Noord-Holland en de Zuiderzee.
Binnenlandsch Nieuws.
-
«-
drong nu tot hem door, gaandeweg.|En hij wilde
't verdoezelen, vernevelen, wegdrinken.
Daar lagen de postwissels.
Hij kende de handteekening van jufirouw Meur
sing. Tientallen malen had hij gezien dat spitsige,
stijve pootje met de preciesige letters de nauw
keurige puntjes en haaltjes.
Frits cfronk nog een rumgrog.
Nu zou 't gaanOch wat, die malle vrees,
die angst van hem.
Pa en moe zouden hem waarachtig niet voor een
dikke zestig pop in de kast laten zetten. Hij bekeek
den postwissel van ruim f 64.
Nam nog een paar flinke grog-teugen.
Daar ging de pen. Hij bewonderde z'n prachtige
letters. Dikwijls had Frits zich geoefend in het na
maken van handschriften, signaturen. Nu lukte 't
wonderbaar goedDat ..den Weled. Heer F. D.
van Kamp" was subliemDe handteekening zelve,
't Kwam er op 'aan, snel te schrijven, met vaste
hand. De oude dame had nog een kranig pootje.
Hij haalde zich de signatuuc scherp vóór oogen.
Juist, zóó deed zij 't, Margaretha F. Meursing.
!Met zoo'n ouderwetschen zwaai haal onder den
naam zooals de lui deden in den tijd van de
fanzepennenPrachtig I t Stond er. Den brief
ad Frits ook al gelezen. Niks bijzonders. Van
het bestuur eener vereeniging, die juffr. Meursing
uitnoodigde in het „eere-damescomité" voor een
jubileum zitting te willen nemen. Geen stofje aan
de lucht1 Postwisseltje van drie gulden was,
blijkens kantteekening, voor contributie-betaling.
Op de rand van den grooten wissel stond alleen
'n naam. Iemand uit Nijmegen; Blijkbaar een zaken
man. Zonder meer. Dat vage beangstigde Frits wel
een tikje.
Maar er moest nu gehandeld. Naar 'tjpostkantoor.
Hij nam nog een grog. Betaalde met den gulden,
dien moeder hem had gegeven.
Stapte op.
Vóór 't loket stond, bij „Uitbetaling" een lange
file. De grogs maakten.hem,na den doorwaakten
„cabaret-nacht" en met leege maag als hij was,
doezelig.
Daar was hij aan de beurt. Nog eerder dan hij
verwacht had. Hij teekende de wissels af. De ambte
naar secuur mannetje wendde de grijze pa
piertjes om en om. Bekeek de handteekeniag van
Maar eensklaps viel 't hem in.
.Ah, ja juist, jdie .historie met dejwissels van
die oude dame. Hoe lang was dat nu al geleden
Beklaagde glimlachte. In de stormen des tijds was
de historie hem ontgaan. Hij had nog heel wat an
ders meegemaakt intusschen I... En bij de herinne
ring aan dat zaakje scheen de beruchte mattre-
chanteur zich werkelijk te verblijden. Over de
leuk-handige manier, waarop hij dat toen o. hij
was maar een »eroen J^STRFCSRIÈau.-
Maar hij hield zich goed
Kalm bewoog de hand van den ambtenaar zich
naar de geldbak. Daar kwamen ze, twee lapjes
van vijf-en-twintig, een muntje, wat zilvergeld
Heel bedaard streek Frits 1t op. De file schoof
verder
Klokslag vier uur was hij in de „bar", die na ze
keren tija „sociëteit" werd. Hij had den heelen dag
rondgelummeld.
Een gulden of-wat verteerd.
Hij was een aardig eind in roes. Betaalde kellner.
Kreeg z'n acceptje terug.
Had van geel-lapje gewisseld.
Een gerinkel van riksen en guldens. Hij zag weêr
om zich heen oogen, omkranst door zwart-geverfde
wimpers. En rood-gesch'minkte lippen, die cigaret-
ten rookten, als eenige uren geleden.
Gaandeweg zag hij alles ifi wazigen schijn. Maar
Mlle. Tilly kwam en zeurde dadelijk om „drinks".
Hij was royaal. Stond alles toe, wat zij hem vroeg...
't was propvol-, nu aan z'n tafeltje. Dekurk van een
champagne-flesch knalde.
De patroon van de „■bar" straks president
secretaris van de „sociëteit", kwam eens pools
hoogte nemen. Maar de riksen rinkelden, 't Was
in orde.
Toen Frits wakker werd, lag hij in het leêge
„salon" van de „bar". De zon scheen fel door He
rose nfeergelaten gordijnen. Er was niemand maer.
De eerste „dag-kellner", die tegen zeven uur kwa
men om op te ruimen, was in z'n hemdsmouwen,
druk aan 't werk.
En hij -hoorde 't
In een van z'n vestzakken vond Frits nog drie
dubbeltjes en een cent Karei, de oude dagkellner,
bracht hem op de hoogte. Hoe hij over de veertig
pop had verteerd in korten tijd. En bij Henri een
nieuw accept had geteekend... Hoe groot het was
kon Karei niet precies zeggen.
Over de dertig, dat weet ik wel, zei de man, al
schuiereud en boenderend. Hij bracht Frits een
biertje.
Hij ging achter, om patroon te vragen. Frits be-
fon weer te snurken. En nog voordat hij insliep,
oorde Frits den „propriétaire" zeggen„Och, laat
'm maar liggen, anders krijg ik nog herrie met
den vent...
Toen Frits van Kamp terecht stond en het O.
M. een jaar tegeh hem eischte wegens afdreiging
lag het gebeurde met de postwissels reeds een
heelen tijd in 't verleden.
't Was betrekkelijk gauw uitgekomen. Maar de
familie had 't „gesust -Vader had de schade ge
dragen. Maar intusschen was alweer een nieuw
strafgeding tegen hem gaande, en dat kon niet „ge
sust" worden.
In zijn requisitoir had de officier gezinspeeld op
de valsche handteekening, want de zaak was inder
tijd ruchtbaar geworden en slechts met de grootste
moeite had men gedaan gekregen, dat ze „gede
poneerd" werd.
De magere kerel met de valsch-loerende oogen
en de ingevallen wangen, waar vurig t b. c.-blosje
op gloeide in de bank der beklaagden keek
den officier verwonderd aan.
Vervalschte postwissels, scheen hij na te
denken.
vochtig en koud.
Marie ging het hart open, nu zij iemand ontmoette,
die er uit deelneming met haar zoo ontsteld uitzag.
Zij viel hem om den nals, haar allerbesten vriend. Ja.
oom Hans, ik ben nu zijn vrouw, maar ik weet niet
hoe ik het lapger moert uitstaan".
„Kom binnen kindlief, kom binnen, stamelde oom
Hans en trok haar in de kamer. Hier zonk Marie door
een plotseling gevoel van angstige verwachting aange
grepen op een stoel neder en staande den kleinen
man aan. Wat mocht er gebeurd zijn? Hij keek zoo
verward, zooals rij hem nog nooit had gezien en hij
kon de .woonden niet yinden om met haar te spreken.
Met moeite kwamen eindelijk van .rijn lippen: „O.
gister, was het maar gister gebeurd Marie, mijn
arm kind, |dan had ik je nog gered".
„Maar ;wat is wat is er dan gebeurd?"
Hij stond voor haar en moest zich aan' de tafel
vasthouden, zoo beefde hij.
„Denk eens pan. Marie ik ben rijk, mijn broer
heeft mij Jwaalf duizend Mark vfermaakt en vandaag
vonden wij bet testament in rijn schrijftafel en daar
bij een brief aan mij uit de laatste «dagen van zijn leven.
Hij had jnij bij de verdeeling van ons vaderlijk erfdeel
benadeeld. Ik was in zaken immers zoo onkundig.
Bij mijn goede verpleging had rijn geweten hem zoo
gekweld. Do zijnen hadden bovendien genoeg. Wan
neer hij beter geworden was had hij mij recht gedaan,
als hij stierf moest ik heit geld hebben. Ik zou hem
wel vergeven o mijn goede broer f'
„Oom Hans oom Hansl" jammerde Marie en hief
de handen omhoog.
„Ja mijn arm kind, mijn lieveling, ik had alles
aan fioldammer kunnen afbetalen en had voor je va
der kunnen zorgen wanneer wanneer de erfenis
maar gister gekomen was. Het is een ongeluk
een ellende allerverschrikkelijkst." Hij liep vol „ver-
twij feling in de kleine ruimte op en neer.
Marie stond pp. Zij stond als versteend en doods
bleek en_ in haar gelaat trok en schokte het zenuw
achtig. 1 it een nevel van gedachten dook plotseling
de hoop omhoog. Plotseling zonk zij op de knieën
Noord-Holland heeft sedert 90 jaar een dergelijke
ramp niet getroffen als de watersnood van 1916.
(14 Januari.) Velen zal het gegaan zijn als mijhun
drong de vraag op, welke gegevens te vinden wa-
ren omtrent den strijd van rsoord-Holland tegen
het element der zee. Én met eenige moeite slaagde
ik er in de onderstaande gegevens te verzamelen
en tot een vrij volledig beeld te maken van het
ontstaan van Noord-Holland, zooal's het thans is.
Wat door den loop der eeuwen de strijd tegen het
water beteekende, ligt hierin opgesloten.
De meest bedreigde punten zijn thans Anna
Paulownapolder, Waterland, de Eemsvallei en
Harderwijk, om niet te spreken van het Kamper-
eiland en de buurt van Giethoorn. Het Marker-
eiland ligt natuurlijk buiten de beschouwing van
onze Zuiderzeekust en vormt op zichzelf het meest
bedreigde van alle genoemde punten en thans ook
dientengevolge het meest getroffene.
Bezien we tot recht begrip van dit geheele op
stel het noordelijke, deel van Noord-Holland wat
nader, te weten vóór en in de elfde eeuw, toen de
Zuiderzee met „groene Bosschagiën" en „heerlijke
foreesten", vruchtbare beemden en voornamelijk
dat schoone bosch te Kreil. nog bestond.
Op de grens van Barsingerhorn en Wieringer-
waard bestaat nog. thans het gehucht de Kreil. Dit
ontleend zijn oud-historischen naam aan het woud,
dat langs Noord-Hollands westkust zich uitstrekte.
Te Kreil was het noordelijkste punt. De „Vriesche
koningen en Hollandsche graven plachten er haer
(hun) wiltjacht te hebben," daar het bosch vol her
ten en hinden was. De naam Hindeloopen (volgens
oude historische schrijvers) onving den naam naar
dit wild. „Allerhande slach van Beesten" vond men
er verder, beren, vossen en wolven.
Onder de historieschrijvers wordt zelfs een ge
vonden (zie Lud. Smids: „Schatkamer der oud
heden") die beweert, dat dit bosch zich nog verder
uitstrekte en de verbinding vormde tusschen Noord-
Holland en Friesland, een woud vol eeuwenoude
eiken, beuken en iepen. Als bewijs hiervoor ver
telt hij ons, dat een droge zandplaat in de Zuider
zee tusschen Enkhuizen en Stavoren in 1700 nog
de Kfeil genoemd werd.
In dit opzicht is dit historische woud, waarvan
de bosschen aan den duinkant nog overblijfselen
moeten zijn, natuurlijk alleen maar van belang, dat
de Zuiderzee dus toen nog niet was doorgebroken
tusschen Friesland en Holland.
Van der Aa echter vertelt ons een historie uit
het leven van een onzer Hollandsche graven Flo-
ris II 10%, in verband met dit woud, die we hier
verkort weergeven, als volgt:
Omstreeks 1100 bloeide het Friesche stamhuis der
Galama's zoozeer, dat het zelfs de graven van Hol
land tót gelijken rekende( Hun gebied grensde aan
dat van Holland.
Gala Iges Galama geraakte daardoor in twist met
Floris den Vetten.
Calama namelijk, het Kreiler bosch als het zijne
aanmerkende, vermaakte zich daar menigmaal met
de jacht, doch dit mishaagde den Hollandschen
graaf. Deze nam op zekeren tijd den dienaren van
Galama, daar jagende, drie jachthonden met al wat
ze gevangen hadden, af.
Galama zwoer wraak. De Graaf ging niettemin
voort met jagen op het terrein, dat Galama zich
het zijne noemde en alzoo geviel het kort daarop,
in het gemelde bosch, dat zij elkaar ontmoetten.
Galama eischte met bitse woorden vergoeding en
dreigde deze bij weigering terstond met gewela van
wapenen te zullen nemen.
„Zoo waarlijk ik een edele vrije Fries geboren
ben, zal ik het mijne tegen uw overweldiging be
schermen of het zal mij aan macht, maar niet aan
wil ontbreken", vaarde de Frische edelman den
Graaf toe. En meteen zijn zwaard uit de schede
trekkende, bracht hij daarmede den Graaf een wond
in'den rechterarm toe.
's Graven edellieden dit ziende, trokken daarop
hun degens en beschermden hun heer. De strijd
was ongelijk. Twee van 's Graven gevolg echter
beten spoedig in het zand, daar zij zoo'n forsch op
treden riiet-verwacht hadden van den Fries. Gala
ma zelf ontving mede een doodelijken slag en stierf
ter plaatse. Dit zoude in het jaar 1112 of zooals
elders te lezen stond 1119 gebeurd zijn.
De nabuurschap der Friesche koningen en de
Graven van Holland typeert echter in net bijzon
der de gesteldheid van de zee, die eens land was.
Van der Aa schijnt echter aat Kreilerbosch ge
heel tot Noord-Hoiland gerekend te hebben.
Het Kreilerbosch wera in 1175 door de Zuiderzee
verzwolgen. Dit ziet natuurlijk op de andere ziens
wijze.
„Toen de zuijderzee laut was, wort ons in dfe
jaartijtboecken nagelaten, dat eens een dienstmaecht
in 'et waterputten haring gevonden heeft".
En de logica bracht gemelde „dienstmaecht" aan
het verstand, dat haring in de zee thuishoorten er
bijgevolg uit afkomstig was en met het beestje was
natuurlijk water meegekomen, bijaldien toentijds de
haringen nog zwommen.
„de naring is een visch" zingt Speenhof immers.
Enfin waar 't zeewater *oo na kwam, dat h^tzelfs
al haringen meebracht, kwam nog iets anders, te
weten de watervrees.
Althans we lezen verder:
't welck welke gebeurtenis) de heer des Lams
aangedient zijnde vertelt zijnde), verk'och (hij)
al hetgene hij daaromtrent besat en ging op eene
andere plaetse wonen, daar hij bevrijt was voor
den inbreuck. die er na geschiedde."
Lezer, het gevaar ontvluchten bij vrees voor wa
tervloeden, vind ik vrij menschelijk. Maar zoo lang
wachten tot de haringen voor je deur zwemmen,
lijkt me op z'n-zachts gesproken wel wat al te his
torisch. Ge ziet. de geschiedenis is niet altijd droog,
ach, zullen veleh zeggen, die geen kwaad willen
zien aan anderen, waarom is er ook thans geen
dienstmaecht geweest, die een haring putte, opdat
we allen hadden kunnen voorzien het element dat
op komst was en waarin die haring zwom vóór
14 Januari 1916.
We hebben thans geen enkele mystificatie voor
de historie te boekstaven, niets anders dan nare
werkelijkheid, die 15000 runderen in Waterland
alleen een wissen dood deed vinden.
Maar om op de „Suijderzee, die toen laut was,"
terug te komen.
Daer is een vertellinge van 'et kramerken met
sijn mars, 't is waer of leugen, het Marsdiep zou der
de naam van gekregen hebben, want alsoo tusschen
het Texel en de(n) Helder geen meer water en was
dan dat men met een balck plank) over gaan
mochte kon), gevielt het geviel) dat het kra
merken aldaar kwam en bij gebrek van de balck
i tti 'i 1
zijn
mars nam en stelde die in 'et water om over
te' komen en juist wast'er soo diep als de mars toe-
langen mocht. Hieruit soude den naem van 't Mars
diep, of even soo diep als de mars ontsprongen, of
voortgekomen zijn. Andere zeggen, dat hij slechts
met ae mars peijlde, en soo hem na de diepte ge-
vraecht wierde, soude geantwoort hebben als mijn
mars (Soeteboom).
Den Helder dagteekent van 't laar 1500 lezer. Ons
beeld van NoordTHolland met het meer Flevo, het
Kreilerbosch tusschen Friesland en Ntord-Holland
of althans een voortzetting er van en het nauwe
Marsdiep, dat zoo breed als een mars was, ;s nog
niet volledig.
Zoo meldt de geschiedenis nog het volgende:
De Anna Paulowna maakte vóór de jaren 1130—
1170 deel uit van het groote vastenland, hetwelk
Noord-Holland met de eilanden verbond. Hij was
dus voorheen bewoond. Met dit voorheen bedoelen
wij vóór 113ó. De overblijfselen van een ouden weg
van het westen naar het oosten, ja zelfs een kerk
hof in den oosthoek op de hoeve „De Hefboom" zijn
thans nog zwijgende getuigen van een vroeger leven.
Waarsch. 1130 is dit vasteland overstroomd. De
stroom door het Koegras voorzag het Westdeel van
zand, de lichtere slijkdeelen werden naar binnen
waarts gestuurd. Tusschen Oost- en Westdeel liep
de geul (het Oude Veer) dienende voor de afwate
ring van de Zijpe, waarover later meer.
De geschiedenis van de droogmaking van den
polder Anna Paulowna, hoewel op zichzelf een vrij
lange geworden, is in verband met het opstel thans
van geen waarde.
Pas in 1845(46) is de polder drooggelegd. Dit is ons
voorloopig genoeg.
Met de geweldige stormen in het jaar 1260 scheur
de het land tusschen Texel en Wieringen los. Wie-
rinklandt, een oude naam voor de Wieringerwaard,
is pas in 1610 volgens Smids opnieuw overstroomd.
Vanaf de Zijper Sluis (noordersluis) legde men
thans een gemetselde steenglooiing aan waarvan
o.a. in onzen tijd in de Groote Buurt nog overblijf
selen werden gevonden.
Ten noorden versterkte men dezen muur op al
lerhande manier, maar de dijk geraakte aan het
verzakken.
In 1617 lag de polder droog en waren 1882 mor
gen land gewonnen.
We hebben al reeds een tipje van den sluier op
gelicht, over wat men thans „den strijd tegen het
water" noemt, maar de tijd, toen men machteloos
zich stuk voor stuk het land zag ontnemen, somé
in drie opeenvolgende jaren de "nood van het zee
water aan den lijve voelde, die tijd is de historie
waarop we in ons opschrift het meest doelden.
Anno 333 joeg de Noordzee met een zwaren storm
uit het Noordwesten, dien we thans zoo goed ken
nen, het water do'or de duinen, de 'Zijpe overstol
pende.
Uit het Sciremeer (Schermer) liep een water naar
Petten, de Kinnem (vandaar Kinnemerland ofKen-
nemerland). Door aen vloed bovengenoemd, werd
de loop van de Kinnem verkort en de mond ver
breed.
Voor de latere invallen der Noormannen is dit
de vluchthaven geworden bij stormweer en tevens
de toegangsweg tot de oude stad Vronen (nu St.
Pancras, verwoest in 1297).
Pas in 1387 ging men tot de indijkink van de
Zijpe over. (Slot volgt).
en strekte de beide handen smeekend tot oom Hans
omhoog. i
O, Hans! ,oom Hans, wanneer je mij' lief hebt
redt mij dan. Ik kan het niet verdragen ik zal er
aan sterven".
„Alles zal ik doen wat je wilt kindlief alles
„Help mij ik moet weg ik vlucht ik ga
er vandoor".
„Maar waarheen! Ik heb het geld nog niet".
„Later later vergeving of je mij helpt".
„Alles wat je wilt".
Zij vloog als een dolle naar haar .eigen kamertje.
Maar hier deinsde zij ontsteld terug.
Jeanne Duvernier stond piekfijn aangekleed daar reeds
op haar te wachten om haar de bruidstooi aan te
trekken.
„Jeanne. ben jij hier?"
„Ja. kindlief, ik zou je toch helpen".
Marie was de afspraak van di^n morgen vergeten.
Zou rij het wagen om de Francaise in vertrouwen te
nemen. Zou zij zeggen wat zij van plan stond te doen?
Maar rij moest het wel doen wat bleef haar an
ders over? Onder een voorwendsel Jeanne zien weg
te krijgen? Zij zou argwaan krijgen en niet willen
heengaan. Dan was alles verloren 1 Slechts een onbe
perkt vertrouwen kon haar helpen en haar redden. De
tijd verliep en de bodem brandde haar onder de voe
ten.
De Fran?aise zeide: ;,Buk even kindlief, dan zal
ik je hoed afnemen, wij mogen ons wel haasten. Je
mag een bruiloftskoets nooit laten waéhten, dat brengt
ongeluk in het huwelijk".
'larie rukte de knoopen van haar japon los. Plot
seling greep rij Jeannes handen: „lieve beste
help mij, sta mij bij ik wil weg!"
„Weg? Maar je bent toch getrouwd je bent rijn
vrouw.
„Jü zult mij niet verraden, lieve, beste Jeanne? Ik
smeek je, help mij",
De Francaise begreep eerst niet best wat dit alles
beteekende, maar de schrik week en zij kwam lang
zamerhand tot nadenken. Nog wilde haar mededing
ster de plaats ruimen? Dan was er dus weer hoop
voor haar, rij kreeg weer eens kans. Zij zou wel
mal rijn om een voornemen te verhinderen, dat haar
voordeel brengen kon. Sidderend van opgewondenheid
stamelde zij„Waar denkt u aan men kan toch
niet
„Wat bekommer ik mij om de Inschrijving op het
stadsambt? Je weet toch Jeanne, idat ik met een zwaar
hart ja heb gezegd, om mijn vader uit den nood te
redden." Bevend van baast en onrust trok" zij haar
zijden japon uit en schopte het met den voet weg.
papa helpen, nu heeft hij mij niet meer noodig. Ge
luister eens Jeanne. Oom Hans heeft geërfd, hij wil
trouwd in de kerk rijn wij nog niet. Wat wil Goldam-
mer mij maken wanneer ik weg ben?"
„Hij laat je niet gaan, dat doet hij niet".
„Neen. wanneer ik hem het vraag, zeker niet
zij trok juist een paar andere schoenen aan.
Toen sioeg Duvernier haar arm om Marie's hals.
„Wil je hem dan vrij geven?"
„Gaarne gaarne maar laat mij Ik weet
dat er geen enkele minuut te verliezen is."
Haar vriendin hing aan haar hals en verstikte haar
met haar kussen. „O Marie beste Marie als je
heengaat o, dat geluk is onverwacht nu in het laat
ste oogenblik
„Help mij nu. Ja. het mag tot jouw geluk zijn
Jeanne. Nu, vlug mijn wollen japon. Zoo. nu mijn
filten hoed en ouden mantel. Wat zal ik nu in mijn
handkoffe rstoppen? Hier eenige hemden, mijn blauwe
japon, schorten en kousen". Zij duwde alles inet groo
te haast in den koffer. „Zoo nu dicht!" Dan scheur
de zij een paar -blaadjes uit haar notitieboekje en
schreef - in groote h#ast met potlood aan haar vader.
De Francaise door de opgewondenheid heen en weer
gedreven, poogde hier en daar wat op te ruimen,
maar vergrootte in haar zenuwachtigheid de rommel
nog. Allerlei gedachten joegen haar daarbij door het
hoofd. Goldammer zou naar weer gaarne hebben. Zij
zou hem troosten, zijn goede engel rijn. Hun har
ten zouden elkaar weer vinden. En later zou rij met
hem naar het altaar gaan".
Marie schreef intusschen
„Lieve vader!
Wees niet boos, dat Ik u verlaat. Oom Hans heeft
geld, hij koopt u van Goldammer vrij hij zal voor
u zorgen. Ik ga maar het is 'béter dat u niet
weet waarheen. Maakt u maar niet bang. Ik zal aén
Goldammer schrijven. Dat huwelijk was mijn onge
luk en dood geweest. MARIE."
Zij sloeg het blaadje om en adresseerde het.
Aan Goldammer schreef rij„U hebt het steeds
wel geweten, dat ik het huwelijk met u met grooten
tegenzin tegemoet zag. U hebt mij tot dezen noodlot-
tigen stap gedwongen. De reden om u toe te be-
hooren. valt weg. men zal u mijn schuld betalen,
ïk verscheur den papieren,banki die ons de&en morgen
heeft verbonden, ik ga heen en keer nooit weer
NIEUWE N1EDORP.
Geslaagd voor diploma melkcontroleur, bij het exa
men te Hoorn ,onze plaatsgenooten de heeren Jb. Ho
venier en O. Strijbis Uz.
ANNA PAULOWNA.
De heer C. Kcijzer, ambtenaar ter secretarie, al
hier is h«moemd tot adjunct-commies aan de afdeeling
financiën, ter secretarie van Enschede.
w ARMENHUIZEN.
De heer M. J. S. de Rijk®, voorheen gemeente
secretaris van Callantsoog, sedert eenige maanden tij
delijk werkzaam ter secretarie alhier, is benoemd tot
secretaris der zeer. welvarende gemeente Zonnemaire (2)
KOLHORN.
Door L. Kwantes Az., alhier, werd een voldoend
examen afgelegd tot toelating aan de Christelijke Kweek
school voor Onderwijzers te NJjme«cn.
DE BELLENBAAN VAN EEN ÏORPEDO.
Van deskundige rijde schrijft men ons:
In de communiqué's betreffende de vermoedelijke
oorzaken van den ondergang der Nederlandsehe stoom-
schepen „TubantiÈ" en „Palembang' wordt herhaal
delijk gesproken van het zien van e?n bellenbaan op
het oogenblik vóór of na de ontploffing, liet Ls voor
een goed begrip der zaak niet ondienstig bier even
nader aan te geven wat onder die zoogenaamd® bel
lenbaan verstaan wordt.
De z.g. vischtorpodo is een visch- of sigaarvormig
lichaam van ruim 5 meter iengte, dat zich door eigen
beweegkracht op een vooraf bepaalde diepte onder de
wateropvlakte met groote snelheid voortbeweegt naar
het doel waartegen zij gelanceerd is.
De machine van de torpedo wordt gedreven door
samengeperste lucht en evenals bij een zich voortbe
wegende locomotief stoom uit Üen schoorsteen ont
snapt en bij een automobiel gassen ontsnappen, ver
laat de afgewerkte lucht welke in de machine van een
torpedo haar werk heeft verricht het torpedolichaam
door een buis aan den staart der torpedo.
Deze afgewerkte lucht stijgt in den vorm van bellen
naar boven waardoor achter de torpedo het zeewater
in beroering wordt gebracht en zich op de oppervlakte
van het water een zeer kenbare langzamerhand breeder
wordende witte streep vormt, die bij de marine met
de aan zeelieden eigen vindingrijkheid op taalgebied
de „bellenbaan van de torpedo" wordt genoemd. Zij
geeft dus zeer duidelijk de richting aan waarin dè
torpedo zich voortbeweegt en Ls ook bij nacht dikwijls
zeer goed te zien als een lichtende streep.
Aangezien achter de luchtbellen eenigen tijd behoe
ven om aan de oppervlakte te komen en de torpedo
met groote snelheid haar weg aflegt, bevindt de zicht
bare bellenbaan zich altijd op een zekeren afstand ach
ter de torpódo. Deze afstand handt af van de diepte
waarop de torpedo loopt, haar snelheid en den tijd
welke de luchtbellen noodig hebben om de oppervlakte
van het watef te bereiken.
Voor een torpedo iriet 40 mijl snelhefd (d.i. die van
een flinke snelheid) en loopende op 3 meter onder wa
ter, komt de zichtbare bellenbaan. ongeveer 60 meter
achter de torpedo aan.
Vandaar dan ook het verschijnsel dat de ontploffing
plaats grijpt, terwijl de zichtbare bellenbaan het schip
no(? niet heeft bereikt
'T WAS GEEN JENEVER.
Te I,Iniuiden heeft een visscherman van een stoom-
treüer. zekere B.. gehuwd en vader van negen kin
deren, in dronkenschap in een café, denkende ter
sluiks een flesch jenever te grijpen, een flesch
creoline aan den mond gezet en een groot gedeelte van
den inhoud ingezwolgen. waardoor hij plotseling be
wusteloos neerziel. Men vreest voor zijn leven, ofschoon
de te hulp geroepen medicus onmiddellijk de maag
van den man heeft uitgeheveld.
BEVEILIGING VAN NEDERLANDSCHE KOOP
VAARDIJSCHEPEN.
Het departement van Marine deelt mede:
De door de Regeering aangekondigde maatregel om
de Nederlandsche koopvaardijschepen op het traject
tusschen Noord-Hinder en Galloperbnnk te doen voor
afgaan door 2 sleepbooten ter beveiliging tejjen ver
ankerde mijnen, zal In werking treden op Zaterdag
1 April.
De sleepbooten „Titan" en.Simson" zullen des mor
gens te 6 uur van dien dag vertrekken van een punt
gelegen op 1 zeemijl ten Noorden van het lichtschip
..Noord-Hinder" en vandaar de schepen voorstoomen
naar een punt gelegen op 51o 46'5 N.R. en 2o 2'.5 O.L.
van Greenwich. zijnde ongeveer 3 zeemijlen Z.O. (mam.)
van de Noord Galloper-boei alwaar de booten zullen
ankeren.
Des n.m. te 1 uur zullen rij weder van dit punt
vertrekken naar het punt van afvaart benoorden het
lichtschip „Noord-Hinder".
NEKKRAMP.
LEIDEN, 30 Maart. Onder den alhier gemobiliseer-
den landstorm hebben zich twee gevallen van nekkramp
voorgedaan. Dv barakken werden ontsmet en dadelijk
streng geïsoleerd.
i" l- i |.i I i i fi
Li- "-gaai
hoort ge, nooit weer. Ik ben vrij en u is het ook.
MARIE."
Op dit papier legde rij den ring: geloof, liefde en
hoop, de trouwring en de broche. Hoe vlug zij dit
alles ook deed, het ging de Francaise niet vlug ge
noeg. „Ik bid je -- mon Dien het rijtuig komt
voor de huwelijkskoeta vlug vlug Anatal
kan elk oogenblik hier rijn óm je te halen".
Deze mogelijkheid deed Marie zich nog meer haasten
en zij greep de handkoffer en vloog naar de deur. Daar
werd juist op dat oogenblik tegen geklopt. De beide
vrouwen deinsden terug, haar harten klopten wild. in
schrik en spanning keken rij naar de deur. Was dat
de bruidegom.
Schuchter werd de deur half geopend en oom Hans
gezicht verscheen in de kier. „Maak voort, Marie
Hij zag de Franfaise en deinsde terug.
Ik help haar", riep Jeanne. „Maar zoo verdwijn ik.
Want voor niets ter wereld mag Anatal mij hier vin
den!" Zij nam haar sleep op, huppelde Hans voorbij en
snelde de trap-af naar beneden.
„Kom. oom Marie trok Hans met zich voort. „Snel,
snel, naar de lift. Het is zekerder dat wij daarmee
gaan, anders konden wij Goldammer nog wel op de
trap tegenkomen".
Zij rukte de deur van de lift open en sprong binnen, i
Hans volgde bereidwillig, zonder nog te weten wat zij i
wilde. De teckel stond naar boven luid toe te blaffen. 1
Marie trok aan de staaldraad, vlug door haar hénd.1
zoodat rij snel als de wind naar benetjro gingen. Op
de vragen van oom Hans was rij nog niet in staat re
gelmatig antwoord te geven. Zij hoome nauwelijks wat
of hij zeide, haar heeie wezen was van angstige haast
vervuld.
Zij kwamen beneden aan, het mechanisme stopte.
Een angstige blik ging naar de benedengang. Niemand
te zien. Marie sprong er uit, oom Hans volgde ver
ward.
Met twee stappen was Marie bij de hofdeiir, nu
stonden rij buiten en de deur viel achter haar in
het slot. Marie haalde diep adem, alleen zij was nu1
nog niet geborgen. Zij liep vlug over den hof en oom
Hans kon haar nauwelijks volgen. Nu de deur van
het achterhuis. Gelukkig niet op slot. Zij snelden de
halfdonkere pakkamers door en nu stonden zij °P
de Kruisstraat.
Diapademend aarzelde Marie een oogwenk. Hans nam
haar de koffer uit de hand.
„Waarheen?" I
„Naar een rijtuig, en dan naar het station, aan den
Zoologischen tuin En een oogenblik later reden rij
in Vlugge vaart. En bij den hoek van de Leipzige
straat zag de vluchtende haar bruiloftskoets voor
dammers huis stilhouden Het was alles zoo pronKiK
mogelijk. Marie liep een rilling langs de rug. Zij
den koetsier tot spoed voort, nog was rij niel
veiligheid, men zou haar bepaald gnsn zoeken.
Wordt