Raad Harenkarspel.
De mensehen, die onverschillig voor het gevaar, zich
op geschikte plaatsen hadden opgesteld om het merk-
waar<?lg schouwspel gade te slaan, zagen met groote
snelheid uit het zuiden een eskader Britsche lichte
kruisers naderen. Hoewel dat dappere eskader in
aantal, grootte en artillerie de mindere was van den
vijand, viel het den sterkeren vijand aan, die zee
waarts terugging en uit het gezicht verdween, als
spoor achterlatend een dichte wolk van rook en als
slachtoffers een arm kindje en een vrouw, die waan
zinnig was geworden.
De groote Duitsche schepen gaven een geweldig
vuur af op de naderende Engelsche schepen en daar
op stoomde de geheele Duitsche vloot terug naar het
oosten. De Duitsche admiraal wendde echter den
steven, toen hij bemerkte, dat de Britsche strijd
macht zwakker was dan zijn eigen van vijf groote
kruisers en talrijke torpedojagers. Ieder oogenblik
verwachtten wij onze schepen te zien vernietigen,
vertelde een der kustwachters; onze betrekkelijk
kleine schepen beproefden de Duitsche reuzen dicht
aan het lijf te komen. Een ware regen van projec
tielen vloog hen over water tegemoet, maar degene,
die onze schepen commandeerde, had veel durf: de
Duitsche projectielen sloegen rondom onze schepen
in zee, maar deze beantwoordden het vuur niet, zoo
lang zij den vijand niet binnen het bereik van hun
geschut hadden. Nu en dan troffen wij de Duitsche
reuzen. Eens zagen wij een groote vlam slaan uit
den schoorsteen van een oorlogsschip; een ander
groot oorlogsschip kreeg plotseling een hevigen
schok, maar het herstelde zich het volgende oogen
blik. Wij zagen echter stoom en rook uit ongewone
plaatsen komen. Onze schepen werden ook getrof
fen; zij konden anuwelijks ontkomen, zulk hevig
vuur gaven de Duitschers af.
De zee was zoo in beroering gebracht door de be
wegingen der schepen en het ontploffen der grana
ten, dat ze geheel met schuim bedekt was. Plotseling
zagen w*ë uit eht noorden een watervliegtuig in ra
zende vaart aankomen. Het bracht blijkbaar een of
andere boodschap; want ae Duitschers wendden
den steven en verdwenen met grooten spoed naar het
noorden en oosten.
VREEMDE EENDEN.
Eirezoekers in Friesland vinden tegenwoordig vele
eendeneieren, die veel grooter zijn dan de gewone
en niet blauw, maar wit van kleur zijn. Het blijkt,
dat deze afkomstig zijn van vreemde eenden, veel
zwaarder gebouwd en met lichte veeren, in plaats
van bruinachtig. Men wil, dat deze wildee eenden uit
Westelijk Rusland zijn en door de oorlogsactie al
daar zijn gevlucht.
OPLICHTING VAN 22.000.
Nader vernemen wij, dat de man, die een bankin
stelling voor 22.00 oplichtte (zie nr. van Donderdag)
getracht heeft eerst óp dezelfde wijze een andere
bankinstelling voor f 6000 op te lichten. Zijn toeleg
mislukte daar evenwel.
Mr. TROELSTRA.
De heer P. J. Troelstra wordt in het begin van de
volgende week te 's-Gravenhage terug verwacht
GEVAARLIJK SPEL.
In eene weide te Zuid-Echmarke, bij het buiten
van den heer M. Udink ten Cate, te Enschede, speel
de gistermiddag diens 12-jarig dochtertje en haar
eveneens 12-jarig vriendinnetje, het dochtertje van
den heer Ant. Scholten, uit Enschede. Naar aanlei
ding van het verzoek der meisjes om eens te schie
ten, richtte een daar gestationneerd soldaat spelen
derwijs zijn geweer, waarvan hij meende, dat het
niet geladen was, op de kinderen. Het wapen, dat wel
geladen bleek te zijn, ging af en de kogel ging het
meisje van den heer Scholten dwars door den buik
en vervolgens het andere meisje door het been.
De wonden zijn niet gevaarlijk. Het eerste meisje
wordt verpleegd in bet ziekenhuis, het andere bij
hare ouders thuis.
DRIE NEDERLANDSCHE SCHEPEN OP
EEN MIJN GELOOPEN.
De bemanning van het te IJmuiden binnengeko
men Nederlandsche stoomschip „Venus" van de Ko
ninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij is
nabij de Galloper-boei getuige geweest van een ern
stige scheepsramp, welke achtereenvolgens drie Ne
derlandsche stoomschepen trof.
De berichtgever van het Hbld. te IJmuiden vernam
daaromtrent van een der opvarenden het volgende:
Het stoomschip Venus bevond zich op weg met
eene lading stukgoederen van Sint Thomas naar Am
sterdam en kreeg na twee dagen bij Duins te zijn
opgehouden, last naar de Theems te stoomen. Na al
daar de toestemming tot doorvaren te hebben ont
vangen, haalde men het anker op, en stoomde via
de Sunk naar de Galloper-boei, om van daar koers
naar Nederland te zetten.
Op twee mijlen noord van de Galloperboei voer
men achter het Nederlandsche, van Baltimore naar
Rotterdam bestemde, stoomschip Dubhe, van de ree-
derij Nievelt Goudriaan Co., te Rotterdam, dat
plotseling op een mijn stiet en dreigde te zinken.
De bemanning was reeds in de booten gegaan, toen
was. Het was immers zoo natuurlijk dat hij groot
vader weer bezocht en dat hij om harentwille zou
wegblijven of komen dat was haar nog nooit in
den zin gekomen.
.,Wel, wel, zoo dapper aan den arbeid?" vroeg hij
en trad op haar toe.
Hij stond daar, zooals hij van het zaaien kwam,
de leege' zak hing hem nog om de schouders, zijn
kroezend blond1 haar kleefde hem nog aan het voor
hoofd. Het was eén zwaren arbeid, urenlang in den
zelfden houding, in gelijkmatigen tred over den ak
ker te stappen en met een sterken, krachtigen zwaai
het zaad over den akker te werpen. Warm en moede
was hij geworden, maar dat hinderde hem niemen
dal. De aarde kleefde hem aan zijn dikke schoenen,
het hemd was losjes om zijn hals geslagen, hij riekte
naar den grond, naar boschlucht en gezondheid.
Zij keken elkaar een paar seconden in de oogen en
bespeurden een donker gevoel, als hadden zij elkaar
nog nooit zoo aangezien.
Een kleine verwarring overwinnend, antwoordde
zij: „Denk je dat jij alleen vlijtig bent?" Zij begoD
weer haar handen te roeren.
Zijn blik vestigde zich op haar blanke mollige ar
men. Daar zij gewoon was lange mouwen te dragen,
teekenden haar gebruinde handen zich scherp van
haar vanaf den schouder ontblootte armen af. Een
niet te weerstane lust maakte zich van Heinrich
meester om zijn hand om een dezer armen te slaan,
en eer hij zich zijn begeerte recht duidelijk was, om
klemden zijn vijf bruine vingers de zachte arm van
het meisje met stevigen druk.
Onsteld en vuurrood worden, keek Marie tot hem
op-
Zij nam een stuk kletsnat waschgoed en sloeg hem
daarmee pardoes om de ooren, terwijl haar oogen
fonkelden van boosheid. Boos riep zij uit: „Ik mag
mijn neef toch wel eens wasschen?" De meid gierde
het uit van pleizier.
Heinrich droop van het warme zeepwater en hij
veegde zijn gezicht met zijn mouw af. Op dat oogen
blik kwam juist grootvader naderbij:
„Laat jij je hier ook weer eens zien jongen? Maar
ik weet je hebt veel arbeid, net als wij allemaal. Hoe
veel morgen heb je reeds gezaaid?"
„Ongeveer twintig, grootvader."
„Best, Maar nu is het etenstijd. Moeder wacht
thuis. Groet haar."
Heinrich poogde nog een blik van Marie. op te
vangen, zij keek echter stijf op haar waschgoed neer.
Toen hij thuis kwam, droogde hij zich flink af.
deed een schoon hemd aan, streek zich door het haai
en dan gingen allen aan tafel. Het maal werd hoofd
zakelijk zwijgend verorberd, zij waren toch allen moe
van den arbeid en hongerig.
Marie bemerkte niet veel van wat er om haar
voorviel, werktuigelijk gebruikte zij haar lepel. Haar
gedachten keerden steeds weer naar Heinrich en wat
hij gedaan had terug. Ten deele had zij er schik in
dat zij hem zoo had behandeld, maar ten deele speet
van de Venus een boot was uitgezet, om zoo noodig
hulp te verleenen. De gezagvoerder van de getroffen
boot deelde echter mede, dat zijn schip drijvende
bleef, en allen weer aan boord zouden gaan, om te
trachten het schip ergens aan den grond te zetten.
Inmiddels was achter de Venus aangekomen het
Nederlandsche, van Duinkerken naar Rotterdam be
stemde, stoomschip Maashaven, van de reederij Ge
broeders Van* Uden te Rotterdam, dat in Rotterdam
eene groote reparatie moest ondergaan, en daartoe
door de sleepbooten Oostzee en Noordzee, van den
sle'erpdienst Smit Co., uit Rotteradm, werd overge
bracht.
Terwijl de Venus nog bij de Dubhe lag, zag men
plots de sleepboot Noordzee op een mijn stooten en
binnen den tijd van eenige minuten zinken. De be
manning kon zich, met uitzondering van den twee
den machinist en een stoker, die verdronken, in de
eigen boot redden.
De lijst der noodlottigheden was nog niet vol, want
ook de Maashaven liep op een mijn en dreigde te
zinken. Het-voorschip begon reeds te zakken, doch
bleek het stoomschip toch drijvende te blijven.
In de nabijheid van de schepen was, volgens den
zegsman, een gewapende Engelsche trawler met
draadlooze telegrafie uitgerust, die niet zelf hulp
verleende, maar deze schijnbaar van andere vaar
tuigen inriep, want in een ommezien waren eenige
gewapende mijnenvegers in de buurt, van welke
twee het stoomschip Maashaven begonnen achteruit
te sleepen, om hierdoor te voorkomen dat het vooruit
zou wegzinken.
Als bijzonderheid verneemt men nog, dat het stoom
schip Maashaven reeds in het begin van dit jaar in
het Engelsche kanaal op een mijn liep. Het was toen
op weg van New-Orleans naar Rotterdam en werd
na de ramp door de bemanning verlaten. Het strand
de toen hulpeloosh ronddrijvende op de Fransche
kust, werd weer vlot en te Duinkerken binnenge
bracht, van waar het na voorloopige reparatie thans
naar Rotterdam onderweg was, om de belangrijke
schade te doen herstellen.
Het st. Maashaven is anderhalve mijl van Beach
Endboei op het strand gezet Men hoopt het te kun
nen bergen.
Het zoo juist van Londen binnengekomen stoom
schip Guardian rapporteert het stoomschip Dubhe te
zijn gepasseerd, terwijl het naar Harwich gesleept
werd door twee sleepbooten, begeleid door twee oor
logsschepen.
LOOEELIJKE VAL.
Dordrecht. Donderdagmorgen om 8 uur heeft in de
Jurgens' oliefabrieken te Zwijndrecht, een ongeluk
met doodelijken afloop plaats gehad. De 42-jarige ar
beider A. van Es, gehuwd en vader van zes kinderen,
wonende te Puttershoek, was in het in aanbouw-
zijnde hardingsgebouw bezig een apparaat op te hij-
schen. Hij stond daartoe op de tweede verdieping,
verloor op een moment het evenwicht en stortte van
■een hoogte van 15 meter tusschen de balklagen door
omlaag. Blijkbaar kwam hij met het hoofd op een
scherp voorwerp terecht. De inmiddels verschenen
geneesheer, Koperenberg, kon slechts den dood con-
stateeren. Het lijk is vervolgens per brancard naar
Puttershoek overgebracht. Van Es heeft reeds meer
malen op dezeelfde fabriek een ongeluk gehad.
DE INVOERING VAN DEN ZOMERTIJD.
Naar aanleiding van de invoering van den zomer
tijd o pMaandag 1 Mei, 's nachts 12 uur, heeft het
Hbld. zich om inlichtingen gewend tot de H. IJ. S.
M., met de vraag, doe dien nacht de dienst door
haar zou worden geregeld.
Men deelde mede, dat dien nacht van 12 uur af,
allee treinen niet alleen één uur later zullen aan
komen ,maar ook een uur later vertrekken, dan op
de dienstregeling is aangegeven.
Zooals men weet, wordt 1 Mei, precies om 12 uur,
de klok op 1 uur gezet, zoodat de treinen, die om 12
uur zooveel moeten aankomen, thans om 1 uur zoo
veel en dus een uur later aankomen, dan op de
dienstregeling is aangegeven. Opdat reizigers, die
bijv. om 12,10 (d. i. Zondagnacht dus om 1,10) aanko
men en om 12.15 door moeten reizen, de aansluiting
niet missen, laat ihen den trein van 12,15 dezen nacht
om 1,15 vertrekken.
Van een en ander zal een nadere publicatie aan
het publiek worden gegeven.
WOLLEN EN HALFWOLLEN STOFFEN EN
CONFECTIE.
Men meldt uit Oldenzaal:
Binnen eenige dagen zal de uitvoer van Duitsch-
land worden stopgezet van alle wollen en half wollen
stoffen en gemaakte kleedingstukken, z.g. confectie.
Alleen voor zijden manufacturen en kleedingstukken
zal de uitvoer nog worden toegelaten.
ED HOUTUITVOER UIT DUITSCHLAND STOP
GEZET.
Naar de Dordr, Ct. verneemt, heeft de Duitsche re
geering den geheelen uitvoer van hout naar Neder
land stop gezet. Deze maatregel zou verband houden
met een inventarisatie van den voorraad hout'in
Duitschland ten behoeve van het leger. Blijkt de voor
het haar ook. Wanneer de scherpe loog hem in de
oogen gedrongen was? Het beet zoo erg. Of hij boos
op haar was? Zij had hem niet weer durven aanzien,
zij schaamde zich wel wat.
Maar straf had hij toch ook verdiend. Wat een
brutaliteit en gemeenheid om haar zoo aan te pak
ken. Zoo iets kon zij zich niet laten welgevallen.
De wasch had eenige dagen in de bleek gelegen,
was ijverig begoten en door de hofhonden bewaakt
geworden. Tante Riekje meende dat hier en daar
nog eenige spinvlekjes waren en plekjes van afge
vallen bloesems, en die moesten nu nog eens door
het heete water.
Marie stond aan de haard en tilde de ketel met
kokend water op om over het goed te gieten dat in
de tobbe lag. De ketel kantelde en een scheut heet
water ging over haar linkerhand, zoodat zij van pijn
schreeuwde.
Tante sprong toe. Jette nam haar den ketel af en
Marie hief jammerend de hand omhoog die deerlijk
gebrand was.
„Arm ding", riep tante Riekje, „loop dadelijk naar
tante Trina, dat is een halve dokter, die weet voor
zoo iets het beste raad, maar een beetje kap ik je
ook wel helpen."
Er werd geschaafde aardappelen op (je hand ge
legd en dat stilde de pijn.
„Hier is nog zooveel te doen, tante."
„Dat werk maken wij wel klaar, Marteken, je kunt
nu toch niet meer zoo toegrijpen. Sla dezen doek om
je hand."
Toen ging Marie met een vreemd gevoel van be
klemming naar Beermanns hoeve.
Het was vandaag voor de eerste maal dat zij daar
alleen heen ging. De honden kenden haar reeds en
kwamen haar kwispelstaartend tegemoet Marie
bleef een oogenblik aan de geopende deur staan en
liet haar blik rondgaan.
Nu eerst viel het haar in, dat haar lieve moeder
hier geboren was, en dat zij van hier was wegge
vlucht. Hoe zij dat had kunnen doen? Onder deze
ouden eik, die door een jong groenen dak was over
trokken, was de kleine Dorette groot geworden. Het
was een mooi, heerlijk en eerwaardig thuis.
Marie voelde dat dit dorpje voor haar reeds een
thuis geworden was. Misschien wel als erfenis van
de docde? Of als troost of toevlucht? De derde ver
dieping van Goldammer's huis, waar zij haar heele
jonge leven had doorgebracht en kortgeleden nog zoo
zwaar had geleden, had haar nog nooit het gevoel
gegeven, dat zij daar thuis behoorde en er steeds
naar zou terugverlangen. Integendeel, met schrik
dacht zij aan haar ouderlijk thuis, maar hier wensch-
te zij te blijven, hier voelde zij zich wel en geborgen,
hier in de heimat van haar moeder.
In de midden van het wijde hof stond het boeren
huis. Menig bewoner had dit dak al ter bescherming
gediend. De heele bouw met zijn zware en ongelijke
balken, hoe verschillend was het van die huizen uit
de stad, het geweldigé, met mos bedekte stroodak,
raad voldoende te zijn. dan bestaat de mogelijkheid,
dat dit verbod van uitvoer binnen eenigen tijd weer
wordt opgeheven.'Van andere zijde wordt dit bericht
tegengesproken.
WEER VERLOF.
De te Amsterdam wonende soldaten van den land
storm, die te Amsterdam in garnizoen zijn, hebben
deze week weer verlof gekregen thuis te slapen; op
31 Maart was dit verlof ingetrokken.
Dr. KUYPER TE BOEDAPEST.
Het Holl. Nbr. meldt ons uit Boedapest, dd. 26 Aprli
Dr. Kuyper die eergisteren te Weenen een bezoek
heeft gebracht aan baron Burian, den gemeenschap-
pelijken minister van Buitenlandsche Zaken, werd
vandaag door den Hongaarschen minister-president,
graaf Tisza, in gehoor ontvangen. Tisza geeft morgen
een noenmaal ter eere van dr. Kuyper.
In een persgesprek met een vertegenwoordiger van
de Az Est, zeide dr. Kuyper, dat hij bij het uitbreken
van den oorlog de meening was toegedaan geweest,
dat Oostenrijk-Hongarije den oorlog had gewild, doch
sedert is hij door een nadere beschouwing van de ge
beurtenissen tot de overtuiging gekomen, dat Rus
land de oorzaak is van den wereldoorlog, omdat
Poincaré doorgezet heeft, dat Rusland mobiliseerde
op een oogenblik, waarop Oostenrijk-Hongarije nog
niet aan oorlog dacht. Duitschland en Oostenrijk-
Hongarije konden, indien men den toestand zooals
hij toen ter tijd was, juist beoordeelt, niet anders han
delen da nz ijgedaan hebben.
Met betrekking tot de opwinding, die onlangs in
Nederland merkbaar is geweest, zeide dr. Kuyper,
dat de berichten daaromtrent in Engeland en Frank
rijk zeer overdreven waren. Nederland handelt even
als een goede brandweer dit doet. Al wordt er drie
maal valsch alarm geslagen, dan is de brandweer
steeds bereid om te bewijzen, dat zij, ook bij een
vierde alarm, tijdig aanwezig zal zijn. Het zou een
ongeluk zijn, indien er werkelijk eens brand uitbrak
en de brandweer dan niet ter plaatse zou verschijnen
Dit zal Nederland echter niet gebeuren.
De raad dezer gemeente vergaderde Donderdag
middag om 2 uur.
De heer Bakker was afwezig zonder kennisgeving.
De voorzitter opent de vergadering, waarna de
secretaris de notulen leest, die worden goedgekeurd.
Mededeeling van den voorzitter dat in het Waar
land als schoolschoonmaakster is benoemd mej. M.
Zweep, huisvrouw van Broersen.
Aan mej. Guurtje Groot is op haar verzoek eervol
ontslag verleend.
De heer C. L. de Knegt, onderwijzer aan de O. L.
school te Waarland, vraagt met ingang^ van 15 Mei
eervol ontslag wegens benoeming te W'addinxveen.
Het ontslag wordt op de meest eervolle wijze ver
leend.
De heer Doekes betreurt het dat deze onderwijzer
reeds zoo spoedig deze gemeente gaat verlaten. Het
gaat ten koste van het onderwijs.
Voorzitter zegt, dat een nieuwe oproeping is ge
plaatst in De Katholieke School en in De Vacature,
doch dat slechts één sollicitatie is ingekomen. Bij
herhaalde oproeping is de gelegenheid tot 1 Mei
opengesteld.
Op een vraag van den heer Doekes, wat de oor
zaak kan zijn, zegt de voorzitter, dat vele onderwij
zers gemobiliseerd zijn en hun plaatsen door ande
ren zijn ingenomen. Spreker koestert echter de
hoop, dat door het afloopen van de examens meer
dere sollicitanten zullen komen opdagen.
Van de heeren Blad, Smeets en Kistemaker is
bericht ingekomen, dat ze hunne benoeming als
lid van de commissie tot wering van schoolverzuim
hebben aangenomen.
Van de gascommissie te Warmenhuizen is bericht
ingekomen,, dat de gasprijs, met ingang van 1 Mei
weer met 1 cent moet worden verhoogd.
De heer Groot vraagt of dit bij de gasfabrieken
een algemeenen maatregel is.
De heer Doekes zegt, dat Warmenhuizen nog geen
stootje kan hebben en dus spoediger tot verhooging
zal hebben over te gaan.
De heer Hoogland zegt gelezen te hebben, dat de
kolenprijs f 1.55 per H.L. is, behalve de vracht
Hierna wordt medegedeeld dat gedurende de
maand Maart 7256 kub. M. gas verbruikt is.
Het kohier Hoofd. Omslag is goedgekeurd terug
ontvangen en vastgesteld op een bedrag van f 6357,70.
Verder komt ter tafel het rapport van de Westfrie-
sche waterleidingcommissie, betreffende de gedane
boringen in de Schoorlsche duinen. Dit rapport is
een lijvig boekdeel, wat de leden afschrikt het ter
inzage te nemen. Geen der heeren wenscht het dan
ook aan huis te laten circuleeren. Met de mededee
ling van den voorzitter, dat het resultaat bemoedi
gend was zijn dan ook allen volkomen tevreden ge
steld.
Nu komt aan de orde het bekende adres van het
gemeentebestuur van Nieuw Leusden, wat in de vo-
de roodsteenenwanden, de wegzakkende deur voor de
deel en de verder verstrooid liggende gebouwtjes, al
les bekeek Marie met een liefdevolle blik. Het was
hier alles veel ruimer en geriefelijker als bij groot
vader. Het akkergereedschap stond op den hof, de
koeien liepen rond. In het water snaterden de gan
zen en eenden, op den rand van de mesthoop stond
een haan, en kraaide en zijn hennenvolkje schraapte
en scharrelde rondom.
Zij ging naar binnen in huis.
De veestallen aan beide zijden van de deel waren
leeg ,de koeien waren buiten, de paarden aan het
werk. Trine zat aan de haard.
„Kijk eens, tante," zeide Marie en wees op haar ver
brandde hand.
„Wel mijn arme Marie. Wees maar stil hoor en
kom maar mee in de kamer, daar heb ik wel een goed
middel. Het doet zeker wel pijn?"
In de kamer zat Liesbeth aan het raam te naaien.
Marie, liep op haar toe: „Waarom kom je niet eens
bij ons?"
„Wij hebben veel te doen,"
Liesbeth draaide het hoofd af en keek het venster
uit. Haar moeder legde verkoelende olie op de brand
blaar, gaf, na het verband te hebben gelegd, de nicht
een fleschje en liep terug naar haar arbeid.
„Mag ik hier even bij je gaan zitten, Liesbeth?"
„Jawel."
Marie nam den stoel. „Heb je geen naaimachine?
Ik heb er thuis nog een van mijn moeder, die naaide
voor ons en ook voor andere menschen, daar alles op.
„Moeder vindt zulk een stadsche gewoonte voor
ons niet goed. Ik moet zelf mijn handen leeren roe
ren."
„Waarom help je niet op het land?"
„Omdat ik daar niet van houd."
„Hoor eens, Liesbeth, ik ken iemand die er zeer
bedroefd over is, als jij je plicht niet doet."
Het meisje sprong vuurrood op. „Wie is dat?"
„Onze neef Fedor."
„Heeft hij je dat gezegd, toen hij zoo lang met
jouw in den tuin was?éé Zij luisterde ademloos.
„Ja, eerst sprak hij goede warme woorden en ver
zocht mij toen dat ik mij met jou zou bemoeien, wat
ik gaarne zal doen, als jij dat zelf wilt"
„En gaf je hem daarop de hand?"
Marie bevestigde dit.
Over het gezichtje van Liesbeth ging een blijde
glans, en nadenkend antwoordde zij: „Hij heeft mij
ook veel goeden raad gegeven, maar ik wil en kan
geen boerenvrouw worden. Neen ik wil het niet. Maar
jou, wanneer je het, goed met mij meent, jou wil ik
wel lief hebben. Je bent toch anders dan de andere
hier.'
Zij sprong op en sloeg haar armen om de hals
van Marie. De beide meisjes hielden elkaar vast en
voelden zich in heerlijke vriendschap verbonden.
„Men moet toch aanpakken, lieve," begon Marie
weer. „Zie, ik heb in de stad alles alleen gedaan,
wij konden nooit een dienstmeisje houden."
rige vergadering aangehouden was.
B en W. hebben het behandeld en stellen voor
geen adhaesie aan het door die gemeente aan H. M.
de Koningin te zenden adres te betuigen. Wel is er
wat voor, doch er is ook veel tegen te zeggen. Men
legt de onderwijzers te veel aan banden. Wel zou er
voor te zeggen zijn, als de salarisregeling overal het
zelfde is, doch daar dit niet het geval is, zouden we
ze tegen houden hun positie te verbeteren. Velen sol-
betere gelegenheid voor verdere studie te krijgen. Dit
mogen we niet tegenwerken.
De heer Doekes zegt het een moeilijk geval te vin
den Spr voelt er veel voor en vraagt of die salaris
sen zoo veel uit elkaar loopen en of we zooveel
lager staan dan andere gemeenten.
De voorzitter zegt, dat het moeilijk is te beoordee-
len of deze gemeente achterstaat bij het gemiddelde
van andere gemeenten. In de steden is echter het
salaris veel hooger dan op het platteland.
De heer Doekes zegt zich neer te leggen bij het
voorstel van B. en W„ daar er toch met het oog
op verdere studie iets voor te zeggen kan zijn. Hier
na wordt met algemeene stemmen besloten geen
adhaesie te betuigen. j
Komt thkns aan de orde de circulaire van de Kon.
Ned. Automobielclub, welke ook de vorige vergade
ring aangehouden was. Toen is gewezen op een pand
op het einde van Dirkshorn en bewoond door den
heer Bakker. Dit pand veroorzaakt een gevaarlijk
punt voor algemeen verkeer. Voorzitter heeft met
den eigenaar van dit perceel gesproken, die hem mee
deelde het voorste gedeelte van het huis te willen
afstaan, voor f 600, onder voorwaarde dat het over
blijvende gedeelte goed bewoonbaar wordt gemaakt.
B. en W. stellen nu voor aan de geadresseerde ver-
eeniging te vragen of ze ten allen tijde bereid zijn,
de helft in de kosten te dragen, en tevens te tioemen
een som voor deze ontruiming.
De heer Doekes vraagt nog of door verlegging van
den weg, de gewenschte verbetering niet kan wor
den aangebracht. Dit blijkt echter niet mogelijk.
De heer Hoogland vraagt nog, wat de kosten zou
den zijn, bij toepassing van een onteigeningwet.
De voorzitter zegt, dat dit niet minder zou zijn.
Men vindt goed volgens het voorstel van B. en W.
Ie handelen.
Komt thans ter tafel het verslag van den toestand
der gemeente over 1915. Hieruit blijkt, dat op 1 Ja
nuari het aantal inwoners 2843 was, tegen 2814 op
1 Januari van het vorige jaar. Het aantal kiezers
voor Tweede Kamer en Prov. Staten is 582; voor de
gemeenteraad 499.
De heer Doekes zegt, dat in het verslag gezegd
wordt dat de wegen in beheer bij Banne en Polder
in goede orde zijn. Hier mocht echter wel staan: be
halve Dirkshorn.
De voorzitter zegt, dat deze weg nu in reparatie
is, en dat de toestand in het algemeen genomen
w ordt. P
Voor het geven van herhalingsonderwijs worden
benoemd de heeren Blad, v. d. Laan en Smeets en de
dames Meins, Modder en Harmsen.
Hierna komt nogmaals aan de orde de overdracht
van Wegen aan Banne en Polderbestuur. Ook zijn in
Augustus van het vorige jaar enkele wegen, die op
naam van de gemeente stonden, doch in onderhoud
waren bij het Banbestuur, in eigendom bij hen over
gegaan, doch Ged. Staten wezen nog op het Kalver
dijkerlaantje, de weg naar Kerkbuurt en de Woud
meerweg, en tevens op een hoekje grond, waarop
een schuur staat. Betreffende het Kalverdijkerlaantje
inoe&t nog overeenstemming worden verkregen met
het Banbestuur en het bestuur van de Ned. Herv.
Kerk, waardoor de zaak wat vertraging heeft onder
gaan. Nu deze overeenstemming tot stand gebracht
is wordt hesloten het Kalverdijkerlaantje en den weg
naar Kerkbuurt in. eigendom over te dragen aan de
Banne Harencarspel en de Woudmeerweg aan de
Polder Woudmeer.
Het hoekje grond waar de heer J. Spaan, geheel
ter goeder trouw, een schuurtje op gezet heeft mee-
nende dat hét stukje grond zijn eigendom is, doch
in werklijkheid eigendom van de gemeente bleek ts
zijn, doch voor de gemeente geheel waardeloos is,
zal aan hem worden verkocht voor f 10.
Aan het bestuur van den polder Geestmerambacht
zal worden verzocht de Ambachtsdk, die toch reeds
bij hen in onderhoud is, in eigendom over te nemen.
De heer Hoogland vraagt of B. en W. evengoed toe
zicht op de wegen blijven uitoefenen, wat door den
voorzitter bevestigend wordt beantwoord.
De stembureaux worden als volgt samengesteld:
Voor Dirkshorn, de burgemeester, ambtshalve voor
zitter, de heeren Borst en Doekes, leden, De Groot,
pl.v.v. en Dam, vierde lid.
Voor Waarland: Wethouder Zut, voorzitter, de hee
ren Bakker en Hoogland, - leden, Smeets pl.v.v., en
Krapman, vierde lid.
De kohieren schoolgeld over het le kwartaal wor
den vastgesteld. Voor Kerkbuurt op 64,10; voor Dirks
horn op 79,70 en voor Waarland op 72,80. Hierna slui
ting.
„O, maar dat wil ik gaarne, ik kook ook menig
maal. Wanneer ik een nette keuken had, zooals ze
in de pastorie h^ben en een klein huishouden, zou
ik mij van den ochtend tot den avond weren, maar
boerenwerk, daar moet ik niemendal van hebben."
Liesbeth werd weggeroepen en Marie ging heen.
Zij trof voor de deur haar nichtje Lotte, die in een
kleine trog wat groen voer hakte en mengde.
„Dat is voor de pullen," zeide zij gewichtig. „Je
kunt mij best even helpen om nog een bak brand
netels te snijden. Je hebt nog een gezonde hand
over, om de andere doe je een doek en ik ben vlug
ger klaar."
Marie wilde haar graag dit genoegen doen. Zoo
vroeg ze: „Waar zijn de brandneetels?" t
„Achter de bakoven staan nog een massa."
Marie stond weldra op de aangewezen plek. Het
was een verborgen stil hoekje, waar een oude vlier
boom stond, waaronder het onkruid welig tierde.
Daartusschen waren veel brandnetels, waarvan Ma
rie vlug wat in haar schort plukte, hoe lastig of haar
bij dit werkje ook haar verbonden linkerhand was.
„W at doe je daar, Marie?" Een mannenstem vroeg
dat en het meisje keek omhoog. Daar leunde Hein
rich tegen den muur en keek op haar neer. Heinrich
had al een oogenblik zoo gestaan. Hij wist niet hoe
hij met haar stond en hoe hij het met haar moest
aanleggen. Zoo eene uit de stad verdroeg niet veel
en hij zag in zijn geest nog steeds de roode afdruk
ken ya nzijn vingers op haar arm. Hoe gaarne had
hij die nog eenmaal gedrukt, geschud en gekust.
Marie antwoordde wat bevangen, want zij dacht
dat Heinrich haar heur optreden wat kwalijk had
genomen. „Ik snijd brandnetels voor Lotte."
„Die rakkerd weet iedereen tot haar hulp te requi-
reeren. Maar je andere hand is verbonden?" Hij keek
haar bezorgd aan.
„Javerbrand. Je moeder heeft mij wat olie...."
„Laat eens zien?"
Zij deed de lap van haar hand en wees naar de
blaar. Zijn gebruind gelaat werd bleek van ontroe-
nng en medelijden. Hij nam haar zieke hand tus
schen zijn beide sterke gezonde handen en hield het
als een ziek vogeltje vast. En Marie? Zij trilde als
een verschrikt vogeltje tusschen de beide groote man
nenhanden.
„Doet het verschrikkelijk pijn?"
„Het gaat nu wel," stamelde zij, maar het was
haar op dat oogenblik zoo wonderlijk te moede.
•„Waar blijf je nu?" kraaide eensklaps een schelle
stem, en Lotte schoot haastig om de hoek. „Wel, klik
nu eens, onze jong, met de Berlijnsche nicht!" Zij wil
de zich minstens half dood lachen,
„Dondersche meidl" schreeuwde hij toornig, „blijf
met je neus bij je pullen."
Marie liet al de brandnetels vallen en liep daarbij
weg. Wat viel die malle Lotte in? Zou neef Heinrich
dan niet met haar mogen spreken? Daar was immers
toch niets verkeerd in.
(Wordt vervolgd.)