Raad Harenkarspel. De mensehen, die onverschillig voor het gevaar, zich op geschikte plaatsen hadden opgesteld om het merk- waar<?lg schouwspel gade te slaan, zagen met groote snelheid uit het zuiden een eskader Britsche lichte kruisers naderen. Hoewel dat dappere eskader in aantal, grootte en artillerie de mindere was van den vijand, viel het den sterkeren vijand aan, die zee waarts terugging en uit het gezicht verdween, als spoor achterlatend een dichte wolk van rook en als slachtoffers een arm kindje en een vrouw, die waan zinnig was geworden. De groote Duitsche schepen gaven een geweldig vuur af op de naderende Engelsche schepen en daar op stoomde de geheele Duitsche vloot terug naar het oosten. De Duitsche admiraal wendde echter den steven, toen hij bemerkte, dat de Britsche strijd macht zwakker was dan zijn eigen van vijf groote kruisers en talrijke torpedojagers. Ieder oogenblik verwachtten wij onze schepen te zien vernietigen, vertelde een der kustwachters; onze betrekkelijk kleine schepen beproefden de Duitsche reuzen dicht aan het lijf te komen. Een ware regen van projec tielen vloog hen over water tegemoet, maar degene, die onze schepen commandeerde, had veel durf: de Duitsche projectielen sloegen rondom onze schepen in zee, maar deze beantwoordden het vuur niet, zoo lang zij den vijand niet binnen het bereik van hun geschut hadden. Nu en dan troffen wij de Duitsche reuzen. Eens zagen wij een groote vlam slaan uit den schoorsteen van een oorlogsschip; een ander groot oorlogsschip kreeg plotseling een hevigen schok, maar het herstelde zich het volgende oogen blik. Wij zagen echter stoom en rook uit ongewone plaatsen komen. Onze schepen werden ook getrof fen; zij konden anuwelijks ontkomen, zulk hevig vuur gaven de Duitschers af. De zee was zoo in beroering gebracht door de be wegingen der schepen en het ontploffen der grana ten, dat ze geheel met schuim bedekt was. Plotseling zagen w*ë uit eht noorden een watervliegtuig in ra zende vaart aankomen. Het bracht blijkbaar een of andere boodschap; want ae Duitschers wendden den steven en verdwenen met grooten spoed naar het noorden en oosten. VREEMDE EENDEN. Eirezoekers in Friesland vinden tegenwoordig vele eendeneieren, die veel grooter zijn dan de gewone en niet blauw, maar wit van kleur zijn. Het blijkt, dat deze afkomstig zijn van vreemde eenden, veel zwaarder gebouwd en met lichte veeren, in plaats van bruinachtig. Men wil, dat deze wildee eenden uit Westelijk Rusland zijn en door de oorlogsactie al daar zijn gevlucht. OPLICHTING VAN 22.000. Nader vernemen wij, dat de man, die een bankin stelling voor 22.00 oplichtte (zie nr. van Donderdag) getracht heeft eerst óp dezelfde wijze een andere bankinstelling voor f 6000 op te lichten. Zijn toeleg mislukte daar evenwel. Mr. TROELSTRA. De heer P. J. Troelstra wordt in het begin van de volgende week te 's-Gravenhage terug verwacht GEVAARLIJK SPEL. In eene weide te Zuid-Echmarke, bij het buiten van den heer M. Udink ten Cate, te Enschede, speel de gistermiddag diens 12-jarig dochtertje en haar eveneens 12-jarig vriendinnetje, het dochtertje van den heer Ant. Scholten, uit Enschede. Naar aanlei ding van het verzoek der meisjes om eens te schie ten, richtte een daar gestationneerd soldaat spelen derwijs zijn geweer, waarvan hij meende, dat het niet geladen was, op de kinderen. Het wapen, dat wel geladen bleek te zijn, ging af en de kogel ging het meisje van den heer Scholten dwars door den buik en vervolgens het andere meisje door het been. De wonden zijn niet gevaarlijk. Het eerste meisje wordt verpleegd in bet ziekenhuis, het andere bij hare ouders thuis. DRIE NEDERLANDSCHE SCHEPEN OP EEN MIJN GELOOPEN. De bemanning van het te IJmuiden binnengeko men Nederlandsche stoomschip „Venus" van de Ko ninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij is nabij de Galloper-boei getuige geweest van een ern stige scheepsramp, welke achtereenvolgens drie Ne derlandsche stoomschepen trof. De berichtgever van het Hbld. te IJmuiden vernam daaromtrent van een der opvarenden het volgende: Het stoomschip Venus bevond zich op weg met eene lading stukgoederen van Sint Thomas naar Am sterdam en kreeg na twee dagen bij Duins te zijn opgehouden, last naar de Theems te stoomen. Na al daar de toestemming tot doorvaren te hebben ont vangen, haalde men het anker op, en stoomde via de Sunk naar de Galloper-boei, om van daar koers naar Nederland te zetten. Op twee mijlen noord van de Galloperboei voer men achter het Nederlandsche, van Baltimore naar Rotterdam bestemde, stoomschip Dubhe, van de ree- derij Nievelt Goudriaan Co., te Rotterdam, dat plotseling op een mijn stiet en dreigde te zinken. De bemanning was reeds in de booten gegaan, toen was. Het was immers zoo natuurlijk dat hij groot vader weer bezocht en dat hij om harentwille zou wegblijven of komen dat was haar nog nooit in den zin gekomen. .,Wel, wel, zoo dapper aan den arbeid?" vroeg hij en trad op haar toe. Hij stond daar, zooals hij van het zaaien kwam, de leege' zak hing hem nog om de schouders, zijn kroezend blond1 haar kleefde hem nog aan het voor hoofd. Het was eén zwaren arbeid, urenlang in den zelfden houding, in gelijkmatigen tred over den ak ker te stappen en met een sterken, krachtigen zwaai het zaad over den akker te werpen. Warm en moede was hij geworden, maar dat hinderde hem niemen dal. De aarde kleefde hem aan zijn dikke schoenen, het hemd was losjes om zijn hals geslagen, hij riekte naar den grond, naar boschlucht en gezondheid. Zij keken elkaar een paar seconden in de oogen en bespeurden een donker gevoel, als hadden zij elkaar nog nooit zoo aangezien. Een kleine verwarring overwinnend, antwoordde zij: „Denk je dat jij alleen vlijtig bent?" Zij begoD weer haar handen te roeren. Zijn blik vestigde zich op haar blanke mollige ar men. Daar zij gewoon was lange mouwen te dragen, teekenden haar gebruinde handen zich scherp van haar vanaf den schouder ontblootte armen af. Een niet te weerstane lust maakte zich van Heinrich meester om zijn hand om een dezer armen te slaan, en eer hij zich zijn begeerte recht duidelijk was, om klemden zijn vijf bruine vingers de zachte arm van het meisje met stevigen druk. Onsteld en vuurrood worden, keek Marie tot hem op- Zij nam een stuk kletsnat waschgoed en sloeg hem daarmee pardoes om de ooren, terwijl haar oogen fonkelden van boosheid. Boos riep zij uit: „Ik mag mijn neef toch wel eens wasschen?" De meid gierde het uit van pleizier. Heinrich droop van het warme zeepwater en hij veegde zijn gezicht met zijn mouw af. Op dat oogen blik kwam juist grootvader naderbij: „Laat jij je hier ook weer eens zien jongen? Maar ik weet je hebt veel arbeid, net als wij allemaal. Hoe veel morgen heb je reeds gezaaid?" „Ongeveer twintig, grootvader." „Best, Maar nu is het etenstijd. Moeder wacht thuis. Groet haar." Heinrich poogde nog een blik van Marie. op te vangen, zij keek echter stijf op haar waschgoed neer. Toen hij thuis kwam, droogde hij zich flink af. deed een schoon hemd aan, streek zich door het haai en dan gingen allen aan tafel. Het maal werd hoofd zakelijk zwijgend verorberd, zij waren toch allen moe van den arbeid en hongerig. Marie bemerkte niet veel van wat er om haar voorviel, werktuigelijk gebruikte zij haar lepel. Haar gedachten keerden steeds weer naar Heinrich en wat hij gedaan had terug. Ten deele had zij er schik in dat zij hem zoo had behandeld, maar ten deele speet van de Venus een boot was uitgezet, om zoo noodig hulp te verleenen. De gezagvoerder van de getroffen boot deelde echter mede, dat zijn schip drijvende bleef, en allen weer aan boord zouden gaan, om te trachten het schip ergens aan den grond te zetten. Inmiddels was achter de Venus aangekomen het Nederlandsche, van Duinkerken naar Rotterdam be stemde, stoomschip Maashaven, van de reederij Ge broeders Van* Uden te Rotterdam, dat in Rotterdam eene groote reparatie moest ondergaan, en daartoe door de sleepbooten Oostzee en Noordzee, van den sle'erpdienst Smit Co., uit Rotteradm, werd overge bracht. Terwijl de Venus nog bij de Dubhe lag, zag men plots de sleepboot Noordzee op een mijn stooten en binnen den tijd van eenige minuten zinken. De be manning kon zich, met uitzondering van den twee den machinist en een stoker, die verdronken, in de eigen boot redden. De lijst der noodlottigheden was nog niet vol, want ook de Maashaven liep op een mijn en dreigde te zinken. Het-voorschip begon reeds te zakken, doch bleek het stoomschip toch drijvende te blijven. In de nabijheid van de schepen was, volgens den zegsman, een gewapende Engelsche trawler met draadlooze telegrafie uitgerust, die niet zelf hulp verleende, maar deze schijnbaar van andere vaar tuigen inriep, want in een ommezien waren eenige gewapende mijnenvegers in de buurt, van welke twee het stoomschip Maashaven begonnen achteruit te sleepen, om hierdoor te voorkomen dat het vooruit zou wegzinken. Als bijzonderheid verneemt men nog, dat het stoom schip Maashaven reeds in het begin van dit jaar in het Engelsche kanaal op een mijn liep. Het was toen op weg van New-Orleans naar Rotterdam en werd na de ramp door de bemanning verlaten. Het strand de toen hulpeloosh ronddrijvende op de Fransche kust, werd weer vlot en te Duinkerken binnenge bracht, van waar het na voorloopige reparatie thans naar Rotterdam onderweg was, om de belangrijke schade te doen herstellen. Het st. Maashaven is anderhalve mijl van Beach Endboei op het strand gezet Men hoopt het te kun nen bergen. Het zoo juist van Londen binnengekomen stoom schip Guardian rapporteert het stoomschip Dubhe te zijn gepasseerd, terwijl het naar Harwich gesleept werd door twee sleepbooten, begeleid door twee oor logsschepen. LOOEELIJKE VAL. Dordrecht. Donderdagmorgen om 8 uur heeft in de Jurgens' oliefabrieken te Zwijndrecht, een ongeluk met doodelijken afloop plaats gehad. De 42-jarige ar beider A. van Es, gehuwd en vader van zes kinderen, wonende te Puttershoek, was in het in aanbouw- zijnde hardingsgebouw bezig een apparaat op te hij- schen. Hij stond daartoe op de tweede verdieping, verloor op een moment het evenwicht en stortte van ■een hoogte van 15 meter tusschen de balklagen door omlaag. Blijkbaar kwam hij met het hoofd op een scherp voorwerp terecht. De inmiddels verschenen geneesheer, Koperenberg, kon slechts den dood con- stateeren. Het lijk is vervolgens per brancard naar Puttershoek overgebracht. Van Es heeft reeds meer malen op dezeelfde fabriek een ongeluk gehad. DE INVOERING VAN DEN ZOMERTIJD. Naar aanleiding van de invoering van den zomer tijd o pMaandag 1 Mei, 's nachts 12 uur, heeft het Hbld. zich om inlichtingen gewend tot de H. IJ. S. M., met de vraag, doe dien nacht de dienst door haar zou worden geregeld. Men deelde mede, dat dien nacht van 12 uur af, allee treinen niet alleen één uur later zullen aan komen ,maar ook een uur later vertrekken, dan op de dienstregeling is aangegeven. Zooals men weet, wordt 1 Mei, precies om 12 uur, de klok op 1 uur gezet, zoodat de treinen, die om 12 uur zooveel moeten aankomen, thans om 1 uur zoo veel en dus een uur later aankomen, dan op de dienstregeling is aangegeven. Opdat reizigers, die bijv. om 12,10 (d. i. Zondagnacht dus om 1,10) aanko men en om 12.15 door moeten reizen, de aansluiting niet missen, laat ihen den trein van 12,15 dezen nacht om 1,15 vertrekken. Van een en ander zal een nadere publicatie aan het publiek worden gegeven. WOLLEN EN HALFWOLLEN STOFFEN EN CONFECTIE. Men meldt uit Oldenzaal: Binnen eenige dagen zal de uitvoer van Duitsch- land worden stopgezet van alle wollen en half wollen stoffen en gemaakte kleedingstukken, z.g. confectie. Alleen voor zijden manufacturen en kleedingstukken zal de uitvoer nog worden toegelaten. ED HOUTUITVOER UIT DUITSCHLAND STOP GEZET. Naar de Dordr, Ct. verneemt, heeft de Duitsche re geering den geheelen uitvoer van hout naar Neder land stop gezet. Deze maatregel zou verband houden met een inventarisatie van den voorraad hout'in Duitschland ten behoeve van het leger. Blijkt de voor het haar ook. Wanneer de scherpe loog hem in de oogen gedrongen was? Het beet zoo erg. Of hij boos op haar was? Zij had hem niet weer durven aanzien, zij schaamde zich wel wat. Maar straf had hij toch ook verdiend. Wat een brutaliteit en gemeenheid om haar zoo aan te pak ken. Zoo iets kon zij zich niet laten welgevallen. De wasch had eenige dagen in de bleek gelegen, was ijverig begoten en door de hofhonden bewaakt geworden. Tante Riekje meende dat hier en daar nog eenige spinvlekjes waren en plekjes van afge vallen bloesems, en die moesten nu nog eens door het heete water. Marie stond aan de haard en tilde de ketel met kokend water op om over het goed te gieten dat in de tobbe lag. De ketel kantelde en een scheut heet water ging over haar linkerhand, zoodat zij van pijn schreeuwde. Tante sprong toe. Jette nam haar den ketel af en Marie hief jammerend de hand omhoog die deerlijk gebrand was. „Arm ding", riep tante Riekje, „loop dadelijk naar tante Trina, dat is een halve dokter, die weet voor zoo iets het beste raad, maar een beetje kap ik je ook wel helpen." Er werd geschaafde aardappelen op (je hand ge legd en dat stilde de pijn. „Hier is nog zooveel te doen, tante." „Dat werk maken wij wel klaar, Marteken, je kunt nu toch niet meer zoo toegrijpen. Sla dezen doek om je hand." Toen ging Marie met een vreemd gevoel van be klemming naar Beermanns hoeve. Het was vandaag voor de eerste maal dat zij daar alleen heen ging. De honden kenden haar reeds en kwamen haar kwispelstaartend tegemoet Marie bleef een oogenblik aan de geopende deur staan en liet haar blik rondgaan. Nu eerst viel het haar in, dat haar lieve moeder hier geboren was, en dat zij van hier was wegge vlucht. Hoe zij dat had kunnen doen? Onder deze ouden eik, die door een jong groenen dak was over trokken, was de kleine Dorette groot geworden. Het was een mooi, heerlijk en eerwaardig thuis. Marie voelde dat dit dorpje voor haar reeds een thuis geworden was. Misschien wel als erfenis van de docde? Of als troost of toevlucht? De derde ver dieping van Goldammer's huis, waar zij haar heele jonge leven had doorgebracht en kortgeleden nog zoo zwaar had geleden, had haar nog nooit het gevoel gegeven, dat zij daar thuis behoorde en er steeds naar zou terugverlangen. Integendeel, met schrik dacht zij aan haar ouderlijk thuis, maar hier wensch- te zij te blijven, hier voelde zij zich wel en geborgen, hier in de heimat van haar moeder. In de midden van het wijde hof stond het boeren huis. Menig bewoner had dit dak al ter bescherming gediend. De heele bouw met zijn zware en ongelijke balken, hoe verschillend was het van die huizen uit de stad, het geweldigé, met mos bedekte stroodak, raad voldoende te zijn. dan bestaat de mogelijkheid, dat dit verbod van uitvoer binnen eenigen tijd weer wordt opgeheven.'Van andere zijde wordt dit bericht tegengesproken. WEER VERLOF. De te Amsterdam wonende soldaten van den land storm, die te Amsterdam in garnizoen zijn, hebben deze week weer verlof gekregen thuis te slapen; op 31 Maart was dit verlof ingetrokken. Dr. KUYPER TE BOEDAPEST. Het Holl. Nbr. meldt ons uit Boedapest, dd. 26 Aprli Dr. Kuyper die eergisteren te Weenen een bezoek heeft gebracht aan baron Burian, den gemeenschap- pelijken minister van Buitenlandsche Zaken, werd vandaag door den Hongaarschen minister-president, graaf Tisza, in gehoor ontvangen. Tisza geeft morgen een noenmaal ter eere van dr. Kuyper. In een persgesprek met een vertegenwoordiger van de Az Est, zeide dr. Kuyper, dat hij bij het uitbreken van den oorlog de meening was toegedaan geweest, dat Oostenrijk-Hongarije den oorlog had gewild, doch sedert is hij door een nadere beschouwing van de ge beurtenissen tot de overtuiging gekomen, dat Rus land de oorzaak is van den wereldoorlog, omdat Poincaré doorgezet heeft, dat Rusland mobiliseerde op een oogenblik, waarop Oostenrijk-Hongarije nog niet aan oorlog dacht. Duitschland en Oostenrijk- Hongarije konden, indien men den toestand zooals hij toen ter tijd was, juist beoordeelt, niet anders han delen da nz ijgedaan hebben. Met betrekking tot de opwinding, die onlangs in Nederland merkbaar is geweest, zeide dr. Kuyper, dat de berichten daaromtrent in Engeland en Frank rijk zeer overdreven waren. Nederland handelt even als een goede brandweer dit doet. Al wordt er drie maal valsch alarm geslagen, dan is de brandweer steeds bereid om te bewijzen, dat zij, ook bij een vierde alarm, tijdig aanwezig zal zijn. Het zou een ongeluk zijn, indien er werkelijk eens brand uitbrak en de brandweer dan niet ter plaatse zou verschijnen Dit zal Nederland echter niet gebeuren. De raad dezer gemeente vergaderde Donderdag middag om 2 uur. De heer Bakker was afwezig zonder kennisgeving. De voorzitter opent de vergadering, waarna de secretaris de notulen leest, die worden goedgekeurd. Mededeeling van den voorzitter dat in het Waar land als schoolschoonmaakster is benoemd mej. M. Zweep, huisvrouw van Broersen. Aan mej. Guurtje Groot is op haar verzoek eervol ontslag verleend. De heer C. L. de Knegt, onderwijzer aan de O. L. school te Waarland, vraagt met ingang^ van 15 Mei eervol ontslag wegens benoeming te W'addinxveen. Het ontslag wordt op de meest eervolle wijze ver leend. De heer Doekes betreurt het dat deze onderwijzer reeds zoo spoedig deze gemeente gaat verlaten. Het gaat ten koste van het onderwijs. Voorzitter zegt, dat een nieuwe oproeping is ge plaatst in De Katholieke School en in De Vacature, doch dat slechts één sollicitatie is ingekomen. Bij herhaalde oproeping is de gelegenheid tot 1 Mei opengesteld. Op een vraag van den heer Doekes, wat de oor zaak kan zijn, zegt de voorzitter, dat vele onderwij zers gemobiliseerd zijn en hun plaatsen door ande ren zijn ingenomen. Spreker koestert echter de hoop, dat door het afloopen van de examens meer dere sollicitanten zullen komen opdagen. Van de heeren Blad, Smeets en Kistemaker is bericht ingekomen, dat ze hunne benoeming als lid van de commissie tot wering van schoolverzuim hebben aangenomen. Van de gascommissie te Warmenhuizen is bericht ingekomen,, dat de gasprijs, met ingang van 1 Mei weer met 1 cent moet worden verhoogd. De heer Groot vraagt of dit bij de gasfabrieken een algemeenen maatregel is. De heer Doekes zegt, dat Warmenhuizen nog geen stootje kan hebben en dus spoediger tot verhooging zal hebben over te gaan. De heer Hoogland zegt gelezen te hebben, dat de kolenprijs f 1.55 per H.L. is, behalve de vracht Hierna wordt medegedeeld dat gedurende de maand Maart 7256 kub. M. gas verbruikt is. Het kohier Hoofd. Omslag is goedgekeurd terug ontvangen en vastgesteld op een bedrag van f 6357,70. Verder komt ter tafel het rapport van de Westfrie- sche waterleidingcommissie, betreffende de gedane boringen in de Schoorlsche duinen. Dit rapport is een lijvig boekdeel, wat de leden afschrikt het ter inzage te nemen. Geen der heeren wenscht het dan ook aan huis te laten circuleeren. Met de mededee ling van den voorzitter, dat het resultaat bemoedi gend was zijn dan ook allen volkomen tevreden ge steld. Nu komt aan de orde het bekende adres van het gemeentebestuur van Nieuw Leusden, wat in de vo- de roodsteenenwanden, de wegzakkende deur voor de deel en de verder verstrooid liggende gebouwtjes, al les bekeek Marie met een liefdevolle blik. Het was hier alles veel ruimer en geriefelijker als bij groot vader. Het akkergereedschap stond op den hof, de koeien liepen rond. In het water snaterden de gan zen en eenden, op den rand van de mesthoop stond een haan, en kraaide en zijn hennenvolkje schraapte en scharrelde rondom. Zij ging naar binnen in huis. De veestallen aan beide zijden van de deel waren leeg ,de koeien waren buiten, de paarden aan het werk. Trine zat aan de haard. „Kijk eens, tante," zeide Marie en wees op haar ver brandde hand. „Wel mijn arme Marie. Wees maar stil hoor en kom maar mee in de kamer, daar heb ik wel een goed middel. Het doet zeker wel pijn?" In de kamer zat Liesbeth aan het raam te naaien. Marie, liep op haar toe: „Waarom kom je niet eens bij ons?" „Wij hebben veel te doen," Liesbeth draaide het hoofd af en keek het venster uit. Haar moeder legde verkoelende olie op de brand blaar, gaf, na het verband te hebben gelegd, de nicht een fleschje en liep terug naar haar arbeid. „Mag ik hier even bij je gaan zitten, Liesbeth?" „Jawel." Marie nam den stoel. „Heb je geen naaimachine? Ik heb er thuis nog een van mijn moeder, die naaide voor ons en ook voor andere menschen, daar alles op. „Moeder vindt zulk een stadsche gewoonte voor ons niet goed. Ik moet zelf mijn handen leeren roe ren." „Waarom help je niet op het land?" „Omdat ik daar niet van houd." „Hoor eens, Liesbeth, ik ken iemand die er zeer bedroefd over is, als jij je plicht niet doet." Het meisje sprong vuurrood op. „Wie is dat?" „Onze neef Fedor." „Heeft hij je dat gezegd, toen hij zoo lang met jouw in den tuin was?éé Zij luisterde ademloos. „Ja, eerst sprak hij goede warme woorden en ver zocht mij toen dat ik mij met jou zou bemoeien, wat ik gaarne zal doen, als jij dat zelf wilt" „En gaf je hem daarop de hand?" Marie bevestigde dit. Over het gezichtje van Liesbeth ging een blijde glans, en nadenkend antwoordde zij: „Hij heeft mij ook veel goeden raad gegeven, maar ik wil en kan geen boerenvrouw worden. Neen ik wil het niet. Maar jou, wanneer je het, goed met mij meent, jou wil ik wel lief hebben. Je bent toch anders dan de andere hier.' Zij sprong op en sloeg haar armen om de hals van Marie. De beide meisjes hielden elkaar vast en voelden zich in heerlijke vriendschap verbonden. „Men moet toch aanpakken, lieve," begon Marie weer. „Zie, ik heb in de stad alles alleen gedaan, wij konden nooit een dienstmeisje houden." rige vergadering aangehouden was. B en W. hebben het behandeld en stellen voor geen adhaesie aan het door die gemeente aan H. M. de Koningin te zenden adres te betuigen. Wel is er wat voor, doch er is ook veel tegen te zeggen. Men legt de onderwijzers te veel aan banden. Wel zou er voor te zeggen zijn, als de salarisregeling overal het zelfde is, doch daar dit niet het geval is, zouden we ze tegen houden hun positie te verbeteren. Velen sol- betere gelegenheid voor verdere studie te krijgen. Dit mogen we niet tegenwerken. De heer Doekes zegt het een moeilijk geval te vin den Spr voelt er veel voor en vraagt of die salaris sen zoo veel uit elkaar loopen en of we zooveel lager staan dan andere gemeenten. De voorzitter zegt, dat het moeilijk is te beoordee- len of deze gemeente achterstaat bij het gemiddelde van andere gemeenten. In de steden is echter het salaris veel hooger dan op het platteland. De heer Doekes zegt zich neer te leggen bij het voorstel van B. en W„ daar er toch met het oog op verdere studie iets voor te zeggen kan zijn. Hier na wordt met algemeene stemmen besloten geen adhaesie te betuigen. j Komt thkns aan de orde de circulaire van de Kon. Ned. Automobielclub, welke ook de vorige vergade ring aangehouden was. Toen is gewezen op een pand op het einde van Dirkshorn en bewoond door den heer Bakker. Dit pand veroorzaakt een gevaarlijk punt voor algemeen verkeer. Voorzitter heeft met den eigenaar van dit perceel gesproken, die hem mee deelde het voorste gedeelte van het huis te willen afstaan, voor f 600, onder voorwaarde dat het over blijvende gedeelte goed bewoonbaar wordt gemaakt. B. en W. stellen nu voor aan de geadresseerde ver- eeniging te vragen of ze ten allen tijde bereid zijn, de helft in de kosten te dragen, en tevens te tioemen een som voor deze ontruiming. De heer Doekes vraagt nog of door verlegging van den weg, de gewenschte verbetering niet kan wor den aangebracht. Dit blijkt echter niet mogelijk. De heer Hoogland vraagt nog, wat de kosten zou den zijn, bij toepassing van een onteigeningwet. De voorzitter zegt, dat dit niet minder zou zijn. Men vindt goed volgens het voorstel van B. en W. Ie handelen. Komt thans ter tafel het verslag van den toestand der gemeente over 1915. Hieruit blijkt, dat op 1 Ja nuari het aantal inwoners 2843 was, tegen 2814 op 1 Januari van het vorige jaar. Het aantal kiezers voor Tweede Kamer en Prov. Staten is 582; voor de gemeenteraad 499. De heer Doekes zegt, dat in het verslag gezegd wordt dat de wegen in beheer bij Banne en Polder in goede orde zijn. Hier mocht echter wel staan: be halve Dirkshorn. De voorzitter zegt, dat deze weg nu in reparatie is, en dat de toestand in het algemeen genomen w ordt. P Voor het geven van herhalingsonderwijs worden benoemd de heeren Blad, v. d. Laan en Smeets en de dames Meins, Modder en Harmsen. Hierna komt nogmaals aan de orde de overdracht van Wegen aan Banne en Polderbestuur. Ook zijn in Augustus van het vorige jaar enkele wegen, die op naam van de gemeente stonden, doch in onderhoud waren bij het Banbestuur, in eigendom bij hen over gegaan, doch Ged. Staten wezen nog op het Kalver dijkerlaantje, de weg naar Kerkbuurt en de Woud meerweg, en tevens op een hoekje grond, waarop een schuur staat. Betreffende het Kalverdijkerlaantje inoe&t nog overeenstemming worden verkregen met het Banbestuur en het bestuur van de Ned. Herv. Kerk, waardoor de zaak wat vertraging heeft onder gaan. Nu deze overeenstemming tot stand gebracht is wordt hesloten het Kalverdijkerlaantje en den weg naar Kerkbuurt in. eigendom over te dragen aan de Banne Harencarspel en de Woudmeerweg aan de Polder Woudmeer. Het hoekje grond waar de heer J. Spaan, geheel ter goeder trouw, een schuurtje op gezet heeft mee- nende dat hét stukje grond zijn eigendom is, doch in werklijkheid eigendom van de gemeente bleek ts zijn, doch voor de gemeente geheel waardeloos is, zal aan hem worden verkocht voor f 10. Aan het bestuur van den polder Geestmerambacht zal worden verzocht de Ambachtsdk, die toch reeds bij hen in onderhoud is, in eigendom over te nemen. De heer Hoogland vraagt of B. en W. evengoed toe zicht op de wegen blijven uitoefenen, wat door den voorzitter bevestigend wordt beantwoord. De stembureaux worden als volgt samengesteld: Voor Dirkshorn, de burgemeester, ambtshalve voor zitter, de heeren Borst en Doekes, leden, De Groot, pl.v.v. en Dam, vierde lid. Voor Waarland: Wethouder Zut, voorzitter, de hee ren Bakker en Hoogland, - leden, Smeets pl.v.v., en Krapman, vierde lid. De kohieren schoolgeld over het le kwartaal wor den vastgesteld. Voor Kerkbuurt op 64,10; voor Dirks horn op 79,70 en voor Waarland op 72,80. Hierna slui ting. „O, maar dat wil ik gaarne, ik kook ook menig maal. Wanneer ik een nette keuken had, zooals ze in de pastorie h^ben en een klein huishouden, zou ik mij van den ochtend tot den avond weren, maar boerenwerk, daar moet ik niemendal van hebben." Liesbeth werd weggeroepen en Marie ging heen. Zij trof voor de deur haar nichtje Lotte, die in een kleine trog wat groen voer hakte en mengde. „Dat is voor de pullen," zeide zij gewichtig. „Je kunt mij best even helpen om nog een bak brand netels te snijden. Je hebt nog een gezonde hand over, om de andere doe je een doek en ik ben vlug ger klaar." Marie wilde haar graag dit genoegen doen. Zoo vroeg ze: „Waar zijn de brandneetels?" t „Achter de bakoven staan nog een massa." Marie stond weldra op de aangewezen plek. Het was een verborgen stil hoekje, waar een oude vlier boom stond, waaronder het onkruid welig tierde. Daartusschen waren veel brandnetels, waarvan Ma rie vlug wat in haar schort plukte, hoe lastig of haar bij dit werkje ook haar verbonden linkerhand was. „W at doe je daar, Marie?" Een mannenstem vroeg dat en het meisje keek omhoog. Daar leunde Hein rich tegen den muur en keek op haar neer. Heinrich had al een oogenblik zoo gestaan. Hij wist niet hoe hij met haar stond en hoe hij het met haar moest aanleggen. Zoo eene uit de stad verdroeg niet veel en hij zag in zijn geest nog steeds de roode afdruk ken ya nzijn vingers op haar arm. Hoe gaarne had hij die nog eenmaal gedrukt, geschud en gekust. Marie antwoordde wat bevangen, want zij dacht dat Heinrich haar heur optreden wat kwalijk had genomen. „Ik snijd brandnetels voor Lotte." „Die rakkerd weet iedereen tot haar hulp te requi- reeren. Maar je andere hand is verbonden?" Hij keek haar bezorgd aan. „Javerbrand. Je moeder heeft mij wat olie...." „Laat eens zien?" Zij deed de lap van haar hand en wees naar de blaar. Zijn gebruind gelaat werd bleek van ontroe- nng en medelijden. Hij nam haar zieke hand tus schen zijn beide sterke gezonde handen en hield het als een ziek vogeltje vast. En Marie? Zij trilde als een verschrikt vogeltje tusschen de beide groote man nenhanden. „Doet het verschrikkelijk pijn?" „Het gaat nu wel," stamelde zij, maar het was haar op dat oogenblik zoo wonderlijk te moede. •„Waar blijf je nu?" kraaide eensklaps een schelle stem, en Lotte schoot haastig om de hoek. „Wel, klik nu eens, onze jong, met de Berlijnsche nicht!" Zij wil de zich minstens half dood lachen, „Dondersche meidl" schreeuwde hij toornig, „blijf met je neus bij je pullen." Marie liet al de brandnetels vallen en liep daarbij weg. Wat viel die malle Lotte in? Zou neef Heinrich dan niet met haar mogen spreken? Daar was immers toch niets verkeerd in. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 6