59ste Jaargang. No. 5871.
KRACH
VLECHTEN u POPPEfMHEH.
J. STUURMAN,
Laagzijde b 50,
Schagen.
Donderdag 21 september m
UitgeversTRAPMAN Co.
Bekendmakingen;
Uit en Voor de Pers.
Eerste Kamer.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Prachfsorteering
Kapper-Haarwerker,
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
SCIA
Alpieci Nienws-
C1URANT.
AMtit- LnilnvUil
1 >it blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor
den ADVERTENTIEN in het eerst uitkomend nummer geplaatst.
SCHAGEN. LAAN D 5. - lal. Teleph. No. 20.
Brijs per 3 maanden f U 9U per post t' 1.05. Losse nummers 5 et"
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels t (J.35, iedere regel meer
6 ct. (Bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berek.
Varkoop en Ruiling van Rogge, Tarwe, Gerst en
Haver voor den ZaaL
Ten einde de landbouwers in staat te stellen rog
ge, tarwe, gerst en haver voor den zaai geschikt te
koopen of te verkoopen is door den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel het volgende be
paald:
lo. Het graan voor den zaai geschikt behoeft tot
15 December e.k. door den burgemeester niet te wor
den gevorderd. Onder zaaigraan wordt verstaan zaad
van gewassen die vanwe'ge de Landbouwmaatschap
pij en van deze provincie te velde als'Voor den zaai
geschikt zijn goedgekeurd; verder ook het zaad van
uitnemende kwaliteit ter beoordeeling van den bur
gemeester.
De landbouwers die het door hen geteelde zaad
als zaaizaad wenschen te verkoopen moeten op
gave doen van de soorten en de hoeveelheden die tij
daarvoor beschikbaar hebben.
Deze opgave moet door hen worden verstrekt zoo
wel aan de burgemeesters hunner woonplaats als
aan de LandbouwmaatschappiJ hunner provincie aan
wie de bevoegdheid tot aan- en verkoop is verleend.
20. Landbouwers die zaalzaad wenschen te koo
pen moeten aan de burgemeesters hunner woonplaats
opgave doen van de soort en de hoeveelheid die zij
door hun bemiddeling wenschen te betrekken van
de Landbouwmaatschappij hunner provincie, even
tueel ook van den naam van den teler, van wien het
graan afkomstig moet zijn.
De burgemeesters vragen de voor hun gemeente
benoodigde hoeveelheid onder opgave van soort en
andere bijzonderheden aan bij de Landbouwmaat
schappij hunner provincie.
3o. De Landbouwmaatschappij koopt het bij haar
aangevraagde zaaigraan, hetzij van de landbouwers
harer provincie, die hun wensoh te kennen hebben
gegeven om zaaigraan te verkoopen, hetzij van de
Landbouwmaatschappij eener andere provincie. Zij
betaalt aan de verkoopers het verschuldigde bedrag
en levert het zaaizaad af:
a. aan de burgemeesters harer provincie die voor
hun gemeenten zaaizaad hebben gevraagd,
b. aan de Landbouwmaatschappijen eener andere
provincie die het zaad op haar beurt verkoopen aan
de burgemeesters harer provincne.
De burgemeesters leveren het zaad aan de land
bouwers die een bestelling hebben gedaan tegen kos
te nden prijs.
Deze landbouwers moeten aan het Rijk, voor zoover
hun zaaigraan uit eigen oogst is gelaten, een even
groote hoeveelheid graan leveren tegen de gewone
prijzen, als hun aan zaaizaad wordt verstrekt
De Landbouwmaatschappijen aan wie de bevoegd
heid tot aan- en verkoop van zaaizaad is gegeven
zijn o.o. voor de provincie Noordholland: de Holland
sche Maatschappij van Landbouw.
Ter voorkoming van nutteloos vervoer kan onder
toezicht van den burgemeester plaatselijke ruiling
van zaaizaad tegen gebruiksgraan met verrekening
van eventueel prijsverschil plaats vinden tusschen
landbouwers uit eenzelfde gemeente onderling.
Slechts indien de kooper geen zaaizaad uit eigen
oogst heeft gehouden zal in dit geval met toestem
ming van den burgemeester zaaizaad mogen wor
den gekocht zonder dat een even groote hoeveelheid
gebruiksgraan aan den verkooper in ruil wordt ge
leverd.
Voor het vervoer van bovenbedoelde partijen
graan worden door den burgemeester vergunnings
bewijzen afgegeven.
Voor den verkoop en de ruiling van graan in deze
mededeeling bedoeld, gelden ten aanzien van het
zaaigraan niet de reeds bekend gemaakte maxi
mumprijzen.
Belanghebbenden worden uitgenoodlgd de onder
lo. en 2o. bedoelde opgaven aan den burgemeester
te doen ter gemeente-secretarie uiterlijk op 30 Sep
tember 1916.
Schagen, 20 September 1916.
De Burgemeester van Schagen,
P. BUIS Ja., lo. B.
17.
door
H. VON ZOBELTITZ.
De heeren hadden elkaar maar één enkel maal
gezien en gesproken, bij graaf Wellfried, kort na de
■verloving van Lora, maar Moller-Sieghard herkende
de menschen altijd zeer vlug trouwens het ge
richt van Prall was ook gemakkelijk te herkennen
en hoe dikwijls had Lora ook al over hem gespro
ken. Van daar dan ook dat de geheimraad nu groette
en daarop bleven beiden onwillekeurig staan. n
»A1 terug van de reis, mijnheer Moller-SieKhard?
vroeg Prall eenigszins verlegen, zooals hij veelal
was als hen tegen vreemden sprak.
..Ja, sedert gisteren, dokter".
Zij wilden nu beiden doorgaan, maar nochtans
bleven beiden staan onder de inwerking van een
geheel verschillende gedachtengang.
Prall had op de lippen om te vragen: „hoe is
net met haarmet Loramet uwe vrouw?"
®n Moller dacht; „misschien hebben we de hulp van
dezen man nog wel eens noodig kunnen wij bo
vendien het onrecht goed maken, dat hem vroéger is
•ingedaan".
„Het zou mijn vrouw zeker veel genoegen doen
ihdien u eens bij ons aankomt, dokter", zei de
geheimraad ten slotte, „zij spreekt nog dikwijls over
Prall antwoordde niet dadelijk. HU schudde alleen
aet hooid, hetgeen evengoed een weigering als een
toestemming kon beteekenen, maar hij vroeg nu
toch:
..Hoe maakt mevrouw het?"
«Dank u zeer. Goed, dokter."
«Wilt u haar voor mij groeten?"
De geheimraad stak hem de hand toe en na een
aorte aarzeling legde Prall de zijne daarin, maar
daarna alsof hem zulks berouwde, keerde hij
«ch plotseling haastig om en vervolgde hij zijn weg.
Dit was bijna beleedigend en dit gevóelde Moller-
°i«ghard ook, maar hij dacht andermaal aan het
<jhrecht dat den ander was aangedaan en billijkte
"^oor diens houding.
*'u bleef evön staan om adom tfl schoppen'vóór
Ae trap opging, misschien voor het eerst sedert
EENIOE PERSSTEMMEN OVER
DE TROONREDE.
Het Utrechtsche Dagblad, v.-l., schrijft:
Ernstige woorden in zorgvollen tijd. Dat is de in
druk van de Troonrede, waarmede H. M. de Konin
gin Dinsdagmiddag de zitting der Staten-Generaal
heeft geopend. E enernst, waarvan het Nederland-
sche volk zich wel eens ter dege rekenschap mag
geven, en waarbij het zich moge afvragen of het
bereid en gereed is het hooge voorbeeld zijner Vorstin
te volgen, waar het de plichten geldt ons, ieder af
zonderlijk, als burger van eenen neutralen staat op
gelegd en waar het gaat om den wil onze onafhan-
kelkheid te verdedigen en onze recten te handha
ven.
Twee passages trekken in deze Troonrede bizon-
dere aandacht: die welke bespreekt de verhouding
met het buitenland en de paragraaf betrekkelijk de
verdediging van Nederlandsch-Indië.
Tusschen de kalme woorden door, welke in de
Troonrede aan de betrekkingen met de bevriende
Mogendheden worden gewijd, gluurt de zorg voor
de hoogste belangen van ons vaderland, waarmede
vervuld, H. M. de Koningin ten derden male sedert
de oorlog uitbrak, zich tot de Volksvertegenwoordi
ging heeft gewend. Zeker, er is in de woorden van
H. M. ook dit jaar sprake van dankbaarheid over
het behoud van den vrede, maar de wijze waarop
dit woord wordt gebezigd, de zinsnede vooral: „dat
voor Mijn volk tot dusver de vrede behouden kon
blijven", zij laten geenerlei twijfel omtrent de moei
lijkheden, de zorgen en zwarigheden, de ontzaggelij
ke ihspanning, welke het behoud van dien vrede aan
H. M. en aan de raadslieden der Kroon heeft ge
kost. Dat met het oog op onze buitenlandsche be
trekkingen een zeer, zeer ernstig jaar achter ons
ligt de Troonrede verheelt het niet, evenmin als
zij het Volk in het onzekere laat omtrent den groo-
ten ernst van het heden. Er is, sedert de vorige
Troonrede, voor onze bedreigde grenzen veel veran
derd, veel gewijzigd niet ten onzen gunste. De
zinsnede in de openingsrede 1915, waarin nog be
toogd kon worden dat de vaste wil van regeering en
volksvertegenwoordiging om onze zelfstandigheid te
bewaren en de plichten der neutraliteit, stipt na te
komen, alom waardeering vond, zou in de Troon
rede van heden niet meer op haar plaats zijn ge
weest Dagelijks toch blijkt het duidelijk, dat één der
beide oorlogvoerende partijen Nederland's strikte
neutraliteit steeds minder „waardeert" en er niet
voor terugschrikt ons -volk door bedreiging, over
macht en benadeeling tot deelneming aan den oor
log, tegen den zin van ons volk in, te willen dwin
gen. Uit het hart der natie gegrepen mag dan ook
geacht worden de koninklijke verklaring, dat het
Nederlandsche volk naar de wapenen zal grijpen al
leen voor de verdediging van onze onafhankelijk
heid en de handhaving onzer rechten. Daarvoor al
leen. Ten opzichte van alle andere belangen be
langen van ons zeiven als van anderen zullen wij
as laten leiden door hetgeen het volkenrecht een
neutrale natie dienaangaande oplegt
Ook de Middelburgsche Ct, vrijz., heeft de zorg
getroffen, di6 uit de troonrede spreekt
Is er een aanleiding voor dit nadrukkelijke naar
voren brengen van de verdediging onzer onafhanke
lijkheid? En van de handhaving onzer rechten „te-
genover wien het ook zij"?
Is er verband tusschen die kloeke wilsuiting en de
algeheele afwezigheid van wat ook maar eenigszins
aan politieke geschillen herinnert? Iedereen weet
natuurlijk dat er wel degelijk politieke zaken aan
hangig zijn kiesrecht en onderwijs. Het is waar
dat een troonrede niet behoeft te herinneren aan wat
reeds bekend is. Maar het algeheele zwijgen over die
belangrijke onderwerpen, doet vragen of dat met
opzet geschiedde.
De Arnhemsche Ct, lib., spreekt ook over den
toon van bezorgdheid, die ha de woorden der troon
rede klinkt
Hij klinkt in den aanvang van de rede, reeds aan
stonds, wanneer Hare Majesteit de Koningin ver
klaart van zorg voor de hoogste belangen van ons
vaderland vervuld te zijn nu zij ten derden male
sedert de rampzalige oorlog uitbrak, in het midden
der Volksvertegenwoordiging verschijnt Hij klinkt
verder in de verschillende mededeelingen over den
economischen toestand des lands, waarvan de ernst
niet wordt verzacht door de erkenning van veel wat
stof geeft tot tevredenheid. En ook in het slot, waar
in met de bede dat God ons ook fn dezen zorg
vollen tij<jl moge bijstaan, de zitting voor geopend
verklaard wordt vernemen we dién klank.
gebouw der Vertegenwoordiging en vormt een
nieuw punt waar men „eens eventjes 'n kijkje moet
moet gaan nemen" voor de Hagenaars.
Ik voorzie tegen mórgen-, Donderdagochtend bij
zondere belangstelling.
De Senaat houdt vast aan de oude gewoonte, sinds
lang door de „jongere zuster aan de overzijde van
het Binnenhof' 'prijs-gegeven, om op de Troonrede
een Adres van Antwoord aan H. M. de Koningin
te doen volgen. Heden werd dit adres opgesteld.
President van Voorst tot Voorst aanvaardde het
presidium met pittig redetje, waarin de generaal
vooropstelde, hoe trouw, ijver en nauwgezetheid
richtsnoer moeten zijn ook voor onze Senatoren,
naast onderlinge waardeering en gematigdheid.
Eendracht voegde baron Van Voorst er nog aan
toe is ons sterkste wapen. Wanneer dat prach
tige recept inderdaad stiptelijk aan beide kanten
van het Binnenhof zou worden toegepast: hoe an
ders en beter zou 't er met den gang van 's lands za
ken uitzienl.... En wanneer zal de dag aanbreken,
waarop generaal Van Voorst's schoone Idealen zul
len zijn verwezenlijkt?....
Mr. ANTONIO.
MR. SCHIM VAN DER LOEFF.
Na de verklaring van minister Cort v. d. Linden
was de vraag, of de heer Schim v. d. Loeff, zijn
benoeming tot lid der Commissie voor uitvoering
van de Distributiewet aangenomen hebbend,
moest aftreden als in dit geval herkiesbaar lid
der Tweede Kamer opgelost.
De heer Sohim v. d. Loeff heeft gisteren, 20 Sep
tember, zijn mandaat ter beschikking gesteld.
Den Haag, 20 Sepember.
De plechtigheid der installatie van president Goe
man Borgesius voor het laatste zittingjaar der in
1913 aangevangen periode, heeft ditmaal korter ge
duurd dan gewoonlijk. Nestor Lieftinck bepaalde
aich tot een kortelijk, maai sober woord van geluk-
wensch, waarin hij nogmaals mr. Borgesius' goed be
leid prees en „onderstreepte", hoe in het nu-aange-
vangen jaar veel van diens krachten zal worden ge
vorderd.
De heer Borgesius wees ook zijnerzijds op de vele
en gunstige werkzaamheden, de Kamer nu wachtend.
En niet zonder dat er zekere vroolijkheid in de
vergadering ontwaakte, welke men i.c. allicht ook
bij sommigen een ander vertoon van blijden zin
levend besef van schuld mag noemen?, spoor
de de president aan tot trouwe opkomst, waar thans
zulke gewichtige aangelegenheden aan de orde ko
men. Eindelijk deelde de voortitter mee, dat het
Eindverslag over de ontwerpen tot beperkte Grond
wetsherziening heden-, Woensdagavond zal ver
schijnen. Waarna de zitting verdaagd werd tot mor
gen, Donderdag, 12 uur. Een half uur vroeger heeft
nog beraad met de Commissie van Rapporteurs
plaats.
Alzoo: morgen, 21 September, regeling van werk
zaamheden!Dat kan een warm uurtje gevent
De opvolger van mr. Aalberse, de heer Engel», ia
in deze zitting beëedigd en geïnstalleerd.
De kiesrecht-dames waren weer op haar poet. De
wit-gele linten prijkten in grooten getale tegen drie
ure op het Binnenhof. Zooals men weet, is het plan
om dit voorloopig door të zetten, 't Brengt buiten
gewone levendigheid op het oude plein voor het
zijn kinderjaren, maar hij was nu doodmoe. Van
af het oogenblik van hun thuiskomst, had hij met
Willy en den procuratiehouder met den neua in
de boeken gezeten om alles na te gaan en het be
zwaarde hem zoozeer dat hij daarin geen helder
inzicht kon krijgen, want als al de getallen echt
waren, dreigde er geen gevaar, en nochtans be
sefte hij dat de toestand wel degelijk zorgvol was.
Hij vroeg zich dan ook telkens af of deze getal
len niet een voorbeeldeloos bedrog verborgen
en telkens ook weder herinnerde hij zich deze uit
drukking „een voorbeeldeloos bedrog".
De organisatie van de Prometheuslicht-Maat-
schapplj was, door de talrijke succursalen en filialen,
in bijna alle landen van Europa, door de uitbreiding
van zaken, den aankoop van concurrente onderne
mingen, de versmelting met andere fabrieken zoo
ingewikkeld geworden, dat hij nog altijd geen hel
der overzicht kon krijgen. Tegenover ongehoorde
onkosten stonden oogenschijnlijk reusachtige win
sten, maar er was zulk een verwarring in de ver
schillende rekeningen, dat hij, hoe zorgvuldig hij
alles ook naging, het/onaangenaam gevoel niet van
zich af kon zetten, dat hier bedrog werd gepleegd.
Een geniaal uitgedacht en met ijzeren volharding
doorgezet zwendelsysteem. Hij had daarvan niet het
minste bewijs gevonden, maar zijn instinct zei het
hem niettemin.
Mocht hij echter op dat instinct bouwen? Op
vermoedens alleen een man als Baldin een zwen
delaar noemen? Een man met een onmiskenbaar
talent! Was het niet mogelijk dat hij zich vergiste?
Dat het wantrouwen waarmee hij van het begin
af blad voor blad in iedere balans-afsluiting had
nagezien hem geheel verkeerde voorstellingen had
doen krijgen?
Maar verder: indien hier werkelijk zulk een reus
achtig bedrog werd gepleegd als er in de Lhiit-
sche zakenwereld sedert menschenheugems met
was voorgekomen, dan moest Baldin ook een mede-
weter hebben, een medeschuldige. Er moest een bron
zijn waaruit hem de reusachtige middelen toevloei
den om ai deze niet doorzichtige transacties te kun
nen begaan.
Salester
Dezen nacht in een uur van slapeloosheid, was
deze gedachte het eerst bij hem opgekomen, maar
hij had die toen dadelijk weer verworpen want
alles getuigde van het tegendeel: de gaheele manier
van zijn van dezen man, deze ruwe, ongekunstelde
kernachtige natuur: de positie, de goede naam van
de bank, waarvan hij aan het hoofd stond: de gun
stige resultaten van hun zaken, die Immers open
en bloot voor ieders oogen lagen.
En toch.... toch! Salester was toch Immers het
hoofd van de geheele onderneming, was de eerste
financieele raadsman daarvan. En hij had hem steeds
voor een waaghals gehouden. Hij had hem menig
maal doen denken aan Strousberg of aan Boutoux,
den oprichter van de beruchte Boerenbank.
Den zoon van dezen man zou hij heden zijn doch
ter toevertrouwen, het engagement zou nu publiek
worden! Het berouwde hem nu meer dan hij zeg
gen kon, dat hij, op voorspraak van Lora, hun proef
tijd een maand verkort had, dat hij niet meer
tegenstand had geboden aan de vochtige smeekende
oogen van Hardi. Als zijn vrees nu toch eens bewaar
heid werd?
Zou hij nu zijn toestemming nog weer intrek
ken?
Dat zou immers een doodelijke beleediging, een
onmogelijkheid zijn. En als het ergste ook al be
waarheid werd, wat had de jonge officier dan nog
te maken met de lichtzinnigheid, de lichtgeloovig-
heid, zelfs met de misslagen van zijn vader!
Langzaam en bijna met moeite, ging Moller-Sieg
hard de trappen op. Toen hij de portaaldeur open
de, kwam Marie Apelhode, juist van de andeere zijde
de gang in. Zij had een gróoten stapel schoon wasch-
goed op den arm, maar legde dien haastig neer om
hoed en jas van hem aan te nemen, en hij liet dit
toe want hij wist, hoe gelukkig het haar maakte
hem een kleinen dienst te kunnen bewijzen.
En hoezeer hij ook vervuld was van ernstige ge
dachten, had hij nochtans een vriendelijken glimlach
voor haar. Hij streelde haar de wangen zeggende:
„Wel, krekeltje, is hij er al?"
Zij knikte glimlachend.
„Ja, om Eberhard, en Hardi is zoo gelukkig!"
„Maar jü bent niet eens mooi gekleed voor deze
blijde gebeurtenis, Maria."
Zij kreeg plotseling een hoogroode kleur. Bedoelde
haar beschermer daar een verwijt mee."
„Ik zal wel dadelijk een andere japon aantrekken
als u dat beter vindt, oom Eberhard."
Hij lachte nu werkelijk. Alsof zij er in het een
voudig katoenen kleedje dat haar slank figuurtje
zoo goed omsloot al niet lief genoeg uitzag! Wat
was dat kind in een half jaar Üjds veranderd! Het
kleine heideroosje!
„Wel neen, krekeltje, je ziet er zoo allerliefst uit",
schertste hij. Zij was nu echter weder geheel ver
Zitting van Dinsdag 19 September 1916.
Hi| steelde uit armoede.
De eerste beklaagde, die we vandaag hadden, was
een zeer bekende straatfiguur in dit arrondissement,
met name Hendrik Kresser, 67 jaar, koopman, gebo
ren te Zuidsc.harwoude en wonende to Alkmaar. De
oude, niet zeer proper uitziende heer Kresser is
schier bij iederen schooljongen overbekend. Hoevelen
van hen zullen hem wel niet eens geplaagd hebben
en voor de zooveelste maal hebben ondervonden
hoe die kleine man met zijn gerimpeld nekvel kon
opstuiven. Op de teenen huppelt hij voort op zijn
versleten schoeisel, 't traditioneele kastje op zijn
rug, met een weinig koopwaar, die de lading dekt,
want vriend Kresser is niet veel meer dan een ver
momde bedelaar. De oud-varensgast, die vroeger als
matroos de wilde baren trotseerde, is al sinds jaren
danig in verval. Dat hij op 2 Juni j.L bij den kaste
lein Jan Vader te Noordscharwoude. aan het wegje
nabij de Roskambrug een rijksdaalder uit de toon
banklade graaide, toen hij meende dit in een on
bewaakt oogenblik veilig te kunnen doen, was
zegt Kresser uit armoede gebeurd. Nog nooit had
hij zich aan diefstal bezondigd Edelachtbare heeren
enMaar in 1393 is u toch voor diefstal gestraft
was het wederwoord. Kressei wilde daar niet aan.
De vrouw van Vader zei, dat Kresser niet een van
die lui is, die opspelen en grof worden, als men ze
niets geeft, maar de Pres. vond toch dat Kresser
er zoo stikum zijn eigen meening op na houdt, dat
hij wil hebben, zooveel al» hij meent dat hem toe
komt. Kresser zei, hartelijk berouw te hebben en
hij heeft wat de kasteleines bevestigde, tweemaal
50 cent in mindering op de gestolen riks terugbe
taald. En hij deed tnans toezegging alles te zullen
terugbetalen, al zal hij er ook droog brood om moe
ten eten. De President veronderstelde dat juffrouw
Vader hem wel liever niet meer zou willen zien ten
legen, zooals telkens als men zich even met haar
bezig hield.
Hij knikte haar nog eens toe en ging daarop de
kamer in.
Deze vluchtige ontmoeting met zijn pleegkind had
nochtans den geheimraad al een weinig opgevroo-
lijkt, en toen hij nu Lora, Hardi en Koenraad Salester
daar voor zich zag ontwaakte het oude optimisme
weer bij hem door den wensch om de ellendige
zorgen ver van den drempel van zijn woning te hou
den.
Hardi vloog naar hem toe en kuste hem. Hij
pioest haar ten slotte een weinig van zich afdu
wen om Koenraad Salester de hand te kunnen
drukken.
„Maak Bernhardlne gelukkig, mijn zoon", was al
wat hij zei.
Dat zal mijn levenstaak zijn, antwoordde Koen
raad Salester op ernstigen toon. Hij legde den arm
om het middel van het jonge meisje toen hij voort
ging: „Wij zullen gelukkjg worden, niet waar, Har
di, want wij hebben elkaar zielslief. Gelukkig in
de goede, en mocht het zijn, ook in kwade dagen,
die ons wachtten".
Dit klonk ernstig, bijna plechtig
Alsof de jonge man in deze zalige stonde het
sombere spooksel van een of ander gevaar op zijn
weg zag verrijzen, de wolken van een dreigend
onweder aan den horizon, die thans nog zoo helder
en zonnig vóór hem moest liggen.
Hardi bemerkte dit niet. Zij knikte alleen haastig:
„Ja, Conny, zielslief.... voor eeuwig".
Maar Eberhard en Lora zagen, hoorden en ge
voelden meer dan zij zeiden. Hun blikken kruisten
elkander en eensklaps ging hei jonge vrouwtje naar
haar man toe en greep zij zijn hand, alsof zij hem
daarmede beduiden wilde dat zij hem begreep in
alles, ook nu weer in zijn diepe zorgen!
Daarop vroeg de geheimraad weer met den war
men klank van vroegere, zonnige dagen in zijn stem:
„Lieve Koenraad, u hebtmaar ik mag im
mers nu wel Jij" zeggen, ik beschouw je nu toch
als mijn zoon.... heb je aan je vader mijn brief
gegeven...
Zeker, mijnheer.zeker, lieve vader. Mama komt
later zelf en ook mijn vaderzoodra hij tijd
heeft.maar hij heeft het dezer dagen zeer druk.,
zij zijn zeer gelukkig.... beiden".
Wordt vervolgd.