ScSiager Courant ZIJN VROUW. TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. FEUILLETON. VEEFOKKERIJ Gemengd Nieuws. Zaterdag 22 Januari 1916. 59ste Jaargang No. 5732. Londen, '2 Januari 1916. Alweer een nieuw jaar begonnen, en geen vrede, ells niet in het vooruitzicht, 't Is, alsof de men- ichen zich meer en meer aan den oorlogstoestand ;aan aanpassen. Zal het ten slotte misschien vreemd rijn, als de rust van vóór twee jaren is terugge keerd Ja, het moet vreemd zijn. Vreemd, dat je een irief kunt posten in Londen vóór kwart over 5 s middags, zoodat hij den volgenden morgen half 12 in Amsterdam bezorgd wordt. Vreemd, dat je em zoo lang kunt maken als je wilt, zonder een ermanend briefje van den Censor„Brieven wor- en vlugger doorgezonden als ze kort zijn, en dui- elijk geschreven." En wat is vlugger? Vlug be- eekent, als ik het wel heb, vier of vijf dagen. Een erjaarsbrief voor mijn zuster, waarin ik op vijf agen oponthoud had gerekend, met een vriendelijk erzoek aan den Censor er bij, om hem een beetje auw door te laten, was twee dagen over tijd nog iet gearriveerd, en de hemel weet of hij er nu is. Een brief aan ons gericht uit Holland, deed er elf dagen over, en de Censor had hem niet eens open gemaakt Een andere brief, uit Enschedé af komstig, maakte op een of andere geheimzinnige wijze eerst kennis met den Duitschen Censor, en daarna met zijn Engelschen collega. vreemd ook zal het wezen, dat je 's avonds kunt uitgaan in Londen, terwijl straten en winkels schit terend verlicht zijn. Thans zijn de trottoirbanden en de boomen wit geverfd, dat je zult weten, waar je over valt of waar je tegen aanbomt, als je na zonsondergang je huis verlaat. Nergens heb ik den tegenwoordigen toestand beter zien voorgesteld (met de noodige overdrijving natuurlijk) dan in PunchEen groote plaat, nagenoeg geheel donker. Een heer, knielend op den grond! een brandende lucifer in de hand, blijkbaar naar iets zoekend. Een politie-agent„Heeft u iets verloren, mijnheer r" Antwoord„Nee, dank je wel, ik zoek Leicester- square." (Een groot plein, zooals men weet, in het hartje van Londen.) Of een andere plaat, eveneens zoc goea als geheel zwart. Een oude dame roept een taxi aan. „Waar naar toe, juffrouw?' „Anderen kant van de straat, chaffeur." Vreemd ja, en in drie dagen zijn we er weer aan fewend. Mopperen we, omdat de tweede post op en bepaalden dag geen brief van huis gebracht heeft. Mopperen we omdat we niet meer op den Censor kunnen mopperen, en omdat we verjaars- brieven precies op tijd moeten oversturen, aange zien ze anders thuis op ons mopperen, ('t Komt er nu op geen paar dagen, schuif maar op den Cen sor. Familieleden, vrienden en bekenden, worden verzocht deze regels over te slaan.) En mopperen we omdat de straatlantaarn voor de deur een slecht kousje heeft. Neen. voor ons, gewone burgers, zal het niet zoo vreemd zijn, of het vreemde zal althans heel spoe dig weer gewoon zijn geworden. Maar over de honderdduizenden, die na een afwezigheid van maanden terugkeerd naar het vaderland, om plot seling een leven vol gevaren, een leven van altijd buiten zijn, een leven van discipline, vervangen te zien door een leven, zoo veilig als we dat gewend zijn in vredestijd, een huis- ofkantoorleven, waarin discipline weinig te zeggen heeft, voor al diegenen, dunkt me, moet het maanden duren, eer de nieuwe toestand weer als gewoon is geworden. Vreemd moet het ook zijn, voor de duizenden bij tienduizenden officieren, die twee jaar geleden niet wisten, aan welken kant een geweer kon schieten, die aan niets minder dachten, dan aan de mogelijk heid, dat zij, de sabel in de vuist, de troepen zouden aanvoeren >n den strijd, die twee jaar jaar geleden door tecier onopgemerkt werden voorbijgeloopen, en zich thans van links en rechts gegroet zien, en in kazerne, kamp en leger onvoorwaardelijk worden gehoorzaamd. Zoo vreemd als, wel, als de verande ring, die plaats greep, toen de burgerkleedij voor de uniform werd verwisseld. En die verandering was een groote. Op allerlei gebied natuurlijk, maar, om één heel klein onderdeel 9. Den volgenden morgen Werd er hij de dames een prachtig bouquei rozen, en tegen 'den middag ver schoon Ernst zelf Mamaatje ontving hem vriendelijk, maar wat terughoudend. Hij informeerde hoe de dames het feest bekomen was. „Dank u, heel goed," zeide de theatermoeder, „al leen mijn dochter is wat overspannen en laat zich verontschuldigen." i Hij was teleurgesteld, maar bielKl zich goed. Mamaatje zuchtte. „Is u ook niet geheel wel, men/rouw?" vroeg hij bezorgd. I f „Toch wel, maar ik moet het 'hoofd "boven wa ter houden,"* zeide zij wat bedrukt. Er is op het oogenblik veel bij ons noodig. Zoodra miin dochter een engagement heeft, moeten er costumes worden aangeschaft, dan helbfn wij ook nog geen versierse len, in het kort, men bpdft het oude hoofd vol. Ja. ja, u kunt dat gerust van 'mij aannemen. Het is niet alles theatermoeder te zijn." Hij glimlachte, doch hoorïfb wat verbaasd op, en hij hoorde tevens wat 'tusschen 'deze komische klachten onuitgesproken bleef. Spoedig daarop Vertrok hij. Maar hij ging niet naar buis, hij ging het café 'binnen tegenover de woning. Daar ging hij aan een raam zitten, achter een gordijn verborgen, en wachtte. Hij kwam zich voor a's een schoolknaap. Maar dat was hetzelfde, hij moest haar zien en spreken. Zoo wachtte hij meer 'dan een uur het was een ware marteling. Eindelijk kwam zij zij ging alleen uit. Toen zfi \er genoeg weg was, snelde hij haar pa, eerst op een eerbiedigen afstand. Prachtig, hij had geluk. Zij ging naar den Tier- garten Direct sloeg hij een zijweg in, opdat de ontmoe ting toevallig zou zijp en zoo trad hij haar vijf minuten later plotseling tegemoet. Zij schrok en werd geheel verward. „Ik bid om vergeving." groette hij vroolijk, „en ik verheeug mij, dat het u 'nu beter gaat." „Beter?" vroeg zij. „Nu, n evrouw uw moeder zeide toch Maar zij viel hem in de rede. „Zij heeft gelo gen," Hij werd rood. ,.0, u wilde mij niest ontvangen?" „Neen, ik wilde riet." Vragend, smeekend zag hij haar aap zoodat zij den blik moest afwenden. „Waarom wilde u niet?" smeekte hij. te. nemen, in het gesalueerd worden, ging ze ge paard met zeer onverwachte moeilijkheden. De bezwaren daaraan verbonden, voor den kersver- schen jongen tweede luitenant, werden eenigen tijd geleden heel aardig beschre/en in, als ik me niet vergis, „De Daily Mail." „Salueeren en gesalueerd worden," schreef een jong omciertje. pis niet zoo'n gemakkelijke kunst als de oningewijde denken, voor den gewonen soldaat is er niets aan. Die groet alles in Knaki wat een Sam Browne ceintuur draagt, maar voor den juist uitgebroede tweede luit. wemelt het van val strikken en struikelblokken." „Ik zal vertellen, wat mij overkwam, den eeïsten dag, toen mijn uniform verscheen, of liever, toen het grootste deel er van verscheen. Laarzen, sporen en pet kwamen verscheidene uren te laat, en of- schoqn ik een zeer vergeeflijke lust gevoelde om het eerste saluut te ontvangen, moest ik geduld oefenen. Want zelfs in deze democratische dagen is het niet comme il faut om rond te loopen in khaki zonder pet en laarzen. Eindelijk evenwel, kon ik me, volledig uitgedost, op straat begeven, maar tot miin groote spijt was in velden of wecen geen soldaat te bespeuren. De eerste die de verandering in mij bemerkte, was de juffrouw van de melkin richting, en haar groette ik, door mijn'pet af te nemen, een onvergeeflijk vergrijp in het leger. Op hetzelfde oogenblik ging het eerste werkelijke saluut bijna onopgemerkt voorbij, en een verward en haastig antwoord er op, werd opgevangen door een verbaasden politieagent, waarop ik in mijn ver warring mijn stok in de goot liet vallen. Een niet zeer waardig begin. Den volgenden dag, op de wandeling, kwam ik twee compagnies op marsch tegen. Een sergeant met een rooa gezicht, schreeuwende„Eyes right!" (kijkt naar rechts? Ik weet heusch niet, wat men in dat geval in 't Hollandsch zegt, als ik 't goed heb, zegt men heelemaal niets) en twee honderd paar oogen staarden mij strak aan, een wedergroet ver langend. Het was te laat om weg te kruipen. Wat moet ik doen? Den sergeant groeten, of de heele bende, of halt en front maken, tot dat ze allemaal voorbij waren? Bovendien rookte ik, en had mijn stok in de verkeerde hand. Ik zal het stilzwijgen maar bewaren over wat volgde. Maar al spoedig leerde ik. Een soldaat op een fiets draait plotseling zijn hoofd om, en gooit, om zoo te zeggen, een paar oogen naar je toe. Dat is een saluut. Een ca valer st hoadt plot ;eling zijn rechierarm stijf langs zijn zij. iJ.u is ook een soidaat, en moet, evenals het vorige, beantwoord worden. Maar er stonden me verrassingen te wachten. Een merkwaardige, en pijnlijke ontmoeting bracht aan het licht iets, wat ik tot dusver niet vermoed had, dat er namelijk raenschen zijn, die verwachten gesalueerd te worden door m ij. Het gebeurde buiten op een landweg, en werd gelukkig door niemand opgemerkt. Een oude heer in khaki, inet een rood gezicht, een grijze snor, en een paar kwade oogen staarde me strak aan, toen ik hem voorbij liep. In volkomen onschuld staarde ik terug. Officieren, voor zoover ik wist, negeerden elkaar of staarden elkaar aan. Ik zou spoedig beter weten. „Goeie morgen," zei de ouwe heer op een allès- benalve vriendelijke toon. „Goeie morgen," zei ik, zoo kort mogelijk, terug, en wou doorloopen, maar hij bleef staan, en fronste de wenkbrauwen onheilspellend. „Hoe lang is u in dienst, mijnheer?" grauwde hij me toe. „Ongeveer vier en twintiguur." „Lang genoeg om beter te weten," bromde hij, terwijl hij doornep. 't Was een brigade generaal. Dit geval bracht me tot nadenken, en dagen achtereen liep ik rond, zoekend naar sterretjes op armen en kroontjes op schouders. Bovendien ont dekte ik, dat er veeartsen zijn. die majoor zijn, geestelijken met den rang van kolonel, en dokters met dien van generaal. Eens had ik bijna een man gegroet, die op het punt stond mij een allersierlijkst saluut te brengen. Hij had een kroontje op zijn arm en droeg een Sam Browne, maar zijn jas was iets anders aan van een officier, 't Was een adjudant onderofficier. Een' andere moeilijkheid ontstaat in regenweer door het gebruik van regenjassen. Hoogere Offi cieren, majoors, kolonels enz., die er op gesteld zijn gegroet te worden, moesten liever uitgaan zpnder regenjas of thuisblijven, als het regent Want hoe kan je kroontjes ol sterretjes zien, als ze bedekt zijn? .Er zijn verschülende soorten saluten. Daar heb je „Omdat het doelloos was". „U stelt geen vertrouwen in mijn woorden". „Och. woest u toen verstandig en denkt u aan uw familie „Ik heb slechts een vrouw> onze echt is kinderloos". „.Maar u is getrouwd en dat is genoeg". Bevend keek hij haar aan. Dan huisterde hij, dicht bij haar komend: „Elke eehtvereemging is te verbreken, dat weet u toch wel". „Zwijg over zulke dingen, ik wil niet in een schan daal gewikkeld worden. „ik heb n lief, Mila". riep hij uit. „Jawel, hoe dikwijls hebt ge dat reeds tot een vrouw gezegd?" „Waar en waarachtig, zooals u, heb ik nooit iemand lief gehad". „Dat zijn maar mooie woorden". „ik zweer je het, Mila". Met brandende oogen keek hij .haar aan en toen z(j zijn blik zag, schrikte zij. Nn geloofde zij hem. „Mila, zeg mij één enkel woord, dat eene kleine woordje, dat mij hoop geeft", smeekte hij. Nu was zij toch verward en wist niet, wat erf zij zeggen zou. Hij echter smeekte verder. „Eén woord slechts, Mila éen enkel woord". „Mijn God, ik weet immers niet hoe ik het u zeggen moet". „Slechts een ia, een ja. dat ge mij lief hebt". Blozend staarde zij naar den grond. Toen stamelde zij„ik kaïji met, ik mag niet neen neen ik ken u nauwelijks vijf dagen". „Maar Mila!" smeekte hij. „Neen, nu niet, ineen, neen. Laat mij tijd tot na denken. Ik wil er over denken". Zij groette en wilde heengaan. Doch hij hield haar bij de hand vast. Laat mij gaan", gebood zij trotsch. Hij echter nield haar nog steviger vast en smeek te: „nog een ttninuut, Mila, slechts nog, maar een seconde. Zie je dan niet, hoe ik lijd zie je dan niet welk een kwelling mij verteert!? Ik heb voor de eer ste maal in mijn leven iemand lief, zoo lang ben jk blind en doof voor alle vrouwen voorbijgegaan, eerst nu weet ik waar de rechte rijkdom van het leven ligt. Ach, Mila, voelt ge dan niet, dat ik te gronde ga met dezen twijfel in het hart. Eén woord slechts, één enkel woord'. Toen staarde zij in zijn wilde, vonkelende oogen en een rilling liep haar langs den rug, een schrik zij werd bang voor zulk een laaiende nartstocht en vlug rukte zij zich los en liep weg. Bevend en tandenknarsend bleef hij staan. HOOFDSTUK 8. Weinige dagen na het groote feest, dat Ernst had gegeven, las Lusie in de leeszaal van het Kurhaus de Berliner Zeitung en daar vond zij het artikel, dat een uitvoerige schildering bevatte van het gebeurde. Met steeds stijgende belangstelling las zij verder en verder. Maar toen zij aan het gedeelte kwam dat sprak over het nieuwontdekte talent, waar de heerlijke stein het saluut van een man, die zijn hand aan den zijkant van zijn hoofd houdt met dè palm naar voren. Een zwaai met den stok is voldoend? sis vc?d*rcrrnf?t Lijnrecht daartegenover staan de prachtige"arm zwaai en het tegen elkander slaan van de hielen van de militaire politie, en het indrukwekkend saluut van de schildwacht, die het geweer presen teert Dje verdienen den besten wedergroet, dien ik tot mijn beschikking heb. In de laatste plaats" heb je de moeilijkheid van het beantwoorden van militaire saluten van soldaten in een drukke straat, bijv. tegen theetijd. Je kunt ze niet allen beantwoorden, en bovendien, bet is erg vermoeiend. Het beste, wat je doen kunt, is een officier van noogeren rang te leenen, een kapitein bijv., en dien de groeten te laten beant woorden. Maar dat gaati met altijd. Ook kun je tusschen twee colleea - in gaan loopen, en die voor je laten groeten, terwijl jezelf majestueus in 't mid den wandelt. En als je èr geen twee kunt vinden, loop je vlak langs den muur, en laat één coUega het werk doen aan je buitenkant. Daarmee eindigt het verhaal van de moeilijk heden, waarmee een piksplinternieuwe luitenant te worstelen heeft. De verteUer schijnt er nu lang zamerhand achter te zijn gekomen. Tot hij, na kor- teren of langeren tijd, laten we hopen, zeer kor ten, voor een nieuwe moeilijkheid zal komen te staan, bij het verwisselen van het militaire voor het burgercostuum. Zal hij dan niet iederen soldaat roet-verwachtende aankijken en onwillekeurig de e hand omhoog heffen bij het zien van kroontjes en sterretjes? De? Provinciale Commissie tot bevordering der eefokkerij in Noord-Holland heeft aan Z.Exc. den Min. van Landbouw het volgende werkplan van 1916 ingezonden. De Provinciale Commissie tot bevordering der veefokkerij in Noord-Holland gelet op letter c artikel 9 van het Reglement aangaande de onder steuning van Rijkswege van de Veefokkerij heeft de eer Uwe Excellentie onderstaand plan aan te bieden betreffende de besteding van de geiden voor 1916 ter beschikking der Commissie gesteld. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat nog niet vastgesteld kan worden het overschot op de toege kende premiên en bijdragen in 1915, zoodat alléén de bedragen der bijdragen genoemd kunnen wor den, 't aantal kan eerst wotden vastgesteld nadat de rekening over 1915 is opgemaakt. A. Omtrent het primeeren van stieren. De Commissie is voornemens op vijftien plaatsen vó rkeuringen en te Alkmaar een centrale keuring te houden. Slectits stieren met afstammingsbewijzen mogen ter keuring worden aangeboden. Op al deze keuringen zal de beoordeeling geschieden door de geheele Jury. Voor zoover de stieren volgens een Euntenstelsel beoordeeld worden, zal worden gevolgd et puntenstelsel door het Nederlandsch Rundvee- Stamboek vastgesteld. Tot de keuringen worden alleen zwartbonte runderen toegelaten, behalve in 't zuidelijk gedeelte waar ook raszuivere blaarkoppen voorgebracht mogen worden. Het ligt in de bedoeling de eenjarige stieren niet meer als tot dusverre volgens een puntenstelsel te beoordeelen. De ervaring heeft geleerd, dat een dergelijke beoordeeling tot veel teleurstelling aan leiding geeft De stieren van dien leeftijd kun nen nog zoo vergroeien. Vaak is 't voorgekomen dat op dien leeftijd geprimeerde stieren op twee jarigen leeftijd werden afgekeurd; zelfs eerste klasse stieren is dat overkomen, terwijl ook gevallen be kend zijn, dat tweejarige stieren werden geprimeerd, die als eenjarige waren afgekeurd. Het plan is nu de eenjarige stieren te splitsen in twee rubrieken: aangehouden en niet aangehouden stieren. De totale indruk en het bewijs van afstam ming zullen beslissen. Dè afstammingsbewijzen moeten vóór 1 Maart bij den secretaris der Commissie ingezonden worden. De aangehouden stieren mogen door de verschil lende fokvereenigingen worden gebruikt. Ten be wijze hunner goedkeuring bekomen zij een oormerk aan de eene zijde de letters N H en aan de andere zijde een nummer. Voor de eenjarige stieren worden geen premiên toegekend. De commissie is van oordeel, dat de primeeren van eenjarige stieren niet aan het doel beantwoordt, omdat de premiên niet zoo hoog gesteld kunnen worden, dat de buitenlandsche of binnenlandsche liefhebber daarin een bezwaar ziet om het dier te koopen. Om de beste stieren, waarvan men op grond van bouw en afstamming voor de verbetering van den veestapel veel verwachting koestert, in de provincie en schitterende schoonheid van Mila Perronis werd vermeld, en toen zij las, dat haar man, haar Ernst, als de ontdekker van dat talent gevierd werd, toen hield zij bevend en angstig op met lezen. Het blad in haar hand trilde, en hulpeloos keek zij rondom ziéh. Een gedachte, angstig en kwellend, steeg in haar op en dat benam baar baast den adem. Eindelijk vermande zij zich in zooverre, dat zij den bediende verzocht haar deze courant, die daar ai reeds eenige dagen had gelegen, te willen afstaan. Dan wilde zij daarmee zoo vlug zij kon, naar baar woning. Hier siöot zij zich in baar kamer op en las het slot van het artikel, eens en nog eens weer, totdat zij niet meer kon en in elkaar zakte. Toen Louise thuis kwam, klopte zij bij Lusie aan. maar eerst na herhaald en nog eens kloppen, werd de kamerdeur opengedaan. „Wat is cr toch gebeurd f' vroeg Louise ontsteld, ?toen zij haar schoonzuster zoo geheel buiten Zich zelf vond. Stom en stil reikte Luzie haar het blad over. Louise las .en las verder, steeds verder. Ook zij schrikte? maar zij toonde het niet. Angstig, stom, met vragende blikken, keek Luzie naar haar. Eindelijk zeide Louise schijnbaar luchtig: „nu ja, dat is een feest, zooals hij er al reeds zoo menig maal een heeft gegeven." Doch Luzie schudde ontkennend het hoofd: „o, neen. ik lees meer uit deze regels". „Meer? Ja, maar lief kind wat dan?" „Voelt ge werkelijk niets?" „Ik weet niet, wat of ge meent". „Het is deze zangeres aie mij ongerust maakt". Louise deed verontwaardigd. „Maar je denkt toch niet dat Ernst zijn plicht zal kunnen vergeten?" Weemoedig zweeg de jonge vrouw en drukte een doek voor haar gelaat. Toen trad Louise op haar toe en sprak vriendelijk en liefdevol tot haar. „Maak je toch geen onnutte zor gen, lief kind, je moet toch vertrouwen hebben in je man". Onder tranen zeide Luzie: „Ja, maar waarom schrijft hij mij dan nietl" „Lief kind, zijn zaken zullen hem zoo geheel in be slag nemen." ,)Voor de drie regels aan mij moest hij toch wel enkele oogenblikken kunnen vinden, tenminste als hij dat wilde „Doe hem geen onrecht Luzie, je weet niet wat of zakenmens enen al niet in hun hoofd hebben" „O, ik voel het maar al te goed. hij heeft mij niet meer lief dat is alles", riep de jonge vrouw uit. Louise poogde nog eenmaal haar te troosten, maar het was tevergeeisch en tenslotte gaf zij het op, omdat zij ook zelf begon te twijfelen.. Nog op denzelfden dag schreef Luzie aan Ernst, ver ried eehter met geen woord haar angst, maar smeekte om eenig teeken van leven. Maar er kwam niets. Een heele week wachtte zij. Er kwam geen bericht. Toen kon zij het niet langer uithouden. „Morgen ga ik naar huis", verklaarde zij zoo beslist, dat geen tegenspraak mogelijk was. Louise schrikte. „Maar kindje, je ziekte". te houden, acht de commissie het gewenscht deze aan te kooppn en onder beperkende bepalingen Deze zienswijze wordt gedeeld door de vereeni- Sng tot Ontwikkeling van den landbouw in Hol nes Noorderkwartier, die daarvoor een bedrag beschikbaar stelde. In overleg met genoemde ver- eeniging is een commissie aangewezen. Een van de voorwaarden van verkoop Ts, dat de kooper verplicht is den stier minstens drie jaar aan te houden. De verkoop heeft plaats ter centrale keu ring te Alkmaar. V oor bijdrage in mogelijke ver liezen is uitgetrokken f 10Ö0.— Aangezien het van groot belang is telken jare een overzicht te krijgen van den stand der fokkerij en om een goede gelegenheid te hebben zou voor vereenigingen als particulieren om geschikt man nelijk fokmateriaal te koopen en te verkoopen moet er naar gestreefd worden zooveel mogelijk de aan gehouden eenjarige stieren naar de centrale keuring te Alkmaar te krijgen. Middelen ter bereiking van dit doel worden over wogen. De primeering van tweejarige*en andere'stieren behoort te blijven. Vooral voor de oudere 9tieren dienen flinke premies beschikbaar gesteldfte wor den. Deze zullen geprimeerd woraen op hunne afstammelingen. Een drie- of vierjarige stier, waarvan 'niet een voldoend aantal afstammelingenfgetoond kan wor den, dient van primeering te worden uitgesloten. Als voorwaarde wordt gesteld, dat zooveel moge lijk alle afstammelingen van de voor primeering aangeboden stieren, voor zooverre*inJdeJprovincie aanwezig, worden gezien. Aan alle tweejarige of oudere stieren, die tot de centrale keuring worden toegelaten wordt een pre mie van vijf-en-twintig gulden toegekend. Ter cen trale keuring dingen zij naar de volgende verhoo gingen: voor tweejarige stieren van f50, voor driejarige met afstammelingen van f 175, voor vier jarige en oudere met afstammelingen van f 325. De driejarige en oudere stieren moeten ter cen trale keuring verschijnen met minstens tien afstam melingen. Aan tweejarige of oudere stieren wordt de premie alléén uitgekeerd, wanneer zij't volgend jaar weder ter centiale keuring voorgebracht worden. Aan de toekenning der premiên zhn de volgende voorwaarden verbonden: De stieren moeten tegen een maximum dekgeld van f 20 per koe in de provincie N.-Holland beschik baar zijn. De eigenaren moeten deklijsten bijhouden en deze voor .15 Januari 1917 bij den secretaris inleveren. Voor 't zuidelijk gedeelte van N.-Holland waar nog weinig aan rt veefókken gedaan wordt, worden voor stierenvereenigingen, wier reglement door deze commissie worden goedgekeurd en die aan- fehouden stieren behooren te gebruiken, bijdragen eschikbaar gesteld. B. Bijdragen in de kosten van vereenigingen, die zich verbetering van den veestapel ten doel stellen. Door dertig fokvereenigingen is subsidie aange vraagd. De pasopgerichte en slechts twee jaar bestaan hebbende vereenigingen ontvangen een subsidie tot de „helft der uitgaven van de kosten van melk- onderzoek en administratie met een maximum van twee honderd en vijftig gulden. De oudere veree nigingen ieder f 100. Aan den Provincialen Bond van Rundveefokver- eenigingen wordt voor de uitgifte van het Centraal Register drie honderd gulden toegestaan. De commissie is overtuigd, dat de uitgifte van het Centraal Register veel bijdragen kan tot de ontwikkeling der veefokkers, omdat zij daarin kun nen vinden de afstamming van de ingeschreven dieren met het geheele keuringsrapport en voor de bestudeering der bloedlijneu en waarde voüe gege vens in zullen aantreffen. De waarde van het Cen traal Register wordt steeds grooter omdat tegen woordig aUe dieren met afstamming, eigendom der leden van fokvereenigingen, worden geregistreerd. Met de contróle op de werking der vereenigingen is een Inspecteur belast, onder diens werkzaam heden behooren: 't nagaan of de monstername en het melkonderzoek der voor proef melken, toege laten koeien met de noodige accuratesse geschiedt, terwijl het keuren der fokdieren voor opname in de fokregisters in overleg met hem gebeurt. Ontvluchting van krijgsgevangenen. Den laatsten tijd gaat er nagenoeg geen week voorbij, of er komen ontvluchtte krijgsgevangenen „Ik word hier nog ellendiger". „Je kunt je kuur hier toen niet afbreken". „Zeg wat je wilt ik ga toch. Ik moet zekerheid hebben, dit nopen en vreezen brengt mij de dood doen zag Louise in, dat eik woord tevergeefs was en gaf toe. Den anderen dag vertrokken zij. Ernst was als razend. Sedert hij van Mila weer zulk een besliste weigering had gekregen, liep hij ais een mensen zonder nooid rond. Niels op de wereld meer nad zijn belangstelling, bij dacht alleen aan baar aan haar alleen! Tweemaal reeds was hij adn haar woning geweest, beide malen bad mamaatje hem ont vangen en hem, zooais gewoonlijk, een klaaglied voor gezongen. Van iViiLa was niets te zien. „Zij is niet heel wei", verontschuldigde de oude. ui Ernst wilde of niet, hij moest daarmee tevreden zijn. Maar toch gaf hij de hoop niet op, want hij kon nog met daaraan geiooven, dat een meisje hem wer- aeujk op den duur zou kunnen weerstaan. Ook schreef hij haar eenige malen en stuurde haar de neeriijkste bloemen, maai' bet was alles tevergeeisch en er kwam geen antwoord. Dan pakte hem een. razende begeerte aan naar haar en urenlang zat hü in een café aan den overkant van naar buis op de loer, maar ook dat was tevergeeisch. hij zag haar niet. Vertwijfeld liep hij rond en wjst geen raad meer. En dagelijks groeide zijn- hartstocht voor haar en dage lijks drong het besef meer en meer tot hein door, nat hij dezen hartstocht geen meester zou kunnen blij ven. Hij zat met gebalde vuisten en dacht na hoe hij uit dezen toestand zou kunnen worden verlost. Ach, als hij n.u vrij was geweest. Dan kon .hij Mila kort en bond aanbieden en dan zou zij ook Depaald geen neen gezegd hebben. Maar nu, nu hij niet vrij was, meed zij hem. Dit alles was hem zonneklaar. O, die ketting, ^ie vergulden ketting, die hem aan die andere vrouw verbond. En vertwijfeld, verbitterd, liep hij rond, met tegenzin in alles, zijn leven vervloekend. Op een dag dat hij van zijn zaak thuis kwam, vond hij zijn vrouw en zijn zuster tbuis, die zoo juist van het station waren aangekomen.. Hij was eerst zoo ver rast, dat hg geen woord ter begroeting kon vinden. Eerst toen Luzie hem met een mat lachje de hand toe stak, eerst toen dwong hij zichzelf tot een groet. „Waarom kom je zoo plotseling terug?" vroeg hij met moeite onderdrukte scherpte. Stil en goed antwoordde zijn vrouw: ,.ik had geen rust meer". Met gefronst voorhoofd keek hij haar aan. „Maar men begint toch geen kuur om haar om de een of andere luim plotseling weer op te geven". „Het was geen luim, Ernst". „Anders kan ik het niet noemen, want ik zie ab soluut geen verstandige reden voor je plotselingen terug keer". Bevend en het weenen nabij, stond zij voor hem en keek hem met vragenden blik aan. Toen werd het hem heel onaangenaam te moede

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 5