AlïiiceiNiens-
Adïertentif,- Laiital
Uil,
VLECHTEN
J. STUURMAN. Kaïer
In de rotsspleet.
W0ENSDA6 9 FEBRUARI 1H6.
^9stf? J iar q a n g. 5742
Uitgevers TRAPMAN Co.
Staatsloterij.
Ingezonden Stukken.
Groote collectie
vanaf f 3.
FEUILLETON.
1.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGER
Uit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
en ADVERTENTIEN
SCHAGEM, LAAN D 5. - Int. Teleph. No. 20.
Prijs per 3 maanden f085; per post f 1.-. Losse nummers 5 reut
A DV HKTENTU.ft van 1 tot regels met inbegip van fewijeno.
t 0.35, iedere reeel meer 6 et. Groote lett worden naar plaatsr berek
Trekking van Dinsdag 8 Februari.
5e Klasse. 14e Lijst
No. 7714 f 25000.
Nos. 7735 10768 20464 elk f 1000.
Nos. 52 7977 11320 12734 20206 elk f 400
Nos. 8679 11578 17926 18581 20980 elk f 200
Nos. 2023 3671 6657 8348 12017 12090 13098 13434
13742 15794 17161 elk f 100.
Prijzen van f 70.
3 56 65 113 310 370 375
392 443 456 782 812 906 1070
1151 1192 1267 1433 1550 1665 1722
1749 1776 1936 1963 2005 2117 2119
2187 2232 2318 2528 2684 2841 2913
3196 3209 3269 3330 3338 3460 3524
3677 3681 3730 3744 3799 3820 3876
4019 4072 4332 4394 4425 4437 4468
4514 4615 4679 4910 4970 5028 5095
5096 5289 5343 5352 5480 5482 5487
5550 5737 5784 5871 5876 6006 6067
6137 6154 6167 6182 6306 6340 6351
6448 6475 6501 6837 6892 6980 7014
7086 7193 7293 7319 7371 7409 7510
7584 7588 7652 7691 7818 7830 7918
7962 8020 8490 8517 8612 8661 8709
8725 8831 8868 8945 8946 8967 8979
9128 9218 9271 9313 9332 9503 9510
9522 9709 9772 9785 9858 9864
10059 10115 10120 10156 10290 10527 10551
10631 10697 10712 10741 10791 10808 10852
10914 10953 11123 —193 -311 -432 11497
11507 11532 11546 11564 11717 11753 -826
11864 11945 11979 12217 12234 12235 12310
12576 12627 12639 12773 12814 12916 12951
13174 13214 13314 13331 -353 -388 13439
13493 13505 13509 13543 13799 13846 13912
14000 14117 14136 14238 14242 14501 14585
14623 14655 14686 14720 14782 14785 14918
15112 15114 15163 15369 15423 15426 15505
15833 15856 15886 16095 16113 16142 16165
16223 16466 16472 16615 16673 16707 16739
16759. 16797 16813 16877 16879 16970 17268
17426 17436 17458 17516 17518 17575 17678
17681 17759 17786 17819 17848 17966 18101
18134 18146 18181 18191 18195 18350 18457
18549 18635 18703 18821 19106 19113 19144
19209 19222 19276 19494 19700 19731 19753
19834 19849 19877 19995 20213 20242 20303
20343 20377 20558 20565 20666 20676 20888
20905 20909 20910 20924 20965 20968 20987
20990
Wieringen, 7 Febr. 1916.
Geachte Redactie!
Onder het motto „niet zoo overdrijven", zij het mij
vergund, u ten derde male. en. naar ik hoop voor het
laatst, alsnog eene kleine plaatsruimte in uw blad
te mogen vragen.
Ik had gehoopt, 't er thans bij te kunnen laten,
maar het naschrift, betreffende de klaverzaad-machine
van den heer Jm. Blaauboer, noopt mij er nu toe.
uwen verslaggever uit Anna Paulowna andermaal be
leefd te vragen, mij toch eens aan te wijzen de plaats,
waar deze machine op .Wieringen zou zijn te vinden.
Ook wat dit betreft, is 't vooralsnog mijne vaste over
tuiging, dit evenzoo op „een groot misverstand" zal
blijken te berusten, en waarom?
Wel,, om de eenvoudige reden, dat indien eene der
gelijke zaak werkelijk in onderzoek was bij de Rijks
politie, dit onderzoek ter dezer plaatse toch verder wel
aan onze politie zou zijn opgedragen, hetgeen tot heden
niet het geval is, daar ambtelijk hieromtrent niet het
geringste ter onzer kennis is gekomen.
Mocht uw verslaggever mij ten deze ook geen na
dere gegevens kunnen verstrekken, zullen we 't er dus
maar voor houden, ook dit berichtje niet anders Is
dan laster en verdachtmaking, „niets meer en niets min
der".
Ten slotte spreek ik den wensch uit, dat onze ge
meente in het vervolg van dergelijke verdachtmakingen
verschoond moge blijven.
Ik meen er van overtuigd te zijn, dat onze bevol
king dusdanige beschuldigingen niet verdient, en zal
mij dan ook tegen iets dergelijks met kracht blijven
terzetten.
Met beleefden dank voor de opname,
De Burgemeester van Wieringen,
A PF.EREBOOM.
Uw verslaggever neemt er met genoegen nota van,
dat de heer Peereboom na de nader gegeven explicatie
als zijne overtuiging uitspreekt, dat een misverstand
aangaande het eerste bericht heeft plaats gehad. Het is
echter onmogelijk, dat Z.E.A. mij in het naschrift op
nieuw misverstaan kan hebben. Immers, daarin
werd hem gewezen op de rijkspolitie, terwijl daarenbo
ven da naam genoemd werd van een persoon, die
als welgesteld en een zeer geacht ingezetene van Anna
Paulowna bekend staat. Deze pertinente aanwij
zingen moeten toch stellig het Hoofd der politie te
W ieringen voldoende zijn, om zelf een volledig onder
zoek in te stellen. Waarom wenscht hij van mij veld
wachtersdiensten, van iemand, dien hij nota-benè in
staat acht tot laster en verdachtmaking? Dit hrusk op
treden heeft de welwillendheid mijnerzijds doen op
houden. en daar den heer Peereboom stelliger ge
gevens in handen zijn gelegd, is het aan hem ter beoor-
aeeling, of hij het den aangewezen weg acht. den uit
slag van zijn onderzoek in eene courant te openbaren.
UW VERSLAGGEVER.
Schagerbrug, 8 Februari 1916.
Geachte Redactie!
Uw blad van heden bericht ons, dat de collecte, ge
houden in de Zijpe door een commissie juit de af-
deeling der Holl. Mij. van Landbouw, f 2531.25 heeft
opgebracht en vermeldt daarbij dat zij is gehouden
ten bate van de Watersnoodcommissie. Toevallig stelde
iemand mij hedenmiddag het nummer ter hand van
het Nederl. JLandbouwweokblad van 5 Februari met
de vraag, waarvoor eigenlijk gecollecteerd was. Daarin
toch staat, officieel, het verzoek gericht aan „de besturen
onzer landbouworganisaties", de voor den watersnood
verzamelde gelden af te dragen aan het bestuur van
het Nederl. Landbouwcomité, dat „zal zorg dragen, dat
de gelden worden besteed in overeenstemming met het
doel, waarvoor zij gegeven zijn". Ik moest bekennen,
dit ook niet goed te begrijpen. Ik, en zeker menige
met mij, meende mijne bijdrage gegeven te hebben voor
de Algemeene Watersnoodcommissie te Amsterdam, het
eenige lichaam dat ten deze geroepen is gelden te „be
steden". Het genoemd bestuur zou ze hoogstens kun
nen verzamelen en doorzenden. Maar waartoe die "dub
bele moeite? Onjuist toch zou het zijn te doen alsof
(gelijk in no. 5 van hetzelfde blad werd gezegd) geld,
ingezameld op de wijze zooals in de Zijpe geschiedde
„door den Landbouw rechtstreeks wordt samengebracht".
Daaraan hebben alle catcgoriën van burgers bijgedragen,
en velen zeker niet met de bedoeling, dat het alleen
aan den landbouwer ten goede zal komen.
LAGEZIJDE B 50,
SCHAGEN.
In de eetzaal van het hotel de Jonkvrouw in Inter
laken, was de leeraar Doctor Adolf Bakirens juist vain
Elan met alle behagen zijn maal te verorberen, nu
ij de zorgenballast des levens eens voor een poos-e
zich van ae schouders had geduwd. Terwijl hij ziah
heel «nstig bezig hield met de bestudeering van het
menue. verschenen zijn. regelmatige talelgenootón, ren
tenier Dahlmann en zijn edhtganoote. maar niet zooals
gewoonlijk alleen, maar in gezelschap van een knappe,
jonge dame. bij wier verschijning de bruine wangen
van den jongen leeraar zich met een donkeren blo6
kleurden.
En vreemd ook die jonge dame. een statige blon
dine, met vergeet-mij-niet-oogen, gloeide als een roos,
toen zij den beleefd buigenden doctor zag.
„Wij hebben vandaag nog een tafelgenoot meege
bracht. béste doator". babbelde mevrouw Dahlmann.
„bovendien een stadgenoote van u. Doctor Behrens
juffrouw Rohr. Klaar u kent elkaar immers?"
Behrens wilde deze vraag juist bevestigen, toen
de jonge dame hem met een stijf: neen! voor was.
Geërgerd ging Behrens zitten en beet zich op de lip
pen en giing zwijgend met de bestudeering van het
menue voort. Maar het genot vajn zijn reis was hem
voor het oogenhlik totaal bedorven.
Nog noodt was het onderhoud zoo vervelend ge
weest als nu. Het echtpaar Dahlmann moest uitslui
tend daarvoor zorgen. De doctor zoowel als Elfce
Rohr antwoordden zeer kortaf en gedwongen en ont
wijk ten alle tot hen gerichte vragen en opmerkingen
en gèen van beiden lichtte het woord tot de andere.
Dadelijk na den geëindigden maaltijd stond Elise op,
die nauwelijks het eten had aangeroerd.
„Wat. wil je nu. al heengaan, Elise?" vroeg me
vrouw Dahlmann verwonderd.
„Ik heb nog het een en ander in mijn kamer te
doen", antwoordde het jonge meisje haastig. „Gister
avond kwam ik eerst laat aan en vandaag vond ik
nog geen tijd
.>-Maar heeft dat dan werkelijk zulk een haast lief
kind
„Ik voel mij dan meer thuis".
„Nu. zooals je wilt je komt dan met de koffie
zeker weer beneden?"
„Dat weet ik niet ik heb ook een weinig hoofd-
P'J.?.-. °en 331,1 <he berglucht nog niet gewend".
cij knikte haar bekenden vriendelijk toe, maakte
voï, ^en beleefde buigjing en verdween.
^Wat scheelde haar todh? Zij is ais omgedraaid".
Eenige opheldering schijnt hier wel gewen scht, waar
men verneemt, dat de opbrengst der collecte alhier
nog niet aan de Algemeene Vereenigde Watersnoodcom
missie is overgemaakt.
Met dank voor de verleende plaatsruimte,
,Uw dn..
INWONER VAN ZIJPE
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 8 Februari 1916.
Uitspraken
L. Bijl, Oudorp. vernieling^ 14 dagen gevangenisstraf
A. de Vries, Andijk, erfvredebreuk en huisvredebreuk,
1 mnid. gev.
D. Kooiman, Andijk, idem, 6 weken gev.
S. Burger, Andijk, idem, 1 mnd. gev.
J. Waterman, Hoorn, wederspann., 1 mnd. gev.
H. Bergsma, Enkhuizen, .hef trachten te verkoopen
var ëfn gevonden voorwerp, f 15 of 5 d. h.
M. E. Lamëus, Helder, huisvrouw Zuring, valsche
aangifte. J. week gev. (voorwaardelijke veroordeeling).
W. Kooiman (gesloten deuren) 6 mnd. (voorwaardelijk)
J. Dost, 6 mDd., voorwaardelijk.
G. M. v. Os, Helder, beleediging in geschrifte, f 7
of 7 d. h.
J. Slooten, Z.- en N.-Schermer, mish., 3 mnd. gev.
UIT LANDSMEER.
Men schrijft d.d. Dinsdag:
Tengevolge van den Noordwesten wind werd Tjet
water in de Zuiderzee hoog opgedreven en steeg het
dientengevolge in onze polders in den loop van den dag
ongeveer 20 c.M. Geheel Landsmeer, uitgezonderd een
klein gedeelte om de kerk, staat thans weer onder
water
DIEFSTAL VAN BANKPAPIER.
Gistermiddag liepen te Leiden een tweetal jongens
van 11 en 13 jaar, de gebroeders Van Loo^ .met bank
papier langs de straat. De politie hield de jongens aan
en toen bleek dat zij net gestolen hadden. Ze waren
in een onbewaakt oogenblik binnengedrongen in het
kantoor der firma Gijzenij en Zn., handelaren in lompen
aan de Oudevest aldaar en waar een bedrag van ruim
f 2300 aan 'bankpapier bleek ontvreemd.
De knapen, die blijkbaar de groote waarde van het
gestolene niet beseften, hebben niet lang er van in
het bezit kunnen blijven. Ze hadden er nog niets van
gebruikt, omdat ze geen bankpapier durfden wisselen.
MINISTER VAN FINANCIËN.
Het Nederl. Correspondentiebureau meldt aan de
Ni R. Ct.:
Naar wij kunnen mededeelen, is benoemd tot minis
ter van financiën mr. dr. A. Gijn, thesaurier-generaal
aan het departement van financiën. Naar Wij verne
men wordt de afdeeling arbeidersverzekering overge
bracht naar het departement van waterstaat.
De njeuw-benoemde minister van financiëïL, mr. dr.
Anton van Gijn, wiens benoeming hedenavond in de
Staatscourant zal verschijnen, werd 17 Sept. 18b6 te
Dordrecht geboren. Na. aldaar het gymnasium te heb
ben bezocht, volbracht hij zijn studiën aan de univer
siteit te Leiden, waar bij in Mei 1892 promoveerde»
tot doctor in de staatswetenschap op een proefschrift
Over de Herziening van de Belasjjng op ongebouwde
eigendommen en als doctor in de rechtswetenschap op
stellingen. Met Ingang van 1 Januari 1893 werd hq
benoemd tot adjunct-commies ter provinciale griffie van
Zuid-Holland, waar hij gedurende 10 jaar werkzaam
I bleef, achtereenvolgens als commies en als hoofdcom-
1 mies in verschillende afdeelingen. Vervolgens werd bij
I secretaris van het Rijks-woning-college en secretaris van
de Haagsche gezondheidscommissie. 1 October 1905
werd hij beDoemd/tot administrateur van de generale
Thesaurie van het ministerie van financiën, siniL J'.
met den titel van thesaurier-generaal. In "1911 werd hij
gekozen tot lid van de Provinciale Staten yan Zuid-Hol
land voor 's-Gravenhage, welk ambt hij to; heden heeft
vervuld.
Mr. Van Gijn was eanrankëhjk lid van de vrijzin
nig-democratische partij, doch -iodS 1910 liid van de
Liberale Unie. Met. mr. Kerdijk was hij de oprichter
van Ons Huis, de bekende Toynbee-Vereeniging te
s-Gravenhage.
Ook bewoog de heer Van Gijn zich op het gebied
van de drankbestrijding en nam hij een werkzaam
aandeel in een onderzoek naar de werking van de
banken van Jeening door de bekende Nuts-commissie,
welke den stoot heeft gegeven tot de oprichting van
de Vereeniging tot bestrijding van dien Woeker, waar
van hij ondervoorzitter is. Op economisch gebied ver
schenen verschillende artikelen van zijn hand in onder
scheidene tijdschriften o.a. in De Economist, van welker
redactie hij sinds 1900 deel uitmaakt.
Gelijk men weet, werd mr. Van Gijn bij het op
treden van het kabinet-Cort van der Linden reeds
uitgenoodigd, daarin zitting te nemen, doch meende
hij toen daarvoor te moeten bedanken.
Waarschijnlijk zal hij reeds heden het beheer van
het departement van financiën tiit handen van zijn
voorganger overnemen, na door H. M. de Kofiingin te
zijn beëedigd.
Op goede gronden kan nog vermeld worden, dat
de minister van waterstaat, dr. Lely, bet allereerst
de voorziening in de ouderdomsrente zal ter hand
nemen.
KOLBBTO.
Dinsdag werden te Kolhorn de verkiezingen van 4
Hoofdingelanden voor den polder Waard en Groet ge
houden.
Ie. Wegens periodieke aftreding. Herkozen dB hee-
1 ren N. Loder te Ginneken en A. J. T. Geertsema te
Kolhorn.
2e. Vacature wijlen den heer H. Waiboer Az. Ge
kozen de heer A. J. Waiboer Hz. te Beemster.
3e. Vacature wegens benoeming van den heer P.
Kistemaker Sr. tot Heemraad. Gekozen de heer K.
Breebaart Dz., Burgemeester van Barsingarhorn.
„SEQUAH". f
„Sequah", de indertijd befaamde kwakzalver, die, naar
men zegt, een groot vermogen verdiend en weder ver
spild heeft, fls onlangs doodarm in een hospitaal te
Johannesburg op 72-jarigen leeftijd gestorven.
NOORDSCHARWOUDE
In het lokaal van dan heer J. de Bakker te Nooid-
scharwoude werd het tweed» gedeelte der kolf- en
biljartmatch gespeeld tusschen de Sociëteiten te Noord-
scharwoude en Heerhugowaard. Hierbij waren de uit
slagen als volgt:
bromde de rentenier geërgerd. Voorheen was rij de
overmoed en vroolijkheid zeif. En u ook doctor, ge
droeg u vandaag, als had! ge uw heele leven nog geen
jonge dame ontmoet. En ,u is nog wel leeraar aan een
hoogere burgerschool van meisjes. Wat beteekent dat
nu wel allemaal?"
„Ik dacht bovendien, dat u elkaar kendet en het
stadje Braunschwedg is to<h geen Berlijn", riep me
vrouw Dahlmann hoofdschuddend uit. „Hoe heb ik het
er nu mee? Natuurlijk, Elise is toch bij u op school
geweest. Dat kan hoogstens drie of vier jaar geleden
zijn."
„Dat is zoo!" antwoordde doctor Behrens verlegen
lachend.
„Maar u zeidet toch
„Pardon ik niet. Juffrouw Rohr zedde dat zij
mij met kende".
„Nu ja, dan was het zoo. Maar dat verraadt toch
weinig eerbied voor een vroegeren leeraar. Hebt u
dan wel eens iets met haar gehad?"
„Is u familie van juffrouw Elise?" vroeg de leeraar
voorzichtig.
„Familie, neen, het is de dochter van een oud
vriend van mijn man", berichtte mevrouw Dahimanin.
„Wij hebben beloofd haar hier onder onze bescher
ming te nemen, en verheugden er reeds op, dat we
met ons vieren een aardig gezellig clubje zouden kun
nen vormen en nu zijn onze plannen zoo maar
in duigen gevallen".
„Zoovar ik daarbij betrokken ben, zeker", bevestig
de de leeraar niet zonder een betuiging van spijt daar
aan toe te voegen, ofschoon ik geen sahuld aan onze
vijandschap draag, ik heb niemendal legen do juffrouw,
deze tegenzin komt alleen Van haar kant", voegde
hij er aan toe. „U hebt volkomen gelijk. Elise Rohr
was mijn leerlinge in de hoogste klasse. Zij was toen
tusschen de vijftien en zestien jaar oud, vlijtig, intel
ligent en ook goed van hart en karakter, ofschoon, wel
wat overmoedig. En ook het geduld van een geplaagd en
leeraar heeft zijn grenzen. Ik mag wel zeggen, het is
gemakkelijker met vijftig jongens klaar te komen, dan
met twintig jonge dames van denzelfden leeftijd- Deze
bakvischje6 voelen zich reeds zoo, zij denken dat zij da
mes zijn, zij verlangen van een leeraar de noodige galan
terie en willen al ae voorrechten die een man als van
zelf den dames brengt. Daarbij zijn zij uiterst gevoelig
en even gloeiend in naar bewondering, verstaan zij het
ook te haten. Jammer genoeg in den regel even on
gemotiveerd. zoodat men even gemakkelijk haar sym
pathie verwerft, alsdat men ze weer verspeeld. Kort
en goed, juffrouwElise toonde zich op een zekeren
dag dermate overmoedig, dat ik haar verzocht haar
vroolijkheid wat te temperen tot aan het einde van
het onderwijs. Trotsch wierp zij het hoofd in den
nek, spitste den mond tot een geringschattende opmer
king. die zij echter voorzichtig achterwege hield. Maar
zij leunde parmantig op haar plaats achterover en liet
verder alles, zonder eenige attentie te toonem, aan haar
voorbij gaan. Ik richtte velschillende vragen tot haar,
maar zij achtte het niet dei- moeite waard om er op
te antwoorden. „U wilt mij blijkbaar geen antwoord
geven?" vroeg ik haar. „Neen" kwam het trotsch en
scherp uit haar mond. Toen kon ik mijn boosheid
niet langer meester blijven. „Gij moest u schamen om
uw leeraar zoo te behandelen. Ik ben ervan overtuigd
dat wanneer uw moeder getuige was van uw hou
ding zq u de tuchtiging zou geven die u toekomt. Gaat
u maar naar huis".
Deze strenge maar verdiende straf is het, die jde
jonge dame mij nooit heeft kunnen vergeven. Zij ver
waardigde mij sedert dat oogenblik niet meer met
één enkelen blik, en daar zij mij nauwelijks antwoord
de. alsook groette, heb ik dat dan ook heel spoedig maar
achterwege gelaten".
„Dat was niet aardig van Elise", merkte mevrouw
Dahlmann op. „Dat zij een klein trotskopje is, weet
ik, maar zooveel stijfhoofdigheid in een zaak waarbij
zij toch waarlijk het onrecht aan haar zijde had, had
ik niet van haar verwacht. Zij is anders om den vinger
te wikkelen. Ik zal er eens met haar over praten',
„Doet u dat maar niet", protesteerde ijverig de
leeraar. Zij behoeft niet te ervaren, dat ik u dit voor
val heb meegedeeld. Het zou de kloof tusschen ons
maar slechts verwijden en dat zou ik toch niet wil
len".
Doctor Behrens had er pog aan kunnein toevoegen,
dat hq in zijn binnenste juist het tegendeel verlangde
en dat hij een warme belangstelling voor het meisje
gevoelde en de gelegenheid piet vreugde zou begroe
ten, waarin hq wat nauwer tot haar in betrekking
zou kunnen komen. Juist die soene in de school haa
zijn opmerkzaamheid nog meer op Elise gevestigd en
zijn gevoelens voor haar wakker geroepen.
Met zulke yreemde middelen arbeidt het ondoorgron
delijke lot.
Natuurlijk kwam Elise ook met de koffie niet naar
beneden en ook bij het avondbrood' bleef zij weg.
„Ik zie wed, dat wij onze tafelgemeenschap moeten
opheffen, wanneer ik niet verhinderen wil, dat u de
opgenomen plichten tegenover uw beschermelinge kunt
vervullen", zoo reide de jonge man. „Ik wil niet de
vogelschrik zqn, die juffrouw Elise van u wegjaagt".
De doctor hield woord. Hij richtte zijn tochtjes zoo
in, dat zijn etensuur niet samen viel met dat van de
familie Dahlmann.
„Daar de dame bepaald onverzoenlijk is"j/ zoo filo
sofeerde hq, „is het beter, dat ik haar beeld uit mijn
hart ruk voordat het te diep daarin gegrift staat".
Een besluit is echter gemakkelqker te nemen dan
uit te voeren. Regelmatig keerde Behrens van zijn
bergtoeren met het besluit terug, om zijn vijandige stad
genoote met geen blik te verwaardigen en toch
sloeg zijn hart levci ig«r warneer hij haar voorbij
ging. Wanneer zij zich met hem in dezelfde zaal be
vond. zoo betrapte hij er zichzelf steeds op, dat hij
haar tersluiks gadesloeg. Met een zucht sloeg hij dan
de oogen wel neer en zeide bedroevend tot zichzelf:
„Wat een heerlijk schepseltje is zij toch".
Doctor Behrens liep veelal eenzaam door de ber
gen. Niet daar waar ae bezoekers uit Interlaken veelal
verschenen, maar hij zocht eenzame, door menschen
gemeden plaatsen op. Hü haatte sedert het verschij
nen van Elise alle gezelschap en vond behagen en ge
hot in hethouden van groote alleenspraken en in de
eeuwige herhaling van eenzelfden gedachtengang.
En zijn weg voerde hem dicht langs een bergwand
over een smal pad.
Diep in gedachten liep doctor Behrens voort, totdat
een klagend piepen zijn aandacht trok. Naar de oor
zaak onderzoek doende, zag hij op enkele schreden
van zich op een rotspunt een prachtig gekleurdm vogel,
die klagend schreiend den snavel opende em tever-
geefscji met de vleugels sloeg.
Medelijdend keek de leeraar naar beneden. De pa
tiënt was een bergvogel en blijkbaar gewond, niet in
staat de plaats te verlaten. Misschien dat hij nog te
redden was. Öp de plaats waar hij zich bevond, moest
hij anders beslist vorhoigereeBehrens begon lang
zaam naar beneden te klauteren. Aan dein kant stond
wat struikgewas, waaraan hq zich kon vasthouden, maar
beneden ontbrak elk houvast en al was de spleet waar
heen deze bergwand voerde ook niet al te diep, zoo
was er, dat zag de handige bergklimmer met een oog
opslag, toch geen mogelijkheid om weer boven te
komen. Hoeveel leed net hem ook deed, moest hq
de gedachte om den armen vogel te redden, van zien
afzetten en met groot medelijden in blik en hart, ging
hij verder. Het pad maakte een scherpe bocht op de
plaats waar de struiken hooger en dichter waren.. Hier
hield de doctor stil en overlegde of hq zou omkee-
ren of verder gaan.
Plotseling schrikte hq op. Hij hoorde een lichten
tred op het pad, dat hq was afgekomen. Door de strui
ken zag hij een vrouwengestalte in een witte zomer-
japon, die vlug voortstapte. Een donkere blos kleurde
zijn wangen, want hq herkende Elise. Zij was alleen,
blijkbaar had een romantische neiging, of de vrees
om hem, den gehaten vqand te ontmoeten, er haar toe
gebracht om dit eenzame pad te gaan.
Zijn hart kopte stormachtig bij «het zien van haar
lieflijke verschijning en de golven ziiner vreugde sloe
gen hoog op en dreven alle verstand en logica op de
vlucht.
V
Wordt vervolgd.