Schager Courant
KRACH
TWEEDE BLAD,
FEUILLETON.
Brieven uit Engeland.
Ingezonden Stukken.
Zaterdag 5 Auqustas 1916.
59ste Jaargang No. 5644.
Schetsen uit de Rechtzaal,
r)F LëÜGEN"-
Kiik 's «an. za' paö"00™ dien middag, toon
uguven bij hem stond met den meesterknecht haast
Vfia n j,t«t lijstje dor afrekening van 3e week over-
be111 V üijk 's hier Van Heuven, dat is nu de
in den tijd van oen maand, dat ie beboet
«'ïwece telaat op het werk komen. Ik begrijp
<tat een fiksche "Kerel zooals jij bent zich niet
niet. o» q ^tngen schaamt. Hoe komt dat?
VOn «si: dio naast werkgever stond, werd "bloedrood,
«inoogen schitterde, vuurde 't van woede.
'"V^klsmde de tanden opeen.
G*r hij zwoeg.
Ik Ueb. ging patroon voort, nooit iets gehoord.
i. V, jl., I i .f, |T*i rt ^1 A fft ia ft. T
1 fi&nS VVlhJaaHUuai V oon 1UJ1, «-UT. I VVtXh
!L«lft Hoe komt dat, Van Houven?... Ik vil daar
OfltP* Ir 1 ooirir» h*»hhr*n PVovtrvrc Kit
wei 'eens klaarheid in hebben. Da vers hij staat
nu self bij heeft^mij ook^ gerapporteerd, ^dat er
-.«chen met kwitanties voor je geweest zijn. Je hebt
7 «-hulden. En je bent niet getrouwd. Je hebt Voor
tMtwnd te zorgen. Hoe zit dat, Van Heuven?
n7 werkman naast patroon staand, trok aan zijn
irrevel En 'wfct wa* te Zwoorden.
/gtpn we nu eens zien, zei patroon die iemand
a lS_ ftftft ftft aft t n tinilltti. urne K/Mnrl l .ft 1 _lf
..ft rondborstig joviale natuur was. ronduit met elkaar
Van Heuven. Als je iets op 't hart hebt, kom
dan voor iiit.. Als 't mogelijk is, wü ik je assis-
^:a Heb je geldzorgen?... Is er iets, waar je geen
■,wmne weet/,.. Je Bent een flinke werkkracht Kom
pra'en.
er dar
teeren.
^roitd^oor uiti... Zóó kan 't niet gaani
precies! stemde Davers, de meesterknecht in.
Je hoort 't. zef patroon.
En harder, nijdiger rukte Van Heuven aan z'n ros-
sifle knevels.
't Is niks, maneer, zei hij, 't kan iedereen toch
wat gebeuren, dat Ie eens te laat komt. Daar hoeft
Daveis zoon drukte niet over fe maken. Ik wil U
wel beloven, dat 't niet meer gebeuren zal. En daar
mee uit.
Patroon zat even na te danken.
Kan ik daarop rekenen? vroeg bij eindelijk.
Stellig en zei er, zei Van Heuven, meneer de
Mnd toestekend.
Maar, zei patroon, dan is 't best. Dan reken
erop.
En bij telde hem. 't geld van de week uit.
Ga je zoo ver mee? vroeg Van Heuven den
meesterknecht.
Dat is goed zei de ander.
En zij gingen.
Waarvoor was 't noodig, vroeg hij meester
knecht. toen zij tegenover elkaar zatan in 't kroegje,
nadat Van Heuven gevraagd had wat de ander gebruiken
zou, .waarvoor Was 't noodig, dat jij den patroon
.vertelde, dat ik een paar malen te Iaat op den winkel
ben gekomen?... Waarvoor heb je hem dat aan den
neus gehangen''...
Meesterknecht zat al maar te roeren in zijn borrel
glas.'Hij duwde bet lepeltje ln de suiker en glimlachte
op zonderlinge wijze.
De ander bespiedde hem. Wilde weten, of hij wist,
of hij iets bevroedde van...
t Gaat je trouwens niets aan, Zei meesterknecht,
ik bun verent-woordelijk voor den gang van zaken op
4«i winkel. hé?.„ En als de menschen telaat komen,
dan moet ik het den patroon rapporteeren. Dat weet
je. Kom op tijd. Dan is er niks aan de hand.
Er was drukkende, spannende stilte aan het tafeltje^
war de twee mannen* zaten.
Is dat alles wat je te zeggen hebt? vroeg Van
Heuven en de aderen od z'n voorhoofd zwollen, eai
znPftVmggrs, het borrelglas omvattend. Reefden..
Ja. zei Ltevers. gat is alles.
De ander tikte.
Bestelde nog twee borrels. En dronk met lustige
teugen.
Je Weet, Hein, zei hij. we zijn vroeger vrienden,
o neraden. geweest. Nou ben jij meesterknecht,
Ik ben maar gewoon arbeider bij onzen patroon.
Jij bent zooveel als mijn chef.
ze' de ander, en wie goed opmerkte, wie
rtierp ^g, zou bespeurd hebben, dat net vuur, in
"ja oogen brandend, heviger lichtte.
Ma^-r hij bedwong zich.
e?r was 't even stil aan het tafeltje.
tn tóch. hernam Van Heuven. zou ik niét in jou
willen ruilen.
£[et op dat oogenblik zeer stil in de kroeg.
Le baas iag in het buffet te ronken. De eenige
kenner zat in een hoek van het lokaaltje, wachtend
iotdat de late klanten eindelijk weg zouden wezen;
nu en Hen rinkelend inet z'n geldiaschje.
je mij zei Van Heuven, zeer luid spre>-
^at de bard er wakier v»n werd en
verschrikt opkeek.
De ander was bleek geworden.
cft^LT8'- 5«aan haat. t€?en arbeider in hem leefde,
Je "^Piogöén in het grijnzende lachje,
dat hij op z'n gelaat wrong.
Want hij Wist wel.
Van uit vroeger dagen...
Maar de ander had nóg dat eene bewaard
Hij had t verzwegen voor haar, voor Marie,
die hem gesmeekt had, er nooit over te spreken
Hij had het beloofd.
En zijn woord gehouden.
Maar nu nadat de meesterknecht hem bij pa
troon had aangegeven, kwam de wilde wraak
zucht ln hem op.
hi^00J w zeg?" z0i hij, om nieuw rondje
tikkend. En' hij zag best, dat Davers uiterste kracht
inspanning noodig had om zich te beheerschen.
I»e nieuwe borrels werden gebracht.
Kellner, rinkelend met zijn geld, het zaakje wan
trouwend, wachtend op betaling.
Van Heuven rekende af. Royaal, een dubbele
fooi gevend.
Kellner, zich verder om de zaak niet bekomme
rend, ging zitten slapen.
Maar nu was het zijn beurt.
HIJ zag het bleeke gelaat van meesterknecht.
Hoe lang is het geleden dat Keesje is gestorven?
vroeg hij.
Wat gaat jou dat aan? vroeg de ander, wiens
zelfbedwang versmolt, gaandeweg.
Wat dat mij aangaat? zei de arbeider en hij
keek meesterknecht recht in de oogen. Hij keek
hem aan, en de felle, vernielende haat brandde in
den blik, diea de beide mannen elkaar toewierpen
—Wat 't mij aangaat!? hernam Van Heuven, en
hij genoot diep en echt van het verdriet, dat hij
den ander ging berokkenen, wat 't mij aangaat,
wanneer mijn kind gestorven is!?
De waard in het kroegje lag te snorken in zijn
hemdsmouwen. En ook de kellner, padat er was
afgerekend was in een hoek neergezonken in af
wachting van het avond-bezoek.
Maar plots sprongen zij beiden op.
Want er was groot, hevig tumult. De twee o,
patroon had 't wel voorzien waren aan het bak
keleien.
Smeten elkaar de bierglazen naar den kop.
Besprongen elkaar.
't Was op moord-en-doodslag, zei de buffetjuffer.
Ik heb terecht zien staan een gebroken man, te
gen wien dria maanden gevangenisstraf werden ge-
eischt wegens ernstige mishandeling.
't Was de meesterknecht uit dit droevige relaas,
die gehoord had dat z'n .oudste kind niet het zijne
was, en dat Van Heuyen, de luie en laksche ar
beider....
De rest vult de lezer immers zelf wel in.
IK heb terecht zien staan den man, die in het bur
germans-café zijn oud-kameraad naar de keel was
gevlogen, 't Was een dier „Ievenstragedjeën", waar
van wij er dagelijks waarnemen.
Zonder steeds te beseffen het schrijnend leed, dat
ze berokkenen. de harten van ons, arme men
schen, doorvlijmendL
MAITRE CORBgAU.
door
H. VON ZC BELTITZ.
I DuiUfthf1"?1 nu aan het gebouw van de Midden-
Plü'cr.iiftft .potlleekbank gekomen: Hier bleef hij
Het aan en keek bij pp zijn horloge.
v'We Wat vroe8' Lora", zei hij tot de
en veertii i-1?-op de spiegelruiten opziende. „Vijf
«elfau.fti^L loen heb je daar begrip van Lora,
later,v' 'an '"at "en mi! is". En evm
J Zii uifll tocb.is het niet goed van je
|tls ik dnf,ig bet hoofd in den nek.
Zii'u-ïftlL toch is het niet goed van je kind".
ik n n -11!1 driftig het hoofd in den nek. „En
v'erpen |ens lust had gehad om een blik te
wStetas d ft' van den leeuw", zei ze dtmrop
"'-•nzip1 n'je^
fechi2rhadadt' m'j° vm'andige Lora"
«Panne
getocht, dat je zulke over
val
^^"uliaa Z1ï nu al weer berouw over haar
alleen hans zij bond haastig in. „Ik bedoelde
tru .-vftr.' j *wam 200 van het een op het ander
it dokter behoeft mij niet te zeggen
'hm an laten moet. Dat duld ik niet. En
lta< hd°r£aan oompje, anders komen wij
SEr ,yerder Ringen zij de poort vóór de
Wa kPLft0lier"Sie^hard binnen,
i^eger. ]ii Hl.(llt... groot» gebouw nog goed van
i r,fc lokkftr, vvas zi.' a's schoolmeisje, met
van Lr® 8toeP opgevlogen om Hardi de op-
i nt'Ms ook ft ,moei'ijk vraagstuk te brengen en
!tr'in den errft' '8e^biagen om daar saiöen te spe-
ïubnen n' smaakvol aangelegden tuin. Wat
ijon menschen in drie Jaren tijds toch veran-
ft^ne'sw?1 ,wazeo al gasten verzameld. Bern-
Zoodra 1 r, !'-m "lirtd' R^zelPg te praten,
zin af en a "tun.M.kwt.iii brak zij midden in
«ffrou» y q v hot est ongegeneerd, zoonis
i?ne trlnnoift i0tte" in z'ch zelve opmerkte, met
808 zij delft vea °P haar vriendin toe en om-
j»lren' dat yj:' li nerst scheen zij zich te herin-
dal', bloniift gastvrouty plichten had te vervul-
C,dllk de ®,v®n toen de oude graaf haar rid-
<io ai ,.u®te en werd nu weder plotseling
s'..h Pioegt ziJ bedacht dat zij da heeren aan
pnh<^r dawbïjelienh,,®aar gelukklg kwam haar
«maai- ®,iganaardig hartelijk zijn, als iemand
n, .{0,18e nioi«-P van (,anr dat hij de handen van
i.i'n, ®lijk «.ft1.*' Kreap, zeggende: „Hebben wij u
1 t,1#, eena hier,juffrouw Lora? Ik mag
lk ft™?vTTIjOfa zoggen, ovenals vroeger?
ü<ft Vriend«lg doet mij genoegen dat de
öl' beste ij m<" BernlmrdinS blijft bestaan,
graaf Wellfrled. U is zeker ook wel
Amsterdam, 29 Juli 1916,
Wjj weten allen, bij ondervinding of van hooren
zeggen, dat wat de slaapruimte "betreft, een hut aan
boord zoowat het minste is, wat ie kunt verwachten.
En onze hut op de "Koningin Wilhelmina overtrof
in bekrompenheid van afmetingen alle hutten, waar
mee ik tot nu toe kennis heb gemaakt.
Als je je jas uit wou trekken, moest je eerst de
deur openzetten. Of i't schip schommelde, wanneer
je je stond te wasschen, kon je niet ontdekken, want
je had geen J-uimte om, hetzij naar rechts, hetzij
naar links té vallen. Het was, in één woord, het
kleinste hokje, dat ik tot dusver aanspraak heb zien
maken op den haam van hut.
Van slapen was weinig of geen sprake. Wel was
een groote zorg van ons hart de bagage stond veilig
en wel aan boord maar een grootere zorg was
blijven liggen, de tocht, die ons te wachten stond,
blij dat u lieveling weer terug is. Veroorloof mij
nu verder, juffrouw Lora...."
Lora maakte een buiging voor juffrouw Schotten
en kustte haar de hand in herinnering aan vroegere
welwillendheid. Daarop stelde de geheimraad haar
de oude huisvriendin voor, benevens een jong ceva-
lerie-officier: „luitenant Salester".
Graaf Wellfried stond naast professor Altenberg
en wreef zich vergenoegd de handen. Hij verheug
de zich over den indruk, dien zijn nichtje maakte.
Hij zag duidelijk hoe haar voorkomen iedereen frap
peerde, en ten slotte zei de oude kunstkenner dan
ook: x
„Zij is bepaald een schoonheid, beste graaf Well
fried, die nicht van, Bepaald een schoonheid."
De oude heer antwoordde hem met een bijna spot
tende glimlach.
„Meent u dat werkelijk, graaf Altenberg."
..Waar of Willy toch blijft?" zei de heer des hui
zes nu, op zijn horloge ziende. Hij hield van nauw
gezetheid en vond het hoogst onbeleefd dat zijn
zoon nu niet present was; hij zag ook dat Excel
lentie Grabban eenigszins ongeduldig werd van
daar dat hij zei: „Mij dunkt, juffrouw Schotten, dat
we maar. niet langer op mijn zoon moeten wachten".
Eensklaps werd de deur echter opengerukt en ver
scheen Willy op den drempel. Hij liep haastig naar
zijn vader toe.
„Neemt u het mij niet kwalijk papa", zei hij, „ik
werd in het laatste oogenblik nog opgehouden.."
Eensklaps zweeg hij echter, want toen hij de
oogen rond liet gaan. herkende hij Lora, als het
jönge meisje dat hij destijds in den tuin van de
Baidins had ontmoet, Hij had toén reeds gedacht dte
zij een allerliefste verschijning was, en zich afge
vraagd of hij haar in deze groote stad nog ooit zou
terug zien, vandaar dat deze ontmoeting in hej huis,
van zijn vader hem nu zoo zonderling eigenaardig
aandeed.
llij moest zich daarom met geweld beheerschen,
ten einde voort te gaan...., „een gewichtige confe
rentie papa. Wees u nu maar niet boos
Den ouden man was het niet ontgaan en hij glim-
lachte dan nu ook eenigszins spottend, toen hij zei:
„De zaken gaan voor alles, mijn jongen. Wij ge-
ven je bij gevolg absolutie, maar laat ik je nu eerst
juffrouw Von Kollanden voorstellen...."
/oodra hij den naam hoorde, wist W illy onmid
dellijk wie het jonge meisje was. Waar had hij dan
zijn oogen gehad? Had hij dan niet dikwijls genoeg,
voor vier of vijf jaren, nog of hoe lang kon het
eigen'lijk ziin? als een oude oom aan de dikke
blonde vlechten getrokkenuitroepende: maar
klein ding, hoe kan men Lora heeten of zich zoo
laten noemen? Lora is eigenlijk een papegaaien-
naam. Eleonora, dat zou nog gaan. En geschom
meld had hij Hardi, en haar, achter in den tuin,,
zoodat hun rokken omhoog vlQgen.... Dat was Lo
raEleonora van Kollandendie zonder va
der en moeder was opgegroeid bij den grijzen graaf,
dat herinnerde hij zich nog, die reeds als kind .van
tüjnenveld. Hoewel we ons voorioopic nog
behoefden te maken. Immers, de booten
,faeenr.i?y wij hadden nog een heelsn
aan de veiligen wal voor de borst,
orioopig zal er van reizen naar Engeland of an-
d^" zeereizen wel niet veel komen. Maer ik heb me
1'genorn5n- om bij mijn eerstvojdiende overtocht,
.neer die dan pok mag zijn, den heelen nacht
met naar bed te gaan. Dat er gewerkt moet
aaa dek 's nachts, wii ik aannemen. Maar
ji>r, onzinnige onverklaarbare geluiden d'e-
VÜó ,'8 te booreh kriitf,. die je 't eene oogenblik
ft u bover je hoofd een bal gegeven
®n t ahdere dat het schip bezig is te ver
gaan. r
\cr\chilt nog. welk deel van 't schip je 't geluk
tiet te bewonen. Maar liefhebbers kan ik hut no. 6
op de Koningin Wilhelmina recomrnandeeren. Je zit
er-i,eeF?te ranS. stalles, loge of hoe je 't noemen
wilt. ,an wat er opgevoerd wordt, geniet je mee.
I 't onverklaarbare gelu.iden werden 's morgeus tegen
vier uur gevolg door een ander, een welbekend geluid
liet werkvu van <f.e machine. En. daarbij hoe vreemd
net ook scheen, beweging in het schip. We voelden
ons verongelijkt. Om b uur zou de boot vertrekken,
en gingen we nu om '4 uur al op weg?
Eeist twijfelden we nog, maar geluid en beweging
waren te duidelijk, we t oaren. En galaten gaven we
ons over aan het onvermijdelijke. De kinderen sliepen
l°i iir' thuis war®u. Alleen vond de 'oudste de'btv
bare ruimte om te woelen blijkbaar niet vol
doen oe, en kondigde midden, in >den nacht door een
smak aan. dat ze terecht was Lckomen op den vloer
van de hut.
Natuurlijk waren we al vroeg op en gekleed, en
gebruikten in den salon het ontbijt. De jongste van
net gezelschap was daarbij nog niet aanwezig. Hard-
nekkig weerstond hij alle pogingen, die wij' aanwendden
om hem wakker të maken. Het bed beviel hem blijk
baar goqd.
Maar tegen half negen moest hij tr aan gelooven.
Want toen werd ieder gewaarschuwd voort te maken
met toilet en ontbijt. We naderden dé gevaarlijke zone,
en tegen 9 uur moest ieder boven zijn. op het achter
dek. voorbereid op alle mogelijkheden. Ik geloof niet
dat onze zoon ooit zoo gauw als die morgen, gekleed
is' en zün ontbijt naar binnen heeft gespeeld. Lang
voor 9 hadden we ons op het achterdek een plaa:s
gezocht.
Daar was toen ieder aanwezig. Ook de matrozen,
die den herien nacht gewerkt, hadden, en nu graag
naar kooi wilden. Maar daar was voorloop it; geen sprake
van. Wij' herkenden al gauw Hendrik en Willem, die ons
den vorigen avond met oinze bagage geholpen hadden,
en ze waren, evenals toen, heei spraakzaam. Of hun
gesprek erg opwekkend was. betwijfel ik. We moesten
niet denken dat er weinig gevaar was, of dat zij' 'niet
banc waren. Ze zouden baj 2jin-. als ze een uurtijp
verder waren, dan was het ergste tenminste voor
bij, We waren nu juist op de plaats waar die boot
vercaan was. en daar, even naar links, lag die. We
hadden vandaag voor 't eerst een "heel nieuwe route,
want vanmorgen vroeg had een Engelsche torpedo-
boot ons aangehouden en gezegd, dat de oude route
door mijnen onveilig was gemaakt. We voeren dus.
drie mijlen noorddijker dan anders. Als we nu aan
stonds een schok voelden, moesten, we zoo en zoo
een reddingsgordei aandoen ze zouden vast in twee
een paar knoopen leggen om ze te lateii passen voor
öe kinderen en dan moesten we die boot nemen.
Dat was de beste aan boord.
.Opwekkend was het gesprek niet bepaald, maar het
nlclp ons door den tijd heen. Eerder aan we verwacht
hadden was het: „We gaan naar kooi, meneer. Daar
is het volgend lichtschip. Nou, zai er wel niks moer
gebeuren."
En er gebeurde niets. We passeerden verscheidene
Engelsche oorlogsschepen, die we met den vlag groetten,
en die >nzen groet beantwoordden. We kwamen de
Prins Hendrik voorbij,de andere boot der hiaatschappij
Zeekvnd, die nu op weg was naar Gravesesid, en juisi
het mijnenveld instoomt, dat wij hadden verlaten. Wij
zagen eindelijk nadat we tien keer ons verbeeld had
den te zien, ie Hollandsche kust heel flauwtjes aan
den horizon te voorschijn komen. En we verveelden
ons. nu hel gevaar Voorbij was.
Aan boord waren, behalve enkele Hollanders en een
pfcar Engelschen, een (dertig of veertigtal Hongaren
en Duitschers. Allen jonge kerels, in de volle kracht
van hun leven, 1die al geïnterneerd waren in Engeland
vóór den oorlog uitbrak, en nu terug ^gezonden werden.
We spraken met een van hen, een zeeman, die naar
Triest moest. De man was blij, dat hij zijn stouw en
kinderen weer eens terug zou zien, maar was overi
gens niet bijster ingenomen met zijn spoedige terug
komst in het vaderland, 's Middags aan tafel kregen
we Hongaarsch te 'hooren. Speeches werdén afgestoken
door een der pas vrijgelatenen, en- door de anderen
met gejuich beantwoord.
Hongaaische Hfcderen werden geaongen, wijn werd
veertien jaren over Botteceli en Luca Signocelli had
gesproken, allemaal onderwerpen -die haar oom zoo
na aan 't hart lagen en die hem daardoor Is kleine
bakyisch meermalen beschaamd had gemaakt. Zoo
had zij bijvoorbeeld op zekeren dag druk over de Ve-
nus van Milo geredeneerd en toen bij daarbij spot
tend Ranmerkte: maar jonge dame, die heeft toch
niet eens kleeren aan, had zij hem' verwonderd aan
gezien met haar »roote, onschuldige oogen en ge
antwoord: „Kleerpi.? Waartoe dat? Eva liep toch
in het Paradijs ook juist zóó rond als de lieve
Heer haar geschapen had".
Dat was Lora von Kollanden....
En wat bracht haar nu bij de Baidins in huis?
Hij had echter geen tijd om daar lang bij stil te
staan en vroeg nu alleen nog maar vluchtig:
,Wie. moet ik aan tafel geleiden.\ papa
„Niemand Willy, of mij als je dat wilt", zei zijn
vader hem bij den arm vattend: „hier juffrquw
Lora, dat is mijn zoon. U kent hem immers nog
wel van vroeger uit dén tijd van de pralinesEn
nu aan tafel, waarde gasten! Graban is al boos
dat wij zoö' lang talmen."
De groote vleugeldeuren van de eetkamer werden
open geschoven, en zag er met de verlichting van
een ontelbaar aantal kaarsen bijna fantastisch uit.
De heer des huizes hield niet van electrisch licht
en zei herhaaldelijk dat hij daar iets banaals in
vond en hij zich keizerin Josephine, de mooie me
vrouw Récapaier en zooveel anderen onmogelijk in
een, door -electrische gloeiperen verlichte zaal kon
voorstellen.
„Mag ik je verzoeken, GraMnjuffrouw Von
Schotten", ging hij voort en vóór dat Willy nog iets
kon zeggen, bood de jonge officier juffrouw Von
Kollanden den arm, waarop.de oude graaf Wellfried
zich wel genoodzaakt zag freule Moller aan tafel te
geleiden.
Willy staarde om zich heen.-Was er eenige reden
voor deze regeling? Mocht de luitenant Hardi niet
geleiden én was hein daarom Lora toegewezen?
Zeker wei, want hij zag dat Altenberg zijn vader
iets influisterde.
Hij kreeg echter zijn plaats naast het mooie
jonge meisje en hij haastte zich om haar zijn ver
ontschuldiging aan te bieden dat hij haar niet da
delijk herkend had.
Zij gaf hem echter glimlachend ten antwoord:
„Geen excuses als 't u belieft waarde assessor. U
hadt mij immers in geen drie of vier jaar gezien".
„Toch had ik u moeten herkennen, juffrouw Von
Kollanden, en ik zou dat ook gedaan hebben yidien
ik u niet het eerst daar had ontmoet
Het scheen wel dat zij een vraag van hem wilde
ontwijken, zoo haastig zei ze nu:
„Ik geef het dochtertje van mevrouw Baldin les".
Hit scheen te verstommen. Les gevendit
beeldschoone meisje. Hij wist dat de graaf geen
fortuin had, niemanu Lcreep zelfs waar deze van
leefde. Vaq den aankoop en verkoop van schild
eken werd er gezegd, Hij had nu diep medelijden
gedronken, en bij enkelen was de Opgewonden heidj
tengevolge van het laatste, wel een beetje ai te groot.
Mijn bagagp kreeg natuurlijk ook nog "een beurt
voor we van boord gingen. Elk van. de 26 stuks werd
voorzien van een nieuw plabbriefje, en er moest weer.
opnieuw vracht voor betaald worden. De kist met
uitvallende bodem verkeerde in zeer droevige omstan
digheden. Nog een paar extra touwen belette haar
den uitpuilenden inhoud "maar direct op het dek te
deponeer eu.
Eindelijk kwamen we dan te VHssingen aan, en na
heel wet gedraui en gescharrel lagen we aan den wal.
De drijvende vaderiandsche grond werd verwisseld voor
den vasten, "lot onze grote Dlüdschap. We waren wer
kelijk terug in het vaderland. Nog wel niet thuis, maar
dat beteekende niets. Om ons "heen was Holland, voor
ons lag Holland, en de menschen, alle menschen, die
je zar, waren Hollanders, evenals wij. Zij spraken
dezelfde taal als wij, en haddeh dezelfde belangen
als wij. Vroeger voor den oorlog, als we overkwamen,
hadden we hooit dat groote verschil gevoeld, omdat
we nooit zóó gevoeld hadden als nu, deze laatste
twee jaar, vreemdeling te zijn, buitenlander. En dan.
wat voor buitenlander! Welis waar geen vijand, maar
toch ook geen bondgenoot, een neutrale. Hoe werd
er gehoopt dat Wii er ook in zouden- draaien, dat
Holland ook ln 'oorlog zou geraken. Nooit werden wij
lastig gevallen, maar nooit vergaten we vreemdelingen
te zijn, buitenstaanders, die niets te maken hadden
met de vreeselijke ramp, die rouw en ellende bracht
m haast elk huisgezin om ons heen. Doch wij 3ren
nu weer in Holland.
De reis naar Amsterdam was niets in deze omstan
digheden. hoezeer we er anders misschien, tegenop- gen
zien zouden hebben met 26 stuks bagage van Ylissingen
naar Amsterdam te feLzen," met overstappen in Boxtel,
ln Boxtel bezweek de tweede kist met boeien, die
evenwel nog met een voorloopig verband van touw
gered kon worden Enke.le uren later stoomden we
we Amsterdam binnen, en. toen thuis de begroetingen'
goed en wet achter den rug waren, de voornaamste
Tb gen gedaan èn beantwoord, arriveerden twee kruiers
met de kisten en koffers. Om half een 's nachts stonden
ze 'eendrachtig boven op den zolder, die, volgens onze
familie, wel eens in kon storten met zoo'n extra last.
Maar tot nog toe heeft de zolder het gehouden, en
binnen niet al te langen tijd gaat de visite weer ver
trekken, al is het ditmaal niet naar Engeland.
Juist vóór ik den brief wil posten, brengt de krant
het bericht: de Koningin Wilhelmina is op een mijn
geloopen en gezonken. De boot, waarop wij een dag
I:ebben doorgebracht, ligt dus thans op den bodem
der Noordzee.' En met haar, drie leden der bemanning
menschen. die Wij, ongetwijfeld hebben, gezien, misschien
gesproken. Wel mochten de matrozen zeggen, dat zij
net gevaar niet gering schatten, dat zjj blij zouden
zijn, wanneer het gevaarljjke uur voorbij was. Helaas,
voor drie van ben bracht het gisteren detn dood.
Heerhugowaard, 3 Aug. 1916.
Geachte Redactie,
Mag ik voor het onderstaande beleefd eenige plaats
ruimte ^vragen in uw blad, waarvoor bij voorbaat
mijn dank. In de eerste plaats moet een woord
van diepe ergernis van 'thart over de wijze waarop
onze leden met inderdaad groot verlies Engeland
aan een bepaald kwantum aardappelen heeft moeten
helpen. De distributie voor het binnenland heeft m.i.
in 1915 en niet minder in 1916 aan onze tuinbouwers
een belasting .opgelegd welke gedragen kon worden
rioordien hunne tuinbouwproducten voor het bui
tenland hooge prijzen opbrachten niettemin acht
ik in de distributie zooals die tot nog toe in toe
passing is gebracht ontzettend veel onbillijks ge
legen. De opgedrongen zendingen naar Engeland
hebben echter in enkele dagen tijds den tuinbouwers
reeds duizenden gekost. Wanneer Nederland, Enge
land van aardappelen moet vodrzien in ruil voor
artikelen welke wij van Engeland moeten ontvangen
laat ons zeggen dat daar niet aaji te ontkomen
is maar daij kan toch rechtens niet van de tuin
bouwers worden geëischt, dat zij tot hun schade
daarin moeten voorzien. Op die wijze wordt een
landsbelang gekocht door een bepaalde categorie
van menschen, en nog wel door hen, die wellicht
het' meest gevoelen van de distributiemaatregelen
om de niet-koopkrachtige doch ook de rijke Neder
landers van betrekkelijk goedkoope levensmiddelen
te voorzien soms tegen prijzen beneden productie
kosten. Ik hoop dat de tuinbouwers zich daarvoor
niet laten vinden.
Moet naar Engeland worden uitgevoerd, 't zij zoo,
niaar laat dan óf de Engelsche óf de Nederland-
sche regeèring bij passen wat door den consument
te kort wordt betaald. Wat mij eveneens gruwelijk
tegenstaat is dit, dat in allerlei zaken geheim
houding wordt opgelegd, terwijl dr« Kuyper zich ln
met dit jonge meisje, dat nu ook voor haar b^ood
moest werken.
Hij wilde iets zeggen maar kor geen geschikte
woorden vinden, en Lora zat nu ook gezellig met
haar cavalier te praten.
Deze Salester, wat weidde hij uit over zijn blijd
schap van in Berlijn geplaatst te zijn, over de krijgs
school, over den keizer, over de manége....
De heer des huizes sprak nu eens met dezen en
genen en was blijkbaar in zijn schik dat hij zijn
gasten heden een verrassing had kunnen bereiden
zelfs twee verrassingen. De eene, dat beeldschoo
ne jonge meisje, hadden ze al te pakl.eu, de tweede
wachtte hun nog en was alleen aan Hardi bekend.
Of die haar waard zou houden? Hij keek naar haar
Maar wat had zij nu weer? Zij zat daar met een
dood ongelukkig gezicht voor zich uit te staren, mis
schien kwam dat echter alleen omdat hij haar een
plaats had gegeven tusschen twee oude heeren.
En Willy keek ook al zoo ontevreden. Wat of die
nu weer zou hebben?
Hij dronk zijn zoon toe, en vroeg:
,Wat ia er Willy? Heb je verdriet?"
„Goddank niet, papa."
Willy dronk haastig een paar glazeq sekt Hij
ergerde zich dat hij geen gesprek met Lora von
Kollanden kon aanknoopen. Het was of er iets tus
schen hen stond, dat alle intimiteit belette.
Hij besloot nog een laatste poging te wagen om
haar aandacht te trekken cn begon nu over hun
vroegere ontmoetingen in den tuin, bij den schom
mel, tusschen de seringenstruiken.
Zij lachtte welen gaf hem ook wel vriendelijk
maar toch eenigszins teruggetrokken ten antwoord:
„Dat is immers al 'zoo lang geleden".
„Zeker, ik was toen nog een jonge referendaris,
die met moeite door het examen was gekomen",
Zei hij, „en op en top nog een jongen, maar in
een paar jaren tijds zijn wij beiden verbazend ver
anderd".
„Ja men leert dan pas zijn levensdoel kennen",
antwoordde zij ernstig.
„U «hebt zeker veel geleerd en gewerkt in deze
jaren, waarde juffrouw Von Kollanden?" vorschte
hij.
Lora boog het hoofd.
„Gewerkt ja geleerd? Ik geloof dat ik nu
eerst begin te leeren", zuchtte zij.
Willy had altijd een afschuw van geleerde vrou
wen- gehad en de gedachte dat dit meisje nog niet
genoeg had gehad aan hetgeen men haar in de
drie jaren op de kostschool had ingepompt, dat zij
nog altijd meer „wijsheid"' in zich wilde opnemen,
hinderde hem meer dan hij zeggen kon. Zij zag
er werkelijk niet uit ais een blauwkousmaar
wat had zij ernstige oogenoogen, die zelfs ern
stig bleven als haar lippen lachten.
En dan weder had hij medelijden met haar. Zij
moest immers wel leeren te werken om te kunnen
leven! Deze fijne blanke vingers en dan smerige
schoolschriften. Deze blanke, gracieuse gestalte voor