Niet door menschenhan-
den gebouwd.
Zaterdag 28 April 1917.
60ste Jaargang No. ~994
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
BtfiiBwr"'"me' eem«
Brieven uit Engeland.
Scliager Courant
„TOÖVERDÖËK". „DE EXTRA-RIKS"
ioen hij op de trap nog was, en hij de eerste
deur van de etage-woning, waar zijn ouders waren,
slechts kon onderscheiden in de verte hoorde Wim
het welbekende geroezemoes van harde, driftige kijf-
stemmen 't Klemde om z'n hart, het vooruitzicht
van wat daar weer te wachten stond. Eii zijn veertien
jarige zuster stond boven, bevend, doodsbleek
t Is alweer zoover", fluisterde Jaantje, en zij drukte
„van dat-ie thuis is
eens.
baar zakdoek tegen de oogen
gekomen. Al bijkans 'n uur"'
„Niks gegeven?" vroeg Wim.
„Ssst," vermaande zus, doodsbang, dat vader hem
hooren zou. „jawel,.ik geloof een riks. Van al wat-
ïe ontvangen heeft En moeder kon vanmiddag op het
magazijn geen cent krijgen. De chef zei, dat-ie eerst
alles moest laten nakijken.... Dr heb zoo'n "honder'
voegde het meisje eraan toe 't is om zóó in de
gracht te springen. Heb jij'centen
Wim zei niets. Dacht na Wenkte haar, mee te gaan.
Zij slopen de trap af, voetje voor voetje, doods
bang voor het kraken van de treden.
„Heb jij centen?" vroeg Jaantje weer.
„Jawelzei Wim „als gewoonlijk natuurlijk, he?...
hjj graait ze me toch af. Ik verdraai 't, straks gaat-
ïe toch weg. Dan kan moeder 't krijgen'
H ijdacht aan den rijksdaalder die patroon hem
gegeven had als extra-blijk van tevredenheid en ook
wijl de jonge patroon de vorige weeik getrouwd was.
Van die riks wist geen sterveling iets. Wim had m
apart gestopt in hrt achterzakje van z'n broek. Een
knappe jongen, die hem dat extraatje zou afhandig
maken....
Wim had jreemde, ernstige, fantastische plannen
„Ga nou mee", zei Jaantje, „je wed! toen, moe
der is radeloos. Als jij dr je centen geeft, wordt
ze wat kalmer. Vader zal noru wef weg zijn. Die is
natuurlijk weer naar De Kroon". Misschien ligt moe
der Dauw van den schrik en vermoeidheid."
Dat woord maakte indruk op broer.
Zij keerden terug...
Luisterden aan de deur van etage-woning.
't Was er stil.
„Hij is bepaald weg?' fluisterde zus.
Ze waagden 't er op.
Moeder lag met het hoofd op een arm. Snikte 't uit
En toen zij Wim zag binnenkomen, werd ze wit
van schrik. Wenkte van: hij is er nog, ga gauw wegi...
Maar 't was te laat
„Wie is daar?" schreeuwde een harde, rouwe stem
uit de andere kamer.
En vader trad tevoorschijn.
Hij had zich gewa.eschen. Stond daar met 01
mouwen. Het ongezond-bolle gelaat bezaaid met ros
sige vlekken van alcoholist. De loerende, wantrouwend
nijdige, doffe uitdrukking van zijn glinsterende oogen
richtte zich op den jongen.
,Waar kom jij vandaan?" vroeg de drinker. Ev
hy stelde zich tusschen de kamerdeur en Wim, opdat
deze n e ijlings zou kunnen ontsnappen.
„Van kantoor", zei de knaap rustig
Zoo, van kantoor En waar is je geld?"
Wim had de vuisten in de zakken gebald.
Maar nu vloog de vrouw, d e aan taftó zat te schreien
op. Haar haren dwarrelden wild over haar rug. In
naar O'gen was eene wilde expressie van hateloozen
woesten toorn.
Schooier Schoft, die je bent!" krijschte ze der
man in het ge'.aat „niet alleen dat Je je salaris ver-
frzwabbert, dat
gebrek moeten IMH I
Wim zijn zuur verdiend geld naar je vr.e.iden van
,De Kroon" brengen, he?... Neen, maar dat lal niet
gebeuren Da^ gebeurt nooit... Liever zoir ik.,.'
Maar zij deinsde terug.
Want de man had den sleutel van de kamerdeur,
na dien in het slot te hebben omgedraaid, in zijn
zak gestoken.
En hij liep. rinet korte dreigende passen op
de vrouw aan
„Wat wou-je, lievertje?' zei de dronkaard, en t
gloeide in z'n oogen en hij balde de harige vuisten,'
„wat wou -je doen?... Wat zou je liever?..
„Moord'..:. Hulpi.,.. Hij wil me vermoorden"' gilde
de vrouw, Wim en Jaantje stonden te beven.
Mat wou je?" vroeg de man nog
grijnslachte.
.Moord gilde de vrouw. Toen werd er gebonsd,
gebonkt tegen de kamerdeur.
„noen schreeuwde een buurvrouw, „gemeane
zuipiapik zal es effetje de peliesje daten, iioor-
je aar/.... ik ga subiet naar bet nero.'
De man scheen geen tikje te ontstellen. Was bij
o© wijkpoiiue geen onbekende.
„Geel op je geld!" gelastte hij den jongen.
Maar hij sprak nJh zachter bang voor de buur
vrouw. Én "Wim instinctmatig genoorzamend den
vauer, voor wien zij altijd hadden gesidderd, telde
weer zijn loon Vier gulden en twee kwartjes.
Van ue extra-riks zei hij niks. Moeder was ontsteld
uoor het bonken op de kamerdeur door buurvrouw,
mj kiarupte zrcii nog vaster aan ue dwaze hoop, dat
ze „haar fatsoen" zou kunnen houden Zij wist wet',
dat de ellende van het gezin in t heele nuis bekent!
was. Aiaar zij vond de gedachte verschrikkelijk, dal de
buurtjes haar beklagen zouden als de mishandelde
vrouw van een dronkelap. Ze beet op haar zaküoe«.
om t met uit te barsten
„Ben je naar. jinbouw Leenders?," riep de buur
vrouw „motik naar de peliesje gaan?
Neen, 't Is ai goed' zet moeder. En dulde, dat
het loon van Wim in vaders vestzak Verdween
Baar dan?' zei de kerel, blij dat de herrie
afdroop. En hij smeet een gulden op tafel. „Nou is 't
toch goed he?
En hij zette z'n hoed op. Luisterde blijkbaar of
nuurvrouw 'bijgeval nog- slond te wachten Vertrok
toen.
iSioeder lag weer mèt het hoofd op een arm.
„Sluit de deur," zei ze, Jaantje wenkend. Ze wilde
met, dat buurvrouw binnen zou komen Haar roode,
bekreten oogen zou zien.
„Mat mot ik beginnen", jammerde de vrouw,
„de bakker krijgt nog bij de twee gulden. Hij levert
^een kruimel meer. voordat ik betaald heb. En mor
gen, met den Zondag... Er is niets .in huis. Wat moet
i met drie-vijftig beginnen?
Zij zond Jaantje uit, om enkele kleinigheden te halen
W im zat na te denken
Opeens izei de jongen:
„Hebt u al met oome Nico gesproken?.... Over dat
zaakje, ^at u zou overnemen?'
„Geen cent wil-ie geven jammerde moeder, „en
de"man heeft gelijk. Hij zegt: 't geeft geen zier. 't Is
zoo. Wim. Je vader zou 't toch dadeujk onmogelijk
maken. Oome Ni.co zegt wel: als je van hem weggaat,
dan is '1 een andere kwestie Hij heeft me geraden naar
den Voogdijraad te gaan. Tegenwoordig zegt oom
kan men zulke dingen veel gemakkelijker dan vroe
ger m orde maken. .Haar...
„Gaat u dan naar den Voogdijraad", zei Wim. Sinds
een paar jaar lang hadden moeder en hij ronduit over
de ellende gesproken. De achting voor vader was heele-
maai vernietigd. Maar moeder weifelde nog steeds.
Klampte zich aimfar vast aan het „fatsden", aón den
angst om „de wereld" nog meer in haar huiselijke
misère te mengen, dan reeds het geval was.
Gaat u dan van hem af' zei Wim.
En moeder bleef zwijgen.
Hij stond op. Wilde weggaan. „Je hebt nog niets
gebruikt," zei moe.
Ik kan wel bij Kees gaan eten. Dat is altijd goed.
En hij kuste zijn moeder vaarwel.
Ging de straat op.
De honger groefde, schroeide in zijn maag
Hij voelde nog eens naar de extra-riks in dat ach.
terzakje van zijn pantalon.
t Ge.dstuk was er nog.
En toen hij door het centrum van de stad liep, werd
njj opeens naar bmnen getikt Daar zat die opgeschoten
slungel van een Jan Dieiemans, die vroeger op 't kan
toor was geweest en nu „in agenturen" deed. Met een
paar jongens, die Wim niet kende.
Hij wou sdlletjes doorloopen maar het tikken werd
nerliaald.
nZeg. ken je mij niet meer?' vroeg Jan, die hem
aca'.erop was genoid.
En eer hij 't zelf wist, zat hij in den kring, aan
en hij '°Jan Cam X nTSSfiets met Wim.
Toen verhuisde twee riksen naar diens vestzak.
Maar... 't was eigenlijk niet eens Jan's eigen geld
he. Maar enfin, ze waren oude vrienden. Wim gaf
een bewijs je dat hij over eene week f 6 zou terug
geven „in dank."
Zóó ston- zwart op wit Toen trokken zij naar
de ber.
Later stond Wim nog sleSits voor den geest, hoe
bij daar had gezeten tegenover eene zeer-blonde, zeer
geparfumeerde, heviglijk geblankette juffrouw. Die hem
instantelijk vroeg haar op een „cobier" te tracteeren.
En .ten jslotte waren ze gekomen in een bioscoop.
Waar vertoond werd de pracht-film van een historie,
waarin een jongen inbreekt op het kantoor van1 z'n
patroon, weet te vluchten en ten slotte als millio-
nair" - vermelde het expliceerend bordje bij z'n
gelukkig verbaasde ouders terugkeert. Waarna alles ver
geven en vergeten werd De ex-inbreker zelfs trouwt
met de eenige dochter van den vroeger door hem be
sloten patroon.
En de herinnering aan die film bleef van dat oogen-
üjik_ af zeer sterk leven In Wim's geest. En hij dacht
al-maar aan de mogelijkheid om moeder aan dat zakje
te helpen, nadat zij van vader verlost zou wezen.
W ant oorspronkelijk was Wim een goedhartige jongen,
die veel van z'n moeder hield.
Maar van het oogenblik af, dat hij met de
extra-riks op zak was binnengetikt door de club
van Jan Dieiemans. veranderde hij wonderbaarlijk sterk
en snel....
De jonge dief,, die er bijna in geslaagd was, door-
wezenlijk sluwe malversatiën zijn patroon voor een
vrij belangrijk bedrag te bestelen, zat tegenover den
rechter-commissaris.
En deze observeerde het vermoeide, vervallen ge
zicht met de blauw-omkringde diep ingezonken oogen
van den knaap, nu reeds door het vunzige groote stads
'tarieven van zekere soort bijna vernield zedelijk en
lichamelijk.
Toch vond de rechter-commissaris die al heel wat
boefjes van allerlei soort in den loop der jaren voor
zich had gekregen. een verschil tusschen de geraffi
neerde, ganschelijk gedegenereerde schurkjes van deze
soort en Wim.
„Heeft iemand je opgestookt om het misdrijf te
plegen?' vroeg de rechter den verdacht# scherp aan
kijkend. 't Was zoo. 't was op instigatie van Jan Dieie
mans geweest, dat Wim het gewaagd had. En Jan
had hem, 't heele zaakje piekfijn uitgelegd. Maar hij
schudde van neen. Niemand, edelachtbare", zei de
knaap, 'die juist te oud was om onder de Kinderwetten
te vallen De rechter voelde, dat hij loog.
Maar de jeugdige oplichter werd hem niet onsym
pathieker door het liegen.
Z.E.A. besefte wel, oat er nog iets goeds school in
het slachtoffer van aroote stads Barievea
,jDus ie houdt vol. dat het je voornemen was om
je moeder te helpen aan het koopen van een
winkeltje?.... Dat heb je tenminste aan meneer den
officier verzekerd I"
Wim, de verdachte, antwoordde niet
Maar er kwam op het "vaalbleeke. verwelkte gelaat
een uitdrukking van groote droefheid. Hij dacht eraan,
hoe zijn moeder misschien vnu zou worden uitgescholden
nog erger dan andere, door vader, die woest zou zijn
over het niet meer "binnenkomen van Wim's loon
Hij zag moeder weer, als dien middag van de
extra-riks liggen met het hoofd op een arm.
En vader op haar toetreden, met langzaam dreigende
pasjes
Ja Edelachtbare?' wist hij eruit te brengen.
En toen'overweldigde nem een uitbarst ng, van do'1
wanhoop, van razende smart. En de rechter gaf een
wenk om den jeugdigen boef een glas water le geven.
En hij zweeg even Want ZE.A. geveelde, dat deze
smartuitmg geen „komedie" was.
MAITRE COREEU
Qe andere
voor hem.
trad als „gast-
het tafe.tje vóór het groote raam van derderangs café.
zuipt, verzwabbert. da( ik en je kinderen no iger en Werd hij zeer formeel, zeer deftig aan
ljjien, maar nou wi'.-je bovendien nog teeren' gesteld. Stond er een oorrel v
iii —u wim van de „club" was jarig. Die trad
ueer op.
Wim werd tot driemalen toe „gefuifd". Voelde dat
L nu zijn beurt werd.
Be ex tra-riks was er
En op zeker oogenbllk stelde een van de „clubge-
110 j.e.i' voor, even in zekere Bar, waar Wim nooit
van gehoord had een kijkje te gaan nemen.
Be extra-riks was geslonken tot iets minder dan
de helft.
En hij maakte Jan Dieiemans, zijn oud-collega, tot
vertrouweling. De borrels gaven hein moed. En het
pas in de ouderlijke woning doorleefde had hem be-
UIT HET ENGEL8CH VAN DAVID LYALL
DOOR J. P. WESSELINK VAN ROSSUM
UHfl'y. W. De HAAN, Utrecht
Osokrt .t 0.95, prachtband 11.18
20.
Het kwam niet in Alison op haar schrijven meer
het karakter van een minnebrief te geven. Zij kon
eenvoudig niet, maar hoopte, dat de heer Crewe er
zoo tevreden mee zou zijn, en in staat zou zijn, het
verschil in ras tusschen het Engelsche en het
Schotsche te begrijpen. Eens was zij bij machte
een zeer dragehjken minnebrief te schrijven
toen het jeugdige hart gemakkelijk woorden vond:
maar dat behoorde tot ver achter haar liggende
romantische dagen terwijl dit een nuchtere ver'
standszaak was van het rnpere leven. Deze brief
bereikte, ofschoon hij Zondagavond laat werd ge-
Hij werd met cfe andere brieven naast het bord
van den heer Crewe gelegd, maar aan tafel opende
hij hem niet. Anna zat alleen met hem aan tafel
daar Celia naar Cambridge was gegaan om eenige
dagen bij haar zuster door te brengen.
Anna nad den brief met het karakteristieke vrou
wenhandschrift en het postmerk Rochallan al op-
femerkt; ofschoon zij wel wat vermoedde, stemde
aar dit niet zoo, dat het haar boos of bitter maak
te.
Haar persooniijke belangstelling in de aangele
genheden van haar vader ging niét verder, dan
voor zoover die tevens haar eigen belangen be
troffen. Zij was doodelijk ziek van het leven dat
«ij te Old Hall leidde en bereid elke verandering
welkom te heeten, die verlichting zou brengen.
Zij bemerkte zelfs met welk een zenuwachtige
haast hij den brief in zijn zak stak. Niemand giste,
hoeveel Anna Crewe zag door dien haar zoo wei
nig flatteerenden bril en haar gewoonte om te
«wijgen had voedsel gegeven aan den indruk, dat
«ij onverschillig was voor het meeste, dat rondom
haar gebeurde.
Haar vader begon dadelijk te praten met die ze
nuwachtige gejaagdheid, welke op een verstoring
tan het evenwicht in iemands gemoedstoestand
wijst. f
■Je hebt ook brieven gekregen. Anna. Tijding
van Celia, vroeg hij, terwijl hij zich van de nam
bediende
-Ja. Zij schijnt zich te amuseeren en vraagt, ol
*>j tot Donderdag, misschien tot Vrijdag kan blij
ven. Madge heeft Woensdag een feestje op haat
kamer en had graag, dat Celia er voor bleef".
„Een feestje op haar kamer", zei hij notsch. „Ik
meende, dat zij naar Newnham was .gegaan om te
studeeren."
„O, ja, maar ik denk, dat haar toch nu en dan
wel een „thee" zal zijn toegestaan", zei Anna droog
jes. „Mij dunkt, zij kan daar nog blijven; er is niets
dat haar naar huis jaagt, in het geheel niets".
„Het is wel opvallend, dat jelui allen verlangend
zijn van huis te komen", zei hij somber; „en jelui
hebben nooit haast om terug te keeren."
„Ik ga niet veel weg", zei Anna kalm; „en na
tuurlijk is het voor Celia een saai huis."
„Luister eens, Anna, ik veronderstel, dat je al
les weet van Fleming en Celia?"
„Ik weet, dat zij elkaar liefhebben", antwoordde
Anna verbaasd. „Heeft hij met u gesproken?"
Ja, en ik heb .mijn toestemming gegeven. Ik heb
het hem gisterenavond gezegd; Celia was natuur
lijk al weg, maar ik wed, aat hij haar heeft ge
schreven; zegt zij er niets van?"
Hij keek in de richting van den brief, klaarblij
kelijk wenschte hij hem te lezen.-Na een oogen-
blik geaarzeld te hebben, gaf Anna hem.
„Dokter Fleming was Zaterdag en Zondag in
Cambridge. Na hetgeen u mij verteld heeft, is al
les opgehelderd."
De heer Crewe liep het dicht op elkaar geschre
ven velletje door, en Anna zag, dat zijn trekken
zich ontspanden. Een oogenblik zweeg hij; toen zei
hij niets anders dan:
„Daarvoor brengen wij onze kinderen groot; zij
springen weg met den eersten den besten man,
die hen vraagt. Ik heb niets tegen Fleming, hij^
een buitengewoon fatsoenlijke vent. Maar Celi
het verschil voelen, als zij in het huis van een dok
ter woont, waar ze zal moeten werken. Missen
zal zij dan eenige van de voordeeien geueni-e
die zij hier had". Jin.
„Ik geloof niet, dat een onzer geeft om d<e dm
gen, die voor geld te ^verkrijgen zijn zei Anna
bC,hD.at' zeg je, omdat je nooit in de omstandighe
den bent geweest, waarin ze
den worden"; antwoordde hij. Jh denk, dat j j
niets liever zoudt doen dan heen te gaa J
«eggen, en Anna had in een harde Mhool^leerp.
dat zwijgen dikwijls het best is. als e g
dere toevlucht rest tegen de
„De heer Crewe zei niets Sveer
«ijn geroosterd brood met ham op. en na ongevee
de helft van zijn koffie te hebbe pg
stond hij op en verliet de^.^amer. Anna twijfelt^
er geen Oogenblik aan, of hij washeieheel
zijn brief te lezen. Zij maakte er™c, oDens
met druk over. wat die wel zou b^dzen W-ens
haar kon er niets gebeuren, dat de toestand o
ende kranten gekocht en uitgeplozen, om 's avonds
degelijk en gewichtig den toestand op de verschil
lende oorlogstooneelen te kunnen bepraten met mijn
buurman, 't Gaf me niets. Sprak ik mijn bladen na
in optimistischen geest, hij schudde mismoedig het
hoofd. Sloegen mijn voorlichters, en ik dus ook,
een anderen toon aan, hij was de opgewektheid zelve.
Waarom? Dat kwam ik niet altijd te weten.Men
moet niet vergeten, dat ik, wel beschouwd, toch maar
een vreèjndeling was, hoogstwaarschijnlijk een met
goede bedoelingen, <maar je kon nooit te voorzich
tig wezen. Doch soms werd alle achterdocht op zij
geschoven, de stoelen werden wat dichter bij elkaar
gebracht, en, met de noodige plechtigheid kreeg ik
te hooren, dat, wel is waar de kranten schreven
hetgeen ik zoo juist in het midden had gebracht,
maar in de City werd gezegd, of als het heel
ernstig was in de City werd gefluisterd
dat de zaken zoo en zon stonden.
Geheimzinnige invloed, die er van de City uit-
gaatl Viif jaar in Londen gewoond te hebben is
niet voldoende, helaas, om er volkomen mee op de
hoogte te geraken. De- Epgelschen zijn in vredes
tijd lichtgeraakt genoeg, wanneer je niet alles, wat
Britsch is, onverdeeld bewondert, en in oorlogstijd
werd dit er niet beter op. "Zonder degenen, met
wie ik omging, in alles gelijk te geven we heb
ben wel eens woedende gesprekken gewisseld over
Lord Kitchener, over den Boerenoorlog! over de
zegeningen van de Britsche blokkade zweeg ik:
eerbiedig, als het gesprek liep over zaken als de
„City", die me niet genoeg interesseerden om over
in vuur te geraken en waarvoor ik, eerlijk gezegd,
thuis gekomen vol verwondering de schouders op
haalde.
„Mijnheer Smith is zoo juist uit de City geko
men en daar. wordt gezegdNooit, voor
zoover ik me herinneren kan, is iets, wat in de
City werd gezegd, uitgekomen. Kort voor ik naar
Holland ging en mijn papieren ponden vol hart
zeer inwisselde voor f 11.45 per stuk. werd me door
een Cityma", een zeer vooraanstaande, dien ik
toevallig kende en wien ik kwam vragen of ik niet
wijzer zou doen met het wisselen nog eenigen tijd
te wachten, verzekerd, dat de ponden de eerstvol
gende maanden aunzienlijk zonden vallen. Zooals
we weten, zijn ze steeds vooruitgaan, tot ze een
paar weken geleden op f 11.80 stonden.
De City heeft reeds meer dan eens een spoedigen
vrede aangekondigd, de City heeft zooveel honderd
duizend Russen in gesloten treinen van het Noor
den van Schotland naar het zuid«n van Engeland
doen reizen, de City beweert en voorspelt en wordt
steeds gelogenstraft en steeds vaster geloofd.
Wat had zij een paar weken geleden te vertellen,
toen Gerard Fiennes constateerde, dat zij met el
lenlange gezichten had rondgeloopen, meer zinspe
lend op dan sprekend over de dingen, die zij wist,
en die de regeering opzeittelijk voor het volk ver
borg. Het spijt me, dat ik dat niet heb bijgewoond.
Tien tegen een, dat ik dan toch ook even onder
den indruk was gekomen, als is mijn buurman had
zien terugkomen van Piccadllly met het „laatste
Citynieuws", en hij op mijn belangstellende vraag
het hoofd had geschud, naar rechts en links had
rondgekeken, en me dan had verteld, dat de buit-
schers op twaalf plaatsen waren geland.
"Dit was inderdaad het praatje, alleen aan de best
ingewijden bekend, maar die het dan ook zeer z e-
k e r wisten en vlijtig verspreidden. Of ze zich niet
schamen den volgenden dag, of twee dagen later?
rol6trekt niet! Citynieuws is heilig, en de versprei
ders eï van onschendbaar. Kom nooit terug op een
^lsch gebleken tijding, door de City verspreid
Uw zegsman zal niet weten, waarop ge doelt, of als
ge hem het vuur te na aan de schenen legt, mede-
dend-minachtend doen merken, dat hij nog veel
meer kon vertellen, als hij wilde.
F-e twaalfvoudige landing der Duitschers bleek
I r.»r) valsch gerucht te zijn, maar valsch of niet, het
nad een geweldige opschudding - veroorzaakt, die
de volgende week uiting vond in een aantal aan
vallen ln kranten en Parlement op het Ministerie
BAARN, 21 April 19 7.
xr„ „i.-::*. a. - i. a - - nneii ui mtuiieii eii riritiutui op uei Ministerie
genoemde Gerard FieVnes in de Obse^er vim l
April, liepen verscheidene menschen
rond met gezichten van een el lang
niets, maar zinspeelden op allerlei dingen, die zij om hl ln het nunmiw. van 8 "April"nog eens
wisten en die de regeering wist, maar die voor het r u
J(Tent voor de eerlijke, onpartijdige wijze, waarop hij
SEF 7i;^ de »Seft Affair" week na week behandelt, komt
lang. aij zemen jn de Qbservar van 1 April de regeering te hulp,
publiek verborgen werden gehouden.
Het trof mij niet als iets bijzonder vreemds, toen
ik dat las. Het aantal keeren, dat wii in Londen
iets dergelijks hebben meegemaakt, is niet te noe
men. Een groote stad als 'Londen is, doet zij je
menigmaal denken aan het kleinste plattelands
dorpje.
De bewoners van de buitenwijken hebben een
grenzenlooze vereering voor ieder, die-in betrekking
door te gaan.
De bedreiging van den Engelschen handel en de
vrachtvaart door de omlkrzeebooten van den vijand,
wordt door Fiennes volstrekt niet minachtend op
zijde geschoven. ZIJ ia ernstig genoeg, schrijft hij.
Het wekelljksch aantal der ln den grond geboorde
schepen blijft op dezelfde hoogte staan, en op het
oogenbllk is niet uit te maken, naar welke zijde
de balans zal overslaan. Zal Engeland er ln slagen,
evenals in 1915, het verlies tot steeds kleiner afme-
dragelijker zou kunnen maken. De saaiheid van
haar leven, het volkomen gemis aan doel of plan,
de martelende eenzaamheid, kon, naar het haar
toescheen, nooit drukkender worden dan nu.
Het was haar geboortedag en zij was vijf en
twintig jaar, maar niemand had eraan gedacht dan
Stephen, die een kleine- waterverfteekening voor
haar gemaakt had; een gezicht op Birtley van den
toren van Old Hall. Die had hij naar gegeven, toen
hij haar goeden morgen zei. Stephen had talent
voor schilderen; maar het gemis aan goede leiding
had hem menige fout doen maken, verscheidene
keeren had Anna er bij hun vader voor gepleit,
om hem een teekenmeester te geven, maar met al
het ongeduld van den nuttigheidsapostel, die de
kunst veracht, had hij het geweigerd. Zij peinsde
nog na over den brief van Celia, wel een weinig
jaloersch op de vrijheid, die Madge en zij genoten
toen de deur geopend werd en haar vader naar
zijn plaats terugkeerde. Hij ging niet weer zitten,
maar bleef achter den stoel staan, dien hij onge
veer vijftien minuten geleden verlaten had, en keek
haar toen vast en eenigszins vreemd aan.
„Het is billijk, dat ik ie vertel, Anna, dat ik voor
nemens ben een verandering in mijn leven te bren-
hen. Ik ga in November met juffrouw Fleming
trouwen."
Ja vader," antwoordde Anna op volmaakt kal-
men, zakelijken toon.
„Ik heb nooit een tehuis gehad, in den zin, waar
in de menschen dat opvatten," vervolgde hij, na
even zijn keel geschraapt te hebben en op den toon
van iemand, die roeit, dat eenige verklaring niet
overbodit is. t
Je hebt juffrouw Fleming ontmoet en ik geloof,
dat je haar mocht lijden."
Hij zweeg en Anna prevelde werktuigelijk.
Ja ik dat wil zeggen, wij allen mochten haar
zeer graag lijden."
Dan wil je het misschien wel aan de anderen ver
tellen en ook zoo vriendelijk zijn haar te schrijven.
Ik ik geloof, dat zij het verwacht. Zij maakt er
zich ongerust over, dat zij hieT niet welkom zou
zijn, ofschoon ik haar verzekerd heb, dat daaromtrent
geen twijfel mogelijk is".
„O neen, ln het geheel niet! Wij zullen allen blij
zijn!" zei Anna op denzelfden toon. Ja haar eigen
blijheid overstroomde haar als het ware, zoodat zij
moeite had zich te bedwingen.
„Zij zal natuurlijk in hoofdzaak zich ongerust ma
ken over Jou. Je kunt je hierop verlaten, dat Ik de
noodige maatregelen voor je zal treffen. Dit zal je
tehuis zijn, zooals 't altijd is geweest, maar als je
om eenige reden of om geen'enkele", voegde hij er
met een lachie bij, „de moderne manier zoudt wil
len volgen, die nu onder de vrouwen heeracht, om
een eigen loopbaan te zoedten, dan zal ik Je twee
honderd pond per jaar toestaan, en je in geen en
kel opzicht bemoeilijken".
„Q vader, dat is heel edelmoedig", bracht Anna
er met moeite uit
„Ik zal. wat het ook kostenmoge, mijn plicht doen",
antwoordde hij ernstig. „Zul Je het dus vanmorgen
aan Stephen vertellen?"
„Ik kan het hem natuurlijk zeggen, maar vindt
u niet, dat u het hem zelf moet mededeelen?" vroeg
zij bedeesd. „Voor niemand'van ons zal het van zoo
veel beteekenis zijn als voor hem. Zijn geluk ls ge
heel afhankelijk van de atmosfeer, die ln het huls
hangt".
De heer Crewe fronste het hoofd; hij werd niet
graag herinnerd aan de afhankelijkheid van zijn
zoon.
„Vanmorgen heb ik geen tijd, want ik heb een
tamelijk dringende aangelegenheid in de stad. Be
reid hem in elk geval voor. Ik kan hem vanavond
spreken; je moest ook maar schrijven aan Celia en
Madge. Daarmee zul je mij zeer verplichten".
„Heel goed, vader".
„Maar bovenal ls het van belang, dat Je aan Juf
frouw Fleming schrijft Zul Je het zoo tijdig doen,
dat hij met de middagpost meegaat?"
„Ja zeker, dat zal Ik", zei zij. Toen zij opstond
bewogen haar handen zenuwachtig. „Ik hoop, dat u
gelukkig zult zijn, vader. Natuurlijk is het een heele
verrassing; maar lk ben er zeker van, dat bet voor
ons allen iets heel gelukkigs wordt".
„Dank je; je bent heel lief. Anna, je hadt gemakke-
llj kanders kunnen zijn. Dat zal ik niet zoo gemak
kelijk vergeten," zij hij, met een uitdrukking van
groote verlichting op zijn gelaat. „Nu, goeden mor
gen, wij kunnen er verder over praten, als lk terug
kom. Ik zal probeeren vanmiddag vroeger thuis te
komen. Er zijn misschien enkele dingen, die wij
in huis kunnen veranderen. Ik denk, dat Jij ze wel
kunt aangeven".
Hij ging kalm heen en sloot de deur. Anna viel
weer terug in haar stoel en begon tot haar eigen
groote verbazing te schreien.
Maar er was geen smart in deze tranen, noch
eenige zuurdeeeem van bitterheid. Het waren tra
nen van oprechte verlichting en vreugde.
HOOFDSTUK XIV,
De luoht wordt gezuiverd.
Het was de gewoonte van den heer Crewe eiken
morgen van Old Hall naar de gieterij te wandelen.
Het was de eenige beweging, die hij n«rn
Hij verliet ongeveer een uur later dan gewoonlijk
het huis, en nam een omweg naar de stad. Het park
en de boeschen, die Old Hall omgaven, strekten
zich uit de strook lagen grond langs den voet
van Lawford Hlll; er was een eigen pad, dat bij
na tot aan de grens van Barbridge door de akkert
liep. Het grootste deel van het land tusschen Bar-
brtdge en Birtley behoorde aan den heer Crewe
en de pachtsommen van de verschillende eigen-
dommen op Lawford Hlll leverden een aanzienlijke
vermeerdering van zijn Inkomen. Maar het kleine
gondom ln Birtley zelf betaalde toch nog beter
en of«cboon hij nu en dan overhoop lag met de
autoriteiten over den schandelijken toestand van
eenige der armzaligste huizen, slaagde hij er toch