Schaper Courant
In de rotsspleet.
Xrïï.lL.t'vra* o' u
Zaterdag 12 februari 1916.
59ste Jaargang No. 5744.
TWEEDE BLAD.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Staatsloterij,
Uit en Voor de Pers.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Den Haag, 10 Febr. 1916.
Volgens de allerjongste nadere tijdelijke voorziening
in het Eedsvraagstuk". wil minister Ort bepaald zien. dut
„in elk geval, waarin een wettelijk voorschrift het af
leggen (h-etzij yan den eed, betzij naar de wijze
der godsdienstige gezindheid van eed, belofte of
bevestiging vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
is ieder; ook degeen, die niet tot eene godsdienstige
gezindheid behoort, verplicht dien eed af te leggen
Aldus luidt art. 1 van het Eedts-ontwerp, dat heden
aan de orde kwam. Het stelt dus den eed voorop. In
tegenstelling van het vorige, door de Eerste Kamer
verworpen voorstel, dat eed en gelofte op één lijn
atelde, met het z.g. toetsingsrecht. De artt. 2 en 3
van mr. Ort's ontwerp brengen de beperkingen. Art.
2 wil bepalen dat waar de godsdienstige gezindheid)
van den te beëedigen persoon nen verbiedt te zwerefn,
de belofte of bevestiging in de plaats treedt. Art.
3 en daar komt 't hier op aanl wenscht toe te
laten,.dat wanneer verklaard wordt doof den te be
ëedigen persoon, dat deze gewichtige gemoedsbezwa
ren'' tegen den eed heeft, hij de belofte of bevesti
ging aflegt. Vrije keuze tusschen, eed of belofte wordt
in het ontwerp voorts gelaten aan hen, die eenig ppen-
baar ambt aanvaarden, alsook waardigheid of bediening,
alsmede aan voogden en curatoren. Ten slotte nog
de bepaling, dat eeden. vóór het in werking, treden
van deze wet afgelegd door personen,, niet tot eene
godsdienstige gezindheid behoorend, geacht worden op
wettige wijze te zijn afgelegd.
Dit is de strekking van minister Ort's jongste po
ging om aan den onnoudbarein toestand, door het be
kende arrest van den hoogen Raad berokkend, een eind
te maken.
De ainti-revolutionnairen willen ook van dit ontwerp
niet weten. Dé heer Brummelkamp, blijkbaar namens
zijne naaste politieke vrienden sprekend, noemde het
„halfslachtige voorstel" onaannemelijk; ertoe leidend dlat
ten slotte niemand meer zal zweren. Het opent zegt
de Loosduinsche afgevaardigde de deur voor wille
keur en tyrannie. Hij wijsf op de denkbeeldén-Kuy-
per en wijlen Hovy. Te weten: de rechter moet
de eedsformule uitspreken, en ook: eedshelpers. Eedsr
dwang is den anti-revolutionnair een gruwel". Maar
,,de Overheid abdiceere niet van den eisch tot erken
ning van God, aan Wiens gezag zij het hare ontleent.
Daarna heeft de wakkere chr.-historische veteraan
De Savornin Lohman eene rede, welke twee uren in
beslag nam, gehouden. Waarin hij de pak als rechts
geleerde en als christen beschouwde. Hij wil geen fisca
len eed; evenmin ambtseed, behoudlens voor hen, die
over de hoogste belangen van anderen hebben te beslis
sen. De Jxeer Lohman wil den eed behouden, mits met
beperking, en dat uit eerbied voor den eed zelf.
Dus: wat het ontwerp ook wenscht. Hij is tegen 'eeds-
dwang; noemt dien God-onteerand en. ook het Moei
voorbijschietend. Als jurist wil de heer Lohman den
eed behouden voor getuigen-zaken en sommige hooge
betrekkingen. De heer Lohman wees er voorts op,
4at de eed1 niet van christelijken oorsprong is, maar
van de heidensche volken overgenomen. Hij citeerde
Gladstone. die overtuigd was, dat „zoowel op staatsrech
telijke als godsdienstige gronden 'het goed en verstandig
is de godsdienstige vrijheid niet te verleenen bij helften,
kwarten of fracties, maar geheel en zonder onderschei
dingen tusschen menschen en menschen op grond van
godsdienst-verschillen". „Zoo sprak" besloot die heer
Lohman zijne rede „Gladstone op 74-jarigen leeftijd,
aan het eind van zijn staatkundige loopbaan. En die
man was volgens dr. Kuyper in zijn „Stone-lectures", als
christen-staatsman calvinist in merg en been".
Van de rede-Lohman citeer ik nog dé verklaring, dat
de oplossing van het Eedsvraagstuk, door dr. Kuyper
in de Eerste Kamer aan de hand gedaan, z.i. in de
practijk niet,houdbaar is. De langdurige en moeilijke pro
cedure. door dlr. K. aangegeven, zou zich bij eiken
atheïstischen getuige moeten herhalen. Het instituut der
eedshelpers, waarbij dr. K. zijn voorslag heeft verge
leken, stamt uit het Germaansche recht, toen de beklaag
de zijn onschuld had te bewijzen. Met getuigen heeft
dit niets je maken. De fout van dr. Kuyper is,
aldus mr. Lohman dat deze doet alsof het afleggen
van getuigenis is efen particulier belang vain den getuige,
terwijl zijn getuigenis integendeel oen openbaar be
lang is, voor den getuige gemeenlijk een onaange
name en lastige verplichting.
De katholieke afgevaardigde voor Ëlst, baron Van
Wijnbergen, noemt de belofte een „belachelijke schijn-
vertooning". Voor hem draait alles hier om deze vraag:
mag de deur zóó wijd worden geopend voor onbeëedigde
Maar op dezen vloed volgde al spoedig de eb. Koud
en misschien zonder groet zouden zij elkaar voorbij
gaan. Een smartelijken blik ging het komende meisje
reeds tegemoet en de ddetor overwoog juist, of het
maar niet beter was met te verdwijnen, toen de jonge
dame. eveneens door het'geschreeuw van dip zieken
vogel opmerkzaam gewonden, haar schrede inhield. Zon
der aarzelen wierp zij haar parasol en rugzak, zoowel
als haar veldflesch op den grond en ondernam, net
als zooeven den doctor, de poging om den jammerlijk
piependen vogel te grijpen.
„Halt, halt I" riep.de doctor dadelijk luid. „U zult
naar beneden vallen".
En zonder meer te denken aan dé tusschen hein "be
staande verhouding, snelde hij naderbij om het meisje
terug te houden. In zulke oogenblikken bestaat er geen
vriend of vijand meer,' maar slechts een mensch
en haastig snelde de doctor naar de bewuste plek 'te
rug. Daar hij het moedige meisje reeds in een lastige
positie zag, liet hij zich zoover mogelijk naar beneden
om haar; terwijl zijn linkerhand stevig de struiken vast
hield. zjjn rechter toe te steken.
Of Elise het gevaar niet zag, of dat trots en vijand
schap haar zelfs op dit oogenblik parten speelde
genoeg, zij draaide zich af met een koel: „Dank u, ik
heb geen hulp noodig". En als poogde zij hem te
toonen dat zij werkelijk geen hulp nooaig had!, poogde
Z1Jif J°8^ optillend, terug te klauteren.
Maar öe doctor had het maar al te juist gezien,
terug was veel moeilijker dan heen. De schijnbare
der jonge dame wend nu door een beslist
stilblijven gevolgd, want zoodra zij een beweging maakte
baar voeten steunend, mét laar ar-
gNjpend, om aan een uitstekenden
steen een houvast te krijgen, volgde daar beslist een
critiek 611 Uaar beneden op. Het werd heusch
4^?.'^raaT ^f8 ^ke gedachte aan gevaar en
voorzichtigheid vergeten. Haar nog te bewaren was
zyn eenige gedachte Maar het gevolg bleef niet uit.
In Plaats van één offer eischte de onzalige kloof er
twee. want de doctor was verplicht, toen deze eenmaal
begon af te glijden, om het voorbeeld van ziin voor
loopster te volgen, en zonder dat bekten 3 ïtóht
wisten, hoe de gansche zaak zich had tcSraZ. ^en
zij beneden op den grond van de spk-et m namen
zichzelf en elkaar op om eens te zien welke gevolgen
deze tuimeling voor hen had gehad. 41
Elise had, toen zij naar beneden gleed een zachten
verklaringen? En hij beantwoordt die vraag bwlist-ont-
kennend. Het veroorloven om belofte af te leggen in-
stee van eed, op grond van religieuse bezwaren vindt
hij best. Maar met de subjectief-individueele bezwaren
van beslist-ongeloovigen aldus rekening te gaan houden:
hij is er niet voor te vinden en acht ae heer Van
Wijnbergen ih Gagranten strijd met'art. 1 ven het
ontwerp, dat den eed vooropstelt. Op deze wijze
zegt hij, zaj ieder zich ten slotte aan de eedsaflegging
kunnen onttrekken. Hier ziet men ontmoeten
de heeren Brummelkamp en Van Wijnbergen elkaar.
Beiden achten het ontwerp onaannemelijk. Men ziet dus,
dat de kans om gesteld, dat de Tweede Kamer er
haar zegel aan hecht dit ontwerp in den Senaat
aangenomen té krijgen, uiterst gering is! Het standpunt
van den heer Geraard, die ten slotte nog redevoerde,
is bekend. Hij, G^rhard, is 't In zoover eens met
den heer Van Wijnbergen, dat dit ontwerp eene defi
nitieve regeling zou geven in zoover, dat eedsdwang
vervolgens nooit meer zou kunnen worden opgelegd.
De neer Gerhard en zijn vrienden zullen van harte
het ontwerp steunen.
Mijne voorspelling inzake het ontwerp tot bestrij
ding van mond- en klauwzeer ls zooals u reods
bekend is, uitgekomen. De meerderheid heeft mi
nister Posthuma een échec bespaard. Dat men van
deze zaak eene „politieke kwestie" heeft gelieven te
maken't is wel een kras bewijs, hoe de nolitiekerij zich
ook in deze tijden overal weet in te dringen!...
Met 45 tegen 32 stemmen heeft minister Posthuma
zijn twee millioen gekregen.
Mr. ANTONIO.
Trekking van Donderdag 10 Februari.
5e Klasse 16e lijst,
No. 1733 f 31000.
Nos. 5215 9605 11471 13735 elk. f 1000.
Nos. 2099 4056 6534 9068 11403 11663 14120 elk f400.
Nos. 4456 6832 7541 elk f 200.
•Nos. 10795 12667 15968 16125 16829 16927 18187
elk f 100.
Prijzen van f 70.
313 315 615 625 676 701 734
777 928 956 988 1095 1297 1325
1357 1361 1394 1490 1515 1607 1785
1818 1944 1973 1998 2045 2058 \2068
2202 2239 2274 2320 2393 2477 2490
2589 2590 2710 2719 2749 2827 2879
3023 3044 3259 3350 3375 3407 3413
3429 3456 3458 3531 3639 3709 3727
3728 3917 3953 '4092 4128 4309 4313
4323 4329 4434 4443 4489 4508 '4582
4612 4722 4743 4772 4865 4956 5013
5122 5341 5648 5670 5701 5748 5782
5794 5839 5903 5953 6033 6083 6105
6205 6289 6304 6363 6382 6425 6536
6565 6683 6762 6772 6997 7013 7020
7148 7260 7301 7367 7469 7674 7747
7760, 7835 7875 7894 8002 8041 8045
8169 8195 8226 8342 8374 8399 8448
8542 8670 8727 8793 8954 8975 9095
9217 9244 9296 9484 9415 9584 9645
9721 9765 9886
10016 10140 10163 10245 10262 10296 10304
10307 10315 10407 10414 10458 10513 10582
10662 10682 10714 10778 10822 10883 10910
10939 11014 11067 11092 -162 -204 -215
11321 11345 11394 -429 -459 11526 11583
11603 11605 -871 —909 -915 11947 11970
12041 12067 12121 12202 12207 12349 12362
12383 12402 12508 12709 12787 13056 13103
13194 13216 13389 13604 13622 13651 13702
13786 13865 13949 14038 14244' 14381 14398
14415 14428 14429 14554 14562 14684 14702
14748 14826 14878 14908 15081 15091 15119
15144 15289 15345 15397 15439 15739 15756
15951 16274 16293 16361 16548 16684 16746
16775 16900 16951 17012 17014 17038 17063
17192 17241 17247 17274 17352 17565 17685
17773 17851 17896 18120 18176 18259 18499
18531 18658 18875 18971 19096 19199 19547
19606 19756 19760 19906 19977 20018 20167
20120 20156 20191 20258 20351 20358 20367
20495 20514 20757 20762 20801 20804 20970
20974
EEN INTERVIEW VAN OUD-MINISTER STAAL.
De Vossische Zeitung bevat het verslag van een
onderhoud, dlat de heer Schweriner gehad heeft met
den gewezen minister van oorlog, generaal Staal, lid
van de Eerste Kamer.
Op de yraag: Wat zou Nederland doen, wanneer
Engeland, als vervolg van zijn verscherpte blokkade,
de Hollandsche havens geheel of gedeeltelijk zou af
sluiten? luidde het antwoord: voorloopig niets.
Generaal Staal vervolgde daarop:
Mocht Engeland onze rechten ter zee werkelijk op
de eene of andere wijze met voeten treden, hetzij
„Het is niet der moeite waard",. antwoordde zij
kortaf.
„U heeft toch zeker niet de voet verstuikt?"
„Alleen een weinig gestooten".
„Ik heb mijn verbandtrommel. Och ja, die zit in mijn
rugzak daar boven bij mijn andere zaken'.
„Maakt u geen moeite, ik heb uw hulp niet noodig".
Zij zeide niet: „geen bijstand", maar: „uw bijstand"
niet. Daarin lag iets beleodigends, dat de 4°ctor bepaald
pijn) »d!eed. En niet eens een woord van dank had 'zij
over voor den man, die zich zooeven nog alle moeite
had getroost om haar te helpen.
Maar neen, zoo onwellevend was zij niet. Ik dank
u voor uw bemoeiingen in mijn belang" zeide zij op
kalmen toon, terwijl zij met Üe handen probeerde haar
japon wat glad te strijken en eenige scheuren met
spelden trachtte te repareeren.
„Ik hoop, dat ui zich niet bezeerd hebt?"
„Neen, in 't geheel niet".
Verder sprak zij geen woord.
Behrens die naar haar en haar bezigheid keek, hield
het zich voor plicht om haar op het vergeefsche vati
haar werk te wijzen. „U zoudt beter 'doen juffrouw,
deze reparatie te verschuiven totdat wij weer boven
zijn. Het omhooggaan zal nog wel weer degelijke onge
rechtigheden meebrengen".
Ons omhoog gaan?"
Zij 'wierp hem een verbaasden blik toe.
..Nu ja ik vrees zelfs dat het wel onmogelijk zal
blijken, om weer op den weg te komen".
Zij lachte spottend, maar antwoordde niemendal. Zij
begon een oogenblik later kalm pogingen aan te wen
den om omhoog te komen.
„Die poging moet in elk geval ondernomen wor
den", zeide Behrens, haar voorbeeld volgend.
Maar zijn scherpen blik had hem niet bedrogen.
Het beklimmen van deze rotswand, ofschoon ze maar
matig hoog was, ging boven menschenkracht. Inplaats
van zijn krachten onnoodig te gebruiken, hield Behrens
na korte poos op, om eens de andere deele van die spleet
te onderzoeken. De spleet was nauw, maar nogal lang.
Om op een andere plek naar boven te komen, bleek
eveneens ondoenlijk. De beide menschen bevonden zich
weer op een vooruitstekend rotsgedeelte, dan in' een
spleet Aan den eenen kant groeide wat struikgewas, en
aan den anderen kant ging steeds de rotswand recht
omhoog. Daartegen'kon zelfs geen berggeit opklimmen.
De leeraar gevoelde over dit ontmoedigende resultaat
in de eerste oogenblikken een geheime vreugde.
De toestand scheen hem meer komisch dan tragisch,
ja, hij vond het zelfs niet onaangenaam. Er zou wel
spoedig iemand voorbij komen, die hulp zou halen
en hen uit hun gevangenis zou verlossen. Eetn paar uur
mochten daar mee heengaan en in dien tijcï moest Elise
Rohr hem, hoe ongaarne ook, haar gezelschap schenken.
Hoe treurig of het ook is mejuffrouw en het irome
van het noodlot ons hier parten speelt", zeide hij
door een volledige of gedeeltelijke blokkade van onre j
havens, hetzij op andere wijze, dan zouden wij voor-
eerst niets daartegen doen.
De generaal meende echter, dat het tot een verwe
zenlijking van hst Engelsche dreigement in geen enke
len vorm ooit komen zal. Hij nieid het voor niet?
dan voor echt-Engelscben bluf.
Engeland ken zonder Nederland niets doen, en En-
geiana weet dat. Vergis lk mij echter, en probeert
Engeland werkelijk een maatregel van dwang, dan
moeten wij ons geweld laten aandoen. Daartegen zou
niets te doen zijn. Wij zouden ons moeten laten verne
deren. want Engeland is jeèn groote mogendheid 'en wij
zijn kléin en zwak. Maar na den vrede zouden wij ons
wreken. Dan zal Engeland ons noodig hebbent Én
dan zullen wij het niet kennen!
Den generaal werd gevraagd, wat zou gebeuren, als
Engeland het van politiek voordeel acht, Nederland
in den oorlog te betrekken en zou beproeven met Nei-
derland te handelen als met Griekenland.
De heer Staal antwoordde: Dat zou ik eens willen
zien! De Engelschen "hebben reeds eenmaal bij ons
bloedige koppen gekregen, toen zij beproefden te lan
den. Ik sta er voor in, aat een landing in Nederland
hun nooit zou gelukken. Eigenlijk moest het zelfs'
ondenkbaar zijn, dat die Engelschen zelfs in ver
twijfeling zulk een poging zouden wagen. Het zou
een ongeloofelijke domneid wezen. Maar ten slotte is
het de vraag, of deze domheid grooter zou Zijn d?n
die van Gallipoli. Waar dat mogelijk was, is alles
mogelijk. Nemen wij dus aan ,dat Engeland' om de een
of andere reden in Nederland landen wil. Dat zou in
den tegenwoordigen stand) van den oorlog niet de
minste verandering brengetn. Niet eens zou daaruit een
automatisch samengaan van Nederland met de cen
trale mogendheden volgen. Nederland zou hoogstwaar
schijnlijk verklaren, dat het voornemens is zichzelf
te verdedigen zonder hulp van buiten, en het zou eir
zeer heslist voor zorgen, dat geen enkele Engelsche
Voet den Nederlandschen bodem betreedt I"
„En uw koloniën?"
„Ik weet, dat veelvuldig wordt aangenomen, dat de
Engelschen dan onze koloniën zouden inpalmen. Maar
ik geloof het niet. Ik geloof, dat de Vereenigde Staten
het niet zouden toestaan en ik geloof ook, dat voor
Japan moeilijkheden dreigen in China en dlat Japan
dit zeer nauwkeurig beseft. Japan zal zich in geen
nieuwe oorlogshandeling meor mengen, al Ls de gele
genheid nog zoo gunstig; de Vereenigae Staten zullen
echter Engeland toeroepen: hands offl
Generaal Staal antwoordde voorts nog op de vraag,
waarom dan Nederlandi toch de kostbare mobilisatie
nu zijn geheele leger op oorlogssterkte handhaft,
dat Nederland) als neutrale staat Lederen schijn van'
partjdigheid moet vermijden. „De verdediging tegen
Engeland beperkt zich tot de verdediging van onze
kust. Wij mógen ons niet door Engeland laten verwij
ten, dat wij da kust in staat van verdiging houden,
maar aan de landsgrens militair ongedekt staan. Dat
zou den schijn van partijdigheid op zich laden en dat
mag niet. Nederland is werkelijk onzijdig en wil dat
onder alle omstandigheden blijven. Maar zeker niet
als Griekenland! Engeland's optreden in Griekenland
heeft dit eene goede gehad, .dat het dien Nederlanders,
die misschien nog blind waren, eindelijk en voor goed
de oogen geopend heeft. Wie vroegèr werkelijk aan
Engeland's woorden over bescherming van de kleine
staten geloofd heeft, is nu voor. goed van dat geloof
genezen... Nederland's politiek zal gebeurtenissen,
als nu in Griekenland voorvallen, van Nederland
weten verre te houden. Wij moeten ons misschien ter
'zee laten overweldigen, waarover wij ons zeer beslist
zouden wreken, maar wij zouden Engeland nooit toe
staan, in Nederland te landen. Steeds is het Neder
land's politiek geweest: vooral geen overeenkomsten
van militairen aard. Toen ik minister van .oorlog was,
is het dikwijls genoeg gebeurd, dat een Engelsche
militaire attaché mij particulier' wilde spreken. Dat
klinkt onschuldig genoeg, niet waar? Ik heb de heeren
nooit ontvangen."
De generaal gaf nog als zijn meening over den alge-
meenen toestand, dat het einde van den oorlog te ver
wachten is id oor een vrede, afzonderlijk te sluiten,
eerst door Italië, dan door Frankrijk en eindelijk door
Rusland, en als de Engelschen dan niet meer kunnen
strijden „tot den laatsten Franschman of Rus" een be
slissing, niet in Egypte, maar hoogstwaarschijnlijk
aan het westelijk front.
„ZELDZAAM BELANGRIJKE DIENSTEN".
De Haagsche redacteur van het „Handelsblad''
herinnert zich niet dat een dergelijke terrpinologie
in een Kon. besluit tot ontslagverlening ooit te vo
ren is gejbezigd, maar zeker past ze volkomen op dit
gaval en eert ze dein minister die dit contrasigneerde
evenzeer als den man wien deze waarlijke zeld
zame uiting betreft.
Wat er, door het gansche ministerie, in de eer-
sta oorlogsmaanden is verricht, zal mem "wellicht
nooit recht kunnen beseffen. Maar heel het land
heeft teemzeer goed gevoeld, dat onder degenen aan
wiel Nederland da kalme en krachtige leiding
van dan eersten tijd te danken had. Ministdp Treub
met lichten spot, „zoo zal ik toch verplicht zijn u
oenigen tijd met mijn gezelschap te moeten hindlorcin. Wij
zijn gudwongen hier kaiin te wachten tot er iemau®
voorbij gaat die ons hulp haalt'.
.Het schijnt zoo"., antwoordde ElEe inot wat min.Letr
fair.
„Is u alleen, was u in gezelschap, dat misschien naar
ui zal zoeken?"
„Niemand".
„Maar u heeft misschien gezegd, waar u heenging?"
„Jammer genoeg niet".
„Ik ook niet. Wij zijn dus heelemaal op het toeval
aangewezen. Het was onverstandig van u, juffrouw Rohr.
om zoo moederziel alleen in de bergen te gaan wantte
len en dan nog wel plaatsen op te zoeken waar niemand
komt".
Zij keek hem hoogmoedig aan, op een wijze, die
hem duidelijk wilde zeggen, dat hij zich om haar
doen en laten niet had te bekommeren. Dan ging zij
een eind weg en ging dan op een grootem steen zitten
en bleef halstarrig zwijgen.
De leeraar keek eveneens naar een dergelijke ge
legenheid om en ontdekte iuist tegenover 'Elise een
plaats onder een overhangende rots, waar hij zich zoo
gemakkelijk mogelijk uitstrekte. Een kwartiertje ver
liep er in ongestoorde rust.
„U zult daar in de zon gewoonweg braden, juffrouw
Ronr", zoo verbrak de doctor eindelijk het zwijgen.
„Wilt u hier niet plaats nemen?"
„Ik tdanteui ik heb daar niet de minst? reden voor.'
„Of neemt u liever hier mijn plaats in, ik zal wel
met u ruilen."
Zij haaLde onwillig de schouders op en schudde me
het hoofd.
Ntr, zooals u wilt", dacht doctor Behrens. „Wat
heb ik mij ook te bekommeren om haar teint."
Weer verliep er een kwartiertje en dan nog een
en nieman/d kwam.
„Het zal beter zijn van tijd tot tijd eens te roepen
voor het geval er iemand op eemgen afstand pas
seert". zeilde de leeraar. waarop hij opstond en zijD
stem luid liet weerklinken.
Tevergeefsch. Hij keek ongeduldig op zijn horloge.
„Ons middaguur, juffrouw Rohr. Hebt u wat provisie
bij zich?"
„Boven. In mijn rugzak".
„Dan ben ik er heter aan toe, want ik bezit tenminste
een veldflesch met koffie en een paar broodjes in
mijn rugzak.'Honge ren dorst zijn hoogst onaangenaam
en wie weet hoe lang wij het hier nog zullen moeten
uithouden. Mag ik met u deelen?"
„Dank u. ik neb geen honger".
Hij glimlachte stil ten at daarna met een voortreffelijken
honger het eene broodje op en nam een teug uit de
veldflesch. En vol goede zorg pakte hij de tweede
helft van zijn maaltijd voor zijn mooie medegevan
gene in.
sea eersta plaata innam, rta h«r Treub heten «Mf
eens bekend gemaakt, dat er, gemakshalve, eed drie
manschap vit he' mJrtstfETJé gevormd bestaande
«.vit de ministers van Binnenlandëche 'Zaken, van
Landbouw er. vja Justitie, d&t als een soort v»n rja-
gtiijiecfe bosiutw wertte. 3Bc van das dri-ïmeccohs;?
was «Ml wit «Jat tteof veer aicmasd een po-
hoim te groote drijfkracht. Gusruimn: iljtj voor
de heer Balling heenging, had do heer Treub, be
halve be*. hestuui over het departement van Land
bouw (ea dat was het economische departement),
ook de feite"' principietele leiding van dat van
Financien «u de financieel© politt ik ie in die schrik
kelijke dagen eu weken van instorting dan Ook eigen
lijk «wenzeer als dc economische geleid door dezen
man.
Wat heeft 't land, uit 'die" tijd, niet al aan hem
te danken Heugt ons dat alles nog wel goed? Het
lijat nu al zoo lang galenen.
Onder al hetgeen toen verricht werd om het
economische teven staande te houden herinnert dë
schrijver aan een daad van den beer Treub, waar
mee bij misschien nog mee^ dan met de andere zijn
land e>n dienst bewezeln beeft. Hij denkt aan zijn
hardnekkig verzH tegen den sterkeu aandrang die
destijds en in den lande en in de beide; Kamers (in
de Eerste zelfs per 'motie, op heon wérd geoëfënci
oct een moratorium uit te vaardigen. Hoe licht waré
e(en minder krachtig, een minder „eigenwijs" mi
nister voor dion aandrang bezweken. 'Hoe| .vele dui
zenden zouden dan te nijpenden nood zijn gekomen,
doordien hun verdelingen niet worden voldiaan. Hoe
rustig is thans daarentegen, dank zij Tretub's eigen
wijsheid" en dank zij het correlaat van de „Uitwin-
ningswet" het afdoen van schulden verloopejm Welk
een wijze daad is dat &iet-doem geweest..
En dan de 1 evéDsmidcWënwet, waarvan de welda
dige werking nog steeds door gansch het land wordt
gevoeld, de uitvoer verboden,, de steun aan de
wevkloosheidverzekering, de organisatie van het
Steuncomité (denkbeeld van de Koningin), de verlei
ging van den termijn voor woningvoorschotten en
tal van andere maatregelen die oonziaak zijn geweest,
dat op economisch en financieel gebied de ontzet
tende orkaan die destijds over Europa raasdel lijna
geiheel langs ons henen is gegaan, evenals medë door
'mza snelle mi'itaire maatregelen, het krijgsgeweld.
De Hbld.-schriJvejr'Wijst op d'e snelheid waarmede
dit afles in het Staatsblad kwam: zoo draagt de Kon.
boodschap van de wet, waardoor hei Badhui rooi
wero gewijzigd, den datum 1 Augustus 1914, di van
de Zilverbons 5 Augustus, van de Levensmiddelen-
wet 2 Augustus, van .de Beurswet ;to Augustus. En
zoo voort. f
Inderdaad, zelden heeft een buitengwonji tijd zoo
zeer den buiten gewonen man gevonden, die er in
past.
Treub za' dan ook in ons volk vooial blijven: de
man van 1914. En als wij in een minder nuchter
landje 1 eefden, zou de groote figuur die hij in genen
tijd geweekt 'is, thans nog op gansch andere wijzfe
dan in een „zeldzaam" Kon. bes'uit worden geëerd.
In het toch ook niet zoo hoogdravende Engeland zou
hij minstens eejn groot jaargeld hebben meegekregen,
gëzwëgen, nog van eetn adellijken titel. Hier te
lande doet mein niet aan zulke buitenissigheden: bui
tengewone menschen moeten, ook ze'fs in buitenge
wone tijdein, het maar doen met eten 'mooi Kon.
besluit, dat ze in een lijstje mogen zetten. Het is
thans de tijd niet om over de verdiensten van het
gansche kabine|t te spreken, maar ais die tijd er is,
dan zou men wellicht eens kunnep overwegen of aan
allen die deel van dit oorlogsrninisterie hebben uit
gemaakt, geen dubbel 'minislerspensioen. moet wor
den uitgekeerd. Zu'ke campagnevaren beiiooren, gelijk
Indische jaren voor militairen, dubbel tel tellen. Dat
ware dan ook, dunkt ons, zoo on-Hollandsch niet.
Terecht, spreekt bij Trjut's afscheid, een Kon
besluit een gansch andere taal door te gewagen van
„zeldzaam belangrijke diensten".-
Treub. is in dezen crisistijd een waarlijk groot fi
guur gebleken en als zoodanig ook jr-tend, zoo lang
men hem nog met een crisismaatstaf vermocht te
nu-ten.
Een gansch'unieke figuur in onzia politieke geschie
denis.
Van wien thans, dankbaar en met groote bewon
dering, wel stellig g tuigd mag worden-
You wiP not look upon'his like again.
DE NIEUWE"
's Morgens, toen Lij in. de keuken, tegenover haar
rijn bakje koffit zal te shirpeh en z'n boterham te
eten gelijk hij vele Jaren gedaan had alvorens
zijn boodschappen te gaan'doen, zei Kee 't opeens:
Zeg Willen, jij schijnt nog van niks tel weten.
„Het trotekopje Z3.' wel tam wonden", zoo dacht
doctor Behrens.
Onder afwisselend roepen en hog eens roepen, ging
er weer een uur voorbij. Steeds boeier wurd de zon
en Elise versmachtte bijna. Maar hem om een dronk
vragen? Neen, liever ware zij gestorven. Zoo dacht
zij tenminste en had er in stilte toch spijt van, dat
hij de flesch nog niet eens aanbood. Het was bar-
baarsch dat hij net niet deed).
,.Dezon steekt ontzettend, meende hij, de lange
stilte eindelijk verbrekend. „Wanneer er bij alle ongeluk
nu maar niet een onweder komt, de Jucht ziet er
precies naar uit."
Geen antwoord.
De lucht werd hoe langer hoe donkerder en de
vale kleur beteekende niet veel goeds. Met jagend»
snelheid trok er in het Westen een onweer samen.
Spoedig huilden er een paar windstooten en spatten,
de eerste groote druppels op dien grond, steeds sneller
en sneller, totdat het weldra een echte plasregen was.
doormengd met hagel.
„Wilt u niet hierheen komen, juffrouw Rohr?" wend
de de jonge man zich op dringenden toon tot zijn ge
zellin. „U zult tot op uw huid toe nat worden. Hier
is u nog eenigermate beschermd."
„Ik ben niet bang voor den regen".
„Ik wil u gaarne myn .plaats inruimen, wanneer u
niet met mij samen wUt zjjn.
„Ik neem geen offer aai in 't allerminst van u".
Zoo trotsch en hooghartig klonk het, dat zijn wangen
zich van ergerais rood kleurden. „Zooals u wilt'", ant
woordde hij bot.
„Ik heb mijn plicht vervuld."
Én met steeds meer geweld stroomde de regen neer,
de dónder verhief zich steeds meer en meer en de
echo in de bergen versterkte deze geweldige stem nog
meer. Dicht tegen den bergwand geleund, stond het
jonge meisje, de witte japon kleefde haar aan het lichaam
vast, van haar en voorhoofd gutste het water.
Toen kon de doctor het niet langer uithouden. Mst
enkele schreden stond hij bij haar. „U zult mij nu
volgen, juffrouw Rohr" begon hij op den bevelen
den toon van den leeraar. „Ik had niet geloofd, haar
zoo dwaas en verstokt te vinden. U handelt als een
heel onverstandig kind. Ik ben het uw oudiers en uzelf
schuldig, daarvoor te zorgen dat u zich door zulk
een dwaasheid niet al -te veel schade doet, de gevol
gen konden wel uens ernstiger zijn dan u denkt. U
is reeds door en door nat en wij weten niet eens of'
wij hier den nacht niet zullen moeten doorbrengen.
Deze noodwendigheid' kan in uw natte kleeren wel
hoogst gevaarlijk worden".
Hij greep vast .en beslist de hand van die jonge
dame et trok haar mee naar zijn plaats.
In den beginne scheen het, alsof Elise tegenstand
wilde bieden, maar of zijn redeneering overtuigde haar.
óf de regen had haar reeds murw gemaakt, tenminste