TABAK van J. R. KEUSS Schetsen uit de Rechtzaal ALKMAARSCHE OVERAL VERKRIJGBAAR. De Veranderlijkheid der Vrouw. „TOCH ZOO KWAAD METU." Over oen maand werd 't zeven jaar, dat op dien avond, die nooit uit jfn herinnering zou gaan en waarvan het terug-denken aan dat onzalige uur hem telkens de borst klemde; h«n 'a nachts met *«n kreet van schrik deed opspringen in zijn bod, dat Kee met een gil wakker werd... Dut Hoefman hom. getelefoneerd had. 't Wus ai over tienen. Zij keken elkaar ont steld aan... „Wie zou dat kunnen wezon'?...." Na lang wikken en wegen hadden zij zich onlangs oen tele foon aangeschaft. Maar dat nieuwerwets chü dood zon derling in het verouderde winkeltje, dat nog zn klant jes van vele jaren terug had behouden, die ook wel eens 't nieuweling aangebnichten, maar aan restaureeren, 'n aardig geveltje makon met spiegelruiten en wat fleu righeid: daar had meneer Kosters nooit toe willen overgaan. Trouwens zij waren ingeteerd. Hij had t voor Keo verzwegen. Z'n vrouw mocht had de dokter gezegd vooral geen schokken te lijden heb ben Drie jaar geleden had ze dien aanval gekro gen," terwijl we aan tafel zaten, was zij plotseling bloedrood geworden en doodsbenauwd. De dokter had het geval eerst heef ernstig ingezien: weinig hoop ge geven. Maar zij haalde t erop. Haar linker hand was eerst heelemaal lam; langzamerhand kwam er een tikje beterschap in. Maar die behandeling van een specialiteit, met electriceeren en zoomcer kostte hoopen geld. En toen het vooriaar naderde, had dok ter gezegd dat zij oen week of zes, acht naar buiten moest. Kosters had een paar kamers in Gelderland ge huurd. Alleen mocht Keetje niet blijven. Ze hadden een advertentie geplaatst, en er was een meisje met haar meegegaan. Van Zaterdagavond tot 's Maanddgs heel vroeg ging meneer Kosters haar gezelschap houden. En 't kostte al meer geld, geld.... Als Kee angstig vroeg, waar hij 't van bekostigen moest, dan lachte hij haar uit. Loog, dat-ie een bui tenkansje had geboft. Vertelde zelfs eens, dat-ie uit da loterij een paar honderd gulden had getrokken. Maar de waarheid was. dat hij stukje na stukje „pro longeerde"; het fortuintje dat ze bezaten, al-meer slonk. De Kosters' waren eigenaardige mensenjes, In de fa milie en in de buurt waren zij bekend als stug, trotsch, teruggetrokken. Visite kwam er heel zelden. Zij hadden genoeg aan elkander. Waren steeds uiterst schen', maar er „op zichzelf"... Ze waren precies eender van natuur en de gedachte dat ze elkaar zouden kunnen verliezen, was hun onverdragelijk. Kinderen hadden ze nooit bezeten. Op dien avond werd er getelefoneerd. Zij keken met schrik naar het toestel dat in een hoek van 't woonvertrek was aangebracht. Kosters had zijn cham- bre-cioack en zijn pantoffels reeds aan. Keetje zaj te dutten, terwiil de krant, waarin ze had zitten tu ren, iiaar hana was ontgleden. „Wat 's dat nou?" riepen zij allebei uit. „Ja, wie daar?" vroeg hij met beverige schrik- stem. „Wie zegt u?.... O. Hoefman I|?.. Gut-nog toe. kerel, pen jij 't zoo laat?... Wét zeg je?... Nou nog? Wat is er elan aan <de hand?.... Hé?... wat zee jo? Maar dat kan toch wel morgenochtend?.... Wét?... Tja, 't is een gek geval Koe zat te luisteren met voldaan gelaat. Snapte er niets van. Haar man stond nog te nooren naar wat Hoefman verder praatte, boom van telefoon aan z'n oor, „Tja, tja.," hoorde Kee hem eindelijk antwoorden, nadat het onverstaanbaar kraspiepon van een opge wonden stem 'n heede poos geduurd had. „afijn ik zal komen. Als 't zóo pressant isl.... Jawel, ik heb Jo verstaan. Nou, over tien minuten ben ik bij je." En tot z'n vrouw den gordel van zijn kanier- japon reeds losslrikkend en zoekend naar z'n laar- zon „Een gek geval. Hoefman moet mij abso luut vanavond nog spreken,,.. Ik snap er niks vaa Geen stook I'. Afijn... En hij kloedde zich verder. „Jo gaat toch niet?" riep Kee uit, bevend van jcihrik, .,'t loopt naar halfelf. Dat kan morgen toch best behandeld worden. Is Hoefman nu heelemaal gek geworden?" „Och, hij is zoo'n opgewonden standje, weet je toch" suste hü haar, ,,'t zal wel weer op niks uit draaien. Maar lk mag he mmet botweg weigeren te komen. Toen ik hem noodlg had, heeft Hoefman mij als oen broer geholpen, vrouw t Dat mag een mensch niet vergeten." Hij stond gereed om uit te gaan. Zi) zat te peinzen, 't Was sinds die ziekte niet moer zoo hoel helder in haar hoofd. En zij erkende: Hoefman had eens, vele jaren geleden, op stel en sprong driehonderd .gulden geleend, toon ze aan een wissel tekort kwamen. Hij had hun eer go- red.... Kosters riep het dienstmeisje, zei haar, de juf frouw gezelschap te houden, totdat hij weer thuis was. „Om elf uur, laat 't kwart over elven zijn. ben ik weer terug 1" stelde hij gerust. „Ik? Maar ik heb nooit in mijn leven zulk werk gedaan? Hoe zou ik met daarvoor durven aanbie den. Dat zou een ongeloofelijk fiasco zijnl" - „Bertlialief, Je hebt verstand genoeg om iets wat Je beslist voorneemt, ook goed ten uitvoer te bren gen. Al wat je noodig hebt is durf. Ik kan uitsteken de getuigschriften voor je krijgen en dan moet je verder wat zelfverloochening hebben. Je kunt er niet heengaan als de elegante jonge dame, die je nu bent. Je moet je er naar kleeden". „Ik geloof beslist, dat ik 't niet doen kan", zeide Bertha eenigszins Jmrtaf en op vasten toon. „Jawel, je kunt het heel goed; Holdsworth is wat men noemt „een goed mensch" do stem van Dun- can had iots boosaardigs en spottends tegelijk „en goede menschen zijn spreekwoordelijk dom, om niet te zoggen idioot." „Maar waarom wil Je, dat ik een rol speel, die hee- lemuaJ niet geschikt voor me is??". „Waarom ik wil, dat je solliciteert naar do post van secretaris? Omdat de waardige Holdsworth mij, zonder het zelf te vermoeden, er weer heelemaal bo ven op kan brengen. Hij is een rijk man en een man, die van verscheidene finantieele zaken meer weet dan de buitenwereld er van weet. Hij zou iemand tel kens en telkens een tip kunnen geven bij de eene of andere speculatie. En wat hij weet, wil ik weten, en lij moet het medium zijn. Begrepen?" „Om 't maar eens ronduit te zeggen: ik moet dus uit zijn correspondentie stelen, wat jij noodig hebt." „Jo stelt de zaak noodeloos zoo cru mogelijk voor" zeide Bernard, „ik doe er Holdsworth toch absoluut lingi geen kwaad mee, als ik een paar dingen even gauw weot als hij en voordat het groote publiek ze weet. Jij hebt een uitstekend hoofd voor zaken. Zie alles, wat in ons voordeel kan zijn, van Holdsworth te we ten te komen, en lk beloof je een flink deel van de winst, die ik maak". „Jo spreekt van cru", zeide zij met een kort lachje, „maar jij windt er ook geen doekjes om!" „Waarom zou ik dat tegenover Jou", antwoorde hij brutaalweg. „Wij kunnen toch waarlijk wel open hartig tegen elkaar zijn en ik hen niet bang, dat je iets verraden zult van 't geen ik Je toevertrouw". „O neen, verraden zal lk je niet Er lag weer bit terheid in haar stem. „Maar ik geloof, dat or niet de minste kans op is, dat ik die betrekking zal krijgen. Hoe kan ik getuigschriften overleggen. Wie zal er idioot genoeg zijn om te zeggen, dat ik voor zulk work geschikt ben? En waarom zou de man dan nog juist mij uitkiezen? En dan nog hij is immers on getrouwd? Hij zal geen jong meisje als secretaresse willen hebben". „Laat mij maar zorgen voor die getuigschriften... Neen, lk ben niet van plan je zelf te recammandee- En hij ging op weg. In het café, waar ze elkaar zaten te «wachten, zat Hoefman op heete kolen. (Met nog iemand, die zich., zoodra Kosters binnen kwam, haastig verwilderde; aan de leestafel ging zitten. En Hoefman vertelde. Hij zag vuurrood en zyn oogen schitterden van opwinding. Een lang verhaal, dat hij met onbegrijpelijke radheid opdreunde, te ongeduldig om 't geregeld te dcien, den ander als biolo geerend met rijn fonkelende koortsigen blik. Het eenvoudige, ouwerwetsciie mannetje zat te luis teren. En kon niet zoo snel begrijpen. Hij werd als overrompeld,... '„We zijn sinds meer dan twintig jaar vrienden", zei Hoefman, hem de rechterhand toestekend, „als ik je o pmijn eerewoord iets verzeker, dan vertrouw je mij toch?" „Natuurlijk, natuurlijk," zei Kosters niet wetend, wat te antwoorden. „No udanl" zei de ander „ik zeg je, 't is een bloote formaliteit. Niks andersl... De zaak is zoo gezond als een visdh£ 't Eenige is, dat ik op het moment moet geholpen worden. Verder kraait er geen haan na. Je hoort en ziet niets van de historie. Je pootje even zetten, dat 's alles 1" En hij ging den deftigen meneer, die aan de lees tafel zat op den schouder tikken. Hun tafeltje naderde een tamelijk kleine figuur, zeer elegant gekleed, met gouden lorgnet op den tneus een prachtig fonkelenden ring aan dein pink, een dubbele gouden horlogeketting op 't vest. Hoefman stelde hem zijn vriend voor als meneer £jjs en zoo, directeur van de Nieuwe Administratie Bank. De financier droeg een kleurig lintje in het linker knoopsgat. Hoffelijk-koeltjes beantwoordde hij Koster's nederigen groet. ,Als meneer Hoefman nie ttot mijn beste vrienden behoorde", zei hij glimlachend, „dan zou ik zeker niet o pdeze wat ongewone wijze van ageeren, eene transactie behandelen I" (Meneer Kosters was beteuterd, zocht tevergpeffsch naar woorden.,., „Ik heb meneer gezegd, dat zijn borgstelling niets dan eene formaliteit is, dat ik natuurlijk de zaak zelf geheel afwikkel, en dat er dus voor hem niet de mipste reden bestaat om zich ongerust te maken.,. Trouwens... meneer Kosters en ik zijn boezemvrienden sinds meer dan twintig jaar. Dat zegt genoeg." Kosters zag den voornamen Bankdirecteur vragend aan. Hij wilde toch ook van diens kant.... En op rustig geaffecteerde toon en hautain onderrich tende wijze van spreken ze ide financier: „Een borgstelling is en blijft eene bindende garantie in den zin der wet. Ieder, die zich verbindt, is en blijft natuurlijk aansprakelijk voor datgenen, waartoe hij zich verbindt l" 'aarna hij even zweeg. Hoefman der? zijn mensdhjes zoo En het sloeg in. De woorden van Bankdirecteur hadden op meneer Kosters een prachtigen indruk gemaakt. Die financier zei, waar 't op stond. Hoefman was de beste kerel van de wereld, mnar zoo'n opgewonden standjei.... Altijd geweesti.... „Als man van haken", doceerde financier verder, „zult u mij gelijk moeten geven." „Zeker meneer. Zóó is 'tl" bevestigde Kosters. ./MaarI..." ze ifinanoier weer, wanneer men zeker weet te staan tegenover man van oer, tegenover eein ouden vriend. En als die vriend u plechtig op oerewoord, verzekert, dat hij de schuld, welke 't bo- Hoefman keek onrustig, verbaasd. Maar op finan- r? gelaat speelde 'n fijn glimlachje. O, hij kende Jroft, ten 'volle en geheel volgens verbintenis zal del gen,,. Ja, dhn krijgt d zien. Den kom» 't ban de zaak zeker een ander aan- in o bde vraag, of men dien vriend houdt voor een fatsoenlijk man of vor don grootsten schurk, die ooit geboren werd De listige koolzwarte oogen tuurden door de lorgnet glazen naar meneer Kosters. „Noen i Waarachtig nietl" zo imoneer Kosters, rood van schaamte, dat hij zijn oude vriend zoo wan trouwde... met bevende handen, bril op neuspunt, nauwelijksch zien wat hij ging doen, teekendo Kos ters het accept. Van bij de drieduizond gulden. Dat financier met ijzig-kalme onverschillige bewegingen in zijn portefeuille stak. Daarna keek bij op zn prach tig gouden horloge. „Nu, amice", zei hij tot Hoefman' nik heb nog oene conferentie over die onderneming... Je weet wel, waar dat Kamerlid zich zoo voor interesseert... Wij soupeoren vanavond in ons gewoon gereserveerd zaaltje,., „Adieu, meneer Kosten*, t is mij aangenaam..." Reikend de toppen van zijn geglaceerd evingers. Win keliertje boog heel diep. De oude vrienden schudden elkaar de hand. 't Was bü balftwaalf geworden. Kosters schrok toen hij 't zag. I L_Ll Spoedtie zich naar huis. En toen hij in de buitenlucht kwam, ging er angst- knellen in hem. Was 't hem, of hij uit een roes ont waakte. Vroeg Kosters zich af: „Wat heb ik gedaan" Thuis wist hij Kee gerust te stellen, 't Was natuurlijk weer niks geweest. Die Hoefman maakte zich doodelijk druk over nietigheden... „Ik heb slaap, vrouw", zei hij, „morgen vertel ik 't je wel.' Maar uren lag hij in z'n bed te woelen. Zoodat er in juffrouw Koetje's verzwakte hersens eindelijk veront rustende gedachten opkwamen.... En de marteling had nu zeven lange, bange jaren geduurd. Er was weer een „telefoon' gekomen, die meneer Kosters ergens heen riep. Dat was de eerste pijniging. Hoefman had een „slag" ondervonden, waar niemand o pverdaoht was geweest. In dollen doodsangst vloog Kosters naar het keu rige. zelfs weelderige "kantoor van Bank-Directeur. „U wee twat Ik u dien avond gezegd -hebl" zei financier, hem lichtelijk verstoord aankijkend, „u zult moeten erkennenik heb nooit oen schijn van verantwoordelijkheid op mij genomen Neen, dat wist Meneer Kosters. Maar... als hij die drieduizend gulden dadelijk moest storten, dan was hij verloren. Hij nam'directeur in z'n vertrouwen. De ziekte van fn vrouw, de achteruitgang van z'n zaak, 't had hem geknakt, feitelijk fiad hij dat accept niet mogen meeteekenen... Neenl" zèi .financier, de wenkbrauwen heel hoog optrekkend en op meesterlijke wijze verontwaardiging veinzenden, „neen' meneer, dat hadt U noch tegen over uw gezin, noch tegenover mij mogen doen I' En hij legde de vingertoppen behoedzaam tegen elkaar. Als hij Kosters omvergooide, zou hij er geen zij bij spinnen.... Héter was de ..lange methode". Ten slotte had dien schoelje van 't Hoefman.... financier er óók laten in vliegen.... Na een lange poos gedurende welke meneer Kosters al-maar het zweet van zijn schedel wlschte zei financier: ,,'t Is tegen alle gewoonte en zelfs tegen de na drukkelijke bepalingen, dio de gestie van mijn bank beheerschen in, maar ik begrijp beide teleurstellin gen. In loyaliteit in zaken, natuurlijk zoover als 't kan en mag, stel ik voorop. Ik wil trachten u te helpen!" En hij legde uit Hij, financier, zou po gen te prolbngeere.n Zeker was 't niet. Hij zou z'n best doenRlskee- rend feitelijk z'n prestige Morgen zou hij meneer Hoefman telefoneeren Welk nummer ook weer? Een gouden potloodje werd gereed gehouden „Neen» niet telefoneeren!" riep meneer Kosters uit, aan Keetje denkend, „ik zal u wel oproepen!.... Hoe laat schikt u?" Bank-directeur legde hem nogmaals uit. Morgen moest er twee honderd vijftig gulden zijn. Als de prolongatie ten minste lukteAnders; vóór vier uur protest. „Ik zal zien wat ik voor u doe", zei hij, hem tee- ken gevend, dat het onderhoud was geëindigd. Zeven jaar had het geduurd, In dien tijd was Juf frouw Keetje gestorven. Toen Kosters uit was, had zij, op zekeren ochtend, in zijn brieven geschom meld. Hij had vergeten zijn schrijftafel te sluiten in de agitatie. Zij had gemerkt, hoe hij steeds onrusti ger werd, dat hij 's middags groote glazen cognac dronk, en 's avonds nog weer grogjes, terwijl hij vroeger vóór het eten, steeds zijn twee borreltjes verschalkte en verder geen alcoholica. Ze durfde niet vragen, bovendien wan hij prikkelbaar, snel op stuivend. Juffrouw Keetje had gevonden brieven van bank directeur, van Hoefman. Alles was haar duidelijk geworden...... Ze borg alles weer alsof niemand aan de papieren geraakt had. Zei er géén woord van. Hield zich goed. HIJ in zijn angst-toestand, lette niet op haar beven en zonderling doen Een paar dagen later, toen hij 's ochtends iets tegen haar zei kreeg Kosters geen antwoqrd. Juffrouw Keetje had oen nieuwen aanval van be roerte gekregen. Dien zij niet kon overleven. HIJ klampte zich vast aan z'n koopmans-reputa- tle, die ondanks alles nog overeind stond. Elke drie maanden moest hij „rente en onkosten" betalen aan financier, die nog altijd het accept van de c.c. drie duizend gulden in z'n bezit had. Zoodra meneer Kosters achterstallig bleef, met „protestee- ren, als Je dat soms dacht". Bernard glimlachte. „Holdsworth is niet op me gesteld, en hij zou niets te doen willen hebben met iemand die door mij ge zonden werd. Maar je aanbevelingsbrieven zullen schitterend zijn, wees daar maar niet bang voor; en je bent handig en verstandig genoeg om de rol van en bescheiden secretaresse in de perfectie te spelen. Je moest er juist plezier in hebben. Je weet, dat je er precies zoo uit kunt zien, als je er uit wilt zien, en ik ben er van overtuigd, dat je je kunt metamorfo- zeeren in het bescheidenste en geschikste secretares- je, dat ooit gesolliciteerd heeft naar een dergelijke 1 ost. En wat je tweede bezwaar betreft, dat Holds worth geen Jong meisje .zal willen nemen, hij heeft (en oudere zuster bij zich van ongeveer vijftig jaar dio het huishouden voor hem bestuurt, en dus be hoeft hij voor het decorum niets te laten. Apropos hij is goen oude jongeheer, zooals je dacht, maar weduwnaar". „Ik geloof, dat ik het aangenamer zou vinden, om c-p Dunsmere'Manor te wonen", antwoordde zij. „Je plan lijkt me wel erg phantastisch. Maar een ding is zeker: geld hek ik even hord noodig als jij, en ik kan moeilijk de Clevedales om een toelage vragen". „Moeilijkl Jo doet heusch wijs met mijn plan niet te verwerpen. Er is meer in dat je zoo op 't eerste gezicht zoudt zeggen; zelfs meer, dan ik je nu ver teld heb". N „Meer?" Zij keek hem achterdochtig aan. „Wat dan?" „Alles op zijn tijd, kindlief, alles op zijn tijd! Niet te haastig gebakerd zijn! Onthoud alleen dit maar: als je wordt aangenomen, houd dan je ooren en oogen voortdurend goed open, en bepaal je niet alleen tot do financieels geheimen. Holdsworth is bijvoorbeeld ook een der bestuurders van het ziekenhuis te Twills- bury". „Zoo?" zeide Bertha op onverschilligen toon, en het ontging haar, dat Bernard's oogen kleiner wer den wat altijd het geval was, alB hij op zijn hoede was, om iets dat hij verborgen wilde houden, niet te laten merken. „Ja, en hij heeft er een macht van geld aan gege ven. Daaraan ken je hem ook net iets voor hem om hoopen geld uit te geven om bedelaars die veel beter van dit ondermaansche konden verdwijnen in 't leven to houden. Maar ik ben toevallig geïnte resseerd bij dat ziekenhuis en ik zou er graag het een en ander van weten. Hoogstwaaschijnlijk kan je me daar dan ook mee helpen", zeide hij op ge- heimzinnigen toon en met een blik, waarvan zij de beteekenls niet begreep. „Dus 't is afgesproken, hé? Jij metamorfoseert je in een zedig secretaresje en ik doe de rest". HOOFDSTUK XIII. „Als u maar altijd bij me kon blijven, bij ons, bij baby en mij dan zou ik zooveel gelukkiger zijn. Ik voel me zoo angstig in dit groote, deftige huis, en ik geloof niet dat ik ooit alles zal kunnen zijn hier, wat ik behoor te zijn. Maar als u hier bleefBetty keek op uit den grooten leunstoel, waarin zij zat, gesteund door kussons en stak met een smeekend gebaar haar handen uit naar zuster Margaret, die daarin aanleiding vond om zich over haar heen te buigen en haar te kussen. „U zal eens zien, hoe gauw u alle kleinigheden weet, die u nu vreemd schijnen", antwoordde Mar garet, en alleen haar zachte, rustige stem was als 1 alsem voor 't hart van de herstellendo zieke. „Sir Jaines en zijn vrouw houden heel veel van u en van laby zijn ze gewoon doodelijk". „Maar ik ben bang voor die deftige kinderjuffrouw die Lady Clevedale genomen heeft om voor hem te zorgen", Betty's bruine oogen kregen weer do treu rige uitdrukking, die zoo dikwijls hadden, ,,'t Is als of hij niet meer van mij is. De twee kinderkamers zijn alleen al zoo groot als ons heele kleine huisje en ik heb een gevoel, alsof ik brutaal ben, als ik er binnen kom de kinderjuffrouw kijkt me aan alsof ik 't recht niet heb er bij te zijn, en 't is of mijn kind mijn eigen jongen niet is. Hij is de klein zoon van Sir James en niet mijn eigen lieveling; maar ik ben zijn moeder en ik wil ook wat over bem te zeggen hebben". Margaret begreep, dat er iets waars in die klacht lag en dat ze meer was dan de verbeelding van een nog zeer zwak vrouwtje, dat alles erger inziet dan t in werkelijkheid is. Zij ging naast haar pa tiënt zitten, nam de beide magere handjes in de bare en sprak met haar zachte stem over alles wat Betty en haar kindje genoten in haar mooie nieuwe tehuis, sprak van de vreugde van Denis' ou ders nu ze haar bezaten en van het geluk, dat zij hun kon geven. Maar hoewel Betty luisterde met de zachte gewilligheid van haar karakter eigen, schud de zij toch haar hoofd, toen Margaret zweeg. „Ik heb hier het gevoel, dat iemand moet hebben, die tot een andere wereld behoort", zeide zij. „En ik ben ook eigenlijk iemand uit een andere wereld. Ik had in mijn heele leven'geen menschen als Sir James en zijn vrouw ontmoet. En als u weg bent, als ik hier heel alleen ben, weet ik niet, wat ik be ginnen moet". „U zal wel heel gauw zien, dat u met baby hun eenige troost is, en dat zal u gelukkig maken", zei de Margaret „De dood van hun zoon ia zulk een vreesolijke slag voor hen geweest, en nu is u en het kind het eenige, dat hun leven waarde voor hon geeft Bedenk wat uw kindje voor hen iB". ren" dreigde, van het een weer op het andere. WaBt op het accept stond, dat de schuld verviel op d«.n zooveelsten, „of te allen rijde na dien Die „zoovee], ste" was ruim zes jaar geleden geweest En elk uur er na kon financier zich doen go den. Alles van zijn voormalig fortuintje was weg. En hoe hij nog het hoofd had kunnen ophouden, was hem zelf een raadsel. Eens had het zoozeer geklemd grogjesv4_ mensch ging hij naar een oude vriend. Hoefman was al lapg verdwenen in Amenkaansche richting en vroeg hem een paar effecten te leen, om to prolongeeren. Over drie maanden zou hij ze „safe" terugbrengen. En een poos later leende een andere oudere vriend hem een effect ook ter prolongatie. De financier was bevredigd geworden. En het ge. vaar dat er een wisseltje zou geprotesteerd worden voor som, één zijner oudste grossiers verschut digd nog afgewend. De worsteling duurde nog enkele maanden. Toen meldde zich op' zekeren avond inspecteur van po litie bij hem aan. De verkoop van de geleende ef fecten was kenbaar geworden. Men wilde het eerst niet gelooven. Maar de commissaris gelastte onder. ZOek Inspecteur vond meneer Kosters aan z'n zooveel- ste grogje. Soezerig, versuft, uitgeput, maar half. begrijpend, dat de groote ramp, het einde er was Inspecteur kreeg hoopen papieren te zien. Kog. ters schonk zich al maar grogjes. En op gegeven moment ging inspecteur naar de telefoon In woon, kamer, waar Hoefman zeven jaar geleden zijn „ou- den vriend" met extra-spoed had geroepen voor een „extra-urgente" zaak. Hij vroeg instructiën. Moest hij verdachte in ar rest stellen?Kosters begreep niet wat inspecteur met commissaris onderhandelde Hij kwam overeen, dat het huis dien nacht zou bewaakt worden. Maar de verdachte kon nog blij ven. Toen den ochtend er op inspecteur weer kwam, verkeerde verdachte in een toestand, die 't overbren gen na&r een gasthuis noodzakelijk maakte. Twee dagen later, zonder dat men hem verder kon verhooren, overleed meneer Kosters. „Gelukkig voor den armen kerel!" zei commissaris toen Inspecteur hem de tijding kwam brengen, na de bijzonderheden van het tragisch geval verduide lijkt te hebben. Toen financier, bankdirecteur, het bericht van Koster's dood kreeg, cijferde hij een poosje na. „Die Hoefman" concludeerde hij, „tieeft me er tusschen genomen, dat wascht al het water van de zee niet af. Maar alles en alles bijeengenomen, was het toch geen onvoordeelig zaakje MAITRE CORBEAÜ. De veranderlijkheid .waarvan men de vrouw be schuldigt, ligt waarschijnlijk voor het grootste ge deelte aan destoornissen, waaraan haar natuur onderhevig is. Op de eerste plaats verwekt de vorming bij de vrouw onder alle opzichten een veel grootere om mekeer dan bij den man. Het moederschap, dat ver moeienissen en ongemakken veroorzaakt, heeft ook invloed op het karakter. Op lateren leeftijd verwekt de gevaarlijke kritieke leeftijd storingen, waarvan men de moreele terugwerking zeer goed begrijpt Bovendien is de vrouw van tijd tot tijd onderhev aan verschijnselen, die noodzakelijker wijze invli moeten hebben op het zenuwstelsel. Het bloed en de zenuwen, deze twee factoren van het natuurlijk evenwicht, zijn .bij de vrouw a&n gedurige stoornissen onderhevig. Het ia niet te verwonderen, dat zij zoo dikwijle ten prooi is aan aandoeningen, die voortkomen uit een verar ming van het bloed of een verzwakking van het ze nuwstelsel zooals: bloedarmoede, bleekzucht, neu rasthenie, maagpijnen, hoofdpijnen enz. De vrouw moet er dan ook meer dan de man geregeld voor waken, dat zij haar bloed zuiver en rijk bewaart en haar zenuwen krachtig houdt. Daarvandaan komt het, dat de Pink Pillen voor haar zulk een groot hulpmiddel zijn. Men kan heslist zeggen, dat de Pink Pillen bij uitstek het geneesmiddel der vrouw la. De hoedanigheden dier Pillen als versterker van het bloed en opwekker der zenuwen hebben op het teedere organisme den meest weldoenden invloed. Er gaat om zoo te zeggen geen dag voorbij men kan er do bewijzen van zien in de ver klaringen, die in de bladen gepubliceerd worden dat de Pink Pillen niet eenige merkwaardige genezingen bewerken van vrouwen van lederen leeftijd en van ieder temperament De Pink Pillen worden bijzonder aanbevolen aan degenen, die lij- den aan bloedarmoede, die overwerkt ziin, aan neu- rasthenie lijden en aan alle zwakken in het alge meen. De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75 de dooi en f 9 de zes doozen, aan net Hoofddepót der Pink i n'" T%" - en bij "olen- bij de meeste goede drogisten en i a ae zes aoozen, aan net Hooiaaepöt aer f Pillen Da Costakade 15, Amsterdam; te Schagen J. Rotgans Drogisterij Het Witte Kruis" Molt straat C. 14 en verder bij de meeste goede drogis „Wie was het toch, die hier is geweeat en me met zulke vijandige oogen heeft aangekeken?" vroeg Bet ty na eenige oogenblikken. „Ik was toen nog zoo in de war door de koorts. En toen kwam er iemand binnen, die me aankeek iemand met blauwe oogen; zulke koude, onvriendelijke oogen. Zij zei de, dat ik haar iets ontstolen had". Er lag weer iets angstigs en bezorgds in de bruine oogen, die naar Margaret werden opgeslagen, en deze legde met een liefkozende beweging haar hand op het kleine hand je met den breeden trouwring. Waarom dacht zij, - dat ik iets van haar had weggenomen? Ik .heb nooit j in mijn leven gestolen. Maar zij scheen een hekel aan mij te hebben. Ze maakte me zoo angstig". Margaret ging in haar geest de gebeurtenissen van de twee drio laatste weken weer eens na en be greep maar niet welk bezoek het had kunnen zijn, dat Betty beschreef. Zij was op het punt te denken, dat een vaii Betty's angstige droomen zoo levendig was geweest, dat ze zich nu als werkelijk gebeurd j dacht, toen het haar plotseling te binnen schoot, dat '-l'' en was geko cu aai uuiu, wen ze weer mnnentraa, nevig ïjiem* had gevonden. Misschien, was freule Tarnley in stil te de ziekenkamer binnengegaan en had zij in haaf jalousie iets gezegd tegen Betty dat deze was bij gebleven en ondanks de aanvallen van Ijlende koorts niet uit het geheugen was gegaan. Als zij werkelijk zoo harteloos, zoo laag was geweest om da arme zie* ke te verontrusten, dan was het daardoor dat het herstel zoo vertraagd was. En bij deze ontdekking voelde Margaret hoe haar van verontwaardiging h°" bloed naar het hoofd vloog. Maar zij liet net niet merken, wat er in haar omging; Betty mocht niet weten, dat iemand haar in haar ziekte verontrust had. „Er kan niemand bij u geweest zijn", zeide zij met de haar eigen rustige kalmte. „Uw hoofd was toen zoo vol vreemde fantasiën, u moet gedroomd heb ben, dat er hier iemand binnen is gekomen en met u gesproken heeft". „Neen, ik heb het niet gedroomd", zeide Betty heel beslist. „Het was werkelijk iemand, die voor mijn bed stond en me zoo boos aankeek. Ik weet niet, waarom zij zoo boos was. Ik heb nooit in mijn leven iemand iets onaangenaams willen aandoen". „Neen, daar ben ik van overtuigd", zeide Marga ret met een lieven glimlach. „Als ik u was, zou i* al die droomen on al dio dingen, die u in uw ziek te vorbeeld heeft, van me afzetten. Denk er nu ni meer aan. Denk er alleen maar aan zoo gauw ro gelijk weer beter te worden, doe daar uw best voc - dat is al wat u te doen heeft". Wordt vervolgd. olgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1916 | | pagina 6