DE BOETE.
Jrije üs s s ésrs
De dingen om ons heen.
TWEEDE BLAD.
Tweede Kamer.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
Zaterdaq 21 Juli 1917.
60s!e Jaargang No. 6040.
Schaper Courant.
Den Haag, 19 Juli 1917.
De kans dat het ontwerp- Ex port Centrale er ko
men zal; dat de Regeering niet ten slotte zal ge
noodzaakt zijn zich bij de regeling, zooals de heeren
Van Beresteijn en Mare bant zich die voor centra
liseering denken neer te leggen, schijnt met het
„parlements-uur" kleiner te wordenIVan drie
kanten is het ontwerp heden bestreden. En de ge
zaghebbende financieels specialiteit der Unie-libe
ralen, mr. Patijn, was 't felst. Gaf eene in werkelijk
heid vernietigende kritiek. Behalve mr. Patijn trok
ken de katholieke afgevaardigden De Wijckerslooth
de Weerdesteijn tegen het wetsvoorstel op. Eerst
genoemde besprak achtereenvolgens den omvang
der bemoeiingen van de Uitvoer-Centrale; den vorm
der voorgenomen vennootschap en hetmin-wen-
schelijke om de Regeering met de inwisseling van
vreemde krediet-papieren te doen bevorderen. De
heer De Wijckerslooth ging uit van de stelling, dat
men de Volksvertegenwoordiging buiten deze zaak
had kunneD, had moeten houden. De Regeering had
krachtens de wet van Augustus 1914 volkomen
de macht om zelfstandig te handelen en „defe
rentie" voor de Eerste Kamer mocht z.i. hier niet
de stimulans, de drijfveer zijn geweest. Ook acht ba
ron De Wijckerslooth wiens heldere en knap-door-
wrochte rede met groote aandacht werd gevolgd
de statuten dezer N. V. niet in overeenstemming
met de Wet. Door het semi-officieel karakteT, dat de
Rank, met financieren hier te belasten, zal dragen,
wekt men den indruk, dat wat men i.c. doet, het
daglicht niet kan velen. Tegen den vorm dier ven
nootschap bleek mr. De W. overwegend bezwaar te
hebben.
Veei scherper was mr. Patijn, de groote finan
cier met het onstuimige temperament en 't felle
woord. Hij mist hier alle reëele waarborgen voor
handel en nijverheid. Acht de bevoegdheden, aan
de E.-C. te verleenen, uiterst vaag, onduidelijk om
schreven, geeft toe, ook zijnerzijds, dat centralisee
ring noodig is. Maar betwist ten sterkste, dat daar
voor noodig was het geven van éen juridisch karak
ter aan deze N. V.
De Export-Bank, een duur paardje op stal,
noemde hij, als finantieele instelling, iets dat het
publiek „een rad voor de oogen zal draaien". Het
kapitaal van vijf millioen zal 25-maal in obligatiën
kunnen worden uitgegeven!...!.. En voor die obliga
tiën mist men alle garantie. Men heeft hier zei
mr. Patijn te doen met een' kind met 'n water
hoofd; met een in hooge mate onsoliede instelling.
Het papier zal tot de dolste speculatiën kunnen lei
den. De Uitvoer-Mij. zal tot „de reusachtigste dè-
bftcle kunnen' leiden, ooit aanschouwd", en voor zoo
iets wenscht hij „den Nederlandschen minister van
Financiën niet als promator te doen optreden". Daar
aan mag „de verpersoonlijking van ons krediet" niet
worden gewaagd.
Een particulier aldus handelend, „zou de beurs
worden afgekeken". En waar mr. C. P. Zaaijer z. i.
terecht van „een juridisch wangedrocht" sprak,
daar voegt mr. Patijn erbij: „en een financieel wan
gedrocht". Hij riep ons publiek toe: Wacht u voor
deze schuldbrieven! Erkennend, dat 't niet in de
bedoeling der Regeering ligt om Jan Publiek te
dupeeren natuurlijk maar: in de practijk,
aldus de heer Patijn, komt de zaak op hetzelfde
neer. Is er hier voor de Regeering groot risico?
„Neen!" zei minister Treub, aan de groene tafel ge
zeten met de collega's Cort v. d. Linden en Posthu-
ma. „Welnu!" hernam de heer Patijn, „dan kunt
gij, Staat, 't ook zelf wel doen!" Ten slotte verklaar
de hij, bereid te zijn voor het ontwerp te stem
men, mitsgewlizigd volgens het amendement
Van Beresteijn en Marchant. Dus: als de Staat zelf
't heft in handen houdt.
Ook de Haagsche wethouder, afgevaardigde voot
Zevenbergen Van Vuuren, bestreedt het ontwerp.
Tegenover mr. De Wijckerslooth hield hij vol, dat
hier wel degelijk van belastingen sprake is; dus
heeft men te doen met een ongrondwettige rege
ling. Feitelijk wil de Regeering hier op derden over
dragen wat zij zelve niet aandurft. De heer Van Vuu
ren had eigenlijk met een motie willen komen, maar
zei h ijmoties zijn gaandeweg in diskrediet ge
raakt, „en wellicht niet te onrechte". In geen geval
kan hij het ontwerp zooala 't daar ligt steunen.
Slechts mr. Drewelhulja, op zeer laat uur nog het
woord krijgend, maar door het ontbreken van
het „quorum" te 11.35 ure was de zitting eerst tegen
twaalf uur begonnen, en dat pepert mr. Fock den
heeren keurigjes in! vond lichtpunten in het
ontwerp. Hij prees den aandrang der Eerste Ka
mer in deze en achtte het verzet tegen het wetsvoor
stel uit staatsrechtelijk oogpunt niet houdbaar.
Morgen, Vrijdag, zet de Kamer eerst te half twee
de discussiën voort. De ochtend is aan sectiën-arbeid
gewijd, o.a ook tot onderzoek van de ontwerpen-
Marchant en -Limburg, die dus weldra weer den
Senaat zullen bereiken.
Dinsdag a.s. beginnen wij met de Vragen-Scha per
in verband met het jongste votum der Eerste Ka
mer.
Men tracht te bereiken dat het Lagerhuis Vrijdag
27 Juli op recés zal kunnen gaan. Maar daarvoor
is noodig dat de heeren zich beperken. De president
heeft al met „eenige avondzittingen" gedreigd.
Maar mr. Fock kent zoo goed zijn Pappenheimer.
Het dreigement zal wel helpen ook thansl
Mr. ANTONIO.
WEDDENSCHAP.
Ze hadden hem altijd bejegend met buitengewone
minachting. En als oome Nol, die ijzeren knuisten
aan z'n üjf had, hem niet van jongs af, door
zonderlingen gril van goedigheid in bejaarden schooier
onder zijn bescherming had genomen, dan zou 't
met Gerrit, het „bultje", slecht zijn afgeloopen.
Ze lieten hem links liggen, de twee broers, die
gewoon waren 's nachts „de vlakte" op te gaan.
Vooreerst was hij te schuw, te zwak, te bang. En
dan leefde er door wonderlijke speling van toe
val een eerlijke inborst in het mismaakte, leelijke
kereltje. Soms wantrouwde ze hem1 zelfs, 't Was ge
beurd dat Jan en Hein, in 't holle van den nacht
thuiskomend met een meer of minder vette buit,
nadat ze de deuren en ramen stevig gesloten en „ge
blindeerd" hadden, in een hoek, bij het schijnsel
van een kaarsje, gingen uitzoeken wat er van „de
aap" was.... Moeder van boeven-tweetal lag dan op de
loer. Luisterde scherp naar elk geluid, dat zich in
het straatje mocht voordoen. Zij afstammelinge van
apachen was erop „getraind". Ze noemden haar
Bet met den hondeneus. En dat sloeg niet alleen op
de vorm van haar gezicht, dat sterke overeenkomst met
dat van een dog vertoonde,' maar was tevens een hul
de aan het aartsscherpe van haar speurzin. Ze kon
op vijftig Meter afstand den stap van een der „prin-
serij" van een klabak, onderscheiden van dien hun
ner „eigen menschen Moeder Bet gaf dan een sig
naal door even, heel zachtjes, te sissen, zoo tus.
schen tong en lippen door..
Als 't gesis snel, hard was, dan moest men zich
haastea. De kaars ging uit en de twee kerels ver
dwenen, wonderlijk vlug. Er was een uitwegje,
dat ze bij buren-ingewijden terecht konden komen.
Moeder Bet zorgde dan voor de verdere mise-en-scéne.
Trok haar rokken uit, gleed in de bedstee. Hield
zich slapende.
Als dan de politie tegen de deur kwam bonsea
deed ze net of men haar uit diepe rust kwam wekkea
„Ja, wie is daar?"
..Doe onmiddellijk open. In naam der wet!"
Zij gehoorzaamde dadelijk. Zich de oogen uitwrij
vend. Met meester-nagebootste verbazing
Wat blieft u, heeren?"
Maar de agenten waren al binnen. Zochten, speur
den, snuffelden rond.
Er was geen kaarsvlekje te bekennen.
„Waar zijn je zoons?" vroeg een van de politie
mannen.
Bet met den hondeneus deed of ze niet begreep.
„Me zoons?.. Jan die werkt, voorzoover ik weet,
bij een baas in Rotterdam En Hein... Hein... La's
kijken.. Ja, die mot nog in Maassluis wezen... of ook
in Rotterdam....."
Zij geeuwde," terug verlangend naar het bed
De agenten haalden dan soms de boel heelamaal
overhoop. Zochten naar een geheime kast of een kel
dertrap. 't Was hen nooit gelukt de beruchte, he-
viglijk verdachte gebroeders Groen te snappen.
En de kerels zorgden ervoor, niet terug te kee.
ren voordat zij het Bericht hadden gekregen, dat „al
les veilig was.
Maar het „bultje" vertrouwde ze half. Die was zelfs
voor „uitkijk" ongeschikt 'bevonden. En eens op
'n nacht was broer Jan naar hem toe gekomen en
had hem de loop van een revolver voor z'n kop ge-
hoduea
„Weet ie wat dat is, leelijk draaisel?" vroeg de
jonge boeL
't Bultje uit z'n slaap opgeschrikt, lag hem doods
bleek aan te staren. Te bang om iets te kunnen
zeggen.
„Daar komen blauwe boonen uit!" zei Jan, den
vinger aan den trekker ,,'t zou altemet wel eens
Een verhaal uit het hedendaagaeh Nrw-York
door
GOUVERNEUR MORRIS.
2 Uitgave W, DE HAAN, Utrecht
Op een dag dat hij ten einde raad was en naar
uitkomst zocht, liep hij snel door een hem onbekend
gedeelte van de stad. Hij was in die stemming waar
in een man zelfs zijn besten vriend liever ontloopt
Iemand riep: „Meneer Allen". Hij stond stil en
zag dat de stem kwam van een man zonder bee
nen. die lm de zon zat bjj een draaiorgel waarop
hij eenige schoenveters had uitgestald, benevens een
w^ken."tillnea bakje „om liefdadigheid op te
-5*5111 U mij vergeten r* "Wilmot's oogen klaarden
°P 1Ler?^ vaa herkenning in kwam
hij veigat nooit gezichten!
''K* Hoe gaat het e rmeeF'
Zoo^ aoo^^ 881 kedahmr *,En met UF'
Als vanaeU'dook Wilmot's hand in zijn broekzak
banknoot van 10 dollar en dat was al wat hij op de
wereld bezat en waarmee hij een dringende schuld
van 10 duizend dollar betalen moest
Zijn aarzeling duurde slechts een oogwenk Hij lach
te, stopte de "banknoot van 10 dollar in het balde
en zei: Terwille van een oude vriendschap''
De bedelaar nam het gezicht van den jongen man
in zich op. Toen ze ihif: ...maneer Allen pen» had
ik de eer u voor drie dingen te waarschuwen.
„Ja. dat herinner ik maj."
Sporen van wijn en vrouwen zijn op Uw gezicht
niet te vinden jnaar hoe staat het met het spelen?"
„Beste vrind." zei Wilmot, Je leest me ala een
open boek. Met het spelen staat het slecht De h<±>
jou juist alles wat ik bezit gegeven"
„Die paar «dollars zijn mgj niets waard" «i
de bedelaar.
„Mij ook niet wees daar maar niet ongerust
over
„Ik maak me niet ongerust. Ik zit te bedenken
dat wij iets gemeen hebben. En daarom zou Ik TJ
bijna willen vragen of een paar duizend U van nut
zouden kunnen zijn?"
Wilmot glimlachte met een innemende openhartigheid.
,,Ja, vijftienduizend," zei hij. „Je zult ze hebben1*
de bedelaar kortaf. Hij wees op een glazen deur
waar in gouden letters dwars overheen atend ge
schilderd
Blizzard Fabrikant
Hoeden
„Zoo heet ik," zei de bedelaar, „en dat is mijn
raak kom binnen."
Wilmot volgde den bedelaar door de glazen deur
die bij het openen en sluiten een 'bel deed overgaan.
Het voorste deel van het gebouw bestond uit een
stoffig verkooplokaal en een kantoor met Amerikaansch
grenenhouten beschottan.
Toen Wiln^ot den bedelaar volgde zag hij in de
verte 15 a 20 jonge meisjes om een lange tafel ge
zeten. ijverig bezig stroohoeden te vlechten.
Machinaal nam hij rijn hoed af en dacht bij zich
zelf dat hij nog noodt zooveel mooie meisjes tegelij
kertijd onder éen dak had gezien.
HOOFDSTUK II.
Wilmot knoopte rijn jas dicht over vijftien bank
noten van duizend dollar.
Noodgedwongen was hij er toe overgegaan dit geld
aan te nemen. Hoewel hij zijn handteekening niet Dp
papier had hoeven te zetten voelde hii ach toch
eenigszins alsof hij zich aan den duivel had verkocht
Maar Blizzard had geen duivelachtigheid doch slechts
vriendelijkheid getoond en een prettig standpunt inge
nomen terwijl nij op een gemoedelijken toon praatte.
Toen de onderhandeling afgeloopen wbs wilde Wil
mot liefst vertrekken; maar aangezien hij nu ver
plichtingen jegens den man zonder beenen had kon
nij niet onbeleefd zijn.
Hij draalde dus een weinig en rij spraken wat met
elkander.
De eerste keer dat we elkaar ontmoetten, zei de
bedelaar was je aan het «rolschaatsen rijden met een
mooi kind. Ze was zoo mooi dat ik je vroefj hoe ze
heette. En Ik heb haar naam nooit vergeten.
Hij voegde er echter niet aan toe, dat hij gedurende
vele jaren het doen en laten van dat mooie kind had
gadegeslagen, dat hij op de loer had gelegen pm haar
voorbij te zien kamen, dat hij dienstboden in haar
vader's huis had omgekocht, om hem over haar doen
en laten op de hoogte te houden en dat de dag na
derde waarop hij, god noch gebod vreezen de van
plan was haar van den aardbodem te doen verdwijnen
en te laten zinken in die peillooze diepten Van Wraak,
die den grondtoon van zijn leven vormden.
Ook voegde hij er niet aan toe, dat hij het gevoel
had dat er slechts twee omstandigheden waren, die
zijn plannen zouden kunnen dwarsboom/en en wel
haar huwelijk met Wilmot Allen of zyn eigen
ontijdig sterven.
En hy dacht niet dat er veel kans was op dit
elaatste.
Het eerste echter had hun,, die het dagelijksche
leven van de erfgename voor hem bespiedden, bij
kunnen gebeuren, dat jij er bij vergissing zoo-eentje
door je rielement kreeg. Snap je dat, bult?. Nou,
dan ben je tenminste gewaarschuwd."
Gerrit lag nog een neele poos te rillen van den
schrik. En zoo veel begreep hij wel, dat de broers
hem blijkbaar wantrouwden.
Én op een middag is 't gebeurd, dat moeder Bet.
toen Bultje thuis kwam op het schaftuur hjj
was duivelstoejager bij een klem baasje en mocht een
stuiver per week op zak houden -k Gerrit doodsbleek
tegemoet kwam. Er was iets ernstigs aan 't handjei
Dat voelde hij dadelijk....
Moeder stopte hem eén vodje papier in de hand
en fluisterde: „Breng dat direct naar Jan en Hein,
in „De Roode Kat'Je weet wel, op den hoek
van de Schapesteeg "hier linksom., waar, ik vader
vroeger wel placht te halen en jij dan wel meeliep...,
Gduw, Gerrit Als je je boodschap goed doet, dan
krijg je een stuiver extra!"
Het bultje stond op z'n beenen te sidderen. Hij
kende de kroeg, men wist wat voor klanten er kwa
men.... Maar hij durfde niet tegenstribbelen. Zag duide
lijk noe moeder beefde; telkens met angstig-schüwe
oogen naar rechts en links keek.
Hij op weg.
In het voorhuis van de kroeg was 't leeg. Een paar
tafeltjes met waggelende stoelen. Een kerel in hemds
mouwen achter jmffetje, pet scheef op 't hoofd,
glas bier voor zich, kwasi krantje lezend; de gepan.
toffelde voeten op een stoeltje rustend.
Hü keek met nijdig-wantrouwende oogen het beven
de, bange, bleeke bultje aan.
„Wel zei de baas, geen aanstalten makend om te
bedienen.
En Gerrit sloop naar hem toe...
Fluisterde, dat-ie een broer van 'Jan en Hein Groen
was.. De baas wist wel... Van Bet uit de...
De man wees met den duim naar achteren. Werd
nijdig, toen hij merkte, dat Gerrit angstig bedremmeld
bleef kijken, zoeken...
Vloekte van verontwaardiging over de stommiteit van
zoo'n draaisel, zoo n mispunt. Kling hem voor. Gaf
hem een por in den rug. Dat Gerrit het opkamertje
intuimelde...,.
En de zes, acht boeven, die daar zaten te drinken,
kaart te spelen, te smoezen, keken op..
„De bultl" riep Jan uit, en hij werd wit als een
doek. Want dat moest wat beduiden
Hij rukte 't papiertje uit de hand van kratesje.
Wenkte z'n anderen broer en nog een anderen ke
rel. Met hun drieën gingen ze in een hoek van de
kamer staan. Bultje wacntte.
't Was er een muffe, vieze, benauwde stank.
En Gerrit werd er draaierig van.
Hij zag Jan heel haastig weggaan, door een
achterdeurtje van het krot
Wacht hier tot ik terug kom", zei hij tot Bultje.
Minder barsch, minder spottend dan anders. Hij zat
„in de piepzak" had Gerrit hooren zeggen.
„Mot je d'r eentje?" vroeg een "kerel, dien hij niet
kende, en die nauwelijks meer zijn glas klare naar
de lippen kon brengen, zóó dronken was-ie in
vroeg ochtenduur.
Gerrit kreeg hartklopping van angst. Durfde niet
weigeren. Haa nog nooit een borrel gedronken. Eens
had moeder hem laten „proeven", maar toen had
Bultje, 't was al een paar jaar geleden een
hevige hoestbui gekregen. Niemand vond 't sinds de
moeite waard om hem er tusschen te nemen.
„Mot je d'r eentje?" zei de dronken boef.
„Kom, jö," zei een vrouwestem, ,laat j® niet
bidden, 't Smaakt best hoor!"
En zij lepelde de suiker uit haar glaasje. Onmiddel
lijk erna tikkend om nieuwen voorraad. Bultje keek
haar aan. 't Was een dikke jonge vrouw, met vurig
roode wangen. Zij had groote, lange bellen in de
ooren. En een bloedkoralen ketting om den vleezigen
hals. D'r bruine haren glommen van tle pommade
En zij had een lichtkleurig jak aan met korte mouwen.
Gerritje zag de ronde, dikke, stevige armen.
„Nou.. zei de dronken kerel, ..gr.... graag of
niet F'
En er kwam vanwege 't beleedigende der aarze
ling iets dreigends in zijn oogen.
„Kom laat dat mispunt toen met rust!" rei een
andere kerel, wien 't gezeur begon te vervelen
„Mispunt F zei de meid met de bloedkoralen ket
ting „mispunt?.... Wat een aardig ventje "hoor!"
En zij knipoogde 'tegen Gerrit, hem haar glas
bij wijze van prosit toereikend.
„Proef je maar eens!"
Bultje slurpte jenever, 't Brandde hem in de maag.
Maar hij wist de hoestbui, die opkwam, met groote
kracht te bedwingen.
Had niet gezien, hoe de meid met de roode wangen,
achter hem om een wenk gal. En niet begrijpend,
waarom zij zich eensklaps op de beenen sloeg van
jooL
Bultje zat haar waarachtig met verliefde oogjes aan
te kijken..
De kerels in het opkamertje snapten de zaak na
tuurlijk. Vonden 't wel „lollig" worden.
tijden zeer waarschijnlijk toeschenen. Door nu geld
aan Wilmot te leenen nam hij de eerste stap om het
huwelijk onmogelijk te maken.
Voor Barbara zelf had Blizzard oip dit oogenblik
even veel gevoel als voor de koningin op een schaak
bord. Het deed hem goed te weten dat ze mooi was
en te hooren, dat ze een zonnetje in haar vader's
huis was.
„Wat Is er van haar geworden," zei hij.
„Van juffrouw FerrisF'
Wilmot verkoos niet met een vreemde over haar te
spieken maar ongelukkigerwijze had hij vijftien dui
zend dollar van dien vreemde in zijn zak.
„Ze werd op bals en partijen zeer gefeteerd" zei
hij, „maar is toen niet meer uitgegaan omdat ze kun
stenares wilde worden."
„Schilderes F' De man zooder beenen wist het best.
maar hij had er op het oogenblik lust in te onder
vragen. „Muziek F'
„Beeldhouwen", zei Wilmot kortaf.
„Heeft ze kans van slagen F'
„Ze werkt heel hard en heeft talent"
„Dat klinkt niet zeer aanmoedigend!"
„Ja; U moet er mij niet naar vragen, ik "hen geen
kunstcriticus".
„Hoe jammer!"
„Wat dat ik geen kunstcriticus ben F'
„Neen. Dat zoo'n meisje nog Iets anders doet dan
leven dan bestaan"
Wilmot trok de wenkbrauwen een weinig op. Het
gezegde van den bedelaar verbaasde hem; maar deed
nem ook genoegen, \«a.nt er lag een van zijn qjgen
geliefkoosde gedachten in opgesloten.
„Is er iets van haar werk tentoongesteld? Door
haar eens gezien te hebben voelt men belangstelling
voor haar weet je."
„Ik denk niet, dat er iets te zien valt", zei Wilmot
koeltjes, „tenzij men er speciaal voor genoodigd wordt
En ik geloof dat ze erg schuchter Is wat het vertoo-
nen van haar werk betreft"
Ware artisten". zei Blizzard, die op misdadig gebied
zelf ook een artist was en wist waarover hij sprak,
„leven in -ob toekomst"
Weer trok Wilmot de wenkbrauwen op. Hoe was
het mogelijk, dat een bedelaar zonder beenen vijftien
duizend dollar ter leen kon geven, en hoe was het
mogelijk dat hij als een mijnbeer sprak.
„Ik stel belang in kunst, zei Blizzard, jsome ver
dien ik een paar dollars met poseeren" Hij zei niet
dat hfl steeds in aanraking met artisten trachtte te ko
men, in de hoop dat zijn vermaardheid als model ook
Barbara ter oore zou komen. Hij zed ook niet, dat
hij steeds rondsloop door Washington Square en Mc
Burneyplaoe, waar haar atelier was. hopende dat zijn
gezicht, waarvan hij wist. dat het anders en schrik-
barender was dan andere gezichten, haar zou inspi-
reeren
Niet ten onrechte geloofde hij dat een vrouw, die
En Gerritje kreeg z'n glas klare.
Klonk met den dronken vent, wiens eergevoel
nu weer bevredigd was.
Moest zich een poosje later even verwijderen.
En toen kwam ze los.
„Niks met dat mirakel te beginnen?'' zei Tonia.
de zuster van apachen, jelui weet er geen steek
vaa Diezelfde bult kan worden afgericht voor al wat
je maar wilt.
Zij joelschaterden van spot]ooi Tonia was nog „vet
ter" blijkbaar, dan baar gezel aan bet tafeltje.
Maar zij hield voL
En ze wedden.
Om drie rondjes. Van effetjes zes man
Dat Tonia het „bultje" binnen een week ertoe zou
krijgen om „mee te werken" voor uitkijk, of voor
„echt werk". dat moest ze nog eens zien
Maar hield ze vol te gebruiken voor „de vlak
te" wasJe.
't Bultje kwam terug.
Ze moesten haar nu eens laten begaan Niet 'la
chen N«t doen, of 't echt-spul was.
En zij kwam dicht bij Gerritje zitten. Een paar
van de „jongens" lieten hem nog een borrel brengen.
En ze keek hem met haar schitterende, jolig-brutale
oogen aan Kwam met haar hevig-gepommadeerde
haren vlak bij z'n gezicht. Liet toe, dat de schuwe
bult, nadat-ie wel vier borrels had gedronken en
alles om hem begon te tuimelen een van d'r
handen vastgreep. Tonia wist haar lach in te houden
Ze zou de „rondjes" winnen.
't Bultje voelde iets in zich ontwaken, waar hij
nooit besef van had gekoesterd.. Er was iemand, die
zacht en lief tegen hem deed. Hij fluisterde met Tonia.
De dronken kerel was ingedut; zat te snurken Nu
en dan gaf Tonia een knipoogje. Oppassen, dat haar
„man" niet merkte, hoe druk ze met elkaar smoes
den En dat streelde bultje nog meer. Maakte hem
nog veel gelukkiger..,.
Eindelijk kwam broer Jan terug. Waggelend ging
'„bultje" weg
Hij had met Tonia afgesproken Den volgenden mid
dag zou-ie terugkomèn Thuis wachtte hij, tot nie
mand op hem lette. De misdadigers-instincten, in zijn
bloed sluimerend, begonnen te spreken. Hij wist waar
moeder 't een en ander bewaarde. Het beeld van de
verleidelijk en lokkend lachend Tonia, met de bloed
koralen om den blanken, vleezigen hals bleef hem
al-maar voor oogen staaa Hij brak het kistje open,
waar moeder Bet ook wel geld in stopte. En bestal
haar, om Tonia den volgenden dag te kunnen
„tracteeren". Hij dacht aan niets meer. Z'n baas kon
nem niet meer schelen. Dat zalige gevoel van zoo
vriendelijk te zijn behandeld.. Van net als de anderen
te worden aangezien door die jolige meid., 't Behoersch-
te Bultje nu heelemaaL Hij was bang, dat z'n dief
stal zou ontdekt wordea Vluchtte de straat op... Kwam
den heelen nacht niet thuis... Het geld krampachtig
omknellend^ dat hem in staat 'zoiu stellen Tonia straks
te toonen, aaUe ook oen kerel was als de anderen.
Tegelijk met z'n broer Hein is het bultje gepakt
Terwijl ze zich gereed maakten om de deur van een
pakhuis te forceeren
Eindelijk badden ze een paar van de beruchte, lang
verdachte Groen's te pakken.
In zijn requisitoir wees het O M. erop, dat de jong
ste der gebroeders totdusver bij de politie niet zoozeer
bekend had gestaan als een misdadiger, die steedis
het net wist te ontglippen.
„Maar", zei de officier, vermoedelijk zal dat
wel hieraan liggen, dat die persoon nog de sluwste
was van het ganscne nest Ik zie dan ook geen aan
leiding om wat de strafmaat betreft, Gerrit Groen met
meer clementie te behandelen."
En Z.EtA vroeg voor Hein en Gerrit dezelfde straf.
Sidderend hoorde het mismaakte kereltje den edsch
van het O.M. aan Worstelend met de tranen, die
hem uit de oogen liepen.
Op de publieke tribune temidden van de kornuL
ten op wie de veldwachters scherp en gestaag letten
.stond ook Tonia. Zij had staan luisteren, het rooi
de, hevig-gepommadeerde hoofd leunend op de vlee-
zige vuisten.
En toen beklaagde Gerrit het bultje werd weggeleid
uit de Rechtzaal toen ontmoetten zijn wanhopige
oogen den lachenden, joLLgen, cynisch-xxngevoeligegi,
triumfeerenden blik yan Tonia die haar wedden
schap met vlag en wimpel had gewonnen.
MATTRE CORBEAU.
De revoluties.
Men behoeft niet eens veel attentie te wijden aan
zijn dagelijksche krantenlectuur om te hebben in
gezien, dat de veranderingen ln het dagelljksch le
ven In alle landen van dien aard zijn, dat men veilig
van een algemeene revolutie kan spreken.
Dingen, die anders een halve of heele eeuw van
parlementaire debatten vereischan, vinden thans ln
'n maand of wat plaats, eenvoudig onder den drang
der omstandigheden.
hem eens ln de oogen gekeken had, hem nimmer
vergat
Maar tot nu toe had Barbara hem nog niet eens een
blik toegeworpen aangezien ze haar hoofd hoog droeg
en altijd recht voor zich uitkeek, terwijl hij op zijn
stompen stond als een groote dwerg; te laag om door
degenen die lang van gestalte zijn en mei trotsche
oogen voortschrijden, opgemerkt te wordea
Wilmot verliet in gedachten verzonken het gebouw;
zelfs de mooie meisjes die aan het stroovlechten wa
ren kregen geen blik van hem.
Het gevoel van verluchting dat hij had, door oogen-
blikkelyk uit moeilijkheden te zijn, was vermengd met
een onplezierig voorgevoel veronderstel eens, dat
de man ponder beenen hem gunsten zou vragen vóór
dat het geld afbetaald was veronderstel dat bet
nten waren die een man van eer niet kón inwil-
Hjj nam zich voor om in elk geval uit te vinden
als 't noodig was door middel van de politie
met welk soort man hij te doen had.
HOOFDSTUK HL
Het scheen Wilmot toe dat hij Barbara in eeuwen
niet had gezien. En werkelijk was er een week voor
bijgegaan, zonder dat ze elkaar ontmoet hadden.
Daarom reed hij toch maar hoewel ze hem dik
wijls verboden had gedurende baar werkuren te ko
men naar no. 17 Mc Burney Place en ging de
twee trappen naar haar atelier op.
Hij vond Barbara in een troostelooze bui. 21e had
haar boezelaar wel aan, maar werkte niet Ze zat in
een gemakkelijken stoel en strekte haar kleine voe
ten uit naar de open haard.
Wilmot dacht niet anders dan beknord te zullen
worden, omdat hij geen acht op haar bevelen had
geslagen; dus was het hem een verlichting toen hjj
met zichtbare blijdschap ontvangen werd.
„Je bent juist het mensch, Wilmot", zei ze „de
eene en eenige in de wereld dien ik zien wil."
„Ben je stervende," vroeg hij. Ze lachte. „Neen.
ontmoedigd. Ik ben een tijdperk genaderd dat je lust
hebt om de heele boel over boord te gooien. De
eigenlijke oorzaak ervan is een man.''
„Vertel het me eens ln korte trekken F' zei Wilmot
„Wel," zei Barbara, „ik werd midden ln den nacht
door een droom wakker. Ik droomde dat ik een beeld
had gemaakt voorstellende Satan na zijn val en dat
Iedereen zei: „Goed zoo, Barbs, je krijgt een pluim.
Rodin is er niets bij." Dit laatste zei jij. Ik stond op
geblazen van verwaandheid op en maakte een schets
van den kop, waarvan ik gedroomd had om den stand
niet te vergeten en ging toen weer slapen. Den vol
genden morgen vroeg sprak een man ra Washington
Square me aan en bedelde om een dubbeltje. Ik
keek naar hem en hij had dezelfde uitdrukking als de
gevallen Satan, waarvan ik gedroomd had een beest
achtig gezicht maar waarop zich wroeging en een