TABAK
J. R. KEIJSS
yan
Binnenlandsch Nieuw».
B rgerlijke Stand.
angstkreet en weer diepe stilte. De vrome Tiroler
boven maakt een kruis. Nu komt de ander met groo-
te stappen naar boven gesprongen. Hij versmaadt
elke dekking. Boven zijn hoofd zwaait hij een kleine
blinkende bijl. Hij heeft gewichtige dingen gezien.
Op den van Monte Scorluzzo naar het westen loopen
den rug, die een zadel vormt, staat, heel dichtbij, de
vijand. HIJ bereidt zich voor op den aanval Ook uit
de richting van de Vedretta die Vitelli komt iets. De
bij den verspieder gevonden schetsen en zijn zakboek
geven inlichtingen over den vijand. Een dolkstoot
had den jongen Pimontees gedood. De Tiroler was
vlugger geweest dan de gebruinde Italiaan.
- Zij komen. In een oogwenk wordt de stelling bezet
Ondanks alle voorzichtigheid van den vijand hoort
men het werk van de ijshouweelen. Zij kunnen niet
ver meer weg zijn. Onder in het dal klinkt een ge-
bruisch. Uit 't noorden komt een windstoot. Boven
den gezadelden top van de Filone wordt het lichter.
Meer zuidelijk, onder den grooten Nadlertop, knaD
len schoten. Daar staat een kleine post van twintig
man. Daartegen schijnt een aanval aan den gang te
zijn. Het geknaTwordt steeds levendiger. Uit het noor
den neemt de wind steeds toe. De nevelsluier wordt
aan flarden gescheurd. Het wilde landschap onder de
hooge sneeuw met zijn kloven en ijsvlakten ligt nu
open als een panorama. Op den smallen scherpen
rug, die uit het noordwesten van het Val Braulio, uit
de richting van San Ranieri, hierheen opstijgt, is de
nevel geweken. In onzen rug straalt thans in fel zon
licht de eeuwige gletscherzee van de Ortlergroep.
Daartegenover in het westen, waar in de richting
van noord naar zuid den met sneeuw bedekten rug
van de Monte Braulio onzen gezichtseinder vormt,
beginnen nu de kanonnen te donderen. Een groote
aanval golft tegen onze stelling. Het vuur zwelt aan
Steeds nader komt de vijand. Reeds vliegen de hand
granaten suizend door de lucht. Kalm en rustig wa
ren de onzen. De machinegeweren ratelen als bezeten
Ontzaggelijk is de echo. Ze breekt haar alle kanten
tegen de steile wanden, komt terug en snelt weer
verder. De offers van de aanvallers hoopen zich op,
in de schitterende ijs- en sneeuwvlakten. De anderen
werken zich hijgend vooruit. Zij zijn reeds nabij.
Maar onze machinegeweren strijken voortdurend
langs hun flank. Hier maakt er een een luchtsprong
als een in de schoft getroffen gems en valt dan geluid
loos voorover. Een ander valt met een kreet neer.en
wentelt zich over de sneeuw, die gretig het roode
bloed inzuigt. Óp de steile, gladde vlakte raakt hij
aan het rollen, liet roode sneeuwdek komt in glijden
de beweging. Er vormt zich een wolk van rollend ge
steente. ijs en opstuivende sneeuw en rolt onder don
derend huilen en dreunen met razende snelheid naar
beneden. De echo gromt nog lang na. Als zij ver
stomt, ligt zwijgen over het land. De vijandelijke aan
val is bloedig afgeslagen. In kloven en spleten en
sneeuwhoopen zoekt de rest- dekking voor ons ver-
volgingsvuur. Alleen het vijandelijk geschut dondert
verder, scheurt ontzaglijke kraters in de sneeuw
massa, slingert wit-stuivende fonteinen in de lucht,
die dan weer langzaam en helder glinsterend naar
ue jeoiaj ep ueae^supa suo aejqov mequiz uepeueq
de gletscher9 van den Ortler in gouden licht
OOK EEN GEVOLG VAN DEN OORLOG.
In een te Londen gehouden vergadering werd door
een der sprekers meegedeeld, dat er te Londen in het
afgeloopen jaar 41,000 kinderen in de industrie plaat
sing hadden gevonden. Jongens, pas van school, kon
den 20 k 25 sh. per week verdienen en hij wist van
seen jongen van 16 jaar die 3 pd. st. in de week ver
diende. Er werd ontzaglijk veel geld besteed aan bios
copen en andere amusementen. Deze spreker meende
dat de jongens van hun werk in de munitiefabrieken
niets leerden, maar dat hun gezondheid er onder leed,
zoowel als hun industrieele ongeschiktheid en hun
karakter.
KAMERADEN.
De Christan World verhaalt: Een dokter, die dezer
dagen in een hospitaal zijn gewone ochtendronde
deed, bleef staan bij het bed van een gewonde, een
grooten, ruwen kerel, met de onderkaak en het ronde
kaalgeknipte hoofd van een vuistvechter.
„Waaróm ga jij niet vooruit, jongen?" vroeg de
dokter, „het moest met jou eigenlijk veel beter gaan.
maar het lijkt er niet op. Wat scheelt er aan? Heb je
loopgravenpijn?. Wil je niet meer naar het front
terug?"
„Ik wil wel dadelijk gaan; u kunt me er nu wel
heen sturen, als u wilt," was het antwoord.
Toen mengde een man in het bed naast het zijne
zich in het gesprek.
„Waarom vertel je den dokter de heele geschiedenis
niet, Jim?" vroeg hij.
Maar de dokter kon niets uit den rondhoofdigen pa
tiënt, wiens genezirlg op zoo merkwaardige wijze ver
traagd werd, loskrijgen. Toen hoorde de dokter ech
ter de geschiedenis van een anderen patiënt.
„Het is dien jongen daar in de hoek, dokter, die
maakt dat Jim niet beter wordt."
„De jongen is erg ziek," zei de dokter, „en ik vrees
dat hij niet beter wordt,"
„Ja, en iederen nacht ligt hij om zijn moeder te
huilen en als dan de lichten afgedraaid zijn, komt
Jim uit zijn bed en gaat naast dien jongen zitten en
houdt zijn hand vast en strijkt hem over zijn voor
hoofd totdat hij kalm in slaap valt. En daarom wordt
Jim niet beter."
DUUR FOKVEE.
Op de veiling van fokvee van de Ostpreussische
Hollander Herdbuch-Gesellschaft zijn ongekende prij
zen voor fokvee besteed. Een eenjarige stier bracht
niet minder dan 12,000 mark op, twee andere een
jarige stieren gingen voor 10,000 mk. van de hand.
Elf dieren kostten 3500 tot 6200 mk.; bij tien bullen
wisselde de prijs van 3000 tot 3400 mk. Veertig bullen
golden 2000 tot 2950 mk. Maar een bul werd beneden
„Dat, kon wel.... ikhoe kon hij zoo optreden.,
daar gaf ik hem nooit recht voor."
Zij zwegen, beidon met zich zelf bezig. Fedor l^eek
naar Liesbeth,- die zich in Ohlkes armen wiegend,
voor niets anders oog of oor scheen te hebben dan
voor den dans en haar partner.
„Pardon," zeide Fedor plotseling, „ik moet toch
eens even naar Lise en haar voor dien man waar
schuwen, met wien zij zoo onophoudelijk danst."
Marie knikte en Fedor ging dwars door de menigte
naar het paartje.
„Jij hebt immers die fijne Marie," antwoordde
Liesbeth snibbig, toen Fedor haar terzijde nam.
„Maak haar onze Heinrich maar afhandig."
„Lise bezin je."
„Ach wat.:..-.ik weet er alles vanlaat mij
dansen.
Terneergeslagen keerde Fedor terug.
Mapie w as onderwijl in een nieuwe opwinding ge
raakt. In de deur van de zaal verscheen veldwachter
Muller. Marie voelde dat hij naar haar keek. Zou de
man toch eenige verdenking koesteren? Nu wilde
Heinrich aan hem voorbijstormén, maar Muller hield
hem vast, Zij spraken met elkaar en Marie zag duide
lijk dat er op haar gewezen werd. Haar hart begon te
hameren. Groote God, misschien vroeg die verschrik
kelijke man wel aan Heinrich of zijn Berlijnsche
nicht, de jonge vrouw kon zijn die hij in opdracht
had om te grijpen en weer tot haar man terug te voe
ren? Als een gevangen vogeltje, zoo moest zij telkens
en telkens naar dien vreeselijken roodbaard kijken,
dio op zijn beurt haar steeds beschouwde en daarbij
steeds zijn knevels opdraaide.
Zonder veel te zeggen en vol zorgen zaten Marie
en Fedor naast elkaar en keken naar den drom die
hen voorbij trok. Dierk en Lude kwamen aangeloopen.
en wilden met Marie dansen; zij bedankte, zij had im
mers hun oudsten broer ook reeds weggezonden, Nog
andere jongens vroegen haar om te dnasen, maar
ook dezen ontvingen een weigering. Zij was zoo gaar
ne naar buiten gegaan, maar alleen durfde zij niet
door het gedrang en Fedor scheen graag naar Lies
beth te blijven kijken.
De boerenvrouw aan Marie haar andere zijde zat
de 1000 mark verkocht. Ook de prijzen voor vaarzen
en hokkolingen waren ontzaglijk hoog. Twee brach
ten er ruim 3000 mk. op, 15 golden 2010 tot 2980 mk.;
99 stuks 1000 tot 1980 mk.
DIE HOUDEN NIET VAN OORLOG.
President Wilson heeft .145.000 telegrammen van
Amerikaan8che burgers ontvangen, die wenschen
dat hij er voor zorg draagt, het geschil met
Duitschland op vriendschappelijke wijze bij te
leggen.
DE WILDE KASTANJE ALS VOEDSEL.
Blijkens een mededceling in het Tijdschrift voor
Sociale Hygiëne heeft Serger in de Chem. Ztg. het
resultaat meegedeeld van zijn proeven om wilde
kastanje, waarvan de voedingswaarde vrij groot is,
als voedsel bruikbaar te maken voor dier en mensch.
Het wild eet de kastanje graag; onze huisdieren eten
haar alleen wanneer zij van de bittere stoffen ont
daan is.
Men kookt daartoe de stukjes gesneden kastanjes
met veel water uit en werpt het kookwater, waarin
de bitterstoffen enz. zijn opgenomen, weg; de over
blijvende brij wordt daarna gedroogd en gemalen. In
deze brij bevinden zich dan nog de glyosiden die haar
voor menschelijk gebruik ongeschikt maken.
Serger heeft nu beproefd de brij met 1 pet. potasch-
loog te koken en daardoor het glycoside te verwijde
ren. Brood met eene samenstelling van 75 pet. tarwe
meel en 25 pet. aldus gezuiverd kastanjemeel bleek
echter voor menschelijk voedsel ongeschikt. Volgens
Serger gelukt het nu wel het glycoside te verwijderen
wanneer men het kastanjemeel na het koken met wa
ter behandelt met 50 pet. alcohol; het aldus bereide
meel is volgens hem vrij van bitterstof en glycoside
en is wel voor het menschelijk gebruik geschikt.
Hoe groot de productie aan kastanjemeel kan zijn,
leert eene eenvoudige berekening. Eenè 30 M. hooge
kastanjeboom draagt 3—4000 vruchten, die gemiddeld
10 gr. wegen. De oogst per boom bedraagt dus 40 Kg.
Rekent men met een opbrengst van 25 pet. meel, dan
levert elke boom 10 Kg. meel. Een laan van 500 M.,
waarin 80 boomen staan, zou dan 800 Kg. meel per
jaar kunnen opleveren.
Minder optimistisch laten Wehner en Lohmeyer
zich in de Chem. Ztg. van 1 April 1916 uit over de
hoeveelheid kastanjes die per jaar geoogst wordt en
over de kosten die de extractie met alcohol mte zich
brengt. In hetzelfde nummer deelt Löffl mede, dat
reeds vele jaren in Frankrijk, Algiers en Corsica de
wilde kastanje op eene wijze analoog aan die welke
Serger aangaf, op verschillende producten, o. a. op zet
meel, verwerkt wordt.
DE VLEERMUIS ALS DE VIJAND VAN DE
MALARIA.
Malaria wordt, zooals men weet, meestal door den
steek van muskieten of muggen overgebracht. Wan
neer men dus de muggen doodt, is de kans op ver
breiding van de zie"kte veel geringer geworderi.
En nu is uit diverse onderzoekingen geblelcen, dat
een van de grootste vijanden van de mug de vleer
muis is. 's Avonds als het donker is, dan fladdert zij
door de lucht, laag bij den grond, want daar zijn de
meeste insecten.
De vleermuis bedient zich bij het zoeken naar voed
sel hoofdzakelijk van haar gehoor;' het gezicht en de
reuk spelen hij haar een veel kleinere rol. Zij her
kent de dieren aan hun gezoem, dat ontstaat door
het snel bewegen der vleugels. Daarbij komt haar
zeer te stade, dat zij zelf geruischloos vliegt.
Maar de muskieten schijnen dit te weten, want zoo
dra ze merken, dat een vleermuis in de nabijheid is,
houden ze plotseling met vliegen op.
Om <jit proefondervindelijk te bewijzen, bracht men
in een afgesloten ruimte tienduizenden muskieten tot
ontwikkeling. Toen de dieren volwassen waren, kon
men hun gezoem door de glazen wanden van hun
verblijf heen duidelijk hooren. Toen werden er. twee
vleermuizen bijgebracht en oogenblikkelijk hield het
zoemen op; de muskieten zaten onbeweeglijk tegen
de wanden.
Dat de vleermuis zelf het slachtoffer wordt van een
muggesteek, wordt verhinderd door de eigenaardige
beharing, waar de muggen haar zuignappen niet door
heen kunnen steken. De vleermuisharen zijn niet felad
en draadvormig, maar gelijke.n op met spitse knop
pen begroeide takjes.
Toen men de hooge waarde van de vleermuis bij
de muggenverdelging had leeren kennen, richtte men
te San Antonio in Texas een vleermuisstation op
en nu bleek, dat een enkele vleermuis per nacht 260
muskieten verdelgde.
Aangezien het zeven dagen duurt, vóór een mug,
die een zieke heeft gestoken, zelf de ziekte door ste
ken weer kan overbrengen, is het heel goed mogelijk,
dat ze in dezen tusschentijd door een vleermuis wordt
verzwolgen. Hdbl; -
SPIONNAGE OP HET OORLOGSTERREIN.
In de Evening Standard vertelt A. R. Williams
eenige belangwekkende geschiedenissen omtrent
de spionnage op het oorlogsterrein aan het Weste
lijk front. Flët is natuurlijk zeer moeilijk over een
zoo uitgestrekt front, dat bovendien door zoo dicht
bevolkte streken loopt, bewoond door lieden die tot
allerlei nationaliteiten behooren, nauwkeurig op de
bewegingen van iedereen te ietten. In iedere stad
en in ieder dorp komen dan ook spionnen voor,
die de plaats tot terrein hunner werkzaamheid
hebben gekozen. Er ia in Belgi6 ook nog een klein
deel der bevolking dat pro-Duitsch is en dat deel
helpt de spionnen en geeft daardoor do Franschen,
Engelschen en de loyale Belgen handen vol werk.
Daar waar militairen en burgers voortdurend in
nauwe aanraking met elkander komen, kan ieder
vluchteling, melkverkooper, marktkoopman of
ieder z'Jner klanten koetsier of koffiehuisbezoe-
ker een spion zijn en onopgemerkt zijn bedrijf uit
oefenen. De vijand maakt ook van honden en dui
ven gebruik. Vooral honden werden zoo vaak als
overbrengers van berichten gebezigd, dat het leger
bestuur tenslotte er toe is overgegaan, óm iederen
losloopenden hond te latefi neerschieten. Vooral de
artilleriestellingen zijn het doel van de meeste
spionnen.
Op zekeren dag verscheen er een landbouwer
met een ploeg, zonder dat men wist waar hij van
daan kwam en begon een veld dat slechts één veld
van een batterij af lag te beploegen. Hij deed dit
werk als een geoefend landbouwer en de Engel-
sche soldaten namen geen potitie van hem. Hij
ploegde dat veld af. Achter den akker, wkar de
batterij was opgesteld, lag een groot, onbewerkt
veld. Op zekeren avond, tegen het invallen van de
schemering, verscheen de eenzame landarbeider
met zijn gereedschap in dat veld en begon het te
ploegen. Hij ging eerst weg toen het geheel donker
was.
Den volgenden ochtend, bij het krieken van den
dag, verscheen er een Taube vlak boven de batterij
en liet er rookbommen op vallen. Onze vliegers
stegen op en verjoegen de Taube, maar spoedig
daalde een van hen en bracht den batterij-com
mandant verslag uit. Hij had nl. het volgende ge
zien: twee voren in het aangrenzende veld, die te
zamen een V vormden, wezen precies de plaats
aan waar de batterij lag. Vóór die dag verstreken
was, had de Duitsche zware artillerie die vernield.
Met zulke mogelijkheden heeft men rekening te
houden.
De schrijver geeft bovendien nog de volgende be
schrijving van een spionnage-geschiedenis, waar
ook een vrouw bij betrokken was. Er was een lange
glooiende weg, in het gezicht van den vijand, maar
waarvan wij zeer weinig gebruik maakten, zoodat
de vijand dien nooit onder vuur nam. Nu was er
een groote munitiecolonne onder weg en wij acht
ten het veilig die 's nachts den heuvel af langs den
bedoelden weg te laten trekken. Toen de onder
gaande zon den weg bescheen en alles scherp deed
uitkomen, verscheen er een vrouw en wandelde
dien langzaam af. Het was een heel gewone boe
renvrouw met een groot wit boezelaar voor, een
witten doek over het hoofd, en aan den arm droeg
zij een mand met geslachte en geplukte kippen, al
les netjes met witte doeken afgedekt. Zoo geheel
in het wit, moet zij mijlen ver te zien zijn geweest.
Nooit te voren was die weg door de Duitschers on
der Vuur genomen, maar toch werd de munitie-co
lonne beschoten en ernstig beschadigd. De vrouw
was een helpster van den spion geweest of mis
schien wel de spion zelf."
WIJ ZIJN VRIENDEN.
In de Berner Bund vinden wij een aardige be
schrijving van de ontmoeting tusschen de Fran-
scha 'en Duitsche krijgsgevangenen, die uit ver
schillende richtingen aan het station te Bern aan
kwamen, om in Zwitserland herstel van gezondheid
te zoeken. Na Verhaald te hebbén, hoe. eerst de
Fransche en daarna de Duitsche trein het station
binnen gekomen is, en hoe de gasten met geschen
ken en vriendelijke woorden verwelkomd zijn, ver
volgt de berichtgever:
„Intusschen heeft zich tusschen de „vijanden"
een opgewekt, in het Fransch gevoerd gesprek ont
sponnen. De Duitsche studenten begonnen. „Hebt
u een goede reis gehad?" „Dank u, voortreffelijk."
„Wanneer bent u vertrokken, hoe lang hebt u te
Konstans gewacht?" „Bent u nu tevreden?" „O,
zeer tevreden." „Bent u ook over de behandeling
in Duitschland tevreden geweest?" „Meestal wel,
dank u; mais le pain „Het uwe is niet veel
beter, maar nu krijgen wij Zwitsersch brood!"
„Oui ctest bien." „Waar komt u vandaan?" „En u?"
Dat gaat zoo vreedzaam over en weer. Af en toe
wordt een grap verkocht, en een gierend gelach
vult het spoorwegrijtuig. Over Verdun kibbelen zij
een beetje. De Franschen houden staande dat de
Duitsche linies aan het terugtrekken zijn. De Duit
schers antwoorden: „Integendeel!"
„Wanneer zullen wij vrede hebben?" roepen de
Duitschers. „Vandaag al, als jelui wilt," luidt het
antwoord.
De tien minuten oponthoud voor de Duitschers
zijn afgeloopen; wij drukken weer vele, vele han
den, terwijl de trein zich met zijn 517 reizigers in
beweging zet. Een piepjong „eenjarige" roept den
Franschen toe: „La guerre est finie pour nous
„Soyons amis!" klinkt het terug. „Au revoir!" roept
men van weerskanten. Men wuift met zakdoeken,
heelemaal vooraan gooien de „vijanden" elkaar
bloemen toe, die helaas niemand kan opvangen,
in het voorbijgaan merken wij een rijtuig met ge
sloten vehsters op, waarachter officieren in het
ALKMAARSCHE'
HOOGFIJNE KWALITEIT.
als een tol op haar stoel te draaien. De paren gingen
steeds langs haar heen en gunden de muziek nauwe
lijks een pauze. De stof vloog in wolken omhoog en
verduisterde het daglicht. Juichen, gelach, groot ger
schreeuw en stampen vulden de ruimte.
Toen Heinrich in wilde toorn aan den gendarm
wilde voorbijsnellen, had deze hem vastgehouden.
„Zeg eens, mijnheer Beermann. Dat nichtje van u
is een mooi meisje. Zeg mij eens in vertrouwen, heeft
zij wat geld? Zij doet zoo lief met mij. Kijk maar eens
en alhoewel een jonggezel in dienst nooit een te klein
hart mag hebben, zoo komt toch niet steeds spoedig
de ware, Een mensch is toch maar een mensch."
„Juffrouw Liebreich is zoo arm als. een kerkmuis."
„Ach dat is jammer van dat allerliefste meisje."
„Wat een brutale vent," dacht Heinrich. Om niet
grof te worden, liep hij maar door. Nu zat hij aan het
venster in de gelagkamer, te midden van een koppel
schreeuwende en spelende mannen, hij hoorde en zag
niemendal, duwde het hoofd in de hand, liet zich
grog brengen, die hij haastig naar binnen sloeg.
„Wel, wel, mijnheer Beermann," zoo sprak iemand
hem aan.
Heinrich keek op en zag den paardenhandelaar,
aan wien hij zijn paard had verkocht.
„Wilt u iets, mijnheer Schoemeier?"
„Wel neen, maar het deed mij leed, u zoo droevig
te zien," De man ging tegenover Heinrich zitten.
„Jou mankeert maar één ding. Schoemeier zegt het
je. Je hebt een liefhebbende vrouw noodig."
„Die heb ik In het geheel niet noodig, Laat mij
maar met rust"
„Ja, dat denkt een ieder, maar je kunt een vrije
keus doen. Maar ik weet er wel een voor je, vijftig
duizend thalers meegift en reizend opje verliefd".
„Wil geen geld, heb genoeg."
„Alle respect," riep de paardenhandelaar verbaasd.
„Maar al mag men dan nu op de Beermann's hoeve
in het ruime sop zwemmen, aanstonds moet er veel
aan broers en zusters worden afgestaan. Zij is een
rijke Ackerburgers dochter. Waarom zou ik het je
niet royaal zeggen, zij heet: Stine Flintje. Je kent
haar ook wel. Zij is daar in de zaal, je kunt wel eens
met haar dansen. Het is een arm vol en bovendien
een arbeidzame meid."
„Mijn werk doen mijne moeder en zusters."
„Nu ja, maar je moeder wordt ook een dagje ouder
en de meisjes trouwen. De oudste h,eeft zeker al zin
in het huwelijk. En voor je beide broers weet ik ook
nog wel een meisje."
„Dat kan je aan hen zelf wel vertellen. Laat mij
nu met je huwelijksmakelarij met rust."
Heinrich stond boos op.
„Wanneer het nu toch eens wat wordt met Stine,
dan vergeet u mij toch niet."
Nog nijdiger liep Heinrich naar buiten, maar een
oogenblik later trok hij naar de zaal. Of Marie daar
nog steeds naast Fedor zou zitten? Van den beginne
af had zij het met hem geweten, die was immers een
veel fijner heer dan hij zelf. Heinrich voelde dat de
sterke grog hem naar het hoofd steeg, want toen hij
tusschen de dansenden trad, draaide alles met hem
rondoxp.
Daar- liep hem juist de groote Stine in den weg
en bleef bij hem staan.
„Ook hier, Beermann?"
„Zooals je ziet. Willen we er samen een maken?"
„Gaarne Beermann."
Toen Heinrich zijn arm om het meisje sloeg dacht
hij: „Misschien wordt Marie nu wel jaloersch," en hij
draaide met zijn stevige danseres, aon wie hij zich in
het ergste geval had kunnen vastklemmen in het
dichte gewoel, en Marie bemerkte hem en voelde een
dwang om hem met haar blikken te volgen. Wat zag
dat meisje er onsympathiek uit, zoo plomp en de
eerste jeugd reeds gepasseerd.
Dat span samen te zien deed haar pijn, zonderling
wee, en dat was het ergste wat zij vandaag beleefde.
Zij legde haar hand op den arm van den in gedach
ten gezonken Fedor en verzocht: „Kom, laat ons naar
buiten gaan, het wordt mij hier zoo onaangenaam
Hij deed dadelijk wat zij vroeg en keek haar 'be
zorgd aan, drong met haar haar tot den uitixana en
bracht haar vour het huis.
Hier haalde Marie diep adem en voelde zich be
vrijd en verlicht.
„Het was verschrikkelijk daar binnen."
„Ik bleef alleen om naar Liesbeth te zien."
lezen van Zwitsersche couranten verdiept zijn. D&n
verdwijnt de trein. Ie Zurieh en Olten zal hij naar
de verschillende plaatsen van bestemming verdeeld
Enkeie minuten later schuift de trein met de
Franschen in tegenovergestelde ricthing langzaam
onder de kap vandaan.
Wij hebben genoeg gezien,
DUIN EN BOSCH".
Door Ged. Staten van Noord-Holland is benoemd
tot voorzitter van de commissie voor bestuur van het
krankzinnigengesticht „Duin en Bosch de heer Th.
m Ketelaar lid van Ged. Staten.
NAAN AANLEIDING VAN EEN MOTIE
De secretaris van de te Assen bestaande Sociaal-
Dem. Mobilisatieclub is in voorloopig militair arrest
gesteld naar aanleiding van een motie inzake het
schorsen van de periodieke verloven. De motie luidde
ftls voltrt*
De Soc.-Dem. Mobilisatieclub Assen, bijeen h,
hare vergadering op 20 April 1916, overwegende de
verklaring der regeering gedaan in de Tweede K&.
mer der Staten Generaal op 4 April 1916, in zake
het blijven doorgaan van de buitengewone Minlst#.
rieele verloven; het met klein verlof zenden van de
landweerlichting 1912; het niet oproepen van hei
tweede gedeelte van de niilltielicntlng 191o, conc!(j.
deert dat de toestand van ons land niet van
ernstigen aard is, als uit het intrekken van de ge.
wone periodieke verloven zon moeten blijken; pjg.
testeert tegen die intrekking en dringt er bij de re.
geering op aan onverwijld de periodieke verloven
weer te verleenen."
GEZONDHEIDSTOESTAND.
De gezondheidstoetstand bleef in ons land in de
laatste maanden minder gunstig. Behalve influen
za en mazelen, nam vooral het aantal gevallen aan
roodvonk en diphtherie toe. Het aantal roodvonk
lijders bedroeg in Maart 742 en dat der diphtherie
590, dit is meer dan in de voorafgaande maand
Februari en ook meer dan in de maand Maart
1915. Ook het aantal lijders aan meningitis cere-
bro-spinalls epidemica, 35, en aan pokken, 25, was
belangrijk hooger dan in de voorafgaande maan
den of in Maart 1915. Het aantal lijders aan febris
typhoida was echter geringer.'
Ook in April bleef de toestand minder gunstig.
In de eerste drie berichtsweken werden aangege
ven 78 gevallen van typhus, 21 van pokken, 480
van roodvonk, 480 van diphtherie en 28 van menin
gitis. Op het laatst der maand trad echter een
eenigszins betere toestand in, althans werden
toen nog slechts enkele sporadische gevallen van
pokken en nekkramp aangegeven.
In het buitenland blijft de toestand ongeveer de
zelfde. Cholera treedt nog slechts sporadisch In de
Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie op. Vlek-
typhus blijft aldaar daarentegen heerschen. In Fe
bruari bedroeg het aantal gevallen in Oostenrijk
en Kroonlanden 1582, in Hongarije van 21 Febr.—
20 Maart 54. In Duitschland kwam de ziekte alleen
sporadisch voor in enkele kampen voor krijgsge
vangenen en werden van 19 Maart tot 15 April al
daar 24 gevallen geconstateerd.
Pokken blijven in Oostenrijk en de Kroonlanden
heerschen. Van 30 Januari19 Februari werden
aldaar ongeveer 5000 gevallen waargenomen, mee-
rendeels in Gallicië, en de Bukowina, maar ook ln
Bohemen, Stiermarken, Moravië, Weenen, etc. Te
W'eenen van 23—29 Maart 10 gevallen.
In Duitschland komen slechts enkele sporadische
gevallen van pokken voor; van 19—25 Maart 29,
van 26 Maart—1 April 14, van 29 April 19 en van
1016 April 12, vooral te Herford, Blotho en Brom
berg.
Blijkens berichten in de Engelsche tijdschriften
kwamen in het eerste kwartaal van dit jaar op 13
plaatsen daar te lande gevallen van pokken voor.
In Duitschland werden van 12 Maart8 Apfft
98 gevallen van nekkramp aangegeven.
ALKMAAR. J
De liberale kiesvereeniging „Eensgezindheid"
stelde hedenavond tot candidaat voor lid van den
Raad, vacature A. Fortuin, den heer mr. W. C.
Bosman, adVocaat en procureur, die deze candjda-
tuur aanvaardde.
Tot bestuursleden werden gekozen de heeren L.
C. Oudt, aannemer, en R. G. C. Schröder, arts.
GEMEENTE NIEUWE NIEDORP.
Ingeschreven in de maand April 1916.
Gehuwd: Dirk Breet, schipper, to Wieringen, en Ms
ria de Wit, alhier; Gerardus Bruin en Dirkje Jansen,
beiden alhier.
Ondertrouwd: Hendrik Kuipers en Emma Oudt, bei
den alhier.
Geboren: Aafje, d. v. Jan Langedijk en Trijntje
Floor.
GEMEENTE NOORDSCHARWOUDE.
Ingeschreven in de maand April 1916.
Geboren: Andreas, z. v. Gerrit Goudsblom en Aagje
van Ophem.
Ondertrouwd en getrouwd: Frederik Bas en Neel-
tje Hopman.
Overleden: Neeltje Schoorl, 80 jaar.
Levenloos geboren kind van Johannes Hubertus
Geeven en Cornelia Keijzer.
„Wilt ge weer naar binnen?"
„Neen, ik ben machteloos, zij laat zich toch niemen
dal gezeggen. Probeer jij het nog eens."
„Ik wil haar graag ten dienste zijn, want ik houd
van haar."
Grootvader zat met een paar oude mannen voor
het huis in de zon. Zij rookten hun pijp en spraken
kalm over land en menschen. Waar Kruse uit Helde-
dorp kwam, had hij spoedig het woord.
Allen luisterden zoo graag naar hem en knikten,
spuwden en zeiden: „Zoo is het,"
1'oen grootvader do belde jonge menschen uil
herberg zag komen, kwam hij bij hen. Zij gaven el
kaar de hand. „Wij rijden om zeven uur, Marieke. I"
wil niet graag te laat thuis komen."
„t Is pas zes," zeide Fedor, op zijn horloge kijk"nü:
„Laat ons nog een eindje wandelen, Mraie, dan ia'
je wel wat opknappen."
Zij volgde hem gaarne. Het was een mooie, vredig®
lente-avond. De zon stond nog helder aan den W»"'
wen hemel en de vogels zongen in de boschje®
hier en daar aan de beek stonden, waar lang» d®
beide jonge menschen heenwandelden. In beider
harten brandden pijnlijke gevoelens.
De jonge geestelijke was zich zijn gevoelen meer
bewust dan het meisje en hij was innig bedroefd wan
S?er Jjiesbeth hem IJdel en eigenzinnig toescheen-
Eigenlijk was Marie veel verstandiger maar toe
dwaalden zijn gedachten steeds weer naar het kleine
dwaze Liesje terug, het meisje dai hij zoo gaarne op
den rechten weg geholpen had. Wanneer die Ohlk®>
die dwaze kerel, haar maar geen gekke dingen ln 11
hoofd babbelde.
Maar Marie zag haar toestand niet zoo helder. 'L
wist dat zij Heinrich beleedigd had; dat deed ha®*
leed, zeker, maar zij mocht onder geen beding 8""^.
gen dat hij haar als bij hem behoorend beschouwd
Gok al mocht hij het alleen voor zulk een dansmm
dag meenen, dan was dat nog te voel. ZIJ was iminsr*
niet vrij en het ging tegen haar geweten iets ais
mannenhulde aan te nemen. HIJ had bepaald w
iets ernstigs in den zin, dat mocht zij zich lila* 11
beelden hij, de rijke hofbezitter ou tij, het at'
ineisje, dat hij zelfs voor stadsnuf schold. Maar w»
mandeeren dat liet zij zich nu eenmaal niet doen.
(Woidt vervolgd.)