TABAK van J. R. KEUSS
Schetsen uit de Rechtzaal
ALKMAARSCHE
OVERAL VERKRIJGBAAR.
De Veranderlijkheid der Vrouw.
„TOCH ZOO KWAAD METU."
Over oen maand werd 't zeven jaar, dat op dien
avond, die nooit uit jfn herinnering zou gaan en
waarvan het terug-denken aan dat onzalige uur hem
telkens de borst klemde; h«n 'a nachts met *«n kreet
van schrik deed opspringen in zijn bod, dat Kee met
een gil wakker werd... Dut Hoefman hom. getelefoneerd
had. 't Wus ai over tienen. Zij keken elkaar ont
steld aan... „Wie zou dat kunnen wezon'?...." Na lang
wikken en wegen hadden zij zich onlangs oen tele
foon aangeschaft. Maar dat nieuwerwets chü dood zon
derling in het verouderde winkeltje, dat nog zn klant
jes van vele jaren terug had behouden, die ook wel
eens 't nieuweling aangebnichten, maar aan restaureeren,
'n aardig geveltje makon met spiegelruiten en wat fleu
righeid: daar had meneer Kosters nooit toe willen
overgaan. Trouwens zij waren ingeteerd. Hij had t
voor Keo verzwegen. Z'n vrouw mocht had de
dokter gezegd vooral geen schokken te lijden heb
ben Drie jaar geleden had ze dien aanval gekro
gen," terwijl we aan tafel zaten, was zij plotseling
bloedrood geworden en doodsbenauwd. De dokter had
het geval eerst heef ernstig ingezien: weinig hoop ge
geven. Maar zij haalde t erop. Haar linker hand
was eerst heelemaal lam; langzamerhand kwam er een
tikje beterschap in. Maar die behandeling van een
specialiteit, met electriceeren en zoomcer kostte
hoopen geld. En toen het vooriaar naderde, had dok
ter gezegd dat zij oen week of zes, acht naar buiten
moest.
Kosters had een paar kamers in Gelderland ge
huurd. Alleen mocht Keetje niet blijven. Ze hadden
een advertentie geplaatst, en er was een meisje met
haar meegegaan. Van Zaterdagavond tot 's Maanddgs
heel vroeg ging meneer Kosters haar gezelschap houden.
En 't kostte al meer geld, geld....
Als Kee angstig vroeg, waar hij 't van bekostigen
moest, dan lachte hij haar uit. Loog, dat-ie een bui
tenkansje had geboft. Vertelde zelfs eens, dat-ie uit
da loterij een paar honderd gulden had getrokken.
Maar de waarheid was. dat hij stukje na stukje „pro
longeerde"; het fortuintje dat ze bezaten, al-meer slonk.
De Kosters' waren eigenaardige mensenjes, In de fa
milie en in de buurt waren zij bekend als stug,
trotsch, teruggetrokken. Visite kwam er heel zelden.
Zij hadden genoeg aan elkander. Waren steeds uiterst
schen', maar er „op zichzelf"... Ze waren precies eender
van natuur en de gedachte dat ze elkaar zouden
kunnen verliezen, was hun onverdragelijk. Kinderen
hadden ze nooit bezeten.
Op dien avond werd er getelefoneerd. Zij keken
met schrik naar het toestel dat in een hoek van
't woonvertrek was aangebracht. Kosters had zijn cham-
bre-cioack en zijn pantoffels reeds aan. Keetje zaj
te dutten, terwiil de krant, waarin ze had zitten tu
ren, iiaar hana was ontgleden.
„Wat 's dat nou?" riepen zij allebei uit.
„Ja, wie daar?" vroeg hij met beverige schrik-
stem. „Wie zegt u?.... O. Hoefman I|?.. Gut-nog toe.
kerel, pen jij 't zoo laat?... Wét zeg je?... Nou nog?
Wat is er elan aan <de hand?.... Hé?... wat zee jo?
Maar dat kan toch wel morgenochtend?.... Wét?...
Tja, 't is een gek geval
Koe zat te luisteren met voldaan gelaat. Snapte er
niets van. Haar man stond nog te nooren naar wat
Hoefman verder praatte, boom van telefoon aan
z'n oor,
„Tja, tja.," hoorde Kee hem eindelijk antwoorden,
nadat het onverstaanbaar kraspiepon van een opge
wonden stem 'n heede poos geduurd had. „afijn ik
zal komen. Als 't zóo pressant isl.... Jawel, ik heb
Jo verstaan. Nou, over tien minuten ben ik bij je."
En tot z'n vrouw den gordel van zijn kanier-
japon reeds losslrikkend en zoekend naar z'n laar-
zon „Een gek geval. Hoefman moet mij abso
luut vanavond nog spreken,,.. Ik snap er niks vaa
Geen stook I'. Afijn...
En hij kloedde zich verder.
„Jo gaat toch niet?" riep Kee uit, bevend van
jcihrik, .,'t loopt naar halfelf. Dat kan morgen
toch best behandeld worden. Is Hoefman nu heelemaal
gek geworden?"
„Och, hij is zoo'n opgewonden standje, weet je toch"
suste hü haar, ,,'t zal wel weer op niks uit
draaien. Maar lk mag he mmet botweg weigeren te
komen. Toen ik hem noodlg had, heeft Hoefman mij
als oen broer geholpen, vrouw t Dat mag een mensch
niet vergeten."
Hij stond gereed om uit te gaan.
Zi) zat te peinzen, 't Was sinds die ziekte
niet moer zoo hoel helder in haar hoofd. En zij
erkende: Hoefman had eens, vele jaren geleden, op
stel en sprong driehonderd .gulden geleend, toon ze
aan een wissel tekort kwamen. Hij had hun eer go-
red....
Kosters riep het dienstmeisje, zei haar, de juf
frouw gezelschap te houden, totdat hij weer thuis was.
„Om elf uur, laat 't kwart over elven zijn. ben
ik weer terug 1" stelde hij gerust.
„Ik? Maar ik heb nooit in mijn leven zulk werk
gedaan? Hoe zou ik met daarvoor durven aanbie
den. Dat zou een ongeloofelijk fiasco zijnl" -
„Bertlialief, Je hebt verstand genoeg om iets wat
Je beslist voorneemt, ook goed ten uitvoer te bren
gen. Al wat je noodig hebt is durf. Ik kan uitsteken
de getuigschriften voor je krijgen en dan moet je
verder wat zelfverloochening hebben. Je kunt er
niet heengaan als de elegante jonge dame, die je
nu bent. Je moet je er naar kleeden".
„Ik geloof beslist, dat ik 't niet doen kan", zeide
Bertha eenigszins Jmrtaf en op vasten toon.
„Jawel, je kunt het heel goed; Holdsworth is wat
men noemt „een goed mensch" do stem van Dun-
can had iots boosaardigs en spottends tegelijk „en
goede menschen zijn spreekwoordelijk dom, om niet
te zoggen idioot."
„Maar waarom wil Je, dat ik een rol speel, die hee-
lemuaJ niet geschikt voor me is??".
„Waarom ik wil, dat je solliciteert naar do post
van secretaris? Omdat de waardige Holdsworth mij,
zonder het zelf te vermoeden, er weer heelemaal bo
ven op kan brengen. Hij is een rijk man en een man,
die van verscheidene finantieele zaken meer weet
dan de buitenwereld er van weet. Hij zou iemand tel
kens en telkens een tip kunnen geven bij de eene
of andere speculatie. En wat hij weet, wil ik weten,
en lij moet het medium zijn. Begrepen?"
„Om 't maar eens ronduit te zeggen: ik moet dus
uit zijn correspondentie stelen, wat jij noodig hebt."
„Jo stelt de zaak noodeloos zoo cru mogelijk voor"
zeide Bernard, „ik doe er Holdsworth toch absoluut
lingi
geen kwaad mee, als ik een paar dingen even gauw
weot als hij en voordat het groote publiek ze weet.
Jij hebt een uitstekend hoofd voor zaken. Zie alles,
wat in ons voordeel kan zijn, van Holdsworth te we
ten te komen, en lk beloof je een flink deel van de
winst, die ik maak".
„Jo spreekt van cru", zeide zij met een kort lachje,
„maar jij windt er ook geen doekjes om!"
„Waarom zou ik dat tegenover Jou", antwoorde
hij brutaalweg. „Wij kunnen toch waarlijk wel open
hartig tegen elkaar zijn en ik hen niet bang, dat je
iets verraden zult van 't geen ik Je toevertrouw".
„O neen, verraden zal lk je niet Er lag weer bit
terheid in haar stem. „Maar ik geloof, dat or niet de
minste kans op is, dat ik die betrekking zal krijgen.
Hoe kan ik getuigschriften overleggen. Wie zal er
idioot genoeg zijn om te zeggen, dat ik voor zulk
work geschikt ben? En waarom zou de man dan nog
juist mij uitkiezen? En dan nog hij is immers on
getrouwd? Hij zal geen jong meisje als secretaresse
willen hebben".
„Laat mij maar zorgen voor die getuigschriften...
Neen, lk ben niet van plan je zelf te recammandee-
En hij ging op weg.
In het café, waar ze elkaar zaten te «wachten, zat
Hoefman op heete kolen.
(Met nog iemand, die zich., zoodra Kosters binnen
kwam, haastig verwilderde; aan de leestafel ging zitten.
En Hoefman vertelde. Hij zag vuurrood en zyn oogen
schitterden van opwinding. Een lang verhaal, dat hij
met onbegrijpelijke radheid opdreunde, te ongeduldig
om 't geregeld te dcien, den ander als biolo
geerend met rijn fonkelende koortsigen blik.
Het eenvoudige, ouwerwetsciie mannetje zat te luis
teren. En kon niet zoo snel begrijpen. Hij werd als
overrompeld,...
'„We zijn sinds meer dan twintig jaar vrienden",
zei Hoefman, hem de rechterhand toestekend, „als
ik je o pmijn eerewoord iets verzeker, dan vertrouw je
mij toch?"
„Natuurlijk, natuurlijk," zei Kosters niet wetend, wat
te antwoorden.
„No udanl" zei de ander „ik zeg je, 't is een
bloote formaliteit. Niks andersl... De zaak is zoo gezond
als een visdh£ 't Eenige is, dat ik op het moment moet
geholpen worden. Verder kraait er geen haan na. Je
hoort en ziet niets van de historie. Je pootje even
zetten, dat 's alles 1"
En hij ging den deftigen meneer, die aan de lees
tafel zat op den schouder tikken.
Hun tafeltje naderde een tamelijk kleine figuur, zeer
elegant gekleed, met gouden lorgnet op den tneus een
prachtig fonkelenden ring aan dein pink, een dubbele
gouden horlogeketting op 't vest.
Hoefman stelde hem zijn vriend voor als meneer £jjs
en zoo, directeur van de Nieuwe Administratie Bank.
De financier droeg een kleurig lintje in het linker
knoopsgat. Hoffelijk-koeltjes beantwoordde hij Koster's
nederigen groet.
,Als meneer Hoefman nie ttot mijn beste vrienden
behoorde", zei hij glimlachend, „dan zou ik zeker niet
o pdeze wat ongewone wijze van ageeren, eene transactie
behandelen I"
(Meneer Kosters was beteuterd, zocht tevergpeffsch
naar woorden.,.,
„Ik heb meneer gezegd, dat zijn borgstelling niets dan
eene formaliteit is, dat ik natuurlijk de zaak zelf
geheel afwikkel, en dat er dus voor hem niet de
mipste reden bestaat om zich ongerust te maken.,.
Trouwens... meneer Kosters en ik zijn boezemvrienden
sinds meer dan twintig jaar. Dat zegt genoeg."
Kosters zag den voornamen Bankdirecteur vragend
aan. Hij wilde toch ook van diens kant....
En op rustig geaffecteerde toon en hautain onderrich
tende wijze van spreken ze ide financier:
„Een borgstelling is en blijft eene bindende garantie
in den zin der wet. Ieder, die zich verbindt, is en
blijft natuurlijk aansprakelijk voor datgenen, waartoe
hij zich verbindt l"
'aarna hij even zweeg.
Hoefman
der?
zijn mensdhjes zoo
En het sloeg in.
De woorden van Bankdirecteur hadden op meneer
Kosters een prachtigen indruk gemaakt. Die financier
zei, waar 't op stond. Hoefman was de beste kerel
van de wereld, mnar zoo'n opgewonden standjei....
Altijd geweesti....
„Als man van haken", doceerde financier verder,
„zult u mij gelijk moeten geven."
„Zeker meneer. Zóó is 'tl" bevestigde Kosters.
./MaarI..." ze ifinanoier weer, wanneer men
zeker weet te staan tegenover man van oer, tegenover
eein ouden vriend. En als die vriend u plechtig op
oerewoord, verzekert, dat hij de schuld, welke 't bo-
Hoefman keek onrustig, verbaasd. Maar op finan-
r? gelaat speelde 'n fijn glimlachje. O, hij kende
Jroft, ten 'volle en geheel volgens verbintenis zal del
gen,,. Ja, dhn krijgt d
zien. Den kom» 't ban
de zaak zeker een ander aan-
in o bde vraag, of men dien vriend
houdt voor een fatsoenlijk man of vor don grootsten
schurk, die ooit geboren werd
De listige koolzwarte oogen tuurden door de lorgnet
glazen naar meneer Kosters.
„Noen i Waarachtig nietl" zo imoneer Kosters, rood
van schaamte, dat hij zijn oude vriend zoo wan
trouwde... met bevende handen, bril op neuspunt,
nauwelijksch zien wat hij ging doen, teekendo Kos
ters het accept. Van bij de drieduizond gulden. Dat
financier met ijzig-kalme onverschillige bewegingen in
zijn portefeuille stak. Daarna keek bij op zn prach
tig gouden horloge.
„Nu, amice", zei hij tot Hoefman' nik heb nog
oene conferentie over die onderneming... Je weet wel,
waar dat Kamerlid zich zoo voor interesseert... Wij
soupeoren vanavond in ons gewoon gereserveerd zaaltje,.,
„Adieu, meneer Kosten*, t is mij aangenaam..."
Reikend de toppen van zijn geglaceerd evingers. Win
keliertje boog heel diep.
De oude vrienden schudden elkaar de hand.
't Was bü balftwaalf geworden. Kosters schrok toen
hij 't zag. I L_Ll
Spoedtie zich naar huis.
En toen hij in de buitenlucht kwam, ging er angst-
knellen in hem. Was 't hem, of hij uit een roes ont
waakte. Vroeg Kosters zich af: „Wat heb ik gedaan"
Thuis wist hij Kee gerust te stellen, 't Was natuurlijk
weer niks geweest. Die Hoefman maakte zich doodelijk
druk over nietigheden... „Ik heb slaap, vrouw",
zei hij, „morgen vertel ik 't je wel.'
Maar uren lag hij in z'n bed te woelen. Zoodat er
in juffrouw Koetje's verzwakte hersens eindelijk veront
rustende gedachten opkwamen....
En de marteling had nu zeven lange, bange jaren
geduurd. Er was weer een „telefoon' gekomen, die
meneer Kosters ergens heen riep. Dat was de eerste
pijniging. Hoefman had een „slag" ondervonden, waar
niemand o pverdaoht was geweest.
In dollen doodsangst vloog Kosters naar het keu
rige. zelfs weelderige "kantoor van Bank-Directeur.
„U wee twat Ik u dien avond gezegd -hebl" zei
financier, hem lichtelijk verstoord aankijkend, „u
zult moeten erkennenik heb nooit oen schijn van
verantwoordelijkheid op mij genomen
Neen, dat wist Meneer Kosters. Maar... als hij die
drieduizend gulden dadelijk moest storten, dan was
hij verloren. Hij nam'directeur in z'n vertrouwen. De
ziekte van fn vrouw, de achteruitgang van z'n zaak,
't had hem geknakt, feitelijk fiad hij dat accept
niet mogen meeteekenen...
Neenl" zèi .financier, de wenkbrauwen heel hoog
optrekkend en op meesterlijke wijze verontwaardiging
veinzenden, „neen' meneer, dat hadt U noch tegen
over uw gezin, noch tegenover mij mogen doen I'
En hij legde de vingertoppen behoedzaam tegen elkaar.
Als hij Kosters omvergooide, zou hij er geen zij bij
spinnen....
Héter was de ..lange methode". Ten slotte had dien
schoelje van 't Hoefman.... financier er óók laten in
vliegen....
Na een lange poos gedurende welke meneer
Kosters al-maar het zweet van zijn schedel wlschte
zei financier:
,,'t Is tegen alle gewoonte en zelfs tegen de na
drukkelijke bepalingen, dio de gestie van mijn bank
beheerschen in, maar ik begrijp beide teleurstellin
gen. In loyaliteit in zaken, natuurlijk zoover als
't kan en mag, stel ik voorop. Ik wil trachten u
te helpen!" En hij legde uit Hij, financier, zou po
gen te prolbngeere.n
Zeker was 't niet. Hij zou z'n best doenRlskee-
rend feitelijk z'n prestige
Morgen zou hij meneer Hoefman telefoneeren
Welk nummer ook weer?
Een gouden potloodje werd gereed gehouden
„Neen» niet telefoneeren!" riep meneer Kosters
uit, aan Keetje denkend, „ik zal u wel oproepen!....
Hoe laat schikt u?"
Bank-directeur legde hem nogmaals uit. Morgen
moest er twee honderd vijftig gulden zijn. Als de
prolongatie ten minste lukteAnders; vóór vier
uur protest.
„Ik zal zien wat ik voor u doe", zei hij, hem tee-
ken gevend, dat het onderhoud was geëindigd.
Zeven jaar had het geduurd, In dien tijd was Juf
frouw Keetje gestorven. Toen Kosters uit was, had
zij, op zekeren ochtend, in zijn brieven geschom
meld. Hij had vergeten zijn schrijftafel te sluiten in
de agitatie. Zij had gemerkt, hoe hij steeds onrusti
ger werd, dat hij 's middags groote glazen cognac
dronk, en 's avonds nog weer grogjes, terwijl hij
vroeger vóór het eten, steeds zijn twee borreltjes
verschalkte en verder geen alcoholica. Ze durfde niet
vragen, bovendien wan hij prikkelbaar, snel op
stuivend.
Juffrouw Keetje had gevonden brieven van bank
directeur, van Hoefman. Alles was haar duidelijk
geworden...... Ze borg alles weer alsof niemand aan
de papieren geraakt had. Zei er géén woord van.
Hield zich goed. HIJ in zijn angst-toestand, lette
niet op haar beven en zonderling doen
Een paar dagen later, toen hij 's ochtends iets
tegen haar zei kreeg Kosters geen antwoqrd.
Juffrouw Keetje had oen nieuwen aanval van be
roerte gekregen. Dien zij niet kon overleven.
HIJ klampte zich vast aan z'n koopmans-reputa-
tle, die ondanks alles nog overeind stond.
Elke drie maanden moest hij „rente en onkosten"
betalen aan financier, die nog altijd het accept van
de c.c. drie duizend gulden in z'n bezit had. Zoodra
meneer Kosters achterstallig bleef, met „protestee-
ren, als Je dat soms dacht". Bernard glimlachte.
„Holdsworth is niet op me gesteld, en hij zou niets
te doen willen hebben met iemand die door mij ge
zonden werd. Maar je aanbevelingsbrieven zullen
schitterend zijn, wees daar maar niet bang voor; en
je bent handig en verstandig genoeg om de rol van
en bescheiden secretaresse in de perfectie te spelen.
Je moest er juist plezier in hebben. Je weet, dat je er
precies zoo uit kunt zien, als je er uit wilt zien, en
ik ben er van overtuigd, dat je je kunt metamorfo-
zeeren in het bescheidenste en geschikste secretares-
je, dat ooit gesolliciteerd heeft naar een dergelijke
1 ost. En wat je tweede bezwaar betreft, dat Holds
worth geen Jong meisje .zal willen nemen, hij heeft
(en oudere zuster bij zich van ongeveer vijftig jaar
dio het huishouden voor hem bestuurt, en dus be
hoeft hij voor het decorum niets te laten. Apropos
hij is goen oude jongeheer, zooals je dacht, maar
weduwnaar".
„Ik geloof, dat ik het aangenamer zou vinden, om
c-p Dunsmere'Manor te wonen", antwoordde zij. „Je
plan lijkt me wel erg phantastisch. Maar een ding
is zeker: geld hek ik even hord noodig als jij, en ik
kan moeilijk de Clevedales om een toelage vragen".
„Moeilijkl Jo doet heusch wijs met mijn plan niet
te verwerpen. Er is meer in dat je zoo op 't eerste
gezicht zoudt zeggen; zelfs meer, dan ik je nu ver
teld heb". N
„Meer?" Zij keek hem achterdochtig aan. „Wat
dan?"
„Alles op zijn tijd, kindlief, alles op zijn tijd! Niet
te haastig gebakerd zijn! Onthoud alleen dit maar:
als je wordt aangenomen, houd dan je ooren en oogen
voortdurend goed open, en bepaal je niet alleen tot
do financieels geheimen. Holdsworth is bijvoorbeeld
ook een der bestuurders van het ziekenhuis te Twills-
bury".
„Zoo?" zeide Bertha op onverschilligen toon, en
het ontging haar, dat Bernard's oogen kleiner wer
den wat altijd het geval was, alB hij op zijn hoede
was, om iets dat hij verborgen wilde houden, niet
te laten merken.
„Ja, en hij heeft er een macht van geld aan gege
ven. Daaraan ken je hem ook net iets voor hem
om hoopen geld uit te geven om bedelaars die veel
beter van dit ondermaansche konden verdwijnen in
't leven to houden. Maar ik ben toevallig geïnte
resseerd bij dat ziekenhuis en ik zou er graag het
een en ander van weten. Hoogstwaaschijnlijk kan
je me daar dan ook mee helpen", zeide hij op ge-
heimzinnigen toon en met een blik, waarvan zij de
beteekenls niet begreep. „Dus 't is afgesproken, hé?
Jij metamorfoseert je in een zedig secretaresje en ik
doe de rest".
HOOFDSTUK XIII.
„Als u maar altijd bij me kon blijven, bij ons,
bij baby en mij dan zou ik zooveel gelukkiger
zijn. Ik voel me zoo angstig in dit groote, deftige
huis, en ik geloof niet dat ik ooit alles zal kunnen
zijn hier, wat ik behoor te zijn. Maar als u hier
bleefBetty keek op uit den grooten leunstoel,
waarin zij zat, gesteund door kussons en stak met
een smeekend gebaar haar handen uit naar zuster
Margaret, die daarin aanleiding vond om zich over
haar heen te buigen en haar te kussen.
„U zal eens zien, hoe gauw u alle kleinigheden
weet, die u nu vreemd schijnen", antwoordde Mar
garet, en alleen haar zachte, rustige stem was als
1 alsem voor 't hart van de herstellendo zieke. „Sir
Jaines en zijn vrouw houden heel veel van u en van
laby zijn ze gewoon doodelijk".
„Maar ik ben bang voor die deftige kinderjuffrouw
die Lady Clevedale genomen heeft om voor hem te
zorgen", Betty's bruine oogen kregen weer do treu
rige uitdrukking, die zoo dikwijls hadden, ,,'t Is als
of hij niet meer van mij is. De twee kinderkamers
zijn alleen al zoo groot als ons heele kleine huisje
en ik heb een gevoel, alsof ik brutaal ben, als ik
er binnen kom de kinderjuffrouw kijkt me aan
alsof ik 't recht niet heb er bij te zijn, en 't is of
mijn kind mijn eigen jongen niet is. Hij is de klein
zoon van Sir James en niet mijn eigen lieveling;
maar ik ben zijn moeder en ik wil ook wat over
bem te zeggen hebben".
Margaret begreep, dat er iets waars in die klacht
lag en dat ze meer was dan de verbeelding van
een nog zeer zwak vrouwtje, dat alles erger inziet
dan t in werkelijkheid is. Zij ging naast haar pa
tiënt zitten, nam de beide magere handjes in de
bare en sprak met haar zachte stem over alles
wat Betty en haar kindje genoten in haar mooie
nieuwe tehuis, sprak van de vreugde van Denis' ou
ders nu ze haar bezaten en van het geluk, dat zij
hun kon geven. Maar hoewel Betty luisterde met de
zachte gewilligheid van haar karakter eigen, schud
de zij toch haar hoofd, toen Margaret zweeg.
„Ik heb hier het gevoel, dat iemand moet hebben,
die tot een andere wereld behoort", zeide zij. „En
ik ben ook eigenlijk iemand uit een andere wereld.
Ik had in mijn heele leven'geen menschen als Sir
James en zijn vrouw ontmoet. En als u weg bent, als
ik hier heel alleen ben, weet ik niet, wat ik be
ginnen moet".
„U zal wel heel gauw zien, dat u met baby hun
eenige troost is, en dat zal u gelukkig maken", zei
de Margaret „De dood van hun zoon ia zulk een
vreesolijke slag voor hen geweest, en nu is u en
het kind het eenige, dat hun leven waarde voor
hon geeft Bedenk wat uw kindje voor hen iB".
ren" dreigde, van het een weer op het andere. WaBt
op het accept stond, dat de schuld verviel op d«.n
zooveelsten, „of te allen rijde na dien Die „zoovee],
ste" was ruim zes jaar geleden geweest En elk uur
er na kon financier zich doen go den.
Alles van zijn voormalig fortuintje was weg. En
hoe hij nog het hoofd had kunnen ophouden, was
hem zelf een raadsel. Eens had het zoozeer geklemd
grogjesv4_
mensch ging hij naar een oude vriend. Hoefman
was al lapg verdwenen in Amenkaansche richting
en vroeg hem een paar effecten te leen, om to
prolongeeren. Over drie maanden zou hij ze „safe"
terugbrengen. En een poos later leende een andere
oudere vriend hem een effect ook ter prolongatie.
De financier was bevredigd geworden. En het ge.
vaar dat er een wisseltje zou geprotesteerd worden
voor som, één zijner oudste grossiers verschut
digd nog afgewend.
De worsteling duurde nog enkele maanden. Toen
meldde zich op' zekeren avond inspecteur van po
litie bij hem aan. De verkoop van de geleende ef
fecten was kenbaar geworden. Men wilde het eerst
niet gelooven. Maar de commissaris gelastte onder.
ZOek
Inspecteur vond meneer Kosters aan z'n zooveel-
ste grogje. Soezerig, versuft, uitgeput, maar half.
begrijpend, dat de groote ramp, het einde er was
Inspecteur kreeg hoopen papieren te zien. Kog.
ters schonk zich al maar grogjes. En op gegeven
moment ging inspecteur naar de telefoon In woon,
kamer, waar Hoefman zeven jaar geleden zijn „ou-
den vriend" met extra-spoed had geroepen voor
een „extra-urgente" zaak.
Hij vroeg instructiën. Moest hij verdachte in ar
rest stellen?Kosters begreep niet wat inspecteur
met commissaris onderhandelde
Hij kwam overeen, dat het huis dien nacht zou
bewaakt worden. Maar de verdachte kon nog blij
ven.
Toen den ochtend er op inspecteur weer kwam,
verkeerde verdachte in een toestand, die 't overbren
gen na&r een gasthuis noodzakelijk maakte.
Twee dagen later, zonder dat men hem verder kon
verhooren, overleed meneer Kosters.
„Gelukkig voor den armen kerel!" zei commissaris
toen Inspecteur hem de tijding kwam brengen, na
de bijzonderheden van het tragisch geval verduide
lijkt te hebben.
Toen financier, bankdirecteur, het bericht van
Koster's dood kreeg, cijferde hij een poosje na. „Die
Hoefman" concludeerde hij, „tieeft me er tusschen
genomen, dat wascht al het water van de zee niet
af. Maar alles en alles bijeengenomen, was het toch
geen onvoordeelig zaakje
MAITRE CORBEAÜ.
De veranderlijkheid .waarvan men de vrouw be
schuldigt, ligt waarschijnlijk voor het grootste ge
deelte aan destoornissen, waaraan haar natuur
onderhevig is.
Op de eerste plaats verwekt de vorming bij de
vrouw onder alle opzichten een veel grootere om
mekeer dan bij den man. Het moederschap, dat ver
moeienissen en ongemakken veroorzaakt, heeft ook
invloed op het karakter. Op lateren leeftijd verwekt
de gevaarlijke kritieke leeftijd storingen, waarvan
men de moreele terugwerking zeer goed begrijpt
Bovendien is de vrouw van tijd tot tijd onderhev
aan verschijnselen, die noodzakelijker wijze invli
moeten hebben op het zenuwstelsel.
Het bloed en de zenuwen, deze twee factoren
van het natuurlijk evenwicht, zijn .bij de vrouw
a&n gedurige stoornissen onderhevig. Het ia niet
te verwonderen, dat zij zoo dikwijle ten prooi is
aan aandoeningen, die voortkomen uit een verar
ming van het bloed of een verzwakking van het ze
nuwstelsel zooals: bloedarmoede, bleekzucht, neu
rasthenie, maagpijnen, hoofdpijnen enz. De vrouw
moet er dan ook meer dan de man geregeld voor
waken, dat zij haar bloed zuiver en rijk bewaart
en haar zenuwen krachtig houdt. Daarvandaan komt
het, dat de Pink Pillen voor haar zulk een groot
hulpmiddel zijn. Men kan heslist zeggen, dat de
Pink Pillen bij uitstek het geneesmiddel der vrouw
la. De hoedanigheden dier Pillen als versterker
van het bloed en opwekker der zenuwen hebben
op het teedere organisme den meest weldoenden
invloed. Er gaat om zoo te zeggen geen dag voorbij
men kan er do bewijzen van zien in de ver
klaringen, die in de bladen gepubliceerd worden
dat de Pink Pillen niet eenige merkwaardige
genezingen bewerken van vrouwen van lederen
leeftijd en van ieder temperament De Pink Pillen
worden bijzonder aanbevolen aan degenen, die lij-
den aan bloedarmoede, die overwerkt ziin, aan neu-
rasthenie lijden en aan alle zwakken in het alge
meen.
De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75 de dooi
en f 9 de zes doozen, aan net Hoofddepót der Pink i
n'" T%" - en bij
"olen-
bij de meeste goede drogisten
en i a ae zes aoozen, aan net Hooiaaepöt aer f
Pillen Da Costakade 15, Amsterdam; te Schagen
J. Rotgans Drogisterij Het Witte Kruis" Molt
straat C. 14 en verder bij de meeste goede drogis
„Wie was het toch, die hier is geweeat en me met
zulke vijandige oogen heeft aangekeken?" vroeg Bet
ty na eenige oogenblikken. „Ik was toen nog zoo
in de war door de koorts. En toen kwam er iemand
binnen, die me aankeek iemand met blauwe
oogen; zulke koude, onvriendelijke oogen. Zij zei
de, dat ik haar iets ontstolen had". Er lag weer iets
angstigs en bezorgds in de bruine oogen, die naar
Margaret werden opgeslagen, en deze legde met een
liefkozende beweging haar hand op het kleine hand
je met den breeden trouwring. Waarom dacht zij, -
dat ik iets van haar had weggenomen? Ik .heb nooit j
in mijn leven gestolen. Maar zij scheen een hekel
aan mij te hebben. Ze maakte me zoo angstig".
Margaret ging in haar geest de gebeurtenissen van
de twee drio laatste weken weer eens na en be
greep maar niet welk bezoek het had kunnen zijn,
dat Betty beschreef. Zij was op het punt te denken,
dat een vaii Betty's angstige droomen zoo levendig
was geweest, dat ze zich nu als werkelijk gebeurd j
dacht, toen het haar plotseling te binnen schoot, dat
'-l'' en was geko
cu aai uuiu, wen ze weer mnnentraa, nevig ïjiem*
had gevonden. Misschien, was freule Tarnley in stil
te de ziekenkamer binnengegaan en had zij in haaf
jalousie iets gezegd tegen Betty dat deze was bij
gebleven en ondanks de aanvallen van Ijlende koorts
niet uit het geheugen was gegaan. Als zij werkelijk
zoo harteloos, zoo laag was geweest om da arme zie*
ke te verontrusten, dan was het daardoor dat het
herstel zoo vertraagd was. En bij deze ontdekking
voelde Margaret hoe haar van verontwaardiging h°"
bloed naar het hoofd vloog. Maar zij liet net niet
merken, wat er in haar omging; Betty mocht niet
weten, dat iemand haar in haar ziekte verontrust
had.
„Er kan niemand bij u geweest zijn", zeide zij met
de haar eigen rustige kalmte. „Uw hoofd was toen
zoo vol vreemde fantasiën, u moet gedroomd heb
ben, dat er hier iemand binnen is gekomen en met
u gesproken heeft".
„Neen, ik heb het niet gedroomd", zeide Betty heel
beslist. „Het was werkelijk iemand, die voor mijn
bed stond en me zoo boos aankeek. Ik weet niet,
waarom zij zoo boos was. Ik heb nooit in mijn leven
iemand iets onaangenaams willen aandoen".
„Neen, daar ben ik van overtuigd", zeide Marga
ret met een lieven glimlach. „Als ik u was, zou i*
al die droomen on al dio dingen, die u in uw ziek
te vorbeeld heeft, van me afzetten. Denk er nu ni
meer aan. Denk er alleen maar aan zoo gauw ro
gelijk weer beter te worden, doe daar uw best voc
- dat is al wat u te doen heeft".
Wordt vervolgd.
olgd.