TABAK J. R. KEIJSS yan Binnenlandsch Nieuw». B rgerlijke Stand. angstkreet en weer diepe stilte. De vrome Tiroler boven maakt een kruis. Nu komt de ander met groo- te stappen naar boven gesprongen. Hij versmaadt elke dekking. Boven zijn hoofd zwaait hij een kleine blinkende bijl. Hij heeft gewichtige dingen gezien. Op den van Monte Scorluzzo naar het westen loopen den rug, die een zadel vormt, staat, heel dichtbij, de vijand. HIJ bereidt zich voor op den aanval Ook uit de richting van de Vedretta die Vitelli komt iets. De bij den verspieder gevonden schetsen en zijn zakboek geven inlichtingen over den vijand. Een dolkstoot had den jongen Pimontees gedood. De Tiroler was vlugger geweest dan de gebruinde Italiaan. - Zij komen. In een oogwenk wordt de stelling bezet Ondanks alle voorzichtigheid van den vijand hoort men het werk van de ijshouweelen. Zij kunnen niet ver meer weg zijn. Onder in het dal klinkt een ge- bruisch. Uit 't noorden komt een windstoot. Boven den gezadelden top van de Filone wordt het lichter. Meer zuidelijk, onder den grooten Nadlertop, knaD len schoten. Daar staat een kleine post van twintig man. Daartegen schijnt een aanval aan den gang te zijn. Het geknaTwordt steeds levendiger. Uit het noor den neemt de wind steeds toe. De nevelsluier wordt aan flarden gescheurd. Het wilde landschap onder de hooge sneeuw met zijn kloven en ijsvlakten ligt nu open als een panorama. Op den smallen scherpen rug, die uit het noordwesten van het Val Braulio, uit de richting van San Ranieri, hierheen opstijgt, is de nevel geweken. In onzen rug straalt thans in fel zon licht de eeuwige gletscherzee van de Ortlergroep. Daartegenover in het westen, waar in de richting van noord naar zuid den met sneeuw bedekten rug van de Monte Braulio onzen gezichtseinder vormt, beginnen nu de kanonnen te donderen. Een groote aanval golft tegen onze stelling. Het vuur zwelt aan Steeds nader komt de vijand. Reeds vliegen de hand granaten suizend door de lucht. Kalm en rustig wa ren de onzen. De machinegeweren ratelen als bezeten Ontzaggelijk is de echo. Ze breekt haar alle kanten tegen de steile wanden, komt terug en snelt weer verder. De offers van de aanvallers hoopen zich op, in de schitterende ijs- en sneeuwvlakten. De anderen werken zich hijgend vooruit. Zij zijn reeds nabij. Maar onze machinegeweren strijken voortdurend langs hun flank. Hier maakt er een een luchtsprong als een in de schoft getroffen gems en valt dan geluid loos voorover. Een ander valt met een kreet neer.en wentelt zich over de sneeuw, die gretig het roode bloed inzuigt. Óp de steile, gladde vlakte raakt hij aan het rollen, liet roode sneeuwdek komt in glijden de beweging. Er vormt zich een wolk van rollend ge steente. ijs en opstuivende sneeuw en rolt onder don derend huilen en dreunen met razende snelheid naar beneden. De echo gromt nog lang na. Als zij ver stomt, ligt zwijgen over het land. De vijandelijke aan val is bloedig afgeslagen. In kloven en spleten en sneeuwhoopen zoekt de rest- dekking voor ons ver- volgingsvuur. Alleen het vijandelijk geschut dondert verder, scheurt ontzaglijke kraters in de sneeuw massa, slingert wit-stuivende fonteinen in de lucht, die dan weer langzaam en helder glinsterend naar ue jeoiaj ep ueae^supa suo aejqov mequiz uepeueq de gletscher9 van den Ortler in gouden licht OOK EEN GEVOLG VAN DEN OORLOG. In een te Londen gehouden vergadering werd door een der sprekers meegedeeld, dat er te Londen in het afgeloopen jaar 41,000 kinderen in de industrie plaat sing hadden gevonden. Jongens, pas van school, kon den 20 k 25 sh. per week verdienen en hij wist van seen jongen van 16 jaar die 3 pd. st. in de week ver diende. Er werd ontzaglijk veel geld besteed aan bios copen en andere amusementen. Deze spreker meende dat de jongens van hun werk in de munitiefabrieken niets leerden, maar dat hun gezondheid er onder leed, zoowel als hun industrieele ongeschiktheid en hun karakter. KAMERADEN. De Christan World verhaalt: Een dokter, die dezer dagen in een hospitaal zijn gewone ochtendronde deed, bleef staan bij het bed van een gewonde, een grooten, ruwen kerel, met de onderkaak en het ronde kaalgeknipte hoofd van een vuistvechter. „Waaróm ga jij niet vooruit, jongen?" vroeg de dokter, „het moest met jou eigenlijk veel beter gaan. maar het lijkt er niet op. Wat scheelt er aan? Heb je loopgravenpijn?. Wil je niet meer naar het front terug?" „Ik wil wel dadelijk gaan; u kunt me er nu wel heen sturen, als u wilt," was het antwoord. Toen mengde een man in het bed naast het zijne zich in het gesprek. „Waarom vertel je den dokter de heele geschiedenis niet, Jim?" vroeg hij. Maar de dokter kon niets uit den rondhoofdigen pa tiënt, wiens genezirlg op zoo merkwaardige wijze ver traagd werd, loskrijgen. Toen hoorde de dokter ech ter de geschiedenis van een anderen patiënt. „Het is dien jongen daar in de hoek, dokter, die maakt dat Jim niet beter wordt." „De jongen is erg ziek," zei de dokter, „en ik vrees dat hij niet beter wordt," „Ja, en iederen nacht ligt hij om zijn moeder te huilen en als dan de lichten afgedraaid zijn, komt Jim uit zijn bed en gaat naast dien jongen zitten en houdt zijn hand vast en strijkt hem over zijn voor hoofd totdat hij kalm in slaap valt. En daarom wordt Jim niet beter." DUUR FOKVEE. Op de veiling van fokvee van de Ostpreussische Hollander Herdbuch-Gesellschaft zijn ongekende prij zen voor fokvee besteed. Een eenjarige stier bracht niet minder dan 12,000 mark op, twee andere een jarige stieren gingen voor 10,000 mk. van de hand. Elf dieren kostten 3500 tot 6200 mk.; bij tien bullen wisselde de prijs van 3000 tot 3400 mk. Veertig bullen golden 2000 tot 2950 mk. Maar een bul werd beneden „Dat, kon wel.... ikhoe kon hij zoo optreden., daar gaf ik hem nooit recht voor." Zij zwegen, beidon met zich zelf bezig. Fedor l^eek naar Liesbeth,- die zich in Ohlkes armen wiegend, voor niets anders oog of oor scheen te hebben dan voor den dans en haar partner. „Pardon," zeide Fedor plotseling, „ik moet toch eens even naar Lise en haar voor dien man waar schuwen, met wien zij zoo onophoudelijk danst." Marie knikte en Fedor ging dwars door de menigte naar het paartje. „Jij hebt immers die fijne Marie," antwoordde Liesbeth snibbig, toen Fedor haar terzijde nam. „Maak haar onze Heinrich maar afhandig." „Lise bezin je." „Ach wat.:..-.ik weet er alles vanlaat mij dansen. Terneergeslagen keerde Fedor terug. Mapie w as onderwijl in een nieuwe opwinding ge raakt. In de deur van de zaal verscheen veldwachter Muller. Marie voelde dat hij naar haar keek. Zou de man toch eenige verdenking koesteren? Nu wilde Heinrich aan hem voorbijstormén, maar Muller hield hem vast, Zij spraken met elkaar en Marie zag duide lijk dat er op haar gewezen werd. Haar hart begon te hameren. Groote God, misschien vroeg die verschrik kelijke man wel aan Heinrich of zijn Berlijnsche nicht, de jonge vrouw kon zijn die hij in opdracht had om te grijpen en weer tot haar man terug te voe ren? Als een gevangen vogeltje, zoo moest zij telkens en telkens naar dien vreeselijken roodbaard kijken, dio op zijn beurt haar steeds beschouwde en daarbij steeds zijn knevels opdraaide. Zonder veel te zeggen en vol zorgen zaten Marie en Fedor naast elkaar en keken naar den drom die hen voorbij trok. Dierk en Lude kwamen aangeloopen. en wilden met Marie dansen; zij bedankte, zij had im mers hun oudsten broer ook reeds weggezonden, Nog andere jongens vroegen haar om te dnasen, maar ook dezen ontvingen een weigering. Zij was zoo gaar ne naar buiten gegaan, maar alleen durfde zij niet door het gedrang en Fedor scheen graag naar Lies beth te blijven kijken. De boerenvrouw aan Marie haar andere zijde zat de 1000 mark verkocht. Ook de prijzen voor vaarzen en hokkolingen waren ontzaglijk hoog. Twee brach ten er ruim 3000 mk. op, 15 golden 2010 tot 2980 mk.; 99 stuks 1000 tot 1980 mk. DIE HOUDEN NIET VAN OORLOG. President Wilson heeft .145.000 telegrammen van Amerikaan8che burgers ontvangen, die wenschen dat hij er voor zorg draagt, het geschil met Duitschland op vriendschappelijke wijze bij te leggen. DE WILDE KASTANJE ALS VOEDSEL. Blijkens een mededceling in het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne heeft Serger in de Chem. Ztg. het resultaat meegedeeld van zijn proeven om wilde kastanje, waarvan de voedingswaarde vrij groot is, als voedsel bruikbaar te maken voor dier en mensch. Het wild eet de kastanje graag; onze huisdieren eten haar alleen wanneer zij van de bittere stoffen ont daan is. Men kookt daartoe de stukjes gesneden kastanjes met veel water uit en werpt het kookwater, waarin de bitterstoffen enz. zijn opgenomen, weg; de over blijvende brij wordt daarna gedroogd en gemalen. In deze brij bevinden zich dan nog de glyosiden die haar voor menschelijk gebruik ongeschikt maken. Serger heeft nu beproefd de brij met 1 pet. potasch- loog te koken en daardoor het glycoside te verwijde ren. Brood met eene samenstelling van 75 pet. tarwe meel en 25 pet. aldus gezuiverd kastanjemeel bleek echter voor menschelijk voedsel ongeschikt. Volgens Serger gelukt het nu wel het glycoside te verwijderen wanneer men het kastanjemeel na het koken met wa ter behandelt met 50 pet. alcohol; het aldus bereide meel is volgens hem vrij van bitterstof en glycoside en is wel voor het menschelijk gebruik geschikt. Hoe groot de productie aan kastanjemeel kan zijn, leert eene eenvoudige berekening. Eenè 30 M. hooge kastanjeboom draagt 3—4000 vruchten, die gemiddeld 10 gr. wegen. De oogst per boom bedraagt dus 40 Kg. Rekent men met een opbrengst van 25 pet. meel, dan levert elke boom 10 Kg. meel. Een laan van 500 M., waarin 80 boomen staan, zou dan 800 Kg. meel per jaar kunnen opleveren. Minder optimistisch laten Wehner en Lohmeyer zich in de Chem. Ztg. van 1 April 1916 uit over de hoeveelheid kastanjes die per jaar geoogst wordt en over de kosten die de extractie met alcohol mte zich brengt. In hetzelfde nummer deelt Löffl mede, dat reeds vele jaren in Frankrijk, Algiers en Corsica de wilde kastanje op eene wijze analoog aan die welke Serger aangaf, op verschillende producten, o. a. op zet meel, verwerkt wordt. DE VLEERMUIS ALS DE VIJAND VAN DE MALARIA. Malaria wordt, zooals men weet, meestal door den steek van muskieten of muggen overgebracht. Wan neer men dus de muggen doodt, is de kans op ver breiding van de zie"kte veel geringer geworderi. En nu is uit diverse onderzoekingen geblelcen, dat een van de grootste vijanden van de mug de vleer muis is. 's Avonds als het donker is, dan fladdert zij door de lucht, laag bij den grond, want daar zijn de meeste insecten. De vleermuis bedient zich bij het zoeken naar voed sel hoofdzakelijk van haar gehoor;' het gezicht en de reuk spelen hij haar een veel kleinere rol. Zij her kent de dieren aan hun gezoem, dat ontstaat door het snel bewegen der vleugels. Daarbij komt haar zeer te stade, dat zij zelf geruischloos vliegt. Maar de muskieten schijnen dit te weten, want zoo dra ze merken, dat een vleermuis in de nabijheid is, houden ze plotseling met vliegen op. Om <jit proefondervindelijk te bewijzen, bracht men in een afgesloten ruimte tienduizenden muskieten tot ontwikkeling. Toen de dieren volwassen waren, kon men hun gezoem door de glazen wanden van hun verblijf heen duidelijk hooren. Toen werden er. twee vleermuizen bijgebracht en oogenblikkelijk hield het zoemen op; de muskieten zaten onbeweeglijk tegen de wanden. Dat de vleermuis zelf het slachtoffer wordt van een muggesteek, wordt verhinderd door de eigenaardige beharing, waar de muggen haar zuignappen niet door heen kunnen steken. De vleermuisharen zijn niet felad en draadvormig, maar gelijke.n op met spitse knop pen begroeide takjes. Toen men de hooge waarde van de vleermuis bij de muggenverdelging had leeren kennen, richtte men te San Antonio in Texas een vleermuisstation op en nu bleek, dat een enkele vleermuis per nacht 260 muskieten verdelgde. Aangezien het zeven dagen duurt, vóór een mug, die een zieke heeft gestoken, zelf de ziekte door ste ken weer kan overbrengen, is het heel goed mogelijk, dat ze in dezen tusschentijd door een vleermuis wordt verzwolgen. Hdbl; - SPIONNAGE OP HET OORLOGSTERREIN. In de Evening Standard vertelt A. R. Williams eenige belangwekkende geschiedenissen omtrent de spionnage op het oorlogsterrein aan het Weste lijk front. Flët is natuurlijk zeer moeilijk over een zoo uitgestrekt front, dat bovendien door zoo dicht bevolkte streken loopt, bewoond door lieden die tot allerlei nationaliteiten behooren, nauwkeurig op de bewegingen van iedereen te ietten. In iedere stad en in ieder dorp komen dan ook spionnen voor, die de plaats tot terrein hunner werkzaamheid hebben gekozen. Er ia in Belgi6 ook nog een klein deel der bevolking dat pro-Duitsch is en dat deel helpt de spionnen en geeft daardoor do Franschen, Engelschen en de loyale Belgen handen vol werk. Daar waar militairen en burgers voortdurend in nauwe aanraking met elkander komen, kan ieder vluchteling, melkverkooper, marktkoopman of ieder z'Jner klanten koetsier of koffiehuisbezoe- ker een spion zijn en onopgemerkt zijn bedrijf uit oefenen. De vijand maakt ook van honden en dui ven gebruik. Vooral honden werden zoo vaak als overbrengers van berichten gebezigd, dat het leger bestuur tenslotte er toe is overgegaan, óm iederen losloopenden hond te latefi neerschieten. Vooral de artilleriestellingen zijn het doel van de meeste spionnen. Op zekeren dag verscheen er een landbouwer met een ploeg, zonder dat men wist waar hij van daan kwam en begon een veld dat slechts één veld van een batterij af lag te beploegen. Hij deed dit werk als een geoefend landbouwer en de Engel- sche soldaten namen geen potitie van hem. Hij ploegde dat veld af. Achter den akker, wkar de batterij was opgesteld, lag een groot, onbewerkt veld. Op zekeren avond, tegen het invallen van de schemering, verscheen de eenzame landarbeider met zijn gereedschap in dat veld en begon het te ploegen. Hij ging eerst weg toen het geheel donker was. Den volgenden ochtend, bij het krieken van den dag, verscheen er een Taube vlak boven de batterij en liet er rookbommen op vallen. Onze vliegers stegen op en verjoegen de Taube, maar spoedig daalde een van hen en bracht den batterij-com mandant verslag uit. Hij had nl. het volgende ge zien: twee voren in het aangrenzende veld, die te zamen een V vormden, wezen precies de plaats aan waar de batterij lag. Vóór die dag verstreken was, had de Duitsche zware artillerie die vernield. Met zulke mogelijkheden heeft men rekening te houden. De schrijver geeft bovendien nog de volgende be schrijving van een spionnage-geschiedenis, waar ook een vrouw bij betrokken was. Er was een lange glooiende weg, in het gezicht van den vijand, maar waarvan wij zeer weinig gebruik maakten, zoodat de vijand dien nooit onder vuur nam. Nu was er een groote munitiecolonne onder weg en wij acht ten het veilig die 's nachts den heuvel af langs den bedoelden weg te laten trekken. Toen de onder gaande zon den weg bescheen en alles scherp deed uitkomen, verscheen er een vrouw en wandelde dien langzaam af. Het was een heel gewone boe renvrouw met een groot wit boezelaar voor, een witten doek over het hoofd, en aan den arm droeg zij een mand met geslachte en geplukte kippen, al les netjes met witte doeken afgedekt. Zoo geheel in het wit, moet zij mijlen ver te zien zijn geweest. Nooit te voren was die weg door de Duitschers on der Vuur genomen, maar toch werd de munitie-co lonne beschoten en ernstig beschadigd. De vrouw was een helpster van den spion geweest of mis schien wel de spion zelf." WIJ ZIJN VRIENDEN. In de Berner Bund vinden wij een aardige be schrijving van de ontmoeting tusschen de Fran- scha 'en Duitsche krijgsgevangenen, die uit ver schillende richtingen aan het station te Bern aan kwamen, om in Zwitserland herstel van gezondheid te zoeken. Na Verhaald te hebbén, hoe. eerst de Fransche en daarna de Duitsche trein het station binnen gekomen is, en hoe de gasten met geschen ken en vriendelijke woorden verwelkomd zijn, ver volgt de berichtgever: „Intusschen heeft zich tusschen de „vijanden" een opgewekt, in het Fransch gevoerd gesprek ont sponnen. De Duitsche studenten begonnen. „Hebt u een goede reis gehad?" „Dank u, voortreffelijk." „Wanneer bent u vertrokken, hoe lang hebt u te Konstans gewacht?" „Bent u nu tevreden?" „O, zeer tevreden." „Bent u ook over de behandeling in Duitschland tevreden geweest?" „Meestal wel, dank u; mais le pain „Het uwe is niet veel beter, maar nu krijgen wij Zwitsersch brood!" „Oui ctest bien." „Waar komt u vandaan?" „En u?" Dat gaat zoo vreedzaam over en weer. Af en toe wordt een grap verkocht, en een gierend gelach vult het spoorwegrijtuig. Over Verdun kibbelen zij een beetje. De Franschen houden staande dat de Duitsche linies aan het terugtrekken zijn. De Duit schers antwoorden: „Integendeel!" „Wanneer zullen wij vrede hebben?" roepen de Duitschers. „Vandaag al, als jelui wilt," luidt het antwoord. De tien minuten oponthoud voor de Duitschers zijn afgeloopen; wij drukken weer vele, vele han den, terwijl de trein zich met zijn 517 reizigers in beweging zet. Een piepjong „eenjarige" roept den Franschen toe: „La guerre est finie pour nous „Soyons amis!" klinkt het terug. „Au revoir!" roept men van weerskanten. Men wuift met zakdoeken, heelemaal vooraan gooien de „vijanden" elkaar bloemen toe, die helaas niemand kan opvangen, in het voorbijgaan merken wij een rijtuig met ge sloten vehsters op, waarachter officieren in het ALKMAARSCHE' HOOGFIJNE KWALITEIT. als een tol op haar stoel te draaien. De paren gingen steeds langs haar heen en gunden de muziek nauwe lijks een pauze. De stof vloog in wolken omhoog en verduisterde het daglicht. Juichen, gelach, groot ger schreeuw en stampen vulden de ruimte. Toen Heinrich in wilde toorn aan den gendarm wilde voorbijsnellen, had deze hem vastgehouden. „Zeg eens, mijnheer Beermann. Dat nichtje van u is een mooi meisje. Zeg mij eens in vertrouwen, heeft zij wat geld? Zij doet zoo lief met mij. Kijk maar eens en alhoewel een jonggezel in dienst nooit een te klein hart mag hebben, zoo komt toch niet steeds spoedig de ware, Een mensch is toch maar een mensch." „Juffrouw Liebreich is zoo arm als. een kerkmuis." „Ach dat is jammer van dat allerliefste meisje." „Wat een brutale vent," dacht Heinrich. Om niet grof te worden, liep hij maar door. Nu zat hij aan het venster in de gelagkamer, te midden van een koppel schreeuwende en spelende mannen, hij hoorde en zag niemendal, duwde het hoofd in de hand, liet zich grog brengen, die hij haastig naar binnen sloeg. „Wel, wel, mijnheer Beermann," zoo sprak iemand hem aan. Heinrich keek op en zag den paardenhandelaar, aan wien hij zijn paard had verkocht. „Wilt u iets, mijnheer Schoemeier?" „Wel neen, maar het deed mij leed, u zoo droevig te zien," De man ging tegenover Heinrich zitten. „Jou mankeert maar één ding. Schoemeier zegt het je. Je hebt een liefhebbende vrouw noodig." „Die heb ik In het geheel niet noodig, Laat mij maar met rust" „Ja, dat denkt een ieder, maar je kunt een vrije keus doen. Maar ik weet er wel een voor je, vijftig duizend thalers meegift en reizend opje verliefd". „Wil geen geld, heb genoeg." „Alle respect," riep de paardenhandelaar verbaasd. „Maar al mag men dan nu op de Beermann's hoeve in het ruime sop zwemmen, aanstonds moet er veel aan broers en zusters worden afgestaan. Zij is een rijke Ackerburgers dochter. Waarom zou ik het je niet royaal zeggen, zij heet: Stine Flintje. Je kent haar ook wel. Zij is daar in de zaal, je kunt wel eens met haar dansen. Het is een arm vol en bovendien een arbeidzame meid." „Mijn werk doen mijne moeder en zusters." „Nu ja, maar je moeder wordt ook een dagje ouder en de meisjes trouwen. De oudste h,eeft zeker al zin in het huwelijk. En voor je beide broers weet ik ook nog wel een meisje." „Dat kan je aan hen zelf wel vertellen. Laat mij nu met je huwelijksmakelarij met rust." Heinrich stond boos op. „Wanneer het nu toch eens wat wordt met Stine, dan vergeet u mij toch niet." Nog nijdiger liep Heinrich naar buiten, maar een oogenblik later trok hij naar de zaal. Of Marie daar nog steeds naast Fedor zou zitten? Van den beginne af had zij het met hem geweten, die was immers een veel fijner heer dan hij zelf. Heinrich voelde dat de sterke grog hem naar het hoofd steeg, want toen hij tusschen de dansenden trad, draaide alles met hem rondoxp. Daar- liep hem juist de groote Stine in den weg en bleef bij hem staan. „Ook hier, Beermann?" „Zooals je ziet. Willen we er samen een maken?" „Gaarne Beermann." Toen Heinrich zijn arm om het meisje sloeg dacht hij: „Misschien wordt Marie nu wel jaloersch," en hij draaide met zijn stevige danseres, aon wie hij zich in het ergste geval had kunnen vastklemmen in het dichte gewoel, en Marie bemerkte hem en voelde een dwang om hem met haar blikken te volgen. Wat zag dat meisje er onsympathiek uit, zoo plomp en de eerste jeugd reeds gepasseerd. Dat span samen te zien deed haar pijn, zonderling wee, en dat was het ergste wat zij vandaag beleefde. Zij legde haar hand op den arm van den in gedach ten gezonken Fedor en verzocht: „Kom, laat ons naar buiten gaan, het wordt mij hier zoo onaangenaam Hij deed dadelijk wat zij vroeg en keek haar 'be zorgd aan, drong met haar haar tot den uitixana en bracht haar vour het huis. Hier haalde Marie diep adem en voelde zich be vrijd en verlicht. „Het was verschrikkelijk daar binnen." „Ik bleef alleen om naar Liesbeth te zien." lezen van Zwitsersche couranten verdiept zijn. D&n verdwijnt de trein. Ie Zurieh en Olten zal hij naar de verschillende plaatsen van bestemming verdeeld Enkeie minuten later schuift de trein met de Franschen in tegenovergestelde ricthing langzaam onder de kap vandaan. Wij hebben genoeg gezien, DUIN EN BOSCH". Door Ged. Staten van Noord-Holland is benoemd tot voorzitter van de commissie voor bestuur van het krankzinnigengesticht „Duin en Bosch de heer Th. m Ketelaar lid van Ged. Staten. NAAN AANLEIDING VAN EEN MOTIE De secretaris van de te Assen bestaande Sociaal- Dem. Mobilisatieclub is in voorloopig militair arrest gesteld naar aanleiding van een motie inzake het schorsen van de periodieke verloven. De motie luidde ftls voltrt* De Soc.-Dem. Mobilisatieclub Assen, bijeen h, hare vergadering op 20 April 1916, overwegende de verklaring der regeering gedaan in de Tweede K&. mer der Staten Generaal op 4 April 1916, in zake het blijven doorgaan van de buitengewone Minlst#. rieele verloven; het met klein verlof zenden van de landweerlichting 1912; het niet oproepen van hei tweede gedeelte van de niilltielicntlng 191o, conc!(j. deert dat de toestand van ons land niet van ernstigen aard is, als uit het intrekken van de ge. wone periodieke verloven zon moeten blijken; pjg. testeert tegen die intrekking en dringt er bij de re. geering op aan onverwijld de periodieke verloven weer te verleenen." GEZONDHEIDSTOESTAND. De gezondheidstoetstand bleef in ons land in de laatste maanden minder gunstig. Behalve influen za en mazelen, nam vooral het aantal gevallen aan roodvonk en diphtherie toe. Het aantal roodvonk lijders bedroeg in Maart 742 en dat der diphtherie 590, dit is meer dan in de voorafgaande maand Februari en ook meer dan in de maand Maart 1915. Ook het aantal lijders aan meningitis cere- bro-spinalls epidemica, 35, en aan pokken, 25, was belangrijk hooger dan in de voorafgaande maan den of in Maart 1915. Het aantal lijders aan febris typhoida was echter geringer.' Ook in April bleef de toestand minder gunstig. In de eerste drie berichtsweken werden aangege ven 78 gevallen van typhus, 21 van pokken, 480 van roodvonk, 480 van diphtherie en 28 van menin gitis. Op het laatst der maand trad echter een eenigszins betere toestand in, althans werden toen nog slechts enkele sporadische gevallen van pokken en nekkramp aangegeven. In het buitenland blijft de toestand ongeveer de zelfde. Cholera treedt nog slechts sporadisch In de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie op. Vlek- typhus blijft aldaar daarentegen heerschen. In Fe bruari bedroeg het aantal gevallen in Oostenrijk en Kroonlanden 1582, in Hongarije van 21 Febr.— 20 Maart 54. In Duitschland kwam de ziekte alleen sporadisch voor in enkele kampen voor krijgsge vangenen en werden van 19 Maart tot 15 April al daar 24 gevallen geconstateerd. Pokken blijven in Oostenrijk en de Kroonlanden heerschen. Van 30 Januari19 Februari werden aldaar ongeveer 5000 gevallen waargenomen, mee- rendeels in Gallicië, en de Bukowina, maar ook ln Bohemen, Stiermarken, Moravië, Weenen, etc. Te W'eenen van 23—29 Maart 10 gevallen. In Duitschland komen slechts enkele sporadische gevallen van pokken voor; van 19—25 Maart 29, van 26 Maart—1 April 14, van 29 April 19 en van 1016 April 12, vooral te Herford, Blotho en Brom berg. Blijkens berichten in de Engelsche tijdschriften kwamen in het eerste kwartaal van dit jaar op 13 plaatsen daar te lande gevallen van pokken voor. In Duitschland werden van 12 Maart8 Apfft 98 gevallen van nekkramp aangegeven. ALKMAAR. J De liberale kiesvereeniging „Eensgezindheid" stelde hedenavond tot candidaat voor lid van den Raad, vacature A. Fortuin, den heer mr. W. C. Bosman, adVocaat en procureur, die deze candjda- tuur aanvaardde. Tot bestuursleden werden gekozen de heeren L. C. Oudt, aannemer, en R. G. C. Schröder, arts. GEMEENTE NIEUWE NIEDORP. Ingeschreven in de maand April 1916. Gehuwd: Dirk Breet, schipper, to Wieringen, en Ms ria de Wit, alhier; Gerardus Bruin en Dirkje Jansen, beiden alhier. Ondertrouwd: Hendrik Kuipers en Emma Oudt, bei den alhier. Geboren: Aafje, d. v. Jan Langedijk en Trijntje Floor. GEMEENTE NOORDSCHARWOUDE. Ingeschreven in de maand April 1916. Geboren: Andreas, z. v. Gerrit Goudsblom en Aagje van Ophem. Ondertrouwd en getrouwd: Frederik Bas en Neel- tje Hopman. Overleden: Neeltje Schoorl, 80 jaar. Levenloos geboren kind van Johannes Hubertus Geeven en Cornelia Keijzer. „Wilt ge weer naar binnen?" „Neen, ik ben machteloos, zij laat zich toch niemen dal gezeggen. Probeer jij het nog eens." „Ik wil haar graag ten dienste zijn, want ik houd van haar." Grootvader zat met een paar oude mannen voor het huis in de zon. Zij rookten hun pijp en spraken kalm over land en menschen. Waar Kruse uit Helde- dorp kwam, had hij spoedig het woord. Allen luisterden zoo graag naar hem en knikten, spuwden en zeiden: „Zoo is het," 1'oen grootvader do belde jonge menschen uil herberg zag komen, kwam hij bij hen. Zij gaven el kaar de hand. „Wij rijden om zeven uur, Marieke. I" wil niet graag te laat thuis komen." „t Is pas zes," zeide Fedor, op zijn horloge kijk"nü: „Laat ons nog een eindje wandelen, Mraie, dan ia' je wel wat opknappen." Zij volgde hem gaarne. Het was een mooie, vredig® lente-avond. De zon stond nog helder aan den W»"' wen hemel en de vogels zongen in de boschje® hier en daar aan de beek stonden, waar lang» d® beide jonge menschen heenwandelden. In beider harten brandden pijnlijke gevoelens. De jonge geestelijke was zich zijn gevoelen meer bewust dan het meisje en hij was innig bedroefd wan S?er Jjiesbeth hem IJdel en eigenzinnig toescheen- Eigenlijk was Marie veel verstandiger maar toe dwaalden zijn gedachten steeds weer naar het kleine dwaze Liesje terug, het meisje dai hij zoo gaarne op den rechten weg geholpen had. Wanneer die Ohlk®> die dwaze kerel, haar maar geen gekke dingen ln 11 hoofd babbelde. Maar Marie zag haar toestand niet zoo helder. 'L wist dat zij Heinrich beleedigd had; dat deed ha®* leed, zeker, maar zij mocht onder geen beding 8""^. gen dat hij haar als bij hem behoorend beschouwd Gok al mocht hij het alleen voor zulk een dansmm dag meenen, dan was dat nog te voel. ZIJ was iminsr* niet vrij en het ging tegen haar geweten iets ais mannenhulde aan te nemen. HIJ had bepaald w iets ernstigs in den zin, dat mocht zij zich lila* 11 beelden hij, de rijke hofbezitter ou tij, het at' ineisje, dat hij zelfs voor stadsnuf schold. Maar w» mandeeren dat liet zij zich nu eenmaal niet doen. (Woidt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 6