Mager [aura el J. R. KEUSS Het Geheime Huwelijk TABAK van TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Zaterdag 21 October 19 A6. 59ste Jaargang No. 5Ö818. Baarn, 12 Oct'.. 1916. In mijn laatsten brief sprak ik over woondenboe- ken, en de eigenaardige gevaren aan het gebruik er van verbonden. Over het eerste Engelsche w oorden boek, dat van Dr. Samuel Johnson, heb ik, als ik mij wel herinner, vroeger al eens een en andi?r mee gedeeld. Johnson ondernam de taak der samenstel ling feitelijk geheel alleen. Slechts stonden hejtn voor het werktuigelijk gedeelte zes secretarissen ten dien ste. Wij kunnen ons moeilijk een begrip vormon van den geweldigen arbeid, die voor een dergelijk werk wordt vereischt Johnson defineerde niet alleen de woorden, maar gaf nog aanhalingen uit de goheele Engelsche letterkunde bovendien. Om het eigenaar dige, zoowel van de bepalingen als van de aanha lingen, zal het woordenboek, dat als zoodanig: na tuurlijk verouderd is, steeds een merkwaardig werk blijven. Het merkwaardigste feit er van is zeker wel, dat al Johnson's eigenaardigheden er uit blij Ren, zoowel die van zijn geest als die van zijn stijl. On getwijfeld is Johnson's woordenboek wel het eenige op de wereld, dat bogen kan op een bepaalde s.'tijl. Na Johnson zijn er heel wat woordenboeken v er- schenen, groote en kleine, tot eindelijk, nu nog w<ser zestig jaar geleden, de geweldige taak werd begon nen van de samenstelling van The Oxford Enghlsh Dictionary, beter bekend als het woordenboek van Murray. Het plan ontstond in 1857 bij het Philo.lo- gisch Genootschap van Groot Brittannië. en oor spronkelijk was het de bedoeling, dat dit genootschap 'ook de kosten zou dragen. Eenige jaren later even wel, nam de beroemde Oxfordt University Press hiït financieele gedeelte op zich, en eveneens de uitgti- ve van het woordenboek. Een oproep werd geplaatst om vrijwillige lezers te verkrijgen, menschen, di<e zonder daarvoor beloond te worden, op zich na - men aanhalingen te verzamelen uit de werken van allerlei schrijvers. Honderden boden zich aan, maar jaren achtereen bleef de zaak slepen. Twee van de redacteurs stierven, en ook verscheidene van dege nen, die oorspronkelijk het plan gevormd hadden. Ten slotte deed men een goede keus. Sir James Mur ray werd gekozen als hoofdredacteur van het woor denboek, en het zou waarschijnlijk moeilijk geweest zijn, een betere keus te doen. Wie wel eens kennis gemaakt heeft met geleerde Engelschen, weet, dat ze: achter hun naam gewoon lijk eenige letters van het alfabet hebben staan. Bij ons staan de titels steeds voor den naam: Mr., Dr. Die en Die. Doch dit gaat in Engeland anders, en het aantal verschillende letters, die men achter namen kan aantreffen, is zoo groot, dat elk woordenboek een uitgebreide lijst van eenige bladzijden bevat, waarin men kan opzoeken, wat ze beteekenen. Eeni ge van de letters, die èir James Murray achter zijn naam plaatst, zijn B. A., M. A., Ph. D., D. Litt Ik zal nu maar niet uitleggen, wat die allemaal betee kenen, want dat zou ons op het oogenblik te lang ophouden. Toen Sir James zijn taak op zich nam, vond hij zich tegenover een kolossale hoeveelheid werk, een hoeveelheid, waarvoor menigeen vol schrik zou zijn teruggedeinsd. De verschillende heeren „lezers" had den in de afgeloopen jaren ruim twee millioen aan halingen bijeengebracht, en deze wachtten op sortee ring. Maar Dr. Murray zette de schouders onder het werk, de eerste vijf jaar in een plaats niet ver van Londen, na 1885 in Befod, waar sinds dien tijd het werk is voortgezet. Negen groote deelen zijn nu ge heel en al compleet Het tiende en laatste, T tot Z, is reeds verschenen, of zal spoedig verschijnen. Der tien honderd vrijwillige lezers hebben er aan mee gewerkt vergelijk dat eens met Johnson, die alleen werkte en deze heeren hebben meer dan drie en een half millioen aanhalingen verzameld uit de werken van meer dan vijf duizend schrijvers van de vroegste tijden tot heden. Als Dr. Murray overging tot een nieuw woord, werd dit meegedeeld aan het leger van lezers, die dan in opdracht hadden uit te vinden .wanneer het woord voor het eerst werd gebruikt. Na eenigen tijd ontdekte Dr. Murray, dat de meest belangrijke aan halingen, die hij ontving, en de meest waardevolle aanteekeningen daarbij, afkomstig waren van een zekere Dr. W. C. Minor, uit Crowthome, een dorpje in Berkshire. De opmerkingen van Dr. Minor wa- ren zelfs van dien aard, dat Dr. Murray spoedig begon in te zien, in dezen, hem totaal onbekenden man, met iemand te doen te hebben, die gelijk stond met hem zelf in kennis. Zoozeer was hij daarvan doordrongen zelfs, dat hij de gewoonte aannam, zoo- ora een woord geheel gereed was, alle aanteekenin gen naar Dr. Minor te zenden,_met het verzoek er nog eens een laatsten blik in te slaan. Menigmaal kwamen dan de aanteekeningen terug met een be langrijke toevoeging of verbetering. Dit ging door geruimen tijd achtereen .Dr. Mur ray s bewondering voor dezen onbekenden geleer de, die zich, naar het scheen, in een dorpj© had verscholen en niet alleen hem, maar ieder van zijn kennissen onbekend was, groeide steeds aan, gelijk met zijn dankbaarheid. Want de verplichting, die het groote woordenboek had aan Dr. Minor, be gon steeds grooter te worden. Dit alles bracht Dr. Murray er ten slotte toe, voor te stellen aan de au toriteiten der Universiteit van Oxford, een uitnoo- 1 ïging te zenden aan den geleerde in Crowthowe, hem verzoekende de Universiteit de eer te willen aandoen, een week haar gast te zijn, gedurende welken tijd de Universiteit zich zou beijveren Dr. Minor alle mogelijke eer te bewijzen. De Universiteits-autoriteiten keurden het plan goed, zeoals te begrijpen is, en de uitnoodiging werd verzonden. Vol belangstelling wachtte Dr. Murray op het antwoord. Doch hoe groot was zijn teleurstelling, toen dit kwam. Dr Minor dankte ten zeerste voor de eer,hem bewezen, de grootste eer, die hij ooit in zijn leven ondervonden had, maar tot ziin groote spijt moest hij zeggen, dat hij de uit noodiging onmogelijk kon aannemen. Er was maar één denkbare reden voor deze wei gering te vinden .Dr. Minor was zoo arm, dat hij -de uitgaven voor een reis van Crowthowe naar Ox ford onmogelijk op zich kon nemen. Maar daarop wilde Dd. Murray het plan niet laten afstuiten. Hij schreef opnieuw, uit naam der Universiteit, en deel de Dr< Minor mee, dat als financieele bezwaren mis schien in den weg stonden, hij wel begrijpen moest, dat de uitnoodiging van de Oxfordsche Universiteit begon op den drempel van Dr. Minor's huis en daar ook weer zou eindigen. Verder, dat hij hoopte, dat zijn geleerde medewerker Oxford niet de groote eer en het genoegen zou onthouden, hem bij zich te ont vangen. Het antwoord kwam spoedig, maar weer behelsde het een weigering. Dr. Minor deelde mede, dat het geen geldelijke, maar lichamelijke redenen, het hem onmogelijk maakten Oxford te bezoeken. Hij voeg de er evenwel aan toe, dat een kennismaking met Dr. Murray hem het grootst mogelijke genoegen zou doen, en verzocht daarom den redacteur van het woordenboek de zaak om te draaien, en naar Crowthowe te komen. Het speet hem zeer, dat hij dan niet in de gelegenheid zou zijn Dr. Murray persoon lijk van het station te halen, maar inplaats daarvan zou hij zijn rijtuig zenden. Onnoodig te zeggen, dat Dr. Murray deze uitnoodi ging met graagte aannam, en binnen enkele dagen op weg was naar Crowthowe. Zijn ondervindingen daar zijn echtêr van zulk een eigenaardige soort, en zul- lon me zoo lang ophouden, dat ik beter doe de rest v,sn de geschiedenis, waarvan ik de bijzonderheden dunk aan het September-nummer 1915 van het wel- bevkend tijdschrift, The Strand Magazine, een vol genden keer te vertellen. HAAR WRAAK.". Zoodra zij na haar ziekte weer in den winkel kwam en de nieuwe juffrouw zag, die Frits, haar man, intusschen in dienst had genomen, was 't Cato geweest of iemand haar de keel dichtkneep. Het „nieu we ni ensch" was nog niet bij haar boven, in de slaap kamer geweest. En wel had zij met de scherpe fijne intuïtie van vrouw, die ondanks alles van haar man is blijven houden een vaag gevoel in zich op komen'. van iets dreigends. Maar Cato had er zich tegen verzet >en wilde niets laten merken. Eens had ze Frits gevraagd, hoe de nieuwe winkeljuffrouw beviel. Hij had zic-Ji omgewend en zoo terloops gezegd van: Och. la-la. Zie is nog vreemd, he?.... Toen had zij, van nature jaloersch vrouwtje, er met rijn zuster over gesproken heel vertrouwelijk natuur-1 lijk. Cato was niet van de meest scherprinnigen. En tusschen Erits' familie en haar was de verhouding nooit echt hartelijk geweest. Schoonzus Mies had al gauw bespeurd, dat haar broer vertrouwelijker met winkel juf omging dan nu luist strikt noodig was. Tegenover ,.de nieuwe" miste Frits het stug autoritaire stroeve uat hem in contact met „personeel" anders ken merkte. De voorganger van Mlle Cornelie was go- weest een al-bedaagde, magere vrouw met strak ver lepte trekken en fletsche oogen. \an die dulde hij geen tegenspraak. En onvermijde lijke gesprekken wist Frits, de palroon, te coupearen" met soms schier krenkende stugheid. Maar Mlle Cornelie kreeg uitvoerige inlichtingen. Patroon en winkeljuffrouw, stonden dikwijls een poos lang bij elkaar zoodat de hoofden elkander bijna raakten. Mlle Cornelie had welverzorgde blanke handen, niet vele ringen aan de vingers. Zij kapte zich keurig modieus. Haar houding tegenover patroon was onbe rispelijk ingetogen zelfs. Maar soms kon ze meneer Frits ineens aankijken met haar grijze oogen, plotse ling hel hoofd opheffend en de weerbarstige krul- haartjes saamduwend met de zacht-geparfumeerde vin gers, dat patroon merkte zij wat best tikje bleek en ondaan werd. Dat alles had schoonzus Mies bespeurd. En diep in haar gemoedsleven was haat tegen vrouw van broeder, wier familie de hare steeds wat uit de hoogte "had behandeld. Cato d'r moeder had de hare eens zeer duidelijk laten gevoelen, hoe „Frits zijn opkomst had te danken." Vele en velerlei hatelijk- en venijnigheden waren in den loop der jaren gewisseld tusschen de bedde familiën. Zus Mies maakte zich wed wat bezorgd over de nieuwe winkeljuf, maar sterker was haar Schadenfreude" over het verdriet dat Cato zou hebben wanneer ze merkte, dat Mlle Cornelie haar man allengs „inpalmde". Toen Cato haar dan heel in 't geheim gesproken had over wat haar drukte, toonde schoonzus zich diep, zwaar beleedigd. Hoe kom je erop 1 riep ze uit, neen, mensch daarvoor hebben wij, in onze familie, te veel eer gevoel. Natuurlijk, een vrouw kan 't er wel naar maken, dat d'r man van haar vervreemdt. Dan is 't haar eigen schuld, he?.... Maar wat dit betreft, 't ls te gek om van te praten!.... Cato hunkerde naar 't oogenblik, waarop ze weer in het magazijn zou kunnen komen. En wanneer rij er over sprak, was Frits buitengewoon bezorgd. Ge weet wat de dokter hteeft gezegd, riep hij uit als je weer instort, zou 't erger kunnen wezen. Over haast je nu toch niet, kind. Alles gaat best En zij bleef in haar kamer. Al-maar denkend aan wat daar béneden alzoo voorviel. De verzekering dat rij absoluut niet noodig was voor den geregel den gang van zaken hinderde mevrouw Cato. Frits kwam zeer zelden naar haar kijken. Vroeg wel eens, pier spreekbuis, of galles goed ging", voegde er wel eens bij dat ze hii maar gauw wat moest gaan rusten.... Zijn toon, was koel, gehaast onver schillig. De woorden, die hij sprak, waren wel harte lijke meestal, maar rij voélde een scherp contrast tusschen dat zeggen en wat er in Frits omging. Im stilte zat rij wel te schreien. Op ziekeren dag had ze den dokter nogmaals gevraagd, of ze nu neusch nog altijd boven moest blijven. Toen kreeg Cato ver- IqjE. mits dik gekleed en als rij niet te lang zich vermoeide, zoo eiken dag een halfuurtje langer, voor tocht oppiassen en vroeg rust gaan nemen. Ze zei er mets over tegen Frits. Maar den dag erop verscheen rij in het magazijn. Hij schrok ervan merkte zij dadelijk. Er kwam eene toornige, nijdige uitdrukking in zijn, oogen. O, ze bespeurde alles zoo duidelijkdat adertje bij z'n linkeroog zwol, wat altijd gebeurde wanneer hij driftig was. Jij nier 1 zei Frits op ruwen, bitsen toon. En Cato voelde zoo diep, dat 't niet was angst voor haar gezondheid, die hem prikkelde.,.. Maar ze wist zich goed te houden. Met verlof van den dokter, mannie riep zij uit wees maar gerust, hoor L... Ik zal neel voor zichtig rijn!,... Meteen liep mevrouw Cato naar het magazijn. Vond Mlle Cornelie. Ze zag, dat Frits haar al gewaarschuwd had.... En de nieuwe winkeljuf kwam neel eerbiedig naar haar toe. Heel nederig en onderdanig. Zei, dat ze 't zoo prettig, zoo gelukkig, zoo heerlijk vond dat mevrouw weer hersteld was. En hoe uitstekend mevrouw eruit zag. En hoe rij hoopte dat mevrouw tevreden over haar zou rijn.... Mlle Cornelie praatte door I* G. MOBEHLY. L HOOFDSTUK I. Het ongeluk. Er was een kromming in den witten weg, die recht tusschen de duinen liep, zoo kaarsrecht, dat inen den witten band mijlen ver kon volgen; en er was geen spoor van eenig verkeer te zien op de lange, rechte, witte streep. Maar ju:ist op het punt van de lichte kromming, was een zijweg, verbor gen achter hooge hagen, die vaij een afgelegen ge huchtje leidde en op den witten weg uitkwam. De hagen langs den hoofdweg waren laag en daarachter strekten zich aan weerskanten de ak kers uit: waarin de ontgonnen duingTond verdeeld was en voorbij dat land lag een uitgestrektheid on bebouwde grond zachtgroen in de Aprilzon. Van den steilen heuvel, die eindigde bij de nau welijks zichtbare kromming, kwam een groote auto in razende vaart afrijden, want de bestuurder, die den langen rechten weg voor zich zag en van hard rijden hield, had de grootste versnelling genomen, niet wetende, dat er achter de dwarse haag een •/.ijweg was. Juist voor hij den voet van den heuvel had bereikt, had hij, terwijl zijn hand licht op het stuurrad rustte, zijn hoofd even half afgewend om tegen zijn metgezel te praten, toen hij, te laat, de kromming fcag den zijweg en uit. den zijweg komend een auto niet minder groot dan de zijne. In een paar seconden was alles voorbij. Er was geen tijd om te schreeuwen, nog minder om te rem men. Er was zelfs ternauwernood tijd voor de snel le gedachte: „We zijn er geweest", toon de twee groote auto's met een ontzettenden slag tegen el kaar vlogen en de inzittenden op den weg werden geslingerd. De twee mannen, die in de auto hadden geze ten, die den zijweg afkwam, krabbelden over-eind uit het stof en waren, wonder boven womder, behal ve eenige lichte wonden en kneuzingen, ongedeerd. Maar de twee uit de andere auto lagen iroerloos en bewusteloos aan den kant van den weig; de een, klaarblijkelijk een knecht, op het gras tegen de haag; zijn ee,ne hand omklemde de' lang'e halmen. De andere degeen, die nog zoo kort te voren met zijn hand luchtig rustend op het stuurrad, zich vroo- 'ijk lachend half omgekeerd had. lag verschei dene meters verder; zijn gezicht gekeerd naar den blauwen Aprilhemel en een streep bloed op zijn was- bleeke wang. i De twee, die op zulk een wonderbaarlijke wijze ongekwetst waren gebleven, haastten zich naar de AL.KMAARSCHE OVERAL VERKRIJGBAAR. zeer bescheiden, zacht met allerliefst glimlachje tegen mevrouw Cato. Vertelde met respectueuse ver trouwelijkheid over allerlei dingen van den tijd, door mevrouw boven doorgebracht. Stedde haar ongevraagd op de hoogte. Cato merkte, dat haar man dicht bij staand, het gesprek trachtte te volgen en ook hoe een fijn glimlachje om rijn lippen speelde. Maar toch zij had moeite om te gelooven, dat Mlie Cornelie.... Toen Frits haar iets vroeg antwoordde wipkeljuf zéér beleefd, maar zoo ijskoud, zoo geretireerd dat me vrouw Cato zich bijna een verwijt^begon te maken van haar verdenking, haar wantrouwen.... Nu liep winkeljuf, die haar een arm had gegeven en de shawl, die Cato droeg, wat dichter om haar hals plooide, naast haar door het magazijn al-maar iratend, vertellend ook over haar vroegere betrek- ringen „confidenoes" doend over haar verloving met een jongmensch van zeer nette familie en van prachtige vooruitzichten, maar wiens ouders nu een maal „andere plannen" met hem hadden.... Over een paar jaar zouden ze echter trouwen dat stond vast. Mlle Cornelie hield zoo dol en zielsveel van haar verloofde en wat er ook gebeurdehaar Theo zou trouw blijven... Winkeljuf wischte zich nu en dan even de oogen af. Beloofde mevrouw morgen Theo s portret te zullen meebrengen. 't Was verbijsterend van eenvoud en ongefcnutselde waarheid. Mevrouw Cato begon zich werkelijk te schar men. En toch wanneer rij dacht aan allerlei dinr gen, die haar in de jongste weken getroffen hadden wanneer het niet-bijster schrandere vrouwtje begon „te combineeren", hetgeen rij alzoo had opgemerkt en met elkaar In verband bracht. Maar dit stond toch vast: Cornelie was haar meer meegevallen, dan rij in de verte had kunnen vermoeden. Zij wilde juist de achterdeur van het magazijn ope nen. ruim een halfuur vroeger dan rij sinds haar herstel gewoon was benoden te komen, toen mevrouw Cato snel de hand terugtrok.... Er werd heel zacht gesproken in het kamertje, waar allerlei bestelgoed werd neergelegd voor de ontspanning. Neen, zei een vrouwestem je weet wat ik je eenmaal gezegd heb, Frits. Ben-je vrij is je huwe- lijk met Cato wettelijk ontbonden, dan is 't een andere zaak. Dat Je mij niet onverschillig bent, dat hoef ik niet te herhalen. Ik houd heel veel van je.... Heel veel. Maar ik ben een "fatsoenlijk meisje. Dus nog maals: als ik je vrouw kan worden.... Je wettige vrouwi... •- - En Frits antwoordde iets, dat Cato niet verstaan kon. Maar wel wist zedaar stond Mlle Cornelie jle nieuwe winkeljuf met haar man. En zü doorzag, on danks het wat trage van haar gedachtenievenhoe die vrouw, die geraffineerde kokette, de eerbare de onge naakbare speelde om Frits nadat zij hem in haar netten had gevangen heelemaal in te palmen de wettige gade verdringend.... Gato rende de gang door naar bovenSloot de deur van haar kamer. Lag te kermen van wanhoop, nu rij zeker wist, op haar bed. Vloog toen op.... Stapte door het vertrek. Wat te doen?.... De dolste gedachten zwermden door het 'koortsige brein van de arme vrouw. En ze ging zitten peinzen met strak-bleeke wangen en almaar turende, gloeiende oogen. Toen, dien middag, alles stilt was in het magazijn Frits de stad in Mlle Cornelie met het andere personeel aan het koffie drinken, slechts een paar hulpkrachten present om op te passen voor het zeer onwaarschij nlijke geval, dat er op dit oogenblik klanten zouden komen toen sloop mevrouw Cató naar het kantoortje van Frits. Zij kende er natuurlijk den weg; wist waar hij. voor korten tijd afwezig, de sleutels altijd legde Voor de „kleine kas." Mevrouw Cato ging zeer haastig tewerk. Zij had nu het middel in handen om de gehate onschadelijk te maken. Zij grabbelde in het bankpapier dat Frits wist rij straks zou noodig hebben voor wisselen, kleine vorderingen af doen, en zoo meer. 't Was leek haar bij vluchtig bekijken ruim een paar honderd gulden... Zij sloot weer snel alles en spoedde zich angstig sluipend in eigen huis, doodsbang nu gezien te worden naar boven. Naar het kamertje van Mll Gornilie, de intieme winkeljuf. Mevrouw Cato stopte 't onderaan in het koffertje, waar de sleutel opstak.... Vloog toen in koortsige opwinding naar haar kamer terug. Kleedde zich snel uit. Ging tebed, zoodat zij straks zou kunnen zeggen zich 's ochtends te afgemat gevoeld te hébben omr dien dag, Op te staan. En de hevige opschudding het groote tumult volgde. Op zeker moment 'kwam Frits zelfe haar kamer bin- enstuiven, uitroepend: Ik beo. bestolenL..„ Ze hebben me bij de driehonderd gulden uit mijn i asette weggehaald. To Ze deed of ze, niet begrijpend, uit zwaren dommel pschrikte. Had zich een doek om het hoofd gt^ - onden. Bij de driehonderd gulden..... Dus had zij ch, het geld -Uit de cassette nemend, nog vergist Mevrouw stond dadelijk op. Hoorde met groote ge- i ieting, dat de politie al was gewaarschuwd. Zij wilde plekken, waar de gewonden lagen, bogen zich over hen heen en onderzochten ze zoo zorgvuldig als op dat oogenblik mogelijk was. De oudste van de beide mannen, die dus in staat waren de twee an deren te heilpen, was zwaar en forsch gebouwd; zijn vrij grof, m.aar sprekend gezicht drukte diep mede lijden en ernstige bezorgdheid uit Zijn metgezel was versche idene jaren jonger en kon, ondanks zijn bleekheid tengevolge van den schok en de ontstel tenis, bepaald knap genoemd worden. Dat de twee bewustelooze mannen leefden,, had den de twee «ndei-a spoedig kunnen vaststellen maar ook dat ze ernstig; gekwetst waren en de meester er ger dan de Knecht Een voorbijgaand fietser bood aan hulp te halen uit de naburige stad, twee mij len verder en hoe wel het den twee wachtenden eeu wen toescheen vo<or die hulp kwam, ze kwam toch eindelijk, de slachtoffers van het ongeluk werden naar het ziekenhuis gebracht, dat op een der heu vels was gebouwd die Twillsbury omgaven, en heer en knecht werden naast elkaar gelegd in de groote zaal, bestemd voor' hen, die door een ongeval getrof fen waren. De knecht kreej? het eerst zijn bewustzijn terug, en terwijl de interne geneesheer hem -onderzocht, sloeg hij plotseling zijn oogen op, keek den jongen dokter aan en zeide: „Het was mijn schuld niet, mijnheer. Mijnheer Cle- vedale wilde zelf rijden en hij wilde niet luisteren, toen ik hem vroei? toch wat op te passen. Had hij mij maar laten rijden, dan zou het niet gebeurd zijn. Wat zal ik toch tegen Sir James zeggen!" De man bracht dit alles hortend en stootend uit; hij was klaarblijkelijk diep ongelukkig en dokter Boud antwoordde hem op bedarenden toon, vol vrien delijke kalmte: „Tob nu niet «over het ongeluk, beste kerel,1 Jij hebt er niet de minste schuld aan, dat is uitge maakt Probeer nu stil te blijven en niet te tob ben. Zeg me alleen nog even den naam van je meester, en dan zal ik je niet verder plagen. Pro beer of je slapcm kunt, en ga je nu geen verwijten maken over ieUi, waar je part noch deel aan hebt {Tfihfid." Mijnheer Clevedale mijnheer Denis Clevedale heet mijn meester. Maar och, wat zal Sir James zeggen! Mijnheer Denis is zijn oogappel en Lady Clevedale houdt nog meer van hem, als het moge lijk is. U gelooft toch niet, dat hij er erg aan toe is?" „We kunnen nog niet met zekerheid zeggen, hoe het met hem gesteld is", antwoordde dokter Bond, Zoodra we hem onderzocht hebben, zal je het weten. Geef me nu nog het adres van zijn vader en dan zal de zuster je komen helpen en maken, dat je gemakkelijk ligt". „Clevedale Manor, Dunsmere. We reden er van daag juist naar toe. Mijnheer Denis zag dat de weg zoo recht was als een kaars en hij rijdt alitijd graa^ hard en nu had hij de grootste versnelling, en toen" de man rilde en sloot zij'n oogen, alsof het beeld van het gebeurde weer voor hem oprees. Dokter Bond legde zacht zijn hand op zijn schouder: „Probeer er nu niet meer aan te denken", zeide hij. „Drink nu even dat glas uit, dat zuster hiervoor je brengt en dan' ga je rustig slapen. Als je wak ker wordt zullen we je kunnen zeggen, hoe het met je meester is". Maar hoewel de dokter dit alles met opgewekte stem zeide, wist hij, dat de berichten, die Tom Da- vis van zijn meester te hooren zou krijgen, niet goed zouden zijn, want de man in het volgende bed, het bed, dat zorgvuldig met kamerschutten omringd was had doodelijke inwendige kwetsuren gekre gen. Het was voor hem nog maar de kwestie of hi, nog eenige uren of wellicht een paar dagen zou le ven, maar dan moest onvermijdelijk het, einde ko men. „Ik zal dadelijk telegrafeeren naar het adres, dat de chauffeur me gegeven heeft", zeide dokter Bond tegen zuster Margeret, die buiten dien wijden kring van kamerschutten op hem wachtte. „Als Sir James een auto heeft, kan hij in twee uur hier zijn. Er is geen tijd te verliezen. Is de arme kerel nog altijd bewusteloos?" Zuster Margeret knikte van ja en ging even op zijde, om den dokter voorbij te laten gaan naar het bed, waar de gekwetste nog altijd roerloos neerlag. Hij was een jonge man met een knap, innemend uiterlijk, die in zijn gezonde dagen het type van vroolijke onbezorgdheid moest zijn geweest, en zus ter Margaret dacht, dat een moeder of verloofde graag haar vingers door zijn kort krullend haar zou laten glijden. „Hij kan niet veel ouder zijn dan vijf-en-twintig, de arme kerel", zeide dokter Bond met gedempte stem en een oneindig medelijden in zijn grijze oogen „en hij heeft zich zelf door zijn onbesuisde roeke loosheid in den dood gedreven" „Hoe vreeselijk", zeide zutter Margaret, die den dokter gevolgd was om haar instructies te krij gen. „En de twee uit de andere auto zijn niet ge kwetst?" „Neen, om zoo te zeggen niet. Ze worden op het oogenblik verbonden, maar het is maar een kwestie van eenige kneuzingen en een paar ondiepe sne den. Een van de twee is mijnheer Holdsworth, die onlangs een groote som aan het ziekenhuis gege ven heeft. Hij was gaan rijden met iemand, die hem op was komen zoeken, een oppervlakkige kennis van hem, vermoed ik. want ze zijn volstrekt niet op intiemen voet met elkaar, en hij reed heel voor zichtig, zooals hij altijd doet, toen de auto van den jongen Clevedale in de zijne reed. Hij zeide, dat hij al lang van te voren op zijn hoorn had geblazen, maar Clevedale schijnt dat niet gehoord te hebben. De heer, die met mijnheer Holdsworth reed, een mijnheer Duncan, is ook een automobilist en hij zegt, dat het ongeluk enkel en alleen te wijten is aan het roekeloos snelle rijden van den jongen i levedale. „Het is ontzettend"» zeijie de zuster, toen de deur t penging en de twee mannen, waarover de dokter list gesproken, had, binnentraden. De een, Mar- .n Holdsworth, was. zooals gezegd werd, forsch en stevig gebouwd, met een gezicht, dat gekentee- kend kon worden met dit eene woord: betrouw baar. Hij was niet knap, maar er lag een rustige be slistheid in zijn oogen sn in de trekken van zijn fer- ïnen mond en kin, die ieder, die hem kende, ver trouwen inboezemde. Zijn metgezel daarentegen was een in het oog loopende persoonlijkheid. Zijn don kere oogen, zijn gebronsd teint, zijn fijnbesneden mond en regelmatige trekken vormden 'n zeldzaam mooi geheel, en maar niet weinig menschen zouden misschien de opmerking hebben gemaakt, dat de t ogen iet of wat te dicht bij elkaar stonden en dat de fijne lippen zich wat te dikwijls tot een cynischen glimlach plooiden: De oogen van zuster Margaret gingen van den eenen man naar den anderen met den haar eigen rustig-vriendelijken blik, maar toen zij zich op den donkeren man vestigden, schrikte zij zichtbaar. Hij had haar zoo gauw niet gezien. Zijn oogen dwaal den met een zekere onverschilligheid door de lange zaal met de ijzeren bedden, de verpleegsters in hun nette kleeding, het algemeene voorkomen van orde en netheid, dat een modern ziekenhuis kenteekent. Maar nu ontmoette plotseling zijn blik dien van de zuster, die nog steeds naar hem keek met een vreem de uitdrukking van ontsteltenis in haar oogen, en op dat oogenblik werd de cynische glimlach om zijn lippen nog sterker en in zijn oogen kwam iets, dat leek op genoegen of triomf. Maar dit was slechts even, toen keek hij weder naar de beide andere mannen en scheen hij geheel oor te zijn voor de bezorgde vragen, die zijn vriend, Martin Holdsworth aan dokter Bond deed. Maar toen zuster Margaret zich van de kleine groep verwijderde en werktuige lijk een glas water opnam van een tafel, beefde baar hand zoo, dat zij genoodzaakt was, het glas neer te zetten. En hoewel de man met de donkere oogéh geheel verdiept scheen in het gesprek met den dok ter, sloeg hij haar toch ongemerkt gade, en ópnieuw speelde de cynische glimlach om zijn lippen, ter wijl de triomfeerende uitdrukking in zijn oogen nog sterker wérd. HOOFDSTUK II. „Zorg voor haar". „Kan er absoluut niets meer gedaan worden?" „Ik vrees van niet De eerste geneesheer heeft al naar een bekend operateur in de stad gestuurd, maar Michael Bond maakt den zin niet af, en dat veel- beteeksnend zwijgen zeide den vader van Denis Clevedale alles. Hij stond bij het raam in zuster Margarets's kleine zitkamer, een statige oude man, ernstig, waardig en hoffelijk in zijn optreden, kalm

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 7