Niet door menschenhan- den gebouwd. Zaterdag 28 April 1917. 60ste Jaargang No. ~994 TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. BtfiiBwr"'"me' eem« Brieven uit Engeland. Scliager Courant „TOÖVERDÖËK". „DE EXTRA-RIKS" ioen hij op de trap nog was, en hij de eerste deur van de etage-woning, waar zijn ouders waren, slechts kon onderscheiden in de verte hoorde Wim het welbekende geroezemoes van harde, driftige kijf- stemmen 't Klemde om z'n hart, het vooruitzicht van wat daar weer te wachten stond. Eii zijn veertien jarige zuster stond boven, bevend, doodsbleek t Is alweer zoover", fluisterde Jaantje, en zij drukte „van dat-ie thuis is eens. baar zakdoek tegen de oogen gekomen. Al bijkans 'n uur"' „Niks gegeven?" vroeg Wim. „Ssst," vermaande zus, doodsbang, dat vader hem hooren zou. „jawel,.ik geloof een riks. Van al wat- ïe ontvangen heeft En moeder kon vanmiddag op het magazijn geen cent krijgen. De chef zei, dat-ie eerst alles moest laten nakijken.... Dr heb zoo'n "honder' voegde het meisje eraan toe 't is om zóó in de gracht te springen. Heb jij'centen Wim zei niets. Dacht na Wenkte haar, mee te gaan. Zij slopen de trap af, voetje voor voetje, doods bang voor het kraken van de treden. „Heb jij centen?" vroeg Jaantje weer. „Jawelzei Wim „als gewoonlijk natuurlijk, he?... hjj graait ze me toch af. Ik verdraai 't, straks gaat- ïe toch weg. Dan kan moeder 't krijgen' H ijdacht aan den rijksdaalder die patroon hem gegeven had als extra-blijk van tevredenheid en ook wijl de jonge patroon de vorige weeik getrouwd was. Van die riks wist geen sterveling iets. Wim had m apart gestopt in hrt achterzakje van z'n broek. Een knappe jongen, die hem dat extraatje zou afhandig maken.... Wim had jreemde, ernstige, fantastische plannen „Ga nou mee", zei Jaantje, „je wed! toen, moe der is radeloos. Als jij dr je centen geeft, wordt ze wat kalmer. Vader zal noru wef weg zijn. Die is natuurlijk weer naar De Kroon". Misschien ligt moe der Dauw van den schrik en vermoeidheid." Dat woord maakte indruk op broer. Zij keerden terug... Luisterden aan de deur van etage-woning. 't Was er stil. „Hij is bepaald weg?' fluisterde zus. Ze waagden 't er op. Moeder lag met het hoofd op een arm. Snikte 't uit En toen zij Wim zag binnenkomen, werd ze wit van schrik. Wenkte van: hij is er nog, ga gauw wegi... Maar 't was te laat „Wie is daar?" schreeuwde een harde, rouwe stem uit de andere kamer. En vader trad tevoorschijn. Hij had zich gewa.eschen. Stond daar met 01 mouwen. Het ongezond-bolle gelaat bezaaid met ros sige vlekken van alcoholist. De loerende, wantrouwend nijdige, doffe uitdrukking van zijn glinsterende oogen richtte zich op den jongen. ,Waar kom jij vandaan?" vroeg de drinker. Ev hy stelde zich tusschen de kamerdeur en Wim, opdat deze n e ijlings zou kunnen ontsnappen. „Van kantoor", zei de knaap rustig Zoo, van kantoor En waar is je geld?" Wim had de vuisten in de zakken gebald. Maar nu vloog de vrouw, d e aan taftó zat te schreien op. Haar haren dwarrelden wild over haar rug. In naar O'gen was eene wilde expressie van hateloozen woesten toorn. Schooier Schoft, die je bent!" krijschte ze der man in het ge'.aat „niet alleen dat Je je salaris ver- frzwabbert, dat gebrek moeten IMH I Wim zijn zuur verdiend geld naar je vr.e.iden van ,De Kroon" brengen, he?... Neen, maar dat lal niet gebeuren Da^ gebeurt nooit... Liever zoir ik.,.' Maar zij deinsde terug. Want de man had den sleutel van de kamerdeur, na dien in het slot te hebben omgedraaid, in zijn zak gestoken. En hij liep. rinet korte dreigende passen op de vrouw aan „Wat wou-je, lievertje?' zei de dronkaard, en t gloeide in z'n oogen en hij balde de harige vuisten,' „wat wou -je doen?... Wat zou je liever?.. „Moord'..:. Hulpi.,.. Hij wil me vermoorden"' gilde de vrouw, Wim en Jaantje stonden te beven. Mat wou je?" vroeg de man nog grijnslachte. .Moord gilde de vrouw. Toen werd er gebonsd, gebonkt tegen de kamerdeur. „noen schreeuwde een buurvrouw, „gemeane zuipiapik zal es effetje de peliesje daten, iioor- je aar/.... ik ga subiet naar bet nero.' De man scheen geen tikje te ontstellen. Was bij o© wijkpoiiue geen onbekende. „Geel op je geld!" gelastte hij den jongen. Maar hij sprak nJh zachter bang voor de buur vrouw. Én "Wim instinctmatig genoorzamend den vauer, voor wien zij altijd hadden gesidderd, telde weer zijn loon Vier gulden en twee kwartjes. Van ue extra-riks zei hij niks. Moeder was ontsteld uoor het bonken op de kamerdeur door buurvrouw, mj kiarupte zrcii nog vaster aan ue dwaze hoop, dat ze „haar fatsoen" zou kunnen houden Zij wist wet', dat de ellende van het gezin in t heele nuis bekent! was. Aiaar zij vond de gedachte verschrikkelijk, dal de buurtjes haar beklagen zouden als de mishandelde vrouw van een dronkelap. Ze beet op haar zaküoe«. om t met uit te barsten „Ben je naar. jinbouw Leenders?," riep de buur vrouw „motik naar de peliesje gaan? Neen, 't Is ai goed' zet moeder. En dulde, dat het loon van Wim in vaders vestzak Verdween Baar dan?' zei de kerel, blij dat de herrie afdroop. En hij smeet een gulden op tafel. „Nou is 't toch goed he? En hij zette z'n hoed op. Luisterde blijkbaar of nuurvrouw 'bijgeval nog- slond te wachten Vertrok toen. iSioeder lag weer mèt het hoofd op een arm. „Sluit de deur," zei ze, Jaantje wenkend. Ze wilde met, dat buurvrouw binnen zou komen Haar roode, bekreten oogen zou zien. „Mat mot ik beginnen", jammerde de vrouw, „de bakker krijgt nog bij de twee gulden. Hij levert ^een kruimel meer. voordat ik betaald heb. En mor gen, met den Zondag... Er is niets .in huis. Wat moet i met drie-vijftig beginnen? Zij zond Jaantje uit, om enkele kleinigheden te halen W im zat na te denken Opeens izei de jongen: „Hebt u al met oome Nico gesproken?.... Over dat zaakje, ^at u zou overnemen?' „Geen cent wil-ie geven jammerde moeder, „en de"man heeft gelijk. Hij zegt: 't geeft geen zier. 't Is zoo. Wim. Je vader zou 't toch dadeujk onmogelijk maken. Oome Ni.co zegt wel: als je van hem weggaat, dan is '1 een andere kwestie Hij heeft me geraden naar den Voogdijraad te gaan. Tegenwoordig zegt oom kan men zulke dingen veel gemakkelijker dan vroe ger m orde maken. .Haar... „Gaat u dan naar den Voogdijraad", zei Wim. Sinds een paar jaar lang hadden moeder en hij ronduit over de ellende gesproken. De achting voor vader was heele- maai vernietigd. Maar moeder weifelde nog steeds. Klampte zich aimfar vast aan het „fatsden", aón den angst om „de wereld" nog meer in haar huiselijke misère te mengen, dan reeds het geval was. Gaat u dan van hem af' zei Wim. En moeder bleef zwijgen. Hij stond op. Wilde weggaan. „Je hebt nog niets gebruikt," zei moe. Ik kan wel bij Kees gaan eten. Dat is altijd goed. En hij kuste zijn moeder vaarwel. Ging de straat op. De honger groefde, schroeide in zijn maag Hij voelde nog eens naar de extra-riks in dat ach. terzakje van zijn pantalon. t Ge.dstuk was er nog. En toen hij door het centrum van de stad liep, werd njj opeens naar bmnen getikt Daar zat die opgeschoten slungel van een Jan Dieiemans, die vroeger op 't kan toor was geweest en nu „in agenturen" deed. Met een paar jongens, die Wim niet kende. Hij wou sdlletjes doorloopen maar het tikken werd nerliaald. nZeg. ken je mij niet meer?' vroeg Jan, die hem aca'.erop was genoid. En eer hij 't zelf wist, zat hij in den kring, aan en hij '°Jan Cam X nTSSfiets met Wim. Toen verhuisde twee riksen naar diens vestzak. Maar... 't was eigenlijk niet eens Jan's eigen geld he. Maar enfin, ze waren oude vrienden. Wim gaf een bewijs je dat hij over eene week f 6 zou terug geven „in dank." Zóó ston- zwart op wit Toen trokken zij naar de ber. Later stond Wim nog sleSits voor den geest, hoe bij daar had gezeten tegenover eene zeer-blonde, zeer geparfumeerde, heviglijk geblankette juffrouw. Die hem instantelijk vroeg haar op een „cobier" te tracteeren. En .ten jslotte waren ze gekomen in een bioscoop. Waar vertoond werd de pracht-film van een historie, waarin een jongen inbreekt op het kantoor van1 z'n patroon, weet te vluchten en ten slotte als millio- nair" - vermelde het expliceerend bordje bij z'n gelukkig verbaasde ouders terugkeert. Waarna alles ver geven en vergeten werd De ex-inbreker zelfs trouwt met de eenige dochter van den vroeger door hem be sloten patroon. En de herinnering aan die film bleef van dat oogen- üjik_ af zeer sterk leven In Wim's geest. En hij dacht al-maar aan de mogelijkheid om moeder aan dat zakje te helpen, nadat zij van vader verlost zou wezen. W ant oorspronkelijk was Wim een goedhartige jongen, die veel van z'n moeder hield. Maar van het oogenblik af, dat hij met de extra-riks op zak was binnengetikt door de club van Jan Dieiemans. veranderde hij wonderbaarlijk sterk en snel.... De jonge dief,, die er bijna in geslaagd was, door- wezenlijk sluwe malversatiën zijn patroon voor een vrij belangrijk bedrag te bestelen, zat tegenover den rechter-commissaris. En deze observeerde het vermoeide, vervallen ge zicht met de blauw-omkringde diep ingezonken oogen van den knaap, nu reeds door het vunzige groote stads 'tarieven van zekere soort bijna vernield zedelijk en lichamelijk. Toch vond de rechter-commissaris die al heel wat boefjes van allerlei soort in den loop der jaren voor zich had gekregen. een verschil tusschen de geraffi neerde, ganschelijk gedegenereerde schurkjes van deze soort en Wim. „Heeft iemand je opgestookt om het misdrijf te plegen?' vroeg de rechter den verdacht# scherp aan kijkend. 't Was zoo. 't was op instigatie van Jan Dieie mans geweest, dat Wim het gewaagd had. En Jan had hem, 't heele zaakje piekfijn uitgelegd. Maar hij schudde van neen. Niemand, edelachtbare", zei de knaap, 'die juist te oud was om onder de Kinderwetten te vallen De rechter voelde, dat hij loog. Maar de jeugdige oplichter werd hem niet onsym pathieker door het liegen. Z.E.A. besefte wel, oat er nog iets goeds school in het slachtoffer van aroote stads Barievea ,jDus ie houdt vol. dat het je voornemen was om je moeder te helpen aan het koopen van een winkeltje?.... Dat heb je tenminste aan meneer den officier verzekerd I" Wim, de verdachte, antwoordde niet Maar er kwam op het "vaalbleeke. verwelkte gelaat een uitdrukking van groote droefheid. Hij dacht eraan, hoe zijn moeder misschien vnu zou worden uitgescholden nog erger dan andere, door vader, die woest zou zijn over het niet meer "binnenkomen van Wim's loon Hij zag moeder weer, als dien middag van de extra-riks liggen met het hoofd op een arm. En vader op haar toetreden, met langzaam dreigende pasjes Ja Edelachtbare?' wist hij eruit te brengen. En toen'overweldigde nem een uitbarst ng, van do'1 wanhoop, van razende smart. En de rechter gaf een wenk om den jeugdigen boef een glas water le geven. En hij zweeg even Want ZE.A. geveelde, dat deze smartuitmg geen „komedie" was. MAITRE COREEU Qe andere voor hem. trad als „gast- het tafe.tje vóór het groote raam van derderangs café. zuipt, verzwabbert. da( ik en je kinderen no iger en Werd hij zeer formeel, zeer deftig aan ljjien, maar nou wi'.-je bovendien nog teeren' gesteld. Stond er een oorrel v iii —u wim van de „club" was jarig. Die trad ueer op. Wim werd tot driemalen toe „gefuifd". Voelde dat L nu zijn beurt werd. Be ex tra-riks was er En op zeker oogenbllk stelde een van de „clubge- 110 j.e.i' voor, even in zekere Bar, waar Wim nooit van gehoord had een kijkje te gaan nemen. Be extra-riks was geslonken tot iets minder dan de helft. En hij maakte Jan Dieiemans, zijn oud-collega, tot vertrouweling. De borrels gaven hein moed. En het pas in de ouderlijke woning doorleefde had hem be- UIT HET ENGEL8CH VAN DAVID LYALL DOOR J. P. WESSELINK VAN ROSSUM UHfl'y. W. De HAAN, Utrecht Osokrt .t 0.95, prachtband 11.18 20. Het kwam niet in Alison op haar schrijven meer het karakter van een minnebrief te geven. Zij kon eenvoudig niet, maar hoopte, dat de heer Crewe er zoo tevreden mee zou zijn, en in staat zou zijn, het verschil in ras tusschen het Engelsche en het Schotsche te begrijpen. Eens was zij bij machte een zeer dragehjken minnebrief te schrijven toen het jeugdige hart gemakkelijk woorden vond: maar dat behoorde tot ver achter haar liggende romantische dagen terwijl dit een nuchtere ver' standszaak was van het rnpere leven. Deze brief bereikte, ofschoon hij Zondagavond laat werd ge- Hij werd met cfe andere brieven naast het bord van den heer Crewe gelegd, maar aan tafel opende hij hem niet. Anna zat alleen met hem aan tafel daar Celia naar Cambridge was gegaan om eenige dagen bij haar zuster door te brengen. Anna nad den brief met het karakteristieke vrou wenhandschrift en het postmerk Rochallan al op- femerkt; ofschoon zij wel wat vermoedde, stemde aar dit niet zoo, dat het haar boos of bitter maak te. Haar persooniijke belangstelling in de aangele genheden van haar vader ging niét verder, dan voor zoover die tevens haar eigen belangen be troffen. Zij was doodelijk ziek van het leven dat «ij te Old Hall leidde en bereid elke verandering welkom te heeten, die verlichting zou brengen. Zij bemerkte zelfs met welk een zenuwachtige haast hij den brief in zijn zak stak. Niemand giste, hoeveel Anna Crewe zag door dien haar zoo wei nig flatteerenden bril en haar gewoonte om te «wijgen had voedsel gegeven aan den indruk, dat «ij onverschillig was voor het meeste, dat rondom haar gebeurde. Haar vader begon dadelijk te praten met die ze nuwachtige gejaagdheid, welke op een verstoring tan het evenwicht in iemands gemoedstoestand wijst. f ■Je hebt ook brieven gekregen. Anna. Tijding van Celia, vroeg hij, terwijl hij zich van de nam bediende -Ja. Zij schijnt zich te amuseeren en vraagt, ol *>j tot Donderdag, misschien tot Vrijdag kan blij ven. Madge heeft Woensdag een feestje op haat kamer en had graag, dat Celia er voor bleef". „Een feestje op haar kamer", zei hij notsch. „Ik meende, dat zij naar Newnham was .gegaan om te studeeren." „O, ja, maar ik denk, dat haar toch nu en dan wel een „thee" zal zijn toegestaan", zei Anna droog jes. „Mij dunkt, zij kan daar nog blijven; er is niets dat haar naar huis jaagt, in het geheel niets". „Het is wel opvallend, dat jelui allen verlangend zijn van huis te komen", zei hij somber; „en jelui hebben nooit haast om terug te keeren." „Ik ga niet veel weg", zei Anna kalm; „en na tuurlijk is het voor Celia een saai huis." „Luister eens, Anna, ik veronderstel, dat je al les weet van Fleming en Celia?" „Ik weet, dat zij elkaar liefhebben", antwoordde Anna verbaasd. „Heeft hij met u gesproken?" Ja, en ik heb .mijn toestemming gegeven. Ik heb het hem gisterenavond gezegd; Celia was natuur lijk al weg, maar ik wed, aat hij haar heeft ge schreven; zegt zij er niets van?" Hij keek in de richting van den brief, klaarblij kelijk wenschte hij hem te lezen.-Na een oogen- blik geaarzeld te hebben, gaf Anna hem. „Dokter Fleming was Zaterdag en Zondag in Cambridge. Na hetgeen u mij verteld heeft, is al les opgehelderd." De heer Crewe liep het dicht op elkaar geschre ven velletje door, en Anna zag, dat zijn trekken zich ontspanden. Een oogenblik zweeg hij; toen zei hij niets anders dan: „Daarvoor brengen wij onze kinderen groot; zij springen weg met den eersten den besten man, die hen vraagt. Ik heb niets tegen Fleming, hij^ een buitengewoon fatsoenlijke vent. Maar Celi het verschil voelen, als zij in het huis van een dok ter woont, waar ze zal moeten werken. Missen zal zij dan eenige van de voordeeien geueni-e die zij hier had". Jin. „Ik geloof niet, dat een onzer geeft om d<e dm gen, die voor geld te ^verkrijgen zijn zei Anna bC,hD.at' zeg je, omdat je nooit in de omstandighe den bent geweest, waarin ze den worden"; antwoordde hij. Jh denk, dat j j niets liever zoudt doen dan heen te gaa J «eggen, en Anna had in een harde Mhool^leerp. dat zwijgen dikwijls het best is. als e g dere toevlucht rest tegen de „De heer Crewe zei niets Sveer «ijn geroosterd brood met ham op. en na ongevee de helft van zijn koffie te hebbe pg stond hij op en verliet de^.^amer. Anna twijfelt^ er geen Oogenblik aan, of hij washeieheel zijn brief te lezen. Zij maakte er™c, oDens met druk over. wat die wel zou b^dzen W-ens haar kon er niets gebeuren, dat de toestand o ende kranten gekocht en uitgeplozen, om 's avonds degelijk en gewichtig den toestand op de verschil lende oorlogstooneelen te kunnen bepraten met mijn buurman, 't Gaf me niets. Sprak ik mijn bladen na in optimistischen geest, hij schudde mismoedig het hoofd. Sloegen mijn voorlichters, en ik dus ook, een anderen toon aan, hij was de opgewektheid zelve. Waarom? Dat kwam ik niet altijd te weten.Men moet niet vergeten, dat ik, wel beschouwd, toch maar een vreèjndeling was, hoogstwaarschijnlijk een met goede bedoelingen, <maar je kon nooit te voorzich tig wezen. Doch soms werd alle achterdocht op zij geschoven, de stoelen werden wat dichter bij elkaar gebracht, en, met de noodige plechtigheid kreeg ik te hooren, dat, wel is waar de kranten schreven hetgeen ik zoo juist in het midden had gebracht, maar in de City werd gezegd, of als het heel ernstig was in de City werd gefluisterd dat de zaken zoo en zon stonden. Geheimzinnige invloed, die er van de City uit- gaatl Viif jaar in Londen gewoond te hebben is niet voldoende, helaas, om er volkomen mee op de hoogte te geraken. De- Epgelschen zijn in vredes tijd lichtgeraakt genoeg, wanneer je niet alles, wat Britsch is, onverdeeld bewondert, en in oorlogstijd werd dit er niet beter op. "Zonder degenen, met wie ik omging, in alles gelijk te geven we heb ben wel eens woedende gesprekken gewisseld over Lord Kitchener, over den Boerenoorlog! over de zegeningen van de Britsche blokkade zweeg ik: eerbiedig, als het gesprek liep over zaken als de „City", die me niet genoeg interesseerden om over in vuur te geraken en waarvoor ik, eerlijk gezegd, thuis gekomen vol verwondering de schouders op haalde. „Mijnheer Smith is zoo juist uit de City geko men en daar. wordt gezegdNooit, voor zoover ik me herinneren kan, is iets, wat in de City werd gezegd, uitgekomen. Kort voor ik naar Holland ging en mijn papieren ponden vol hart zeer inwisselde voor f 11.45 per stuk. werd me door een Cityma", een zeer vooraanstaande, dien ik toevallig kende en wien ik kwam vragen of ik niet wijzer zou doen met het wisselen nog eenigen tijd te wachten, verzekerd, dat de ponden de eerstvol gende maanden aunzienlijk zonden vallen. Zooals we weten, zijn ze steeds vooruitgaan, tot ze een paar weken geleden op f 11.80 stonden. De City heeft reeds meer dan eens een spoedigen vrede aangekondigd, de City heeft zooveel honderd duizend Russen in gesloten treinen van het Noor den van Schotland naar het zuid«n van Engeland doen reizen, de City beweert en voorspelt en wordt steeds gelogenstraft en steeds vaster geloofd. Wat had zij een paar weken geleden te vertellen, toen Gerard Fiennes constateerde, dat zij met el lenlange gezichten had rondgeloopen, meer zinspe lend op dan sprekend over de dingen, die zij wist, en die de regeering opzeittelijk voor het volk ver borg. Het spijt me, dat ik dat niet heb bijgewoond. Tien tegen een, dat ik dan toch ook even onder den indruk was gekomen, als is mijn buurman had zien terugkomen van Piccadllly met het „laatste Citynieuws", en hij op mijn belangstellende vraag het hoofd had geschud, naar rechts en links had rondgekeken, en me dan had verteld, dat de buit- schers op twaalf plaatsen waren geland. "Dit was inderdaad het praatje, alleen aan de best ingewijden bekend, maar die het dan ook zeer z e- k e r wisten en vlijtig verspreidden. Of ze zich niet schamen den volgenden dag, of twee dagen later? rol6trekt niet! Citynieuws is heilig, en de versprei ders eï van onschendbaar. Kom nooit terug op een ^lsch gebleken tijding, door de City verspreid Uw zegsman zal niet weten, waarop ge doelt, of als ge hem het vuur te na aan de schenen legt, mede- dend-minachtend doen merken, dat hij nog veel meer kon vertellen, als hij wilde. F-e twaalfvoudige landing der Duitschers bleek I r.»r) valsch gerucht te zijn, maar valsch of niet, het nad een geweldige opschudding - veroorzaakt, die de volgende week uiting vond in een aantal aan vallen ln kranten en Parlement op het Ministerie BAARN, 21 April 19 7. xr„ „i.-::*. a. - i. a - - nneii ui mtuiieii eii riritiutui op uei Ministerie genoemde Gerard FieVnes in de Obse^er vim l April, liepen verscheidene menschen rond met gezichten van een el lang niets, maar zinspeelden op allerlei dingen, die zij om hl ln het nunmiw. van 8 "April"nog eens wisten en die de regeering wist, maar die voor het r u J(Tent voor de eerlijke, onpartijdige wijze, waarop hij SEF 7i;^ de »Seft Affair" week na week behandelt, komt lang. aij zemen jn de Qbservar van 1 April de regeering te hulp, publiek verborgen werden gehouden. Het trof mij niet als iets bijzonder vreemds, toen ik dat las. Het aantal keeren, dat wii in Londen iets dergelijks hebben meegemaakt, is niet te noe men. Een groote stad als 'Londen is, doet zij je menigmaal denken aan het kleinste plattelands dorpje. De bewoners van de buitenwijken hebben een grenzenlooze vereering voor ieder, die-in betrekking door te gaan. De bedreiging van den Engelschen handel en de vrachtvaart door de omlkrzeebooten van den vijand, wordt door Fiennes volstrekt niet minachtend op zijde geschoven. ZIJ ia ernstig genoeg, schrijft hij. Het wekelljksch aantal der ln den grond geboorde schepen blijft op dezelfde hoogte staan, en op het oogenbllk is niet uit te maken, naar welke zijde de balans zal overslaan. Zal Engeland er ln slagen, evenals in 1915, het verlies tot steeds kleiner afme- dragelijker zou kunnen maken. De saaiheid van haar leven, het volkomen gemis aan doel of plan, de martelende eenzaamheid, kon, naar het haar toescheen, nooit drukkender worden dan nu. Het was haar geboortedag en zij was vijf en twintig jaar, maar niemand had eraan gedacht dan Stephen, die een kleine- waterverfteekening voor haar gemaakt had; een gezicht op Birtley van den toren van Old Hall. Die had hij naar gegeven, toen hij haar goeden morgen zei. Stephen had talent voor schilderen; maar het gemis aan goede leiding had hem menige fout doen maken, verscheidene keeren had Anna er bij hun vader voor gepleit, om hem een teekenmeester te geven, maar met al het ongeduld van den nuttigheidsapostel, die de kunst veracht, had hij het geweigerd. Zij peinsde nog na over den brief van Celia, wel een weinig jaloersch op de vrijheid, die Madge en zij genoten toen de deur geopend werd en haar vader naar zijn plaats terugkeerde. Hij ging niet weer zitten, maar bleef achter den stoel staan, dien hij onge veer vijftien minuten geleden verlaten had, en keek haar toen vast en eenigszins vreemd aan. „Het is billijk, dat ik ie vertel, Anna, dat ik voor nemens ben een verandering in mijn leven te bren- hen. Ik ga in November met juffrouw Fleming trouwen." Ja vader," antwoordde Anna op volmaakt kal- men, zakelijken toon. „Ik heb nooit een tehuis gehad, in den zin, waar in de menschen dat opvatten," vervolgde hij, na even zijn keel geschraapt te hebben en op den toon van iemand, die roeit, dat eenige verklaring niet overbodit is. t Je hebt juffrouw Fleming ontmoet en ik geloof, dat je haar mocht lijden." Hij zweeg en Anna prevelde werktuigelijk. Ja ik dat wil zeggen, wij allen mochten haar zeer graag lijden." Dan wil je het misschien wel aan de anderen ver tellen en ook zoo vriendelijk zijn haar te schrijven. Ik ik geloof, dat zij het verwacht. Zij maakt er zich ongerust over, dat zij hieT niet welkom zou zijn, ofschoon ik haar verzekerd heb, dat daaromtrent geen twijfel mogelijk is". „O neen, ln het geheel niet! Wij zullen allen blij zijn!" zei Anna op denzelfden toon. Ja haar eigen blijheid overstroomde haar als het ware, zoodat zij moeite had zich te bedwingen. „Zij zal natuurlijk in hoofdzaak zich ongerust ma ken over Jou. Je kunt je hierop verlaten, dat Ik de noodige maatregelen voor je zal treffen. Dit zal je tehuis zijn, zooals 't altijd is geweest, maar als je om eenige reden of om geen'enkele", voegde hij er met een lachie bij, „de moderne manier zoudt wil len volgen, die nu onder de vrouwen heeracht, om een eigen loopbaan te zoedten, dan zal ik Je twee honderd pond per jaar toestaan, en je in geen en kel opzicht bemoeilijken". „Q vader, dat is heel edelmoedig", bracht Anna er met moeite uit „Ik zal. wat het ook kostenmoge, mijn plicht doen", antwoordde hij ernstig. „Zul Je het dus vanmorgen aan Stephen vertellen?" „Ik kan het hem natuurlijk zeggen, maar vindt u niet, dat u het hem zelf moet mededeelen?" vroeg zij bedeesd. „Voor niemand'van ons zal het van zoo veel beteekenis zijn als voor hem. Zijn geluk ls ge heel afhankelijk van de atmosfeer, die ln het huls hangt". De heer Crewe fronste het hoofd; hij werd niet graag herinnerd aan de afhankelijkheid van zijn zoon. „Vanmorgen heb ik geen tijd, want ik heb een tamelijk dringende aangelegenheid in de stad. Be reid hem in elk geval voor. Ik kan hem vanavond spreken; je moest ook maar schrijven aan Celia en Madge. Daarmee zul je mij zeer verplichten". „Heel goed, vader". „Maar bovenal ls het van belang, dat Je aan Juf frouw Fleming schrijft Zul Je het zoo tijdig doen, dat hij met de middagpost meegaat?" „Ja zeker, dat zal Ik", zei zij. Toen zij opstond bewogen haar handen zenuwachtig. „Ik hoop, dat u gelukkig zult zijn, vader. Natuurlijk is het een heele verrassing; maar lk ben er zeker van, dat bet voor ons allen iets heel gelukkigs wordt". „Dank je; je bent heel lief. Anna, je hadt gemakke- llj kanders kunnen zijn. Dat zal ik niet zoo gemak kelijk vergeten," zij hij, met een uitdrukking van groote verlichting op zijn gelaat. „Nu, goeden mor gen, wij kunnen er verder over praten, als lk terug kom. Ik zal probeeren vanmiddag vroeger thuis te komen. Er zijn misschien enkele dingen, die wij in huis kunnen veranderen. Ik denk, dat Jij ze wel kunt aangeven". Hij ging kalm heen en sloot de deur. Anna viel weer terug in haar stoel en begon tot haar eigen groote verbazing te schreien. Maar er was geen smart in deze tranen, noch eenige zuurdeeeem van bitterheid. Het waren tra nen van oprechte verlichting en vreugde. HOOFDSTUK XIV, De luoht wordt gezuiverd. Het was de gewoonte van den heer Crewe eiken morgen van Old Hall naar de gieterij te wandelen. Het was de eenige beweging, die hij n«rn Hij verliet ongeveer een uur later dan gewoonlijk het huis, en nam een omweg naar de stad. Het park en de boeschen, die Old Hall omgaven, strekten zich uit de strook lagen grond langs den voet van Lawford Hlll; er was een eigen pad, dat bij na tot aan de grens van Barbridge door de akkert liep. Het grootste deel van het land tusschen Bar- brtdge en Birtley behoorde aan den heer Crewe en de pachtsommen van de verschillende eigen- dommen op Lawford Hlll leverden een aanzienlijke vermeerdering van zijn Inkomen. Maar het kleine gondom ln Birtley zelf betaalde toch nog beter en of«cboon hij nu en dan overhoop lag met de autoriteiten over den schandelijken toestand van eenige der armzaligste huizen, slaagde hij er toch

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1917 | | pagina 5