijn wilt, een flinke, zelfstandi
ge man. Maar ik... onder andere omstandigheden
moest ik weer van voren af beginnen."
Krüger zag hem aan alsof hij hem niet begreep.
„Ja ja... Weet u wat heb leven in een kleine stad
is? In een stadje, waar ieder den ander kent?"
„Dat fc* tooh heel'gemoedelijk
„Ja wel gemoedelijk! Misschien in rijke, schitte
rende omstundigheden. Maar als men-niet in dat ge
val verkeert dan doet ieder, die maar een paar
stuivers bezit* als wilde hij zeggen: Zeg, poots me
mijn schoenen eens."
.,Iri een kleine stad 'kap, men, toch veel gemakke
lijker werken."
„Zoo, denkt u dat? Bekijk 'de zaak maar eens
wat nauwkeuriger. Voor een paar gulden, die nau
welijks voldoende zijn om van te leven, kan men
zich- den ganschen dag afjakkeren. Ik heb het - elf
jaar meegemaakt."
„Nu, dan 'behoeft u toch niet van voren af aan
te beginnen," zeide Krüger. „Menschen, die zoo
lang in de provincie gewerkt hebben, worden bij
ons op prijs gesteld. 'U hebt dan toch een beroep
uitgeoefend."
,.Ik een beroep?" Heydemann lachte bitter. „Mijn
waarde heer, welk beroep zou een gewezen student
in de philologie en philosophie wel uit kunnen oefe
nen?"
„Hm... ja, ik weet niet," zeide Krüger verlegen
over deze vertrouwelijkheid. „Onderwijzer of
het practisclie 'levenintreden koopman, boek
houder
Heydemann,'zag den ander verbaasd aan. „Hét is
toch merkwaardig," zei hij, „dat vele goede raad
gevingen zóó laat komen, dat ze niet meer opgevolgd
kunnen worden."
„Maar een dergelijk beroep moet-'u tóch heb
ben gehad," meende Krüger lachend. „In'een kleine
stad
„Ja, 'juist in een kleine 'stad!" wierp Heydemann
in. „Probeer dat eens klaar To spelen! Daar heet
het: schoenmaker blijf bij je leest. Je bent 'student
geweest? Hoe zou je 'dan iets anders willen zijn?
Je begrijpt van 'onze zaken niets. En Je wilt lee-
ren? Iets nieuws leeren? Maar, 'mijn beste, daar
voor ben je toch te oudi!"
„Men kan toch onmogelijk altijd student blijven?"
„Natuurlijk niet! Ja, watl moet men dan doen? O,
ik moest mijzelf zeer ernstig voor die1,vraag stellen.
Denkt het u eens 'in tweo jaar was ik op 'de
universiteit toen stiebf plotseling mijn vader,
zonder een cent na te laten. Hij was onderwijzer
geweest. Ik moest naar het kleine nest terug. Mijn
moeder was er nog, een 'zieke, verlamde vroüw, die
niets kon doen, verpleegd moest worden. Het pen
sioen werd bij haar ziekte in enkele maanden 'ver
bruikt... En geen mensch bekommerde zich over de
weduwe en. den zoon van den dooden schoolmees
ter. Nu ja.... hij was dood. 'Maar de weduwe had
een zuster die rijk was, zeer rijk heette'het. Jawel
die zuster gaf geen stuiver, geen cent! Niets!
En toen had ik de waag te beantwoorden: Wat
moet je nu beginnen? Het antwoord was: Elf lange
jaren niets als ellende en honger."
„Nu, u hebt toch niet steeds honger geleden,"
merkte Krüger glimlachend op.
„Bijna steeds mijn waarde heer," zeide Heyde
mann schouderophalend. „In een stadje van nauwe
lijks drieduizend inwoxfers. 'Men tracht eerst wat
te schrijven men komt immers uit h et/li Uerari-
sche vak maar het kleine nest heeft daarvoor
geen bodem.Ik droomde ervan om diehter, 'schrij
ver to worden, deed allerlei pogingen -maar de
menschen wilden er 1 niets van weten. De manus
cripten werden 'niet eens gelezen. En wat blijft er
voor iemand over, die geld noodig heeft, zijn moe
der ziel lijden 'en zooveel mogelijk bij huis moet
blijven? U zeide heel juist: onderwijzer. Jammer ge
noeg alleen huisleeraar, dat wil zeggen privaat-on
derwijzer voot de beginselen van het pianospel, hulp
lessen voor 'hardleersche leerlingen der volksschool
aan iets anders behoeft men te MitteJdorf niet te
denkeu per uur 15 cent! Eet je daar eens -ver
zadigd van, en dan nog wel met z'n twe,eën als
je kunt." 1
„Ja dan..."
„Niet daar? Maar het is goddank voorbij 1Pro
sit!" 11
Hij dronk 'zijn glas leeg, schonk 'het weer vol én
dronk ook dit direct leeg. Toen haalde hij diep
adem.
Krüger 'bezag den man nu met wat meer belang
stelling. Deze provinciaal, die 'in het begin een wat
komisch en indruk op hem had gemaakt, had 'toch
iets over zich, wat 'allesbehalve komisch was.
„U drinkt niet," vond üeydamann, aanmoedigend.
„Drink toch. Zoo, prosit! We zullen er dan nog
een laten komen."
Heydemann vulde het leege glas van Krüger en
hield toen de flesch tegen het licht.
„Er is werkelijk niets meer in." Toen klopte hij
tegen liet glas. 'De waard verscheen.
„Nog een, asjeblieft," zeide Heydemann. 1
De waard trok een ^eigenaardig gezicht, maar
haalde toch spoedig een andere 'flesch, die hij met
een zekere bedachtzaamheid op hel tafeltje-zette.
Heydemann zag met een vroolijk glimlachje naar
den waard. Hij zag zijn "wantrouwend aarzelen en
riep lachend: „Nu zullen wij eerst onze schuld eens
betalen." En uit een zijzak van zijn jas een groote,
dikke portefeuille voor den dag halend, nam hij er
een bankbiljet van honderd mark 'uit en stak dit
den oude toe.
Bij het zien van het geld veranderde het gezicht
van Weigel geheel. „Neen, mijnheer Heydemann, dat
kan wei tot morgen wachten. Daar is volstrekt geen
haast bij," meende hij allerbeleefds. En met een
buiging verliet bij de tafel en verdlweea in het •don-
Wem, 'f2 of 2 dagen. X. '8„ Anna Paulowna, Pol
ver., f i of 1 dag. K. J., idaii. Wem, 'f 3 of i dag.
C. ov idem idem, idem. D. Schagen, idem,
f 5 of 3 dagen, B. v„ idem idem, >b of 5 deren.
A. V„ idem idem idem.
OP LUISTERPOST.
Aan den Berliner Lokalanzeiger ontleenen wij 't
volgende verhaal:
Dat er luisterposten zijn moeten, daarover waren
wij het allen eens. Maar enkelen onzer waren de
overtuiging toegedaan, dat het absoluut niet noodig
was, dat deze posten zoo ver van 'do eigen stellin
gen lagen. Doch de posten waren er nu eenmaal' en
wij moesten ze bezetten.-Daar het punk bepaald als
onze luisterpost 800 meter voor onze loopgraaf -lag
en alleen te bereiken was door draadhindernissen
dwars over weide, veld eu bremstruiken, kwamen wij
slechts langzaam vooruit. Vooral, omdat de vijand
raketten liet opstijgen en wij dan, volgens voor
schrift, onmiddellijk op den grond moesten gaan
liggen. NiellegensUmndo men 'alleen maar behoeft
le blijven staan in het schijnsel der raketten, om
niet gezien te worden.
De mannen, 'die wij aflostten, meldden, dat er
niets bijzonders gebeurd was. Wij gingen in een gat
iri deu grond liggen en begonnen onzfen dienst, die
hierin bestaat, dat wij zelf-geen geluid geven eu let
ten op vreemde geluiden. Oin dan onmiddellijk-han
delend op te treden.
Voor ons luistergat, ongeveer op twintig meter
afstand, liep het U-kanaal. Onze oever was volko
men kaal, de andere, door vijandelijke luisterposten
bezet, begroeid met wilgen, "en hazelnootstruiken.
Over het smalle kanaal liep een primitief brugge
tje, dat vooral'in donkere nachten door de luister
patrouilles gebruikt werd om de overzijde! to berei
ken.
De nacht was buitengewoon stil. De rust werd niet
eens verstoord door het gebruikelijke kanongebul
der uit de richting van Y. Slechts af en toe
schreeuwde een vogel of klonk uit do verte het
rollen van een Franscho auto, Langzamerhand wen
nen oog en oor aan de duisternis en stilte en zien
en hooien wij tooneelea en geluiden, die tevoren niet
waargenomen konden worden.
Aan den overkant schijnt zich een groot dier te
bewegen. Maar een'dier kan niet vloeken. Heel dui
delijk hoor ik: „Safcré norn d'un chien". En dan
eea schaduw en nog een.
De kameraden hebben het ook gehoord en zon
der iels te zeggen, alleen door handbewegingen,
spreken wij af, wat wij te. doen hebben. Wij grij
pen naar de handgranaten ep. wachten op den vij
and. Wij kunnen wel raden, wat hij in zijn schild
voert. Sedert wij bier liggen, heeft hij gemerkt,
dat het onschadelijk 'maken van 'patrouilles onze
specialiteit is. Zijn patrouilles wagenr het dus niet
meer over het bruggetje te gaan, doch trachten in
bootjes over het water te komen. 'Wij hebben ons
luistergat verlaten, het geweer om den hals gehan
gen, m de linkerhand een granaat, in do rechter
twee granaten genomen en gaan-kruipend naar den
oever.
Aan den overkant hoorden, wij zacht roepen: „Al-
lons!" Zes man in 'het kleine bootje, kwamen zoo
spookachtig zachtjes nader. Wij twijfelden er geen
0ogenblik aan, dat zij het gemunt hadden op onzen
luisterpost om wraak te nepten, omdat wij in den
vorigen nacht een officierspatrouille hadden afge
maakt.
Het spookschip was -nog óme meter ongeveer van
den oever. Toen floot een der onzen, -drie Duitsche
handgranaten suisden in het bootje, dan nog eens
drie en weer drie, alles bliksemsnel. De boot vloog
niet aan stukken, hetgeen wij vermoed hadden. In
rook en vlammèn gehuld kenterde die en vijf li
chamen dreven-bewegingloos op het water. De zes
de was nifet te zien.
Sne! kropen wij terug in onzen granaattrechter en
nauwelijks waren we er aangekomen of de projec
tielen van een Fransch machinegeweer floten over
onze hoofden. Na tien minuten hield het schieten op.
DE WERELDOORLOG EN DE HUWELUKSAD-
VERTENTIE.
Niet om zich een grap to veroorloven heeft een
advocaat te Breslau de kwestie onderzocht, op wel
ke wijze de oorlog zijn invloed heeft doen gelden
op do huwelijks-advertenties in de Duitsche bladen.
Deze soort van advertentie is reeds lang niét meer
een ongebruikelijke weg cwn tot een huwelijk te
komen. Zij biedt thans velen, die eenzaam leven, de
eenige mogelijkheid een gescliikten huwelijks-part
ner te. vinden. Dat de oorlog het aantal trouwlusti
gen, vooral van het mannelijk geslacht* zeer zou
doen verminderen, was te vo.orzie-n. Interessant is
het na te gaan hoe sterk deze beperking is en in
hoeverre ook bij het vrouwelijk geslacht het aan
bod verminderde. De ad%iocaat uit Breslau heeft de
resultaten van zijn onderzoek gepubliceerd in het
tijdschrift N.eue Generation. Hij nam drie Zondag-
ochtendbladen waarin bij voorkeur huwelijks
annonces gepubliceerd wordenvan een bekende
kero buffet.
Ook Krüger kreeg meer respect. Met verwonde
ring keek hij naar de dikke portefeuille, waarin al
lerlei banknoten zichtbaar waren.
ileydemann 'kon tevreden zijn. Het was niet te
ontkennen dat hij eea goede - troef gespeeld had.
„Dus, prosit!" zeide hij, weer 'aanétootend. „En
ditmaa' op uwtoekomstI U zult wel spoedig willen
trouwen." 1
„O, dat zal npg wel even duren," antwoordde de
.ander halfluid. „De oude wil nog niet."
„Wil hij niet? Waarom •'niet?"
„Het inkomen, dat ik "heb, is hem te klein. -Wij
moeten nog wat wachten."
„Maar maakt u dan 'zelfstandig, als het u te
lang duurt."
„Alsof dat zop maar ging! 'Mijn schoonvader wil
niet oyer-de brug komen. Hij hééft geld noodig voor
het huis, dat hij verbouwen wil. En zelf heb ik
niets. Ik 'moet eerst een compagnon 'zien te vin
den
„Die is toch wel te vinden, als men 'aan de zjaak
verdienen kan?"
„En ofl Met de electrotechniek kan -men op het
oogenblik schatten, verdien*. Dagelijks kotoener
nieuwe ondernemingen bij en -nog kan men al het
werk niet af. 'Men moet er natuurlijk achterheen
zitten."
„Zoo, ja ja..." meende Heydemann nadenkend. „Ik
heb daar in de couranten meermalen iets over ge
lezen. Men zou er werkelijk lust aan krijgen. Een
mensch moet toch wat doen, men kan toch niet
ledig gaan. Hm wij moeten daar over dag eens
nader over spreken. De zaak interesseert mij wer
kelijk."
Krüger zag den spreker vragend aan. Hij -nam
den provinciaalnoe eens in zijn geheel op, die in
zijn ouderwetsche phmje niet den indruk gaf een
man'te zijn, die zo 'maar oen industriëcle onder
neming op kon richten. 'Zou hij misschien te - veel
gedronken hebben? Dit scheen wel het geval' te zijn,
want het gezicht van 'Heydemann was zeer verhit
en groote zweetdroppels rolden van zijn voorhoofd.
Heydemann nam weer een teug, aisof hij van een
lang ontbeerd genot niet genoeg-kon krijgen. Daar
op wischte hij met een zakdoekje het zweet van
zijn voorhoofd, ging behagelijk in rijn 6toel liggen,
sloot de bogen, opende die -weer en zag zijn buur
man met een vergenoegden glimlach in het'gezicht.
„Maar u drinkt haast niet. Smaakt het niet? Zul
len we eens wat anders nemen? Sektg
„O neen, dank'u," zeido Krüger bijna-verschrikt.
„U. behoeft daar geen bezwaren, over te maken."