Gemengd Nieuws.
Hij, de vader, had dan zijn twaalf-uurtje
voor p.lcbkarig, schamel, onappetijtelijk. Zwaar
drukten do zorgen op hem
't Was nu tien jaar golcdon dat hij bedrogen was.
Door den vriend uit z'n kinderjaren, die .bij hom
was gekomen en gesmeekt had hem met een borg
stelling te helpen. Voor drie maanden en gooi» unie
langer... Hij ©tailleerde berg van paperassen voor
Helders neer, brieven, groote stukken, formulieren,
knipsels uit kranten. nog voel meer, 't Was een
prachtzaak. Vierdubbele garantie.',..
„Maftr voor den vorm" was er nog een handteo-
kening uoodig. En dt« krijgt een mensch nu eenmaal
niet zoq gauw. Helders was geen man van fortuin,
dat wist de vriend natuurlijk het bost, maar ïnun
kende hem ais aar insolide, Hot '„kleine bedrag" dal
do vriend noodig had om „orin to komen", zou er
dadelijk zijp. Duizend gulden. Een bagatelEen
mailo futiliteit. Geen hand-omdraaien waard, ln.lus-
scken; jo prachtigste zaken, loopen soms vast, soms
mis op een nietigheid, hé
De vriend praatte wel een halfuur achtereen. Eri
de stille, zwakke vróuw, toen was .ze nog'fleurig
en. jolig cu jong zat erbij.
„garolien," had de vriend tegen haar gezegd, „als
Jan en ik... We zijn toch zoo goed als broers met
elkaar, waar of niet?... Zaken doen, dan is er tus-
Sphen ons van geen. finan,tiëel belang sprake. Als
Jan morgen hij 'me komt eoi hij zegt: „Teun, geef
i»e de matst.» duit, die je in huis hebt...." NOu,
dan zou u.-1-u net preoiee wezen, alsof mijn'vader,
als liia ü.og loefde, mij een dienst kwam vragen, hé?
Gi mijn bloeuoigeii broer. Dat snap je wel. Maar ik
*ui jo wat zeggen. Ik had het, afgescheiden van dit
zaakje, toch willen dopn. Maar nou vind ik 't wpl
aardig om t je te zeggen, Als het kind, dat je'over
eenige maanden verwacht, er eenanaal is, dan zet ik
duizend gulden voor haar "Vast. Die geef ik iu jelui
handen om Voor haar te beleggen. De manier waar
op u.zh. ik natuurlijk aan jelui over.Om te begin
nen 1... Ik heb kind noioh kraai verder op de .wereld.
Eu dit wil vk je Keggenjelui kind beschouw ik als
't ware net-zOQ-gOéd ala het mijne. Wie 20u, wan
neer ik er eeupiaal niet meer ben,-anders van mij
erven'? Die paar verre heven en nichten kunnen voor
mijn part.... Enfin, jelui weet het nu. Ik bof mef het
plan. 't Zal mijn toekomst onbezorgd maken. Dat
staat wiskundig vast. Ea tesnjotte is "t net zoo good
jelui belang als 't mijne!..." 1 1
De vriend zou den volgenden avond met den me
neer, die „het verdere" regelen zou, terugkomen.
Dan kon de zaak verder, zijn beslag.krijgen. «En Hel
ders „z'n pootje zetten".
Toen hij, dien -vsad, 'weg was, hadden Helders
en Oarolien er c«c:. paar uren lang over "zitten pra
ten. Met het fijn-intuïtief gevoel, de vrtfuw ingebo
ren, had zij van begin af aan zekeren afkeer ge
voeld van oen. vriend. «Zij herinnerde zich nog heel
goed 't moment, toen zij pas geëngageerd waren, en
do vriend haar 't eerst werd voorgesteld.
„Dien," liad Heldors gezegd, «„daar heb je nou
mijn allerbeste yriend. We kennen elkaar al van ons
derde'jaar af. Hij was toen een stoute rakkert,
hoor! Maar sinds dien tijd heeft-ie gelukkig zijn
leven gebeterd. En nou schikt het nogal 1..." 1
Hij klopte den vriend joviaal-hartelijk op den
schouder. En deze hield'Catolien's-hand een heelen
tijd vast. Sprak op bewogen toon tot haar. Met
iets aE eon traan in de stem. Van dat hij nu ken
nis maakte, met wat zooveel als z'n aanstaande zus
ter'was, De vriend had vochtige oogea gekregen en
s'n neusdoek voor den dag gehaa'd.
Oarolien had herinnerde zij zich nog Boherp
gewoldige moeite om 'haar •hand in do zijne te
laten. Want de vriend was haar -zeer 'antipathiek.
Waarom kon zij zich njtet verklaren, 't Was een
fiksehe, knappe verschijning.-Maar'in zijn lach vond
ze iets gluiperigs, vleierigs, onoprechts. En in hel
spiedende gluren van. zijn, blik iets wat haar drukte,
angstig maakte. Zij liad 'er'tegen Helders niet voor
durven uitkomen, want. zij zag, hoezeer .hij op den
vriend gesteld was. Maai' eens was het haar te sterk
geworden. Ze Varen nog heel kort getrouwd.
En op een Zaterdag had hij gezegd, dat d9 vriend
den Zondag erop/,'kwam eten. Natuurlijk hoefde zij
niets geen drukte te maken. Ze konden dap des
avonds gezelligjes met kun «drieën ergens heen gaan.
Ze vond het vooruitzicht verschrikkelijk. Durfde er
nog steeds niet 'voor 'uitkomen... Maar de tranen
sprongen haar in de oogen. En ito en mannie naar
verschrikt vroeg, wat haar in 's hemelsnaam deer
de, zei ze 't: „Ik vind dien Teun een naren kerel.
Nou weet je 't." Hij, mannie, wond zich echt op,
was woedend. Nooit had ze hem zoo .gezien.'Zij bo-
ruslte. En deed haar uiterste-best, om den vriend
te kunnen du'den.
...En nu kwam dit. Do Vraag om borg voor bejm
te staan. I
Helders piekerde er zelf over. Was hesluiteloos.
Zij /.weeg. 'Wilde niet zeggen, hoe "t vooruitzicht
haar drukte... Den volgenden morgen was 'Helders
naar den vriend, op diens kamers, gegaan.
„Teun," zei Helders, '„ik heb vannacht geen oog
kunnen dicht doen na dat gesprok, van, gisteren.. Al
wat ik in de were'd bezjit, dat sdjn die twee stukjes
die je kent. Op z'n hoogst een twaalf honderd gul
den. En mijn inboedeltje. Om van 'n spaarpotje, dat
Lien bij elkaar gescharreld heeft, niet te spreken.
Ik vertrouw je natuurlijk blindelings. Daarvan niet.
Maar ik wi* je alleen vragen: is er geen moge
lijkheid, dat je Je zoudt kunnen vergissen in dat
plan? Kak niemand je op een dwaalspoor hebben ge
bracht? .Zoo-iets kan tooh den beste, den knapste,
weten te ontdekken. De politie heeft met dezen
sinjeur een goede vangst 'gedaan. «De <zaak staat
niet in verband met den bekenden, hoteldiefstal, maai
als commies van een handelshuis in Breslau heeft
hij zich daar reuzen sommen toegeëigend. In de
zaak van mijnhe.or Heydemann is ook eeiiig licht
gekomen. Het blijkt bnper 'en meer, dat mijnheer
Heydemann niet bestolen is, maar dat deze-zijn, geld
verloren - heeft."
Heydemann was dadelijk van'zijn stoel opgespron
gen en naar mevrouw Frederika gehold.
„Wat zegt u daarvan?" riep hij boos, terwijl hij
den slotzin van het bericht -nog eenmaal voorlas,
„de onderzoekingen zijn stop gezet en ik sta voor
de 'wereld als een. leugenaar."
Mevrouw Frederika was zelf -ook zeer verbluft.
Dat was heel sterk. Zij verzonk in nadenken en
na een poos meende zij: „ik denk, dat het een stuk
van.de politie is. Ik kan mij niet voorstellen, dat het
zoo erg is ais 'hier staat. Ziet ge, de politie doet
eerst nu, wat wij reeds veertien dagen geleden heb
ben gedaan."
Heydemann 'schudde het Tioofd. „De politie mag
van mij schrijven wat zij wil, ènaar zij moet het
laten om mij voor een leugenaar uit te maken."
„Dat doet zij toch niet, alleen dat ge u vergist
hebt," zeide mevrouw Frederika.- 1
„Neen, neen, ik lieb mij niet vergist," riep'Hey
demann bijna boos. „Ik had hot geld niet bij mij,
toen ik uit het hotel ging. ik kon het dus ook niet
hebben verloren"
Dat moest mevrouw Driesen beamen. „Ik geloof
dat bet 't beste zal zijn, dat ge dadelijk naar de
politie gaat, om'eens'te hooron hoe de zaken staan."
Ja, dat was bet bester— dat gaf Heydemann toe
en hij begaf zich dadolijk op weg naar de politie.
De wachtmeester ontving hem vrij koel en zoodra
had Heydemann 'zijn mond niet open gedaan of het
werd hem toegesnauwd, dat de politie met deze,
zaak niets moer had uit te staan, hij moest zich
bij het gerecht 'vervoegen. Heydemann stond vlug
weer op straat en ging n£ar het «gerechtsgebouw.
Dat was een groot en imposant gebouw en Heycie-
mann zag er'wel tegen op om daal* binnen te gaan.
landelijk vermande hij-zich en toen bleek hem alras
dat hgi piet gemakkelijk was den «juisten rochter
den eerlijkste gebeuren. Als T zou n isteopnu thm
zou, wanneer ik getedkend heb, zoöals je. vraagt,
met al'sen jij, maar'ook ik dio od-ongelukkig we
zen. Ju weet, dat we over een maand of vijf een
kind verwachten. 'Lien is 'niet, sterk. Laatst ben ik
bij den dokter geweest. En dio heeft'me gezegd, dat
«Ho emotie haar, zeker nu, bespaard moet blijven.
Want d'r hart is niet sterk. Meer zei de dokter er
niet van, maar ik kreeg den indruk, dat, hij' maar
de halve waarheid zei. God .'geve, dat 'ik me ver
gis... Teun, ik heb van 'dio zaken, waar 'jij 'jo tfu
m gaat begeven, geen vorstand. Maar ik heb be
hoefte om je nog mus met nadruk en in allo kalm
te to vragen: or is itoch 'niet 'het minste gevaar
bij?" 1
„Kerel!" had de vriend uitgeroepen, „jij bent
tooh altijd dezelfde zwaartillende vont gebleven, die
Jo steeds geweest bent. Als ik dat niet, Zoo goed
wist, zou ik. er waarachtig nijdig om worden. Neon,
Jojog, wees gerust, hoor! Teun zou jelui er niet aan
wagen ala-le 't kleinste stipje aan de lucht zag.
Lieb' Vaterland kann ruhig sein.'... Toeken jij ge
rust je pootje, vader.'";
„Dun is 't goed," zei' Helders eenvoudig. En op
dat moment was inderdaad het laatste greintje wan
trouwen in hom verdwenen.
En dienzelfden avond zette hij zijn handteekening,
...Niet langer dan zes weken later is 't gebeurd.
Helders moest voor zijn kantoor op reis. De post
bracht een brief. Garolien maakte hem open. En.de
bovenburen hoorden plotseling een rauwen gil... Een
bons in de gang van benedenhuis. De' juffrouw van
het bovenhuis snelde 't huis uit. Sche'de tevergetei's
Haar man kwam erbij. 'De wijkagent werd opge
scharreld. Men -schoof een raam open van straat....
Garolien lag, bewusteloos in de gang. Schuim op dó
lippen. Een goopenden brief in de hand geklemd....
Do dokter werd geroepen, die het geval aanvanke
lijk heel ernstig inzag. Kantoor van Helders werd
opgesche'd. Er ging /een 'telegram naar de plaats
waar hij vertoefde.
Eenige uren zweefde Garolien tusschen leven em
dood. Elk oogenblik dreigde de har tv er zwakking een
fataal karakter aan te nemen.
En do groote, schrikkelijke misère begon.- Trouwe
„vriend der kinderjaren" was weg. De borg werd
onmiddellijk aangesproken. De „stukjes" moesten' er
aan, en het spaarpotje. En, patroon van het kantoor
verleende, na lang bidden en smeeken, .voorschot
voor de rest, onder garantie van polis. Een maan-
delijkscko inhouding van, zoo-en-zooveel, plus de
rente.
Ze verhuisden naar 'heel klein, schamel etagö-
woninkje. Heldors was verouderd, verbitterd, een
gebroken man. En de kwaal van Garolien vererger
de. Dokter zag de nu naderende heyalling hooi
somber in. Bereidde Helders op de mogelijkheid van
het ergste voor. 't Kind 'werd «'geboren en de moe
der bleef leven. Maar bet stumpertje was misvormd
en'idioot. Of er verband bestond, tusschen den vrce
selijken Schrik bij het 'lezen «van den brief, mel
dend dat het schitterende plan van den vriend bo
drog was geweest, stonid wetenschappelijk geens
zins vast. Helders bekommerde zicli niet -over de
vraag. Het grauw-teiestige, moeizame ellende-leven
nam een aanvang. I 1
Op een dag had dokier, toen hij Helders-op straat
ontmoette, gezegd: „Beste vriend, ik moet jo eons
wat vertellen. Je dient in dé allerhoogste mate voor
zichtig met je vrouw om to.gaan. 't Minste schokje
zou een ongeluk kunnen berokkenen. T Is béter dat
je de geheele waarheid 'voor je ziet. Met groote
voorzichtigheid kan zij het nog welden poosje ha
len. Bedenk dat wel, hoor!..."
Hij, de 'man, had geknikt. Dokte» bedankt voor
dp waarsohuwing. Hij wist 't wel. ./ris C ar oliën zoo
benauwd werd, hem wenkte en v ees om water
te geven, den blauwigen tint op do wangen kreeg.
dan sidderde hij van angst. Dacht: daar is't einde.
F.n óver de zieke, verzwakkende moeder zat 't; idiote
meisje te grijnzen, rauwe gilletjes te geven, heen en
wner schuivend op haar stoeltje, niets .begrijpend.
En weer zat hij, 't hoofd in de handen gezon
ken. 't Was of hem de kracht ontbrak om verdriet
te gevoelen over het groote, vlijmende levensleed
dat ook hem langzaam sloopte. Niet zoozeer licha
melijk, als wel zedelijk. Na den schok, (lien schur-
kestreek van „trouwen vriend der kinderjaren" hem
had toegebracht, was 't Helders geweest of in hem
iets ging uitdooven, versterven, 't Werd koud, ge
voelloos in zijn ziel. Hij zag zonder smarlepijn
te verduren nu vóór zich wat komen zou: het
sterven van Garolien, 't alleen-overblijven met ramp
zalig idiootje. Hij klemde de handen vaster tegen
het voorhoofd.
Eu iemand tikte op zijn schouder.
't' Was de kantoorknecht. Die hem zei, dat me
neer weer naar btë&nrsjjevraagd had. Hij wist.
alsof de .boodschap- hem al was gebracht dat er
■'nieuw ongeluk Idreigde...
Luisterde rustig naar het pralen van meneer.
Helders, zei patroon, wist natuurlijk genoeg
van do zaken om Ie beseffen, dat 'inkrimping van
personeel onvermijdelijk was. Meneer had 't zoolang
a's éeiiigszinjs mogelijk was, weten te bolwerken.
Maar nu kon 't niet langer zoo.... i
Helders knikte werktuigelijk.
Zonder te schrikken, boos te worden of woorden te
zoeken van smeekend overreden. Vreemd, zonder
ling, kil-onversohillig, alsof 't niet hem, maar een
ander betrof....
'Toen kwam 't. Meneer zou edelmodeig zijn. Weten
te apprecieeren den ijver, dien Helders betoond had,
te vinden, maar eindelijk stond hij dan in het goede
vertrek.
„Zoo, is u mijnheer Heydemann," luidde het be
scheid vrij onverschillig. „Ja, dan kan ik 'u niet
veel meer meedeelen dan u zelf reeds weet."
„Maar het heette toch, dat 'het geld, dat de be
wuste jongeman verspilde, mijn geld was?" zeide
Heydemann.
„Welke jongeman?" vroeg de rechter met het on
schuldigste gezicht;
„Die, over wien heden weer wat in de courant
staat, die van het handelshuis uit Breslau."
„Nu goed hiji heeft dat bewuste handelshuis
afgezet, dat kan toch niet uw geld zijn? En boven
dien al les wat'in decourant staat ban men niet
gdooven. Er heeft opk in'gestaan, dat de politie
den dader op het spoor wes. Hebt u dat isoma -'ook
als waarheid aangenomen?"
Heydemann zweeg. Dat was immers het bericht,
dat hij zelf aan de courant ter plaatsing had over
gegeven.
„Niet waar, dat bericht was valseh en u heeft dat
nog wel zelf aan de courant gebracht. Zulk cm
scherts, mijn beste mijnheer, moet men zich niet
veroorloven. De-politie had u zooieta wel eens kun
nen kwalijk nemen." tl
„Maar dat bericht van hedenmorgen," meende
Heydemann zeer terneergeslagen. „Daar staat maar
beslist, dat ik niet 'bestolen bon, maar dat ik mijn
geld verloren heb. Ik ik heb mijn geld niet ver
loren, want ik had het niet eens bij mij, toen «ik helt
.hotel verlaten heb."
1 „Hoor eens, mijlnheer.Heydemann, ik heb u al ge
zegd, dat alles wat in de eo'urant staat, niet steeds
waar behoeft te zijn. Dat weet u nu zelf reeds bij
ondervinding. Maar ik wil u wel zeggen, dat ik niet
van moening ben, dat u uw geld verloren hebt; ik
zoek nog steeds naar een oplossing ik vorsch nog
—'meer kan ik u heusch met zeggen. Is het uw tijd,
ik beloof u, u zult bericht ontvangen."
„Maar door het bericht wan hedenmorgen sta
ik als een leugenaar," riep Heydemann zuchtend.
„Ja, dat kan ik niet helpen, dan moet u zich maalr
bij de courant beklagen,"
En hiermee kon Heydemann verdwijnen.
Wat nu? Wat moest hij nu beginnen? Heyde-
eohoon hij zelf wel zou thegevvn, dnl 't in 1 «teren
tijd... Enfin, meneer begreep er alles van. Van het
voorschot was nog bij do vijfhonderd gulden te
verrekenen. Daar werd finaal eon streep doorge
huild. Die gal' meneer hem cadeau.
En patroon wachtte even, een woord van donk
verbeidend.
Maar Heldors bleef zwijgend luisteren. Wat pa
troon blijkbaar ietwat ergerde. Hij kon verder nog
drie maanden salaris krijgen. Dadolijk bij do kas
nitvangen. En hij behoefde; als'hij daaraan voor
keur gaf, niot meer 'te komen werken. Een getuig
schrift was ter dispositie...
„Ik dank u wel, meneer," zei Helders, opstaande.
„Kan ik je in 't een,of ander var» nut zijn," voeg-
do meneer or nog bij, „dan weet jo, Heldors, te
allen tijde..." i1 l'
Maar iiij was al weg.
Aan do toonbank, in zoo'n modern soort van „bar",
heeft hij, dien middag, leen stuk of wat borrels
gedronken. Iiij had geld op zak. De drank gaf ham
zonderlinge gedachten. Mij vergat al z'n misère. Liep
te neuriën over de straat.
Garolien mocht niets weten, Maar dat hoefde ook
niet. Hij ging nog een bar binnen. En .bestelde een
adresboek.
Zijn besluit stond vast. Indertijd had die neruchte
van vcW'ei srnunnig-gore zaakjes, ln«m eens aan
gesproken. Die was a'tijd op zoek naar „schipbreu
kelingen". Soms spartelden zij tegen. Ai e« stal kwa
men zij toch 'mot hangende 'pootjes bij hom... Hel
ders had hem verontwaardigd, zich hMeedigd
voelend over 't hem durven aanklampen toen
den rug toegewend. Maar de meneer van .de goiv-
zaakjes was niet teergevoelig. Was Helders blijven
groeten. Met joviaal handwuiven van: „Bonjour
amice, kom je nog niet?" Glimlachend vim: „och,
arme kerel, ik zie je toch gauw bij mi!..,"
Helders zocht, in het adresboek. Vond woonplaats
van joviale» meneer der gore. zaakjes. Dronk nog
een paar borrels. Pakte 'trammetje....
De meneer deed hem zelf open.
Zijn gelaat glansde en de sluwe oogjes schitterden
toen hij Helders zag staan.
„Heb ik 't niot voorzien," dacht MJ. Maar de me
neer riep allerhartelijkst uit:
„Wel, waarde heer, dat doet me genoegen. Kom
binnen. Kom binnenl..."
Zoowel de joviale meneer als zijn, employé Hel
ders waren, na eerst vluchtig vooronderzoek van '1
oplichting- en chantage-geva^ (een -zeer gecompli -
roerde historie... die heel wat uitpluifcerij kostte),
in arrest gesteld.
En 't was zeer. de vraag, of *men 'hen zou kunnen
veroordeelen,. Er moest, met groote moeite, nog al
meer bewijsmateriaal wobden bijeengebracht.
De advokaat, die Helders in het Huis van Bewa
ring bezocht en die iets, o, niet alles n,og«!,van
zijn levonsmisère kende, was vriendelijk en zacht-
wchvillend tegen hem.
Poogde den ingezonken, on,aandoenlijken man wat
op te richten, (moed te geven.
Zinspeelde op de mogelijkheid, dat de Rechtbank
hom voorloopig in vrijheid zou stellen, 't Was te pro
beer,en, Stuivertje op z'n kant. Advokaat verwachtte
een aandrang, een smeekbede, om dat te willen be
reiken.
Maa" hij vergiste 'zich. De in voor-arrest zittende
keek hem oven met zijn doffe, doodsche oogen jum.
Knikte, zooals hij. gedaan had toen de patroon hein
ontslag gaf, Dacht aan het grijnzende, nu en dan
krij8chonde idiote kind, dat nu na Garolion's (lood
was uitbesteed bij monschen, die als jhe't meisje
lastig was, striemendo tikken gaven op de misvormd*
altijd-griijpen,üe en graaiende.handjes....
MAITRE CORBEAU.'
IETS OVER DE VRIJWILLIGERS.
Men meldt van Duitsche zijde:
In Duitschland snelde in begin Augustus 1914 ieder
een Ie wapen die maar eon wapen kon dragon. liet
aantal vrijwilligers steeg reusachtig, met hot gevolg,
dat reeds na enkele dagen eon groot aantal regimen
ten békend maakten, dat zij wegens overcompleet geen
vrijwilligers meer konden aannemen. In alle sleden
krioelde het van vrijwilligers en met trots zeide men:
Wij. hebben honderdduizenden vrijwilligers. Geheele re
gimenten werden uit vrijwilligers samengesteld.
Maar spoedig bleek, dat een en ander ook vele na
doelen had. Toen de nieuwgevormde regimenten aan
het hront kwamen, gedroegen zij zich over het alge
meen schitterend maar zij haddon allen dezelfde
fout« de jongens waren te overmoedig en wilden maar
steeds er op los. Uit vrijwilligers kan men nu eenmaal
niet in enkele weken oudgedienden maken en de erva
ring kan niet bij de tegenwoordige wijze van oorlog
voeren door moed en doldrleslheidl «worden vervangen,
Rot duurde niet lang of de regimenten, die uitsluitend uit
vrijwilligers bestonden, werden ontbonden. Do soldaten
werden verdeeld over andere regimenten cn ingedeeld
tusschen oudgedienden; toen nu de bedaardheid en
ondervinding van de ouderen samengingen met dó
voortvarendheid der vrij'willigers, verkreeg men goede,
resultaten. 1
Intusschen kwam nog een andere fout van het vrij-
willigerswezen aan het licht. Toen later enkele lich
tingen werden opgeroepen, bleek spoedig, welke gaten
de vrijwilligers daarin gemaakt hadden en herhaaldelijk
mann was als 'meer 'bescheiden en verlegen men-
schen, stijfhoofdig, als zij eenmaal een plan hebben
opgevat. En voor leugenaar loopen, dat wilde hij
niet. Dus het besluit was weldra genomen, om naar
den redacteur te gaan van de Tageshote En liet
was nie4 zooveel later of hij stond weer in de'kamer
van den hoofdredacteur Schuitze.
„En is u niet dezelfde mijnheer -Heydemann, de
bestolen millionpair?" riep mijnheer Schuitze wat
ironisch.
„Jawel, maar geen millionnair," antwoordde Hey
demann.
„Brengt u mij soms nu weer een valsch bericht?"
vroeg mijnheer «Schuitze op scherpen toon.
„Vergeef mij, mijnheer," verontschuldigde Hey
demann zich, „ik dacht toen
„Wat u toen dacht is mij geheel onverschillig, u
hebt ons in elk geval een onaangenaamheid bereid.
Het was een leugen. Ik begrijp niet, wat u daaraan
had. Leugens kunnen u toch.n,ooit -helpen. Dat komt
spoedig genoeg uit."
„Ik kom vandaag over een ander onjuist bericht,'1'
zeide Heydemann.
„U?" vroeg Schuitze, „hoe zoo?"
„Ja, er staat in,'uw cofurant, dat ik het geld ver
loren -zou hebben," zeide Heydemann, '„en 'dat is
niet waar, en ik zeg u, dat het mij ontstolen is. En
u zult mij genoegen doen, dat te rectificeeron."
Mijnheer Schuitze was.daartoe niet te krijgen. De
leugen, die Heydemann hem eenmaal op den mouw
had gespeld, was er do oorzaak "van, dat hij hem
niet vertrouwde. Heydemann «'wees «'er den, redacteur
op dat deze tijding urm zeer onaangenaam kon zijn
bij èventuëele solb«"i'« lies en l ij moest tooh im
mers eten. I
„Was het dan uw gansohe rmogen, dat 'u ver
loren hebt?" vroeg Schuitze in een aanval van men-
schelijke nieuwsgierigheid.
„Alles, tot op den laatsten penning," antwoordde
Heydemann.
„En waarvan leeft u dan?"
Vóór Heydemann nog een antwoord had kunnen
geven, ratelde 'de telefoon en mijnheer Schuitze
stoof op het toestel toe. J
„Hallo! Ja! Tagesbota! Braa,d! W&ar? Houtmarkt-
straat 21 tf. Dank u."
was hot den autoriteiten nauwelijks mogelijk, vcr-
eischte aantal recrutesa te leveren. Er werd steeds meer
geklaagd, zoodat tenslotte do minister van ooiaog "xie-
paalde, dat het verboden was vrijwilligers nan ne
men van bepaalde lichtingen. Zoo inogen bijv. ihnui
uergens vrijwilligers worden aangenomen van de lich
tingen 1916, 1917 cn 1918. Hierbij geldt sleëhis éen'"
uitzondering m wol deze, dat uil dc betrokken lichtin
gen vrijwilligers als aspirant-officieren bij bepaalde da«r-
loe aangewezen regimenten en pfficierscursussen mogen
worden aangenomen. Do aannemiug en indeeling van
vrijwilligers boven den dienstplichtigen leeftijd ;s on
bepaald en zonder eenige beperking toegelaten. Vooral
in Zuid-Duitschlaucl hebben zich v«l" lieden als vrij
williger aangemeld, die reeds boven do 45 jaren zijn.
Hoe prijzenswaardig clit ook is. zoo zijn ook hier scha
duwzijden, Een goed soldaat, die tegen de vermoeienis
sen van een hedendaagschon oorlog" moet bestand zijn,
kan niet ouder dan 3ó jaar zijn. Personen boven de
45, hebben voor don strijd aan het front zeer weinig
waarde. „Daarentegen zijn deze vrijwilligers achter het
iront, op burcaux, in hospitalen enz. zeer goed te ge
bruiken, waardoor bovendien honderden beschikbaar
komen voor den frontdienst.
Na dezen oorlog zullen in Duitschland ongetwijfeld"
ook voor hel vnjwilligcrswezen ingrijpende wijjJigiJv-
gen worden tot stand gebracht.
PETRÜLEU M KAARTEN.
Het beste bewijs, dat, nu in Duiischland grooK pe-
tröleum-nood heerscht, is wel, dal de regeering beslo
ten heeft, de bondsstaten -to adviseeren, pelroleumkuar-
lon in te voeren ten ©inde- oen. evenredige vérd'ééling té
bevorderen.
Op hot oogehblik zou slechts eon vijlde yan de iu vre
destijd benoodigde hoeveelheid; petroleum ter besaluk-
üiïvg zijn.
BEDRIJF STOPGEZET.
Te Bothorn zijn. bijna alle fabrieken stopgezet, en
kele arbeiders, w.o. Nëdorlundsche, vorken nog in spin
nerijen en weverijen. Grondstoffe:, zijn nog in groeien
voorraad aanwezig, doch de regèwi ing heeft daarop-
beslag gelegd, De toestand aldaar wordt hoe langer
hoo ongunstiger. De prijzen der levensmiddelen stijgen
voortdurend en aan vele artikelen, o.a. petroleum, be
staat hóe Janger hoe incer behoeften, ofschoon door
usschenkomst van de regocring ir de grootste behoefte
wordt voorzien en door de fabrikanten nog wel steun
wordt verstrekt.
Dagelijks trekken Neder la ndschc families de grens
over om zich in TwentscJio plaatsen te vestigen. Velen
vinden werk op de textielfabrieken aldaar, terwijl meer
deren ander werk moeten aanpakken om in de be
hoefte van hun gezin te kunnen voorzien.
Voorloopag is geen verbetering in dozen toestand t«
verwachten. 1 i
SOLDATENAFSCHEID.
üiider de Streep in het Ildbjd. leze»» we:
In een van de Duitsche spoorwegstations, niet jm>o
heel ver achter het westelijk gevechtsi'ront, komi .een
trein binnenstuiven. Als gewoonlijk is oen der wagens
voorzien van hel. niet bepaald „waschecht." Duiteohe
opschrift: „Für Militörpersonen". Het zijn dc soldaten
die naar het front op weg zijn, en duar bijeengebracht
werden.
Zooals bij ons de boerenjongens met donker, hard
fluitend door hot bosch loopen. zoo zijn deze jonge,
stevige kerels wat al te luidruchtig.
Op het perron slaat een aardig uitziend meisje, van
een jaar of twintig; Knap gezichtje, bet figuurtje. Een
machincsohrijfstertje of een "eerste verkoopster in ren
grooten «winkel. Iets te goed gekleed voor haar stand
waarschijnlijk. Toch wel beschaafd, want in do hand
houdt zij oen in buigzaag leder gebonden boek.
Denkond den door haar gekozen trein te zien, doet
zij er eenige stappen iicou, toevallig juist in de rich
ting van d< "wagen met jong Solen ten volk
Aan roepen geen gebrek. „Nur bieiEw, Frituleiu!"
„Hier gicbrs noch Raum für Sie!"
Haar vergis?vng bemerkend, blijft zij blozend staan.
De grappen duren nog wat voort, maar verstommen
allengs, Dan roept oen jonge soldaal„Würr'en Sie
mir nach der Front sdireiben wollen, Friluhm?"
Even aarzelt zijl Dan, met hoog roode kleur stapt
zij dapper op: den wagen vol spotzieke jonge man
nen toe en zegt: „Ja, dus will ichl
De soldaat schrijft iels op oen papier, overhandig',
haar dit. Zij! knikt, legt het papier in haar boek en
gaat. mot eon wat bedrukt gezichtje, nu wat verderop,
op het perron staan wachten.
Met een blad vol ruikertjo vioohios komt kort dr.ar
op een jongen langs don trein. Dc zooeven bevoor
rechte koopt van zijn soldateuarmoedje oen tuiltje, en
zendt den iongen cr mede naar huur die „ihm gut
war" toe. Blozend neemt zij hot aan. Even wuift zij
er mode en verdwijnt dan tusschen do menigte.
Een oogenlilik later zet de trein zijn. reis voort,
dichter naar hel bloedige front.
DUUR BRUOD.
Ook in Engeland stijgt. <lo broodprijs. Maar Punch
bewaart er zijn humor bij: Klein meisje bij1 den bakker:
'n Brood, aisubliefl". „'I. Brood is vanochtend ten
Kalven stuiver opgeslagen". Het klein© meisje,0,
geeft u er dan maar ©én van gistcnon",
DUITSCHE EN OOSTENHIJKSCHE VERLIEZEN.
Uit STOCKHOLM, 21 October. Volgens het Svenska
Dagblad, welks Germanophiele neigingen bel- end zij'n,
zouden de Duitschers aan het Oostelijke front gedu
rende de maand September meer dan 300.000 mnn heb
ben verloren en do Oostenrijkers oh Hongaren meer
dan 250.000 man, «waarbij inbegrepen Is eon aantal
van 50.000 krijgsgevangen, maar niet het groote getal l_
dergenen dio aan ziekten gestorven zijh en van hen
die in de moerassen van P?:isk zijn omgekomen.
„Ji> is een groote i rand in de Tloutmarktstraat,"
zeide Schuitze tot zijn mederedacteurs en drukte
daarna op een electrisch belletje. Dadelijk'daarop
versoheen een'loopjongen.
„Mijnlv.er Weber moet komen," beval Schuitze.
De jongen verdween, maar kwam direct weer te
rug. Mijnheer Weber is er niet," rapporteerde hij.
„Wie is er dan anders in, de kamer van de be
richtgevers?"
„Niemand, mijnheer 'Schuitze. Alle heeren zijn
weg."
„Allen?"
„Jawel." 1
„Nu, dat. is 'ook wat moois. Allen weg. Ongeloof
lijk. Het gaat toch niet op, dat ze allemaal maar
wegloopen. Wie moet ik er nu heenzenden?"
Heydemann had 'in gespannen belangstelling ge
luisterd. Hij had ziel. -'«at teruggetrokken, zoodat
hij niet in den gezichte.wing var Schuitze stond. En
toen hij zag, dat Schuitze «in verlegenheid was, flitu-
te hem oen gedachte door het hoofd. Hier was mis
schien iets voor hem te verdienen. Zijn hart'ha
merde, zijn handen beefden, toen hij schuchter ruiox
voren 'rad en zich tot Schuitze wondde.
„Mag ik misschien vroeg hij wat angstig.
„Kan ik u misschien in dit geval van dienst zijn?"
„Wat? Is u daar nog?" riep Schuitze verwon
derd. ,.Fn u wilt neen, dat gaat niet."
„Maar waarom niot?" zeide Heydemann smoc-
kend. „Er is toch maar alleen .sprake vnn«naar den
brand te gaan' en daar wat over to melden? Dat kan
ik toch wel verdienen,"
„Verdienen," mopperde Schuitze, en na eon oogen
blikje nadenken: „Ja, het zou misbchten wel feüan.
Wat is u eigenlijk, wat hebt u uitgovoerd?"
„Ik h.eb in de filosophio gestudeerd," antwoordde
Heydemann met, eenige schaamte. I
„Zoo," antwoordde Schuitze verrast, „w>lnu, dan
kunt u het vel probeeren. Rijd «er'nu vlug hoen en
kom even vlug terug. Wannew het oen groote brand
is, tclcfoneeren. U begrijpt het wel. Vooruit
Houtmarkt straat 218."
„Ja," zeide Heydemann en hij whs re?d8 aan de
deur. En het doel van zijn komst geluid vergetend,
stormde Heydemann de trappen af naar buiten.
j Wordt vervolgd.