59ste Jaargang. No. 5871. KRACH VLECHTEN u POPPEfMHEH. J. STUURMAN, Laagzijde b 50, Schagen. Donderdag 21 september m UitgeversTRAPMAN Co. Bekendmakingen; Uit en Voor de Pers. Eerste Kamer. Tweede Kamer. FEUILLETON. Prachfsorteering Kapper-Haarwerker, Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. SCIA Alpieci Nienws- C1URANT. AMtit- LnilnvUil 1 >it blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 9 ure wor den ADVERTENTIEN in het eerst uitkomend nummer geplaatst. SCHAGEN. LAAN D 5. - lal. Teleph. No. 20. Brijs per 3 maanden f U 9U per post t' 1.05. Losse nummers 5 et" ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels t (J.35, iedere regel meer 6 ct. (Bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berek. Varkoop en Ruiling van Rogge, Tarwe, Gerst en Haver voor den ZaaL Ten einde de landbouwers in staat te stellen rog ge, tarwe, gerst en haver voor den zaai geschikt te koopen of te verkoopen is door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel het volgende be paald: lo. Het graan voor den zaai geschikt behoeft tot 15 December e.k. door den burgemeester niet te wor den gevorderd. Onder zaaigraan wordt verstaan zaad van gewassen die vanwe'ge de Landbouwmaatschap pij en van deze provincie te velde als'Voor den zaai geschikt zijn goedgekeurd; verder ook het zaad van uitnemende kwaliteit ter beoordeeling van den bur gemeester. De landbouwers die het door hen geteelde zaad als zaaizaad wenschen te verkoopen moeten op gave doen van de soorten en de hoeveelheden die tij daarvoor beschikbaar hebben. Deze opgave moet door hen worden verstrekt zoo wel aan de burgemeesters hunner woonplaats als aan de LandbouwmaatschappiJ hunner provincie aan wie de bevoegdheid tot aan- en verkoop is verleend. 20. Landbouwers die zaalzaad wenschen te koo pen moeten aan de burgemeesters hunner woonplaats opgave doen van de soort en de hoeveelheid die zij door hun bemiddeling wenschen te betrekken van de Landbouwmaatschappij hunner provincie, even tueel ook van den naam van den teler, van wien het graan afkomstig moet zijn. De burgemeesters vragen de voor hun gemeente benoodigde hoeveelheid onder opgave van soort en andere bijzonderheden aan bij de Landbouwmaat schappij hunner provincie. 3o. De Landbouwmaatschappij koopt het bij haar aangevraagde zaaigraan, hetzij van de landbouwers harer provincie, die hun wensoh te kennen hebben gegeven om zaaigraan te verkoopen, hetzij van de Landbouwmaatschappij eener andere provincie. Zij betaalt aan de verkoopers het verschuldigde bedrag en levert het zaaizaad af: a. aan de burgemeesters harer provincie die voor hun gemeenten zaaizaad hebben gevraagd, b. aan de Landbouwmaatschappijen eener andere provincie die het zaad op haar beurt verkoopen aan de burgemeesters harer provincne. De burgemeesters leveren het zaad aan de land bouwers die een bestelling hebben gedaan tegen kos te nden prijs. Deze landbouwers moeten aan het Rijk, voor zoover hun zaaigraan uit eigen oogst is gelaten, een even groote hoeveelheid graan leveren tegen de gewone prijzen, als hun aan zaaizaad wordt verstrekt De Landbouwmaatschappijen aan wie de bevoegd heid tot aan- en verkoop van zaaizaad is gegeven zijn o.o. voor de provincie Noordholland: de Holland sche Maatschappij van Landbouw. Ter voorkoming van nutteloos vervoer kan onder toezicht van den burgemeester plaatselijke ruiling van zaaizaad tegen gebruiksgraan met verrekening van eventueel prijsverschil plaats vinden tusschen landbouwers uit eenzelfde gemeente onderling. Slechts indien de kooper geen zaaizaad uit eigen oogst heeft gehouden zal in dit geval met toestem ming van den burgemeester zaaizaad mogen wor den gekocht zonder dat een even groote hoeveelheid gebruiksgraan aan den verkooper in ruil wordt ge leverd. Voor het vervoer van bovenbedoelde partijen graan worden door den burgemeester vergunnings bewijzen afgegeven. Voor den verkoop en de ruiling van graan in deze mededeeling bedoeld, gelden ten aanzien van het zaaigraan niet de reeds bekend gemaakte maxi mumprijzen. Belanghebbenden worden uitgenoodlgd de onder lo. en 2o. bedoelde opgaven aan den burgemeester te doen ter gemeente-secretarie uiterlijk op 30 Sep tember 1916. Schagen, 20 September 1916. De Burgemeester van Schagen, P. BUIS Ja., lo. B. 17. door H. VON ZOBELTITZ. De heeren hadden elkaar maar één enkel maal gezien en gesproken, bij graaf Wellfried, kort na de ■verloving van Lora, maar Moller-Sieghard herkende de menschen altijd zeer vlug trouwens het ge richt van Prall was ook gemakkelijk te herkennen en hoe dikwijls had Lora ook al over hem gespro ken. Van daar dan ook dat de geheimraad nu groette en daarop bleven beiden onwillekeurig staan. n »A1 terug van de reis, mijnheer Moller-SieKhard? vroeg Prall eenigszins verlegen, zooals hij veelal was als hen tegen vreemden sprak. ..Ja, sedert gisteren, dokter". Zij wilden nu beiden doorgaan, maar nochtans bleven beiden staan onder de inwerking van een geheel verschillende gedachtengang. Prall had op de lippen om te vragen: „hoe is net met haarmet Loramet uwe vrouw?" ®n Moller dacht; „misschien hebben we de hulp van dezen man nog wel eens noodig kunnen wij bo vendien het onrecht goed maken, dat hem vroéger is •ingedaan". „Het zou mijn vrouw zeker veel genoegen doen ihdien u eens bij ons aankomt, dokter", zei de geheimraad ten slotte, „zij spreekt nog dikwijls over Prall antwoordde niet dadelijk. HU schudde alleen aet hooid, hetgeen evengoed een weigering als een toestemming kon beteekenen, maar hij vroeg nu toch: ..Hoe maakt mevrouw het?" «Dank u zeer. Goed, dokter." «Wilt u haar voor mij groeten?" De geheimraad stak hem de hand toe en na een aorte aarzeling legde Prall de zijne daarin, maar daarna alsof hem zulks berouwde, keerde hij «ch plotseling haastig om en vervolgde hij zijn weg. Dit was bijna beleedigend en dit gevóelde Moller- °i«ghard ook, maar hij dacht andermaal aan het <jhrecht dat den ander was aangedaan en billijkte "^oor diens houding. *'u bleef evön staan om adom tfl schoppen'vóór Ae trap opging, misschien voor het eerst sedert EENIOE PERSSTEMMEN OVER DE TROONREDE. Het Utrechtsche Dagblad, v.-l., schrijft: Ernstige woorden in zorgvollen tijd. Dat is de in druk van de Troonrede, waarmede H. M. de Konin gin Dinsdagmiddag de zitting der Staten-Generaal heeft geopend. E enernst, waarvan het Nederland- sche volk zich wel eens ter dege rekenschap mag geven, en waarbij het zich moge afvragen of het bereid en gereed is het hooge voorbeeld zijner Vorstin te volgen, waar het de plichten geldt ons, ieder af zonderlijk, als burger van eenen neutralen staat op gelegd en waar het gaat om den wil onze onafhan- kelkheid te verdedigen en onze recten te handha ven. Twee passages trekken in deze Troonrede bizon- dere aandacht: die welke bespreekt de verhouding met het buitenland en de paragraaf betrekkelijk de verdediging van Nederlandsch-Indië. Tusschen de kalme woorden door, welke in de Troonrede aan de betrekkingen met de bevriende Mogendheden worden gewijd, gluurt de zorg voor de hoogste belangen van ons vaderland, waarmede vervuld, H. M. de Koningin ten derden male sedert de oorlog uitbrak, zich tot de Volksvertegenwoordi ging heeft gewend. Zeker, er is in de woorden van H. M. ook dit jaar sprake van dankbaarheid over het behoud van den vrede, maar de wijze waarop dit woord wordt gebezigd, de zinsnede vooral: „dat voor Mijn volk tot dusver de vrede behouden kon blijven", zij laten geenerlei twijfel omtrent de moei lijkheden, de zorgen en zwarigheden, de ontzaggelij ke ihspanning, welke het behoud van dien vrede aan H. M. en aan de raadslieden der Kroon heeft ge kost. Dat met het oog op onze buitenlandsche be trekkingen een zeer, zeer ernstig jaar achter ons ligt de Troonrede verheelt het niet, evenmin als zij het Volk in het onzekere laat omtrent den groo- ten ernst van het heden. Er is, sedert de vorige Troonrede, voor onze bedreigde grenzen veel veran derd, veel gewijzigd niet ten onzen gunste. De zinsnede in de openingsrede 1915, waarin nog be toogd kon worden dat de vaste wil van regeering en volksvertegenwoordiging om onze zelfstandigheid te bewaren en de plichten der neutraliteit, stipt na te komen, alom waardeering vond, zou in de Troon rede van heden niet meer op haar plaats zijn ge weest Dagelijks toch blijkt het duidelijk, dat één der beide oorlogvoerende partijen Nederland's strikte neutraliteit steeds minder „waardeert" en er niet voor terugschrikt ons -volk door bedreiging, over macht en benadeeling tot deelneming aan den oor log, tegen den zin van ons volk in, te willen dwin gen. Uit het hart der natie gegrepen mag dan ook geacht worden de koninklijke verklaring, dat het Nederlandsche volk naar de wapenen zal grijpen al leen voor de verdediging van onze onafhankelijk heid en de handhaving onzer rechten. Daarvoor al leen. Ten opzichte van alle andere belangen be langen van ons zeiven als van anderen zullen wij as laten leiden door hetgeen het volkenrecht een neutrale natie dienaangaande oplegt Ook de Middelburgsche Ct, vrijz., heeft de zorg getroffen, di6 uit de troonrede spreekt Is er een aanleiding voor dit nadrukkelijke naar voren brengen van de verdediging onzer onafhanke lijkheid? En van de handhaving onzer rechten „te- genover wien het ook zij"? Is er verband tusschen die kloeke wilsuiting en de algeheele afwezigheid van wat ook maar eenigszins aan politieke geschillen herinnert? Iedereen weet natuurlijk dat er wel degelijk politieke zaken aan hangig zijn kiesrecht en onderwijs. Het is waar dat een troonrede niet behoeft te herinneren aan wat reeds bekend is. Maar het algeheele zwijgen over die belangrijke onderwerpen, doet vragen of dat met opzet geschiedde. De Arnhemsche Ct, lib., spreekt ook over den toon van bezorgdheid, die ha de woorden der troon rede klinkt Hij klinkt in den aanvang van de rede, reeds aan stonds, wanneer Hare Majesteit de Koningin ver klaart van zorg voor de hoogste belangen van ons vaderland vervuld te zijn nu zij ten derden male sedert de rampzalige oorlog uitbrak, in het midden der Volksvertegenwoordiging verschijnt Hij klinkt verder in de verschillende mededeelingen over den economischen toestand des lands, waarvan de ernst niet wordt verzacht door de erkenning van veel wat stof geeft tot tevredenheid. En ook in het slot, waar in met de bede dat God ons ook fn dezen zorg vollen tij<jl moge bijstaan, de zitting voor geopend verklaard wordt vernemen we dién klank. gebouw der Vertegenwoordiging en vormt een nieuw punt waar men „eens eventjes 'n kijkje moet moet gaan nemen" voor de Hagenaars. Ik voorzie tegen mórgen-, Donderdagochtend bij zondere belangstelling. De Senaat houdt vast aan de oude gewoonte, sinds lang door de „jongere zuster aan de overzijde van het Binnenhof' 'prijs-gegeven, om op de Troonrede een Adres van Antwoord aan H. M. de Koningin te doen volgen. Heden werd dit adres opgesteld. President van Voorst tot Voorst aanvaardde het presidium met pittig redetje, waarin de generaal vooropstelde, hoe trouw, ijver en nauwgezetheid richtsnoer moeten zijn ook voor onze Senatoren, naast onderlinge waardeering en gematigdheid. Eendracht voegde baron Van Voorst er nog aan toe is ons sterkste wapen. Wanneer dat prach tige recept inderdaad stiptelijk aan beide kanten van het Binnenhof zou worden toegepast: hoe an ders en beter zou 't er met den gang van 's lands za ken uitzienl.... En wanneer zal de dag aanbreken, waarop generaal Van Voorst's schoone Idealen zul len zijn verwezenlijkt?.... Mr. ANTONIO. MR. SCHIM VAN DER LOEFF. Na de verklaring van minister Cort v. d. Linden was de vraag, of de heer Schim v. d. Loeff, zijn benoeming tot lid der Commissie voor uitvoering van de Distributiewet aangenomen hebbend, moest aftreden als in dit geval herkiesbaar lid der Tweede Kamer opgelost. De heer Sohim v. d. Loeff heeft gisteren, 20 Sep tember, zijn mandaat ter beschikking gesteld. Den Haag, 20 Sepember. De plechtigheid der installatie van president Goe man Borgesius voor het laatste zittingjaar der in 1913 aangevangen periode, heeft ditmaal korter ge duurd dan gewoonlijk. Nestor Lieftinck bepaalde aich tot een kortelijk, maai sober woord van geluk- wensch, waarin hij nogmaals mr. Borgesius' goed be leid prees en „onderstreepte", hoe in het nu-aange- vangen jaar veel van diens krachten zal worden ge vorderd. De heer Borgesius wees ook zijnerzijds op de vele en gunstige werkzaamheden, de Kamer nu wachtend. En niet zonder dat er zekere vroolijkheid in de vergadering ontwaakte, welke men i.c. allicht ook bij sommigen een ander vertoon van blijden zin levend besef van schuld mag noemen?, spoor de de president aan tot trouwe opkomst, waar thans zulke gewichtige aangelegenheden aan de orde ko men. Eindelijk deelde de voortitter mee, dat het Eindverslag over de ontwerpen tot beperkte Grond wetsherziening heden-, Woensdagavond zal ver schijnen. Waarna de zitting verdaagd werd tot mor gen, Donderdag, 12 uur. Een half uur vroeger heeft nog beraad met de Commissie van Rapporteurs plaats. Alzoo: morgen, 21 September, regeling van werk zaamheden!Dat kan een warm uurtje gevent De opvolger van mr. Aalberse, de heer Engel», ia in deze zitting beëedigd en geïnstalleerd. De kiesrecht-dames waren weer op haar poet. De wit-gele linten prijkten in grooten getale tegen drie ure op het Binnenhof. Zooals men weet, is het plan om dit voorloopig door të zetten, 't Brengt buiten gewone levendigheid op het oude plein voor het zijn kinderjaren, maar hij was nu doodmoe. Van af het oogenblik van hun thuiskomst, had hij met Willy en den procuratiehouder met den neua in de boeken gezeten om alles na te gaan en het be zwaarde hem zoozeer dat hij daarin geen helder inzicht kon krijgen, want als al de getallen echt waren, dreigde er geen gevaar, en nochtans be sefte hij dat de toestand wel degelijk zorgvol was. Hij vroeg zich dan ook telkens af of deze getal len niet een voorbeeldeloos bedrog verborgen en telkens ook weder herinnerde hij zich deze uit drukking „een voorbeeldeloos bedrog". De organisatie van de Prometheuslicht-Maat- schapplj was, door de talrijke succursalen en filialen, in bijna alle landen van Europa, door de uitbreiding van zaken, den aankoop van concurrente onderne mingen, de versmelting met andere fabrieken zoo ingewikkeld geworden, dat hij nog altijd geen hel der overzicht kon krijgen. Tegenover ongehoorde onkosten stonden oogenschijnlijk reusachtige win sten, maar er was zulk een verwarring in de ver schillende rekeningen, dat hij, hoe zorgvuldig hij alles ook naging, het/onaangenaam gevoel niet van zich af kon zetten, dat hier bedrog werd gepleegd. Een geniaal uitgedacht en met ijzeren volharding doorgezet zwendelsysteem. Hij had daarvan niet het minste bewijs gevonden, maar zijn instinct zei het hem niettemin. Mocht hij echter op dat instinct bouwen? Op vermoedens alleen een man als Baldin een zwen delaar noemen? Een man met een onmiskenbaar talent! Was het niet mogelijk dat hij zich vergiste? Dat het wantrouwen waarmee hij van het begin af blad voor blad in iedere balans-afsluiting had nagezien hem geheel verkeerde voorstellingen had doen krijgen? Maar verder: indien hier werkelijk zulk een reus achtig bedrog werd gepleegd als er in de Lhiit- sche zakenwereld sedert menschenheugems met was voorgekomen, dan moest Baldin ook een mede- weter hebben, een medeschuldige. Er moest een bron zijn waaruit hem de reusachtige middelen toevloei den om ai deze niet doorzichtige transacties te kun nen begaan. Salester Dezen nacht in een uur van slapeloosheid, was deze gedachte het eerst bij hem opgekomen, maar hij had die toen dadelijk weer verworpen want alles getuigde van het tegendeel: de gaheele manier van zijn van dezen man, deze ruwe, ongekunstelde kernachtige natuur: de positie, de goede naam van de bank, waarvan hij aan het hoofd stond: de gun stige resultaten van hun zaken, die Immers open en bloot voor ieders oogen lagen. En toch.... toch! Salester was toch Immers het hoofd van de geheele onderneming, was de eerste financieele raadsman daarvan. En hij had hem steeds voor een waaghals gehouden. Hij had hem menig maal doen denken aan Strousberg of aan Boutoux, den oprichter van de beruchte Boerenbank. Den zoon van dezen man zou hij heden zijn doch ter toevertrouwen, het engagement zou nu publiek worden! Het berouwde hem nu meer dan hij zeg gen kon, dat hij, op voorspraak van Lora, hun proef tijd een maand verkort had, dat hij niet meer tegenstand had geboden aan de vochtige smeekende oogen van Hardi. Als zijn vrees nu toch eens bewaar heid werd? Zou hij nu zijn toestemming nog weer intrek ken? Dat zou immers een doodelijke beleediging, een onmogelijkheid zijn. En als het ergste ook al be waarheid werd, wat had de jonge officier dan nog te maken met de lichtzinnigheid, de lichtgeloovig- heid, zelfs met de misslagen van zijn vader! Langzaam en bijna met moeite, ging Moller-Sieg hard de trappen op. Toen hij de portaaldeur open de, kwam Marie Apelhode, juist van de andeere zijde de gang in. Zij had een gróoten stapel schoon wasch- goed op den arm, maar legde dien haastig neer om hoed en jas van hem aan te nemen, en hij liet dit toe want hij wist, hoe gelukkig het haar maakte hem een kleinen dienst te kunnen bewijzen. En hoezeer hij ook vervuld was van ernstige ge dachten, had hij nochtans een vriendelijken glimlach voor haar. Hij streelde haar de wangen zeggende: „Wel, krekeltje, is hij er al?" Zij knikte glimlachend. „Ja, om Eberhard, en Hardi is zoo gelukkig!" „Maar jü bent niet eens mooi gekleed voor deze blijde gebeurtenis, Maria." Zij kreeg plotseling een hoogroode kleur. Bedoelde haar beschermer daar een verwijt mee." „Ik zal wel dadelijk een andere japon aantrekken als u dat beter vindt, oom Eberhard." Hij lachte nu werkelijk. Alsof zij er in het een voudig katoenen kleedje dat haar slank figuurtje zoo goed omsloot al niet lief genoeg uitzag! Wat was dat kind in een half jaar Üjds veranderd! Het kleine heideroosje! „Wel neen, krekeltje, je ziet er zoo allerliefst uit", schertste hij. Zij was nu echter weder geheel ver Zitting van Dinsdag 19 September 1916. Hi| steelde uit armoede. De eerste beklaagde, die we vandaag hadden, was een zeer bekende straatfiguur in dit arrondissement, met name Hendrik Kresser, 67 jaar, koopman, gebo ren te Zuidsc.harwoude en wonende to Alkmaar. De oude, niet zeer proper uitziende heer Kresser is schier bij iederen schooljongen overbekend. Hoevelen van hen zullen hem wel niet eens geplaagd hebben en voor de zooveelste maal hebben ondervonden hoe die kleine man met zijn gerimpeld nekvel kon opstuiven. Op de teenen huppelt hij voort op zijn versleten schoeisel, 't traditioneele kastje op zijn rug, met een weinig koopwaar, die de lading dekt, want vriend Kresser is niet veel meer dan een ver momde bedelaar. De oud-varensgast, die vroeger als matroos de wilde baren trotseerde, is al sinds jaren danig in verval. Dat hij op 2 Juni j.L bij den kaste lein Jan Vader te Noordscharwoude. aan het wegje nabij de Roskambrug een rijksdaalder uit de toon banklade graaide, toen hij meende dit in een on bewaakt oogenblik veilig te kunnen doen, was zegt Kresser uit armoede gebeurd. Nog nooit had hij zich aan diefstal bezondigd Edelachtbare heeren enMaar in 1393 is u toch voor diefstal gestraft was het wederwoord. Kressei wilde daar niet aan. De vrouw van Vader zei, dat Kresser niet een van die lui is, die opspelen en grof worden, als men ze niets geeft, maar de Pres. vond toch dat Kresser er zoo stikum zijn eigen meening op na houdt, dat hij wil hebben, zooveel al» hij meent dat hem toe komt. Kresser zei, hartelijk berouw te hebben en hij heeft wat de kasteleines bevestigde, tweemaal 50 cent in mindering op de gestolen riks terugbe taald. En hij deed tnans toezegging alles te zullen terugbetalen, al zal hij er ook droog brood om moe ten eten. De President veronderstelde dat juffrouw Vader hem wel liever niet meer zou willen zien ten legen, zooals telkens als men zich even met haar bezig hield. Hij knikte haar nog eens toe en ging daarop de kamer in. Deze vluchtige ontmoeting met zijn pleegkind had nochtans den geheimraad al een weinig opgevroo- lijkt, en toen hij nu Lora, Hardi en Koenraad Salester daar voor zich zag ontwaakte het oude optimisme weer bij hem door den wensch om de ellendige zorgen ver van den drempel van zijn woning te hou den. Hardi vloog naar hem toe en kuste hem. Hij pioest haar ten slotte een weinig van zich afdu wen om Koenraad Salester de hand te kunnen drukken. „Maak Bernhardlne gelukkig, mijn zoon", was al wat hij zei. Dat zal mijn levenstaak zijn, antwoordde Koen raad Salester op ernstigen toon. Hij legde den arm om het middel van het jonge meisje toen hij voort ging: „Wij zullen gelukkjg worden, niet waar, Har di, want wij hebben elkaar zielslief. Gelukkig in de goede, en mocht het zijn, ook in kwade dagen, die ons wachtten". Dit klonk ernstig, bijna plechtig Alsof de jonge man in deze zalige stonde het sombere spooksel van een of ander gevaar op zijn weg zag verrijzen, de wolken van een dreigend onweder aan den horizon, die thans nog zoo helder en zonnig vóór hem moest liggen. Hardi bemerkte dit niet. Zij knikte alleen haastig: „Ja, Conny, zielslief.... voor eeuwig". Maar Eberhard en Lora zagen, hoorden en ge voelden meer dan zij zeiden. Hun blikken kruisten elkander en eensklaps ging hei jonge vrouwtje naar haar man toe en greep zij zijn hand, alsof zij hem daarmede beduiden wilde dat zij hem begreep in alles, ook nu weer in zijn diepe zorgen! Daarop vroeg de geheimraad weer met den war men klank van vroegere, zonnige dagen in zijn stem: „Lieve Koenraad, u hebtmaar ik mag im mers nu wel Jij" zeggen, ik beschouw je nu toch als mijn zoon.... heb je aan je vader mijn brief gegeven... Zeker, mijnheer.zeker, lieve vader. Mama komt later zelf en ook mijn vaderzoodra hij tijd heeft.maar hij heeft het dezer dagen zeer druk., zij zijn zeer gelukkig.... beiden". Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 1