Noord-Holland en de Zuiderzee. Binnenlandsch Nieuws. - «- drong nu tot hem door, gaandeweg.|En hij wilde 't verdoezelen, vernevelen, wegdrinken. Daar lagen de postwissels. Hij kende de handteekening van jufirouw Meur sing. Tientallen malen had hij gezien dat spitsige, stijve pootje met de preciesige letters de nauw keurige puntjes en haaltjes. Frits cfronk nog een rumgrog. Nu zou 't gaanOch wat, die malle vrees, die angst van hem. Pa en moe zouden hem waarachtig niet voor een dikke zestig pop in de kast laten zetten. Hij bekeek den postwissel van ruim f 64. Nam nog een paar flinke grog-teugen. Daar ging de pen. Hij bewonderde z'n prachtige letters. Dikwijls had Frits zich geoefend in het na maken van handschriften, signaturen. Nu lukte 't wonderbaar goedDat ..den Weled. Heer F. D. van Kamp" was subliemDe handteekening zelve, 't Kwam er op 'aan, snel te schrijven, met vaste hand. De oude dame had nog een kranig pootje. Hij haalde zich de signatuuc scherp vóór oogen. Juist, zóó deed zij 't, Margaretha F. Meursing. !Met zoo'n ouderwetschen zwaai haal onder den naam zooals de lui deden in den tijd van de fanzepennenPrachtig I t Stond er. Den brief ad Frits ook al gelezen. Niks bijzonders. Van het bestuur eener vereeniging, die juffr. Meursing uitnoodigde in het „eere-damescomité" voor een jubileum zitting te willen nemen. Geen stofje aan de lucht1 Postwisseltje van drie gulden was, blijkens kantteekening, voor contributie-betaling. Op de rand van den grooten wissel stond alleen 'n naam. Iemand uit Nijmegen; Blijkbaar een zaken man. Zonder meer. Dat vage beangstigde Frits wel een tikje. Maar er moest nu gehandeld. Naar 'tjpostkantoor. Hij nam nog een grog. Betaalde met den gulden, dien moeder hem had gegeven. Stapte op. Vóór 't loket stond, bij „Uitbetaling" een lange file. De grogs maakten.hem,na den doorwaakten „cabaret-nacht" en met leege maag als hij was, doezelig. Daar was hij aan de beurt. Nog eerder dan hij verwacht had. Hij teekende de wissels af. De ambte naar secuur mannetje wendde de grijze pa piertjes om en om. Bekeek de handteekeniag van Maar eensklaps viel 't hem in. .Ah, ja juist, jdie .historie met dejwissels van die oude dame. Hoe lang was dat nu al geleden Beklaagde glimlachte. In de stormen des tijds was de historie hem ontgaan. Hij had nog heel wat an ders meegemaakt intusschen I... En bij de herinne ring aan dat zaakje scheen de beruchte mattre- chanteur zich werkelijk te verblijden. Over de leuk-handige manier, waarop hij dat toen o. hij was maar een »eroen J^STRFCSRIÈau.- Maar hij hield zich goed Kalm bewoog de hand van den ambtenaar zich naar de geldbak. Daar kwamen ze, twee lapjes van vijf-en-twintig, een muntje, wat zilvergeld Heel bedaard streek Frits 1t op. De file schoof verder Klokslag vier uur was hij in de „bar", die na ze keren tija „sociëteit" werd. Hij had den heelen dag rondgelummeld. Een gulden of-wat verteerd. Hij was een aardig eind in roes. Betaalde kellner. Kreeg z'n acceptje terug. Had van geel-lapje gewisseld. Een gerinkel van riksen en guldens. Hij zag weêr om zich heen oogen, omkranst door zwart-geverfde wimpers. En rood-gesch'minkte lippen, die cigaret- ten rookten, als eenige uren geleden. Gaandeweg zag hij alles ifi wazigen schijn. Maar Mlle. Tilly kwam en zeurde dadelijk om „drinks". Hij was royaal. Stond alles toe, wat zij hem vroeg... 't was propvol-, nu aan z'n tafeltje. Dekurk van een champagne-flesch knalde. De patroon van de „■bar" straks president secretaris van de „sociëteit", kwam eens pools hoogte nemen. Maar de riksen rinkelden, 't Was in orde. Toen Frits wakker werd, lag hij in het leêge „salon" van de „bar". De zon scheen fel door He rose nfeergelaten gordijnen. Er was niemand maer. De eerste „dag-kellner", die tegen zeven uur kwa men om op te ruimen, was in z'n hemdsmouwen, druk aan 't werk. En hij -hoorde 't In een van z'n vestzakken vond Frits nog drie dubbeltjes en een cent Karei, de oude dagkellner, bracht hem op de hoogte. Hoe hij over de veertig pop had verteerd in korten tijd. En bij Henri een nieuw accept had geteekend... Hoe groot het was kon Karei niet precies zeggen. Over de dertig, dat weet ik wel, zei de man, al schuiereud en boenderend. Hij bracht Frits een biertje. Hij ging achter, om patroon te vragen. Frits be- fon weer te snurken. En nog voordat hij insliep, oorde Frits den „propriétaire" zeggen„Och, laat 'm maar liggen, anders krijg ik nog herrie met den vent... Toen Frits van Kamp terecht stond en het O. M. een jaar tegeh hem eischte wegens afdreiging lag het gebeurde met de postwissels reeds een heelen tijd in 't verleden. 't Was betrekkelijk gauw uitgekomen. Maar de familie had 't „gesust -Vader had de schade ge dragen. Maar intusschen was alweer een nieuw strafgeding tegen hem gaande, en dat kon niet „ge sust" worden. In zijn requisitoir had de officier gezinspeeld op de valsche handteekening, want de zaak was inder tijd ruchtbaar geworden en slechts met de grootste moeite had men gedaan gekregen, dat ze „gede poneerd" werd. De magere kerel met de valsch-loerende oogen en de ingevallen wangen, waar vurig t b. c.-blosje op gloeide in de bank der beklaagden keek den officier verwonderd aan. Vervalschte postwissels, scheen hij na te denken. vochtig en koud. Marie ging het hart open, nu zij iemand ontmoette, die er uit deelneming met haar zoo ontsteld uitzag. Zij viel hem om den nals, haar allerbesten vriend. Ja. oom Hans, ik ben nu zijn vrouw, maar ik weet niet hoe ik het lapger moert uitstaan". „Kom binnen kindlief, kom binnen, stamelde oom Hans en trok haar in de kamer. Hier zonk Marie door een plotseling gevoel van angstige verwachting aange grepen op een stoel neder en staande den kleinen man aan. Wat mocht er gebeurd zijn? Hij keek zoo verward, zooals rij hem nog nooit had gezien en hij kon de .woonden niet yinden om met haar te spreken. Met moeite kwamen eindelijk van .rijn lippen: „O. gister, was het maar gister gebeurd Marie, mijn arm kind, |dan had ik je nog gered". „Maar ;wat is wat is er dan gebeurd?" Hij stond voor haar en moest zich aan' de tafel vasthouden, zoo beefde hij. „Denk eens pan. Marie ik ben rijk, mijn broer heeft mij Jwaalf duizend Mark vfermaakt en vandaag vonden wij bet testament in rijn schrijftafel en daar bij een brief aan mij uit de laatste «dagen van zijn leven. Hij had jnij bij de verdeeling van ons vaderlijk erfdeel benadeeld. Ik was in zaken immers zoo onkundig. Bij mijn goede verpleging had rijn geweten hem zoo gekweld. Do zijnen hadden bovendien genoeg. Wan neer hij beter geworden was had hij mij recht gedaan, als hij stierf moest ik heit geld hebben. Ik zou hem wel vergeven o mijn goede broer f' „Oom Hans oom Hansl" jammerde Marie en hief de handen omhoog. „Ja mijn arm kind, mijn lieveling, ik had alles aan fioldammer kunnen afbetalen en had voor je va der kunnen zorgen wanneer wanneer de erfenis maar gister gekomen was. Het is een ongeluk een ellende allerverschrikkelijkst." Hij liep vol „ver- twij feling in de kleine ruimte op en neer. Marie stond pp. Zij stond als versteend en doods bleek en_ in haar gelaat trok en schokte het zenuw achtig. 1 it een nevel van gedachten dook plotseling de hoop omhoog. Plotseling zonk zij op de knieën Noord-Holland heeft sedert 90 jaar een dergelijke ramp niet getroffen als de watersnood van 1916. (14 Januari.) Velen zal het gegaan zijn als mijhun drong de vraag op, welke gegevens te vinden wa- ren omtrent den strijd van rsoord-Holland tegen het element der zee. Én met eenige moeite slaagde ik er in de onderstaande gegevens te verzamelen en tot een vrij volledig beeld te maken van het ontstaan van Noord-Holland, zooal's het thans is. Wat door den loop der eeuwen de strijd tegen het water beteekende, ligt hierin opgesloten. De meest bedreigde punten zijn thans Anna Paulownapolder, Waterland, de Eemsvallei en Harderwijk, om niet te spreken van het Kamper- eiland en de buurt van Giethoorn. Het Marker- eiland ligt natuurlijk buiten de beschouwing van onze Zuiderzeekust en vormt op zichzelf het meest bedreigde van alle genoemde punten en thans ook dientengevolge het meest getroffene. Bezien we tot recht begrip van dit geheele op stel het noordelijke, deel van Noord-Holland wat nader, te weten vóór en in de elfde eeuw, toen de Zuiderzee met „groene Bosschagiën" en „heerlijke foreesten", vruchtbare beemden en voornamelijk dat schoone bosch te Kreil. nog bestond. Op de grens van Barsingerhorn en Wieringer- waard bestaat nog. thans het gehucht de Kreil. Dit ontleend zijn oud-historischen naam aan het woud, dat langs Noord-Hollands westkust zich uitstrekte. Te Kreil was het noordelijkste punt. De „Vriesche koningen en Hollandsche graven plachten er haer (hun) wiltjacht te hebben," daar het bosch vol her ten en hinden was. De naam Hindeloopen (volgens oude historische schrijvers) onving den naam naar dit wild. „Allerhande slach van Beesten" vond men er verder, beren, vossen en wolven. Onder de historieschrijvers wordt zelfs een ge vonden (zie Lud. Smids: „Schatkamer der oud heden") die beweert, dat dit bosch zich nog verder uitstrekte en de verbinding vormde tusschen Noord- Holland en Friesland, een woud vol eeuwenoude eiken, beuken en iepen. Als bewijs hiervoor ver telt hij ons, dat een droge zandplaat in de Zuider zee tusschen Enkhuizen en Stavoren in 1700 nog de Kfeil genoemd werd. In dit opzicht is dit historische woud, waarvan de bosschen aan den duinkant nog overblijfselen moeten zijn, natuurlijk alleen maar van belang, dat de Zuiderzee dus toen nog niet was doorgebroken tusschen Friesland en Holland. Van der Aa echter vertelt ons een historie uit het leven van een onzer Hollandsche graven Flo- ris II 10%, in verband met dit woud, die we hier verkort weergeven, als volgt: Omstreeks 1100 bloeide het Friesche stamhuis der Galama's zoozeer, dat het zelfs de graven van Hol land tót gelijken rekende( Hun gebied grensde aan dat van Holland. Gala Iges Galama geraakte daardoor in twist met Floris den Vetten. Calama namelijk, het Kreiler bosch als het zijne aanmerkende, vermaakte zich daar menigmaal met de jacht, doch dit mishaagde den Hollandschen graaf. Deze nam op zekeren tijd den dienaren van Galama, daar jagende, drie jachthonden met al wat ze gevangen hadden, af. Galama zwoer wraak. De Graaf ging niettemin voort met jagen op het terrein, dat Galama zich het zijne noemde en alzoo geviel het kort daarop, in het gemelde bosch, dat zij elkaar ontmoetten. Galama eischte met bitse woorden vergoeding en dreigde deze bij weigering terstond met gewela van wapenen te zullen nemen. „Zoo waarlijk ik een edele vrije Fries geboren ben, zal ik het mijne tegen uw overweldiging be schermen of het zal mij aan macht, maar niet aan wil ontbreken", vaarde de Frische edelman den Graaf toe. En meteen zijn zwaard uit de schede trekkende, bracht hij daarmede den Graaf een wond in'den rechterarm toe. 's Graven edellieden dit ziende, trokken daarop hun degens en beschermden hun heer. De strijd was ongelijk. Twee van 's Graven gevolg echter beten spoedig in het zand, daar zij zoo'n forsch op treden riiet-verwacht hadden van den Fries. Gala ma zelf ontving mede een doodelijken slag en stierf ter plaatse. Dit zoude in het jaar 1112 of zooals elders te lezen stond 1119 gebeurd zijn. De nabuurschap der Friesche koningen en de Graven van Holland typeert echter in net bijzon der de gesteldheid van de zee, die eens land was. Van der Aa schijnt echter aat Kreilerbosch ge heel tot Noord-Hoiland gerekend te hebben. Het Kreilerbosch wera in 1175 door de Zuiderzee verzwolgen. Dit ziet natuurlijk op de andere ziens wijze. „Toen de zuijderzee laut was, wort ons in dfe jaartijtboecken nagelaten, dat eens een dienstmaecht in 'et waterputten haring gevonden heeft". En de logica bracht gemelde „dienstmaecht" aan het verstand, dat haring in de zee thuishoorten er bijgevolg uit afkomstig was en met het beestje was natuurlijk water meegekomen, bijaldien toentijds de haringen nog zwommen. „de naring is een visch" zingt Speenhof immers. Enfin waar 't zeewater *oo na kwam, dat h^tzelfs al haringen meebracht, kwam nog iets anders, te weten de watervrees. Althans we lezen verder: 't welck welke gebeurtenis) de heer des Lams aangedient zijnde vertelt zijnde), verk'och (hij) al hetgene hij daaromtrent besat en ging op eene andere plaetse wonen, daar hij bevrijt was voor den inbreuck. die er na geschiedde." Lezer, het gevaar ontvluchten bij vrees voor wa tervloeden, vind ik vrij menschelijk. Maar zoo lang wachten tot de haringen voor je deur zwemmen, lijkt me op z'n-zachts gesproken wel wat al te his torisch. Ge ziet. de geschiedenis is niet altijd droog, ach, zullen veleh zeggen, die geen kwaad willen zien aan anderen, waarom is er ook thans geen dienstmaecht geweest, die een haring putte, opdat we allen hadden kunnen voorzien het element dat op komst was en waarin die haring zwom vóór 14 Januari 1916. We hebben thans geen enkele mystificatie voor de historie te boekstaven, niets anders dan nare werkelijkheid, die 15000 runderen in Waterland alleen een wissen dood deed vinden. Maar om op de „Suijderzee, die toen laut was," terug te komen. Daer is een vertellinge van 'et kramerken met sijn mars, 't is waer of leugen, het Marsdiep zou der de naam van gekregen hebben, want alsoo tusschen het Texel en de(n) Helder geen meer water en was dan dat men met een balck plank) over gaan mochte kon), gevielt het geviel) dat het kra merken aldaar kwam en bij gebrek van de balck i tti 'i 1 zijn mars nam en stelde die in 'et water om over te' komen en juist wast'er soo diep als de mars toe- langen mocht. Hieruit soude den naem van 't Mars diep, of even soo diep als de mars ontsprongen, of voortgekomen zijn. Andere zeggen, dat hij slechts met ae mars peijlde, en soo hem na de diepte ge- vraecht wierde, soude geantwoort hebben als mijn mars (Soeteboom). Den Helder dagteekent van 't laar 1500 lezer. Ons beeld van NoordTHolland met het meer Flevo, het Kreilerbosch tusschen Friesland en Ntord-Holland of althans een voortzetting er van en het nauwe Marsdiep, dat zoo breed als een mars was, ;s nog niet volledig. Zoo meldt de geschiedenis nog het volgende: De Anna Paulowna maakte vóór de jaren 1130— 1170 deel uit van het groote vastenland, hetwelk Noord-Holland met de eilanden verbond. Hij was dus voorheen bewoond. Met dit voorheen bedoelen wij vóór 113ó. De overblijfselen van een ouden weg van het westen naar het oosten, ja zelfs een kerk hof in den oosthoek op de hoeve „De Hefboom" zijn thans nog zwijgende getuigen van een vroeger leven. Waarsch. 1130 is dit vasteland overstroomd. De stroom door het Koegras voorzag het Westdeel van zand, de lichtere slijkdeelen werden naar binnen waarts gestuurd. Tusschen Oost- en Westdeel liep de geul (het Oude Veer) dienende voor de afwate ring van de Zijpe, waarover later meer. De geschiedenis van de droogmaking van den polder Anna Paulowna, hoewel op zichzelf een vrij lange geworden, is in verband met het opstel thans van geen waarde. Pas in 1845(46) is de polder drooggelegd. Dit is ons voorloopig genoeg. Met de geweldige stormen in het jaar 1260 scheur de het land tusschen Texel en Wieringen los. Wie- rinklandt, een oude naam voor de Wieringerwaard, is pas in 1610 volgens Smids opnieuw overstroomd. Vanaf de Zijper Sluis (noordersluis) legde men thans een gemetselde steenglooiing aan waarvan o.a. in onzen tijd in de Groote Buurt nog overblijf selen werden gevonden. Ten noorden versterkte men dezen muur op al lerhande manier, maar de dijk geraakte aan het verzakken. In 1617 lag de polder droog en waren 1882 mor gen land gewonnen. We hebben al reeds een tipje van den sluier op gelicht, over wat men thans „den strijd tegen het water" noemt, maar de tijd, toen men machteloos zich stuk voor stuk het land zag ontnemen, somé in drie opeenvolgende jaren de "nood van het zee water aan den lijve voelde, die tijd is de historie waarop we in ons opschrift het meest doelden. Anno 333 joeg de Noordzee met een zwaren storm uit het Noordwesten, dien we thans zoo goed ken nen, het water do'or de duinen, de 'Zijpe overstol pende. Uit het Sciremeer (Schermer) liep een water naar Petten, de Kinnem (vandaar Kinnemerland ofKen- nemerland). Door aen vloed bovengenoemd, werd de loop van de Kinnem verkort en de mond ver breed. Voor de latere invallen der Noormannen is dit de vluchthaven geworden bij stormweer en tevens de toegangsweg tot de oude stad Vronen (nu St. Pancras, verwoest in 1297). Pas in 1387 ging men tot de indijkink van de Zijpe over. (Slot volgt). en strekte de beide handen smeekend tot oom Hans omhoog. i O, Hans! ,oom Hans, wanneer je mij' lief hebt redt mij dan. Ik kan het niet verdragen ik zal er aan sterven". „Alles zal ik doen wat je wilt kindlief alles „Help mij ik moet weg ik vlucht ik ga er vandoor". „Maar waarheen! Ik heb het geld nog niet". „Later later vergeving of je mij helpt". „Alles wat je wilt". Zij vloog als een dolle naar haar .eigen kamertje. Maar hier deinsde zij ontsteld terug. Jeanne Duvernier stond piekfijn aangekleed daar reeds op haar te wachten om haar de bruidstooi aan te trekken. „Jeanne. ben jij hier?" „Ja. kindlief, ik zou je toch helpen". Marie was de afspraak van di^n morgen vergeten. Zou rij het wagen om de Francaise in vertrouwen te nemen. Zou zij zeggen wat zij van plan stond te doen? Maar rij moest het wel doen wat bleef haar an ders over? Onder een voorwendsel Jeanne zien weg te krijgen? Zij zou argwaan krijgen en niet willen heengaan. Dan was alles verloren 1 Slechts een onbe perkt vertrouwen kon haar helpen en haar redden. De tijd verliep en de bodem brandde haar onder de voe ten. De Fran?aise zeide: ;,Buk even kindlief, dan zal ik je hoed afnemen, wij mogen ons wel haasten. Je mag een bruiloftskoets nooit laten waéhten, dat brengt ongeluk in het huwelijk". 'larie rukte de knoopen van haar japon los. Plot seling greep rij Jeannes handen: „lieve beste help mij, sta mij bij ik wil weg!" „Weg? Maar je bent toch getrouwd je bent rijn vrouw. „Jü zult mij niet verraden, lieve, beste Jeanne? Ik smeek je, help mij", De Francaise begreep eerst niet best wat dit alles beteekende, maar de schrik week en zij kwam lang zamerhand tot nadenken. Nog wilde haar mededing ster de plaats ruimen? Dan was er dus weer hoop voor haar, rij kreeg weer eens kans. Zij zou wel mal rijn om een voornemen te verhinderen, dat haar voordeel brengen kon. Sidderend van opgewondenheid stamelde zij„Waar denkt u aan men kan toch niet „Wat bekommer ik mij om de Inschrijving op het stadsambt? Je weet toch Jeanne, idat ik met een zwaar hart ja heb gezegd, om mijn vader uit den nood te redden." Bevend van baast en onrust trok" zij haar zijden japon uit en schopte het met den voet weg. papa helpen, nu heeft hij mij niet meer noodig. Ge luister eens Jeanne. Oom Hans heeft geërfd, hij wil trouwd in de kerk rijn wij nog niet. Wat wil Goldam- mer mij maken wanneer ik weg ben?" „Hij laat je niet gaan, dat doet hij niet". „Neen. wanneer ik hem het vraag, zeker niet zij trok juist een paar andere schoenen aan. Toen sioeg Duvernier haar arm om Marie's hals. „Wil je hem dan vrij geven?" „Gaarne gaarne maar laat mij Ik weet dat er geen enkele minuut te verliezen is." Haar vriendin hing aan haar hals en verstikte haar met haar kussen. „O Marie beste Marie als je heengaat o, dat geluk is onverwacht nu in het laat ste oogenblik „Help mij nu. Ja. het mag tot jouw geluk zijn Jeanne. Nu, vlug mijn wollen japon. Zoo. nu mijn filten hoed en ouden mantel. Wat zal ik nu in mijn handkoffe rstoppen? Hier eenige hemden, mijn blauwe japon, schorten en kousen". Zij duwde alles inet groo te haast in den koffer. „Zoo nu dicht!" Dan scheur de zij een paar -blaadjes uit haar notitieboekje en schreef - in groote h#ast met potlood aan haar vader. De Francaise door de opgewondenheid heen en weer gedreven, poogde hier en daar wat op te ruimen, maar vergrootte in haar zenuwachtigheid de rommel nog. Allerlei gedachten joegen haar daarbij door het hoofd. Goldammer zou naar weer gaarne hebben. Zij zou hem troosten, zijn goede engel rijn. Hun har ten zouden elkaar weer vinden. En later zou rij met hem naar het altaar gaan". Marie schreef intusschen „Lieve vader! Wees niet boos, dat Ik u verlaat. Oom Hans heeft geld, hij koopt u van Goldammer vrij hij zal voor u zorgen. Ik ga maar het is 'béter dat u niet weet waarheen. Maakt u maar niet bang. Ik zal aén Goldammer schrijven. Dat huwelijk was mijn onge luk en dood geweest. MARIE." Zij sloeg het blaadje om en adresseerde het. Aan Goldammer schreef rij„U hebt het steeds wel geweten, dat ik het huwelijk met u met grooten tegenzin tegemoet zag. U hebt mij tot dezen noodlot- tigen stap gedwongen. De reden om u toe te be- hooren. valt weg. men zal u mijn schuld betalen, ïk verscheur den papieren,banki die ons de&en morgen heeft verbonden, ik ga heen en keer nooit weer NIEUWE N1EDORP. Geslaagd voor diploma melkcontroleur, bij het exa men te Hoorn ,onze plaatsgenooten de heeren Jb. Ho venier en O. Strijbis Uz. ANNA PAULOWNA. De heer C. Kcijzer, ambtenaar ter secretarie, al hier is h«moemd tot adjunct-commies aan de afdeeling financiën, ter secretarie van Enschede. w ARMENHUIZEN. De heer M. J. S. de Rijk®, voorheen gemeente secretaris van Callantsoog, sedert eenige maanden tij delijk werkzaam ter secretarie alhier, is benoemd tot secretaris der zeer. welvarende gemeente Zonnemaire (2) KOLHORN. Door L. Kwantes Az., alhier, werd een voldoend examen afgelegd tot toelating aan de Christelijke Kweek school voor Onderwijzers te NJjme«cn. DE BELLENBAAN VAN EEN ÏORPEDO. Van deskundige rijde schrijft men ons: In de communiqué's betreffende de vermoedelijke oorzaken van den ondergang der Nederlandsehe stoom- schepen „TubantiÈ" en „Palembang' wordt herhaal delijk gesproken van het zien van e?n bellenbaan op het oogenblik vóór of na de ontploffing, liet Ls voor een goed begrip der zaak niet ondienstig bier even nader aan te geven wat onder die zoogenaamd® bel lenbaan verstaan wordt. De z.g. vischtorpodo is een visch- of sigaarvormig lichaam van ruim 5 meter iengte, dat zich door eigen beweegkracht op een vooraf bepaalde diepte onder de wateropvlakte met groote snelheid voortbeweegt naar het doel waartegen zij gelanceerd is. De machine van de torpedo wordt gedreven door samengeperste lucht en evenals bij een zich voortbe wegende locomotief stoom uit Üen schoorsteen ont snapt en bij een automobiel gassen ontsnappen, ver laat de afgewerkte lucht welke in de machine van een torpedo haar werk heeft verricht het torpedolichaam door een buis aan den staart der torpedo. Deze afgewerkte lucht stijgt in den vorm van bellen naar boven waardoor achter de torpedo het zeewater in beroering wordt gebracht en zich op de oppervlakte van het water een zeer kenbare langzamerhand breeder wordende witte streep vormt, die bij de marine met de aan zeelieden eigen vindingrijkheid op taalgebied de „bellenbaan van de torpedo" wordt genoemd. Zij geeft dus zeer duidelijk de richting aan waarin dè torpedo zich voortbeweegt en Ls ook bij nacht dikwijls zeer goed te zien als een lichtende streep. Aangezien achter de luchtbellen eenigen tijd behoe ven om aan de oppervlakte te komen en de torpedo met groote snelheid haar weg aflegt, bevindt de zicht bare bellenbaan zich altijd op een zekeren afstand ach ter de torpódo. Deze afstand handt af van de diepte waarop de torpedo loopt, haar snelheid en den tijd welke de luchtbellen noodig hebben om de oppervlakte van het watef te bereiken. Voor een torpedo iriet 40 mijl snelhefd (d.i. die van een flinke snelheid) en loopende op 3 meter onder wa ter, komt de zichtbare bellenbaan. ongeveer 60 meter achter de torpedo aan. Vandaar dan ook het verschijnsel dat de ontploffing plaats grijpt, terwijl de zichtbare bellenbaan het schip no(? niet heeft bereikt 'T WAS GEEN JENEVER. Te I,Iniuiden heeft een visscherman van een stoom- treüer. zekere B.. gehuwd en vader van negen kin deren, in dronkenschap in een café, denkende ter sluiks een flesch jenever te grijpen, een flesch creoline aan den mond gezet en een groot gedeelte van den inhoud ingezwolgen. waardoor hij plotseling be wusteloos neerziel. Men vreest voor zijn leven, ofschoon de te hulp geroepen medicus onmiddellijk de maag van den man heeft uitgeheveld. BEVEILIGING VAN NEDERLANDSCHE KOOP VAARDIJSCHEPEN. Het departement van Marine deelt mede: De door de Regeering aangekondigde maatregel om de Nederlandsche koopvaardijschepen op het traject tusschen Noord-Hinder en Galloperbnnk te doen voor afgaan door 2 sleepbooten ter beveiliging tejjen ver ankerde mijnen, zal In werking treden op Zaterdag 1 April. De sleepbooten „Titan" en.Simson" zullen des mor gens te 6 uur van dien dag vertrekken van een punt gelegen op 1 zeemijl ten Noorden van het lichtschip ..Noord-Hinder" en vandaar de schepen voorstoomen naar een punt gelegen op 51o 46'5 N.R. en 2o 2'.5 O.L. van Greenwich. zijnde ongeveer 3 zeemijlen Z.O. (mam.) van de Noord Galloper-boei alwaar de booten zullen ankeren. Des n.m. te 1 uur zullen rij weder van dit punt vertrekken naar het punt van afvaart benoorden het lichtschip „Noord-Hinder". NEKKRAMP. LEIDEN, 30 Maart. Onder den alhier gemobiliseer- den landstorm hebben zich twee gevallen van nekkramp voorgedaan. Dv barakken werden ontsmet en dadelijk streng geïsoleerd. i" l- i |.i I i i fi Li- "-gaai hoort ge, nooit weer. Ik ben vrij en u is het ook. MARIE." Op dit papier legde rij den ring: geloof, liefde en hoop, de trouwring en de broche. Hoe vlug zij dit alles ook deed, het ging de Francaise niet vlug ge noeg. „Ik bid je -- mon Dien het rijtuig komt voor de huwelijkskoeta vlug vlug Anatal kan elk oogenblik hier rijn óm je te halen". Deze mogelijkheid deed Marie zich nog meer haasten en zij greep de handkoffer en vloog naar de deur. Daar werd juist op dat oogenblik tegen geklopt. De beide vrouwen deinsden terug, haar harten klopten wild. in schrik en spanning keken rij naar de deur. Was dat de bruidegom. Schuchter werd de deur half geopend en oom Hans gezicht verscheen in de kier. „Maak voort, Marie Hij zag de Franfaise en deinsde terug. Ik help haar", riep Jeanne. „Maar zoo verdwijn ik. Want voor niets ter wereld mag Anatal mij hier vin den!" Zij nam haar sleep op, huppelde Hans voorbij en snelde de trap-af naar beneden. „Kom. oom Marie trok Hans met zich voort. „Snel, snel, naar de lift. Het is zekerder dat wij daarmee gaan, anders konden wij Goldammer nog wel op de trap tegenkomen". Zij rukte de deur van de lift open en sprong binnen, i Hans volgde bereidwillig, zonder nog te weten wat zij i wilde. De teckel stond naar boven luid toe te blaffen. 1 Marie trok aan de staaldraad, vlug door haar hénd.1 zoodat rij snel als de wind naar benetjro gingen. Op de vragen van oom Hans was rij nog niet in staat re gelmatig antwoord te geven. Zij hoome nauwelijks wat of hij zeide, haar heeie wezen was van angstige haast vervuld. Zij kwamen beneden aan, het mechanisme stopte. Een angstige blik ging naar de benedengang. Niemand te zien. Marie sprong er uit, oom Hans volgde ver ward. Met twee stappen was Marie bij de hofdeiir, nu stonden rij buiten en de deur viel achter haar in het slot. Marie haalde diep adem, alleen zij was nu1 nog niet geborgen. Zij liep vlug over den hof en oom Hans kon haar nauwelijks volgen. Nu de deur van het achterhuis. Gelukkig niet op slot. Zij snelden de halfdonkere pakkamers door en nu stonden zij °P de Kruisstraat. Diapademend aarzelde Marie een oogwenk. Hans nam haar de koffer uit de hand. „Waarheen?" I „Naar een rijtuig, en dan naar het station, aan den Zoologischen tuin En een oogenblik later reden rij in Vlugge vaart. En bij den hoek van de Leipzige straat zag de vluchtende haar bruiloftskoets voor dammers huis stilhouden Het was alles zoo pronKiK mogelijk. Marie liep een rilling langs de rug. Zij den koetsier tot spoed voort, nog was rij niel veiligheid, men zou haar bepaald gnsn zoeken. Wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 6