Sshagsr Courant
de wegwijzer.
derde blad.
Zaterdag 18 Augustus 1917.
60ste Jaargang No. 6056.
S SJf !":v™ar ki> 2^0?
Binnenlandsch Nieuws.
Gemengd Nieuws.
ï-w. reizifler wierp mei een gebaar van grooten at-
/iinavondkrant op tafel.
r 7ii die zooiets doen, moesten een paar weken
„genWslraf ondergaan, riep hij
7 keken hem eens aan en een van ons vroeg:
Wje heeft iets gedaan. En wat heeft hij gedaan?
De reiziger nam de krant weer op en las ons het
rtikel voor dat zoozeer zijn afkeer had opgewekt.
Het handelt over iemand, die in een eenzame streek
£ngejand was verdwaald eft een volgenden. morgen
doodgevroren was Bevonden. Een wegwijzer op het
kruispunt was omgekeerd, zoodat zijn armen alle ver
keerde richtingen aanwees Het pad, dat naar een dorp
moest leiden, voerde inderdaad naar een stuk moeras.
F.n nu staat er nog wel boven het artikel: Een
misplaatste grap," zei de reiziger. x
Hoe zou je het anders kunnen noemein, sprak
een van de toehoorders.
Het was onvergeeflijk natuurlijk, maar ik kan niet
aannemen, dat de persoon die den wegwijzer om
keerde, dit met opzet deed.
De reiziger,keek den spreker even aan efi zei toen.
Heb ik u'nooit..."
Neen!" vielen wij allen tegelijk hem in de rede.
HÏaar wij willen het graag hooren"
Dé reiziger glimlachte, trok zijn stoel dicht bij de
onze en vertelde toen het volgende.
Ge weet zeke% dat Noorwegen een der sühoonste
landen van Europa is, wat riatuurtafereelen betreft.
Ik voor mij vindt er geen tijd zoo heerlijk als de
twee laatste weken van April. Als de bergen met on
gerepte sneeuw bedekt zijn en de gletscners schitte
ren in een lentezon
Een twaalftal jaren geleden namen Dreston en ik
tegelijkertijd ons verlof, dat wij in Noorwegen gingen
doorbrengen. Beiden waren wij flinke bergbeklimmers
en wij hadden thuis al ons heele plannetje klaarge
maakt He.1 geluk was met ons. Wij genoten van de
natuur £n jaagden en vischten naar «-hartelust.
Twee dagen voor ons vertrek naar Engeland had
het ongeval plaats,v dat u mij gevraagd hebt te vertel
len. Vergezeld door den gids beklommen wij dien dag
den Kerkberg. Het bestijgen en dalen had ons bijna
12 uren gekost. Ge kunt u dus vooratellen, dat wij
vermoeid waren. Tegen het vallen van de duister
nis hadden wij weer het dal bereikt. Onze gids wees
ons den weg naar Vodde, het dorp, dat wij op on
zen terugreis moesten aandoen om er te overnachten.
Nadat wij hem zijn loon uitbetaald hadden, verliet hij
ons. Onder het loopen spraken wij nog over onzen
tocht en. Deston zei:
Deze dag loont de moeite van het klimmen
en de gids kwam mij als een zeer betrouwbaar man
voor.
Vindt je, vroeg ik, ik voor mij was niet bijzonder
ingenomen met hem. Bij het bestijgen van een der
hellingen trok hij zoo aan het touw, dat als ik niet
een uitstekende rotspunt had beetgepakt, naar beneden,
gerold kon zijn. Neen, hij stond mij niet erg aan.
Deston lachte en hernam:
Je moet denken, dat wij het Noorsch nu niet
zoo goed machtig zijn om een geregeld gesprek met
hem te. voeren. Dat is geen prettig gevoel. Nadat wij
(een kwartier geloopen hadden, kwamen wij aan het
ptint, wa&r de weg zich in tweeën deelde. Een pad
\evdde naar "het Oosten en het andere naar het Noor
den. Wij stonden even stil om onze bergkaarten, te
raadplegen bij het licht van een paar lucifers. Ik
hield vol, dat wij het Oostelijk pad moesten inslaan,
terwijl Dreston er bij bleef, dat het 't Noordelijke moest
zijn. Op dat oogenblik zag ik een drievingerige weg
wijzer,. die eerst onzen aandacht ontsnapt was. 'Ik
ging er heen, las de namen en sprak voldaan. Juist
zooals ik dacht, Dreston, je ziet: ik heb alweer gelijk.
Ja, ik zie het ook, sprak deze, en toch kan ik
het moeilijk gelooven, want volgens mijn kompas moe
ten wij den anderen weg nemen.
Je bent de koppigste kereL, die U4 ooit ont
moet heb," lachte ik.
Ik geef den voorkeur aan den wegwijzer.
En ik aan mijn kompas, sprak Deston
Nu is er maar één uitweg, hernam ik, jij kiest
je eigen weg en ik den mijne. Vodde ligt maar eeri
mijl verder, zoodat, als wij een van beiden uierken
verkeerd gegaan te zijn, wij nog den weg kunnen
oversteken.
Afgesproken, zei Deston Tot ziens dus.
M sloegen ieder ons pad in Juist op dat oogen
blik kwam de maan achter de wolken tevoorschijn
011 verlichue de omgeving. Vóór mij lag een doode
s^eek. vol heidekruid en ondiepten. Heel in de verte
pg ik lichtjes flikkenen, natuurlijk afkomstig uit de
huizen van het dorp Vodde.
2oo, zoo, mompelde ik, je zult eens zien iioe gauw
Deston mijn voorbeeld volgt.
ioen ik de lichtjes bereikt had, bemerkte Ik dat
n'et in een dorp, maar in een gehucht was aange
komen. Daar ik er echter niet geheel zeker van was,
klopte ik aan een van de huisjes en vroeg: Is dit Vodde
"et meisje dat mij te woord stond, keek mij een
oogenblik verwonderd aan Keerde zich toen om en
nep haar moeder.
Deze verscheen, en ik herhaalde mijn vraag
Zeker, dit is Vodde, zei ze haastig Het is Vodde.
Wilt u hierovernachten?
ipj f to€stemmend antwoord liet zij mij binnen en
heU v(?ordeur toen dicht. Ik keek eens om mij
L" ei* Je omgeving stond mij wel aan. Ilel huisje
a .tfeheel van hout opgetrokken Maar a,lles was
keurig netjes dat zelfs de lastigste reiziger er niets
PFen" merkea zou hebben
de 'ta|J,elluteumlamp verspreidde een zacht licht over
Zn 6)1 over de wanden van het keukenkamertje,
gou ro4eee",helcler W*1 tafelkleed over de tafel en be-
hjk maaltlp1 voor eea eenvoudig maar smake-
nen te (j .uu Ik verzocht haar voor twee perso-
verheugde ik-ar n°g een vriend verwachtte. Reeds
aanklapte en over inÜn zegelied en als hij hier
ton echter ni,Jn un8edjk moesl bekennen Daar Des-
bcgon ik Uiin ,8juw kwam en ik erg hongerig was,
stekend klaar oem *Vaal- IIet rendiervleesch was uit-
depudding mif aakl- He groenten eveneens, terwijl
werd verhóogd dnl,rlelreiKi «maakte en het genot nog
waarop ik volstroUi glas goede Hochhcimer. Iels
praatte de vrouw 8erekend bad. Terwijl ik ut,
zoo snel, dat ik 'IllJ op, zenuwachtige toon en
greep er ui! dat "ad haar te volgen Ik be
ien sprak. Juist' l.® het land en de bergtoch-
wel voor den nm te twijfelen of Deston nog
deur geklopi wert? TOU k°me»> toen aau de v<>or"
ik aan'^de^stenf J0"1" VOrea en sP^dig hoorde
Ik hoorde f]uiste^uWat>euti'edell<k
HetZlJ", Ze er «hebei?
ooKenb'iL i'>OU' was onverstaanbaar, maar het volgend
voor toen Ten binnen. Stel u mijn verbazing
Paar' uur ,„.j ["^"over onzen gids stond, dien. ik een
Hij uroette den aan den voet van den berg verliet,
tervviil i- "'d .opgewekt; ik beantwoordde dien groet,
hem nu if rud" bevreemding over uitsprak, dat 'ik
hij in t„»i u vond' ^ar hij mij verleid bad, dat
- nI, "«hofige dorp woonde,
naar sprak hij, ik woon hier. Ik moest alleen
mii ?fP °m levensmiddelen te koopem L hebt
Ik ifn-mthljnldk verkeerd begrepen.
unitte en toch was ik niet voldaan over deze
toi
d8cht T echter "het verder over na
mi md^n«T1rn ver?issin« hi spreken,
delijk gezicht aan en zei ein-
uZk^11 l0°Pt 6611 heel om, verder
naaKüWaaii arme kerel dan slapen?
O, hij zal wel ergens een bed vind' n Er is
,ii Vr hH .n\mf9r-met bezorgd over hem, voegde
hij1 er bij en keek zijn vrouw eens aan,
n°8 281 een pijp rookende, qp Deston
te wachten; echter te vergeefs. Het begon mii te srïi-
~iL W1J niet dei,zclfden weg hadden ingeslagen
SSeJen Wof HdJf tde verkeerde- Uok bion iTifte
V^di tehLrl Waarin nU tot het
te'>enn<^ar"Cr '«ter stond ik op en gaf het voornemen
èn^n i- te 833a 1>e stond ook op
7ii !Jn XT0U,W toe den kandelaar te brengen.
.',1 P ?«ar de kast, haalde er een hlaker uit en
1 een kaars daarin, de man bekeek den kaars nauw
keurig en nep toen:
T>it is niet de goede kaars. Wat zijn jullie vrou
wen toch dom.
Ik verzekerde al dat het mij een heel goede kaars
toescheen, maar de gids beweerde, dat de eerste van
was vervaardigd was. En hij wist dat heeren altijd
waskaarsen prefereerden.
Ik volgde den man het houten trapje op, hij' droeg
net petroleumlampje in "3e eene hand en dekaars
in de andere. De kamer waar hij mij binnen liet,
was klein maar gezellig. Het bed was van hout en
zag er frisch tiit Nu stak ik den kaars aan en wensch-
te mijn gastheer goeden nacht Nauwelijks had ik
mijn deur gesloten of ik hoorde er heel zachtjes aan
kloppen. Tot mijn groote verbazing zag ik het kleine
meisje, dat mij binnengelaten had, er voor staan.
Haar gezichtje zag er veel te ernstig uit voor haar
leeftijd: zij was stellig niet ouder dan een jaar of elf.
W,el kleintje, vroeg ik, wil ie mij wat zeggen?
Ja mijnheer, stamelde zij. U moet voorziichtig
wezen, u kunt in gevaar verkeeren."
Voor ik den tijd had haar nog iets te vragen of
haar te bedanken, was zij verdwenen naar haar eigen
slaapkamertje.
Een bergbeklimmer heeft over het algemeen geen
last van zenuwen, maar ik moet eerlijk bekennen, dat
ik mij hoe langer hoe minder op mijn gemak begon
te gevoelen. Wat beteekénde die waarschuwing van
het kind? Voor wien en voor wat moest ik op mijn
hoede zijn. Voor den man beneden. Het was waar,
dat hij niet erg in mijn smaak viel, maar hij had
toch feitelijk niets verdacht gedaan. Ik hoorde juist
hem en zijn vrouw praten. En zoo zeer vergat ik
mijn goede opvoeding, dat ik besloot aan den deur
te gaan luisteren. Eten mrfiuut later sioog ik op mijn
kousen naar beneden en legde mijn oor tegen, de deur.
Het gesprek werd zoo vlug en zoo zacht gevoerd dat
ik er niets van verstond. De man scheen iets te be
weren en op iets aan te dringen. Een oogeaiblik later
hoorde ik niets dan net verschuiven van een stoel
en even daarna deze woorden:
Ik zeg je dat het best kan, hij heeft volstrekt geen
wantrouwen."
En zijn vriend dan, vroeg de vrouw?
Die za'1 niet hier zijn voor morgenochtend, en
dan ligt hij al lang in den poel, ga nu naar bed ik
zal het wel alleen doen."
fk werd nu ernstig ongerust, er was geen twijfel
meer mogelijk, dat aie woorden op mij betrekking
jhadden. Ik moest uit den weg geruimd worden, op
welke manier wist ik niet.
Eer Deston hier kwam. Ik besloot mijn waardige
gids te toonen dat ik op alles voorbereid was. In
de eerste plaats zou ik in de kleeren blüven, toen
nam ik tnijm revolver uit mijn ransel en legde dien op
het tafeltje naast liet bed Vervolgens sleepte^ik een
tamelijk zwaar kastje zoo zachtjes mogelijk voor den
deur en voelde mij vrij veilig. Vreemd vond ik het,
dat ik hoe langer hoe slaperiger werd. Zoodat ik
tenslotte de oogen niet meer kon openhouden. Ik was
natuurlijk wel vermoeid door den bergtocht, maar
zo. ohad ik mij toch nooit gevöeld. Toen viel mij in,
of de wijn soms met een slaapmiddel vermengd was.
Maar deze was te helder om er iets in te gooien, en
bovendien was het al een paar uur geleden dat ik
den wijn gedronken had Weer keek ik den kamer
rond. Het kleine venster was gesloten en de kaars op
de tafel stond eigenaardig te flikkeren. Ik liep er heep
om den pit te stuiten, maar toen ik mij over den
vlam boog, was het of het gevoel van slaap toenam.
Ook,werd mijn ademhaling belemmerd en het scheen
mij toe, dat er dampen uit de vlam opstegen. Een
oogenblik later voelde ik mij op dg beenen wankelen
en terwijl ik op den vloer zonk had ik nog een
vaag bewustzijn dat ik den kandelaar omver rilcrp
die met eenkletterend geraas op den grond viel...
Drie of vier uur later werd ik wakker in een ge
heel andere omgeving dan waar ik eerstgeweest was.
De zon scheen helder in den hut waar lk op een
soort ruwe rustbank lag Over mij heen genogen ston
den twee personen, écn waarvan ik 11a eeuige In
spanning Deston herkende de andere was klein en
(enger van ge* tal te met een vriendelijk gezicht Zij
wuifden met doeken over mijn hoofd, wat mij aan-
riam aandeed. Toen ik de oogen opsloeg hoorde
Deston op dankbare toon eeuige woorden uiten
en een uurtje later was ik in staat met behulp van
hun armen op te staan en de kamer door te loopea
lk \toq5 Deston om mij een verklaring van dit alles
te 'geven. "Hij glimlachte -even en keek den vreemde
lieer aan.
Zullen wij Tiet hem vertellen, dokter? vroeg hij.
De kleine man, die klaarblijkelijk een Noor was,
sprak in gebroken Engelsch:
Het kan nu wel, en hjj mag zelfs ook spreken.
Vertel ons maar eerst jouw verhaal, dan krijg
je dadelijk het mijne te hooren, sprak Deston.
In zoo kort mogelijke bewoordingen, want ik voelde
mii zwak en vermoeid, deed ik verslag van hetgeen
mii overkomen was, sedert Deston en lk van elkan
der scheidden. De beide mannen luisterden nauwkeu
rig toe en keken elkaar nu en dan kan, terwijl zij
toestemmend knikte, alsof mijn woorden precies met
hun bevinding overeen kwamen. Toen ik klaar was
met mijn vernaai, zette Des ion het voort.
Het is juist, zooals ik wel dacht, zei hit, en tot
mijn spijt moet ik je zegceu, dat ik gelijk had, wat
betreft den weg naar Yodda De wegwijzer liad on
gelijk Ik keek hem verbaasd aan. ik hen hang dat
onze vriend den gids, die tusschen twe haalcjes be;
hoorllik gebonden iü den kamer ligt, die j(J als slaap
kamer zou gebruiken, den wegwijzer heeft omgekeerd,
om ons er op die wijze toe te doen brengen van
zijn gastvrijheid gebruik te maken, ik kwain gauw na
mis afscheid in Vodde aan en nam mun intrek m
den herberg. Eéli uur wachtte ik geduldig op je, en
toon kwam onzen vriend de dokter do gelagkamer
v „non t/^mi iir ht?ni onzen woordenstrijd vertelde
L a^dere weg had gekozei koesterde
S «tm argwaan en s.clde mij voor, jp "te gaan
«ïekenEn wn zijn juist op het goede oogenblik'het
lmisie van den gids binnengekomen. De buitendeur
ïd aan wortelden de trip op en de slaapkamer
hirmen w'aar wij juist den gids met jou lichaam
o^'n M - hij. veronderstelde, dat je dood
^Vas'^o^^rk6 van een paar minuten, hem varf
ziin last te bevrijden en hem met onze mrgjouwen
stevig vast te hintten. Zijn vrouw stond huilende naast
hem en onderging dezelfde bewerking. n
Maar hoe kwam ik op den grond te vallen
l'iesion glimlachte en ging voort De dokter heeft
daar zoo zijn ideëa over. Heb je mets bijzonders
aan de kaars bemerkt
Goede Hemel, nu je er van spreekt, ja, stenwle
ik toe. Ik gooide juist voor dat ik viel den kande
laar om.
En dat redde je je leven waarschijnlijk, er was
een snuifje opium ln, groot genoeg om een half do
zijn menschen te dooden. Ook zat er nog een plant
aardige stof in de was, die ais zij verhit wordt* vergif
tige uitwasemingen afgeeft
Wat een helsche berekeningen, riep ik veront
waardigd.
Ik vrees dat het niet de eerste keer Is geweest,
dat deze man zoo gehandeld heeft, om zich in het
bezit te stellen van het geld en de andere dingen wui
waarde die de reiziger waarschijnlijk bij zich heeft,
zei dé dokter nu. Ecnige weken geleden zijn er twee
dergelijke gevallen voorgekomen. Den volgenden och
tend werden de lijken bij den Poel gevonden door
den schaapherder, die natuurlijk meende, dat de rei
zigers verdwaald en 's nachts "doodgevroren waren.
Zoo was dus al het geheimzinnige van deze zaak
opgelost. Eten paar uur later gingen wij terug naar
mijn nachtverblijf. Laadde den gids en diens "rouw
op zijn eigen kar en reden naar S'odde, waar wij hem
aan de rechterlijke macht overleverden.
Veel hoef ik nJU hier niet bij te voegen, mijne hep-
fren, besloot de reiziger zijn verhaal, dan dat wij
hoorden vóór ons vertrek naar Engeland, dat de gids
en zijn vrouw hun gerechte straf zouden ondergaan.
Toen wij voorbij den wegwijzer reden kon ik niet
nalaten met behulp viAi mijn vriend dezen weer in
de goede richting te keeren om verdwalen en aller
treurige gevolgen van dien voor andere reizigers te
voorkomen.
AZOLLA. (Het nieuwe kroos.)
Het „nieuwe kroos" begint zoo langzamerhand de
nachtmerrie te worden van ieder die wat met het
water te maken heeft, en dat zijn er velen in ons
vochtig landje, van de viSschers en schippers af, tot
de huismoeder op het platteland toe, die een emmer
tje slootwater moet scheppen, om daarin haar aard
appelen en groenten te wasschen.
Het vorige jaar waren er streken, vooral in de pro
vincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, waar het
Amerikaansche watervarentje decimeters dik op de
watervlakte lag gespreid en liet het zich in het voor
jaar van 1917 aanzien., dat de buitengewoon strenge
winter, dien we acuter den rug hebben, alle Azolla-
plantjes had gedood; dit blijkt, jammer genoeg, niet
net geval geweest te zijn. Overal duiken uit de diep
te de nieuwe plantjes, weer op. Uit de in het na
jaar gezonken sporen ontwikkelt zich thans weer de
voorkiem, die straks het aanzijn geeft aan tallooze
nieuwe kroosplanten. En, wanneer er geen paal en
perk aan wórdt gesteld, staan we straks weer voor
hetzelfde geval als in 1915 en 1916. Nog is het tijd,
maar er is haast bij. Alleen bij een eendrachtig in
grijpen van alle belanghebbenden is er kans, het kwaad
in zijn begin te stuiten.
De Nederlandsche Heidemaatschappij richtte in 1916
het- verzoek tot verschillende gemeente- en polderbe
sturen om hun invloed aan te wénden, teneinde tot een
doeltreffende bestrijding van het kwaad te komen. Aan
dit verzoek werd in verschillende streken gaarne vol
daan, en mede tengevolge van dit ingrijpen werd hier
en daar, met name in Aalsmeer, Dordrecht en Gor-
kum, een verordening in het leven geroepen, om den
strijd m<A het kleine watervarentje aan te Dinden Doch
zulke op zichzelf staande gevallen zijn niet voldoende.
Alleen wanneer iedereen in het geweer wordt geroe
pen, is er kans op succes. Algemeen moet het plantje
worden verwijderd, anders "helpt het niets. En riiet
alleen moet over de geheele linie aangepakt worden,
maar 't moet ook spoedig gebeuren. Want rusteloos
gaat de groei door en daar, waar zich nu nog slechts
enkele exemplaren vertóonen, zullen over een maand
de slooten wemelen van allozaplantjes. Hier ligt voor
gemeenten, voor polder- en waterschapsbesturen, ook
voor gezondheidscommissies, een ruim arbeidsveld.
Aan het werk dus, voor het weer te laat is, en moge
in 'den nazomer Van dit jaar een zoo grondige Oprui
ming onder deze Amerikaansche indringers worden
gehouden, dat we voor goed van deze plaag der wa
teren worden verlost....
UIT HET MIJNDISTRICT.
Men schrijft uit Heerlen aan het Hdbld.:
Dezer dagen heeft in eenige bladen het bericht ge
circuleerd, dat het wegens eten huidigen brandstoffen-
nood in de bedoeling zou liggen, de productie der
Limburgsche siaatskolenmjynen aanzienlijk op te voe
ren. In verband daarmede, zou het aantal mijnwerkers
aanmerkelijk worden uitgebreid, men spreekt zells van
eep verdubbeling, aldus bêdoeld beriept.
Zij, die iets van het mijnbedrijf afweten en eenigs-
zins bekend zijn met de toestanden in het LimburasJhe
kolenrëvier, zullen bovenbedoelde mededeeling met de
noodige reserve hebben aanvaard. Efcn aanmerkelijke
uitbreiding, laat staan een „verdubbeling" van het aan
tal mijnwerkers zal practiscn toch op zoodanige bezwa
ren stuiten, dat er weinig denken aan. is. Vooreerst»
werd sedert het uitbreken van den oorlog zoowel het
personeel der staats- als der verschillende particuliere
mijnen reqds sterk uitgebreid (Sedert 1 Juli van het
vorig jaar bedroeg deze uitbreiding ongeveer 1500 man.)
Afgezien van de vraag, of de stand der exploita
tie op sommige mijnen een andere dan geleidelijke
vermeerdering van het personeel toelaat, dient te wor
den aangegeven, uit welke arbeidersgroepen men de
nieuwste mijnwerkers denkt te recruteeren. Hoofdza
kelijk zullen het toch ondergrondsdhe werklieden moe
ten zijn wil de kolenproductie ermede gebaat worden.
Als sleepers en hulp-sleepers kunnen nu wel onge
schoolde menschen worden te werk gesteld, doch de
arbeid in de ondergrondsche werken vordert voor hel
overgroote percentage bekwame vaklieden, als houwers
stutters .schietmeesters enz. Dat men het aantal van
deze ervaren haijnwerkers, die hun vak grondig ver
staan, maar niet aanstonds „aanmerkelijk" Kan. uitbrei
den of, „verdubbelen", ligt voor de hand.
Het mijnbedrijf in Limburg is nog van betrekkelijk
jongen datum en bij het opdrijven van de producti<
gedurende de laatste oorlogsjaren, ervoer men maai
al te goed, dat men in Limburg niet, zooals in de
Borinage of in het Engelsche mijnengebiod, te doen
heeft mei een gevestigde en vakkundige mijnwerkersbe
volking. Het was dan ook een gelukkige omslandighei'
voor ile uitbreiding van het Lunburgsche mijnbedrijf
dat door den oorlog de beschikking Kon worden ver
kregen over de ruim duizend Belgische geïnterneerden
meest bekwame mijnwerkers, die als „ondergronders'
(de productie aanzienlijk helpen verhoogen, alsmede
over vele Hollanders, die sedert jaren in Duitsche
mijnen werkzaam waren, doch wegens de slechte eco
nomische toesta neren aldaar, hier te lande terugkeerden
Aanmerkelijke uitbreiding of verdubbeling van hel
aantal mijnwerkers, lijkt ons derhalve ondoenlijk. Slechte
een zeer geleidelijke vergrooting van "het ondergrond
sche personeel, door de aanstelling van mogelijk nog
beschikbare geïnterneerden en door het in dienst ne
men als voorheen van uit het buitenland komends
vaklieden, zal kunnen geschieden. Dat dit tot heden
niet zonder invloed bleef op de productie, bewijst
trouwens een vergelijking van de opbrengst-cijfers aer
maand Mei 1.1. met die van Mei 1916. De totaal-pro
ductie in tonnen van alle Lamhurgsche mijnen was in
Mei 1916: 226.513.21 tegen 244 638.99 in Mei 1917.
Nu de kolennood niettemin zoo nijpend blijft, valt
het te meer op, dat het departement van oorlog on
langs niet meende te kunnen ingaan op het dringend
verzoek van den Algemeenen Bond van Christelijke
Mijnwerkers, om de gemobiliseerde Nederlandsche mijn
werkers weer voor het mijnbedrijf beschikbaar te stel
len Zelfs in de oorlogvoerende landen, inet name
in Frankrijk werden daarentegen alle soldaten-mijn^
werkers van het front naar de mijnen teruggezonden.
Versterking van het mijnpersoneel uit eiken anderen
kring zou ook (gesteld (lat de mogelijkheid er van
bleek) het woningvraagstuk ernstig op den voorgrond
stellen. En de Woningnood is sedert laing in de mijn
streek al van dien aard dat vrijwel geen enkele wo
ning beschikbaar is. Alleen door het houwen van ba
rakken zal in de huisvesting van nieuwe werkkrach
ten zijn te voorzien. Maar niet elk werkliedengezhj
heeft hist >om zich in zoo'n noodwoning te vestigen
Een aiK.er "bezwaar tegen een meer dan geleide
lijke uitbreiding van het aantal mijnwerkers, zal wel
door de moeilijkheden, welke ook het mijnbedrijf te
genwoordig wegens het gebrek aan verschillende hulp
middelen «ndervindt, worden opgeleverd-
Zoo kunnen door de mijnen de in groote hoeveelhe
den benoodigde explosiestoffen bijzonder schietkatoen
lüat doorgaans uit Duitschland en Amerika werd be
trokken, sedert geruim en tijd al niet meer dan uiterst
moeilijk worden verkregen. Ook het artikel ijzer is
bij het mijnbedrijf onontbeerlijk en de aanschaffing
daarvan tegenwoordig, naar men weet, eveneens be-
zwaarliik
Gesteld echter, dat al deze bezwaren kunnen worden
overwonnen, dan rest nog het bezwaar der ""(expeditie
de gewonnen kolen. Bij de tegenwoordige productie
had men reeds herhaaldelijk te kampen met gebrek aan
beschikbare wagons voor de verzending. De spoor
wegmaatschappijen hebben wel zoo goed mogelijk in
deze behoefte trachtten te voorzien, ook door aan
maak van nieuwe 20-tons S.S.-wagons, doch het is
uitgesloten te achten, dat, vooral als dezen winter bij
besloten water, een aanzienlijk verhoogde kolenpro
ductie "naar behooren over het geheele land per spoor
kan worden gedistribueerd.
Wegens al deze bezwaren, valt het te vreezen, dat
de door het meer bedoeld bericht in uitzicht gestelde
leniging van den kolennood,. practisch niet uitvoer-
baar zal zijn.
KOLENSCHAARSCHTH.
De stoombooten van de Reederij op de Lek van
Culemborg naar Rotterdam en omgekeerd1 zullen
slechts éénmaal per dag varen.
De steenfabriek De Voorn te Heerewaarden
heeft gisteren wegens kolennood de werkzaamheden
gestaait
Te Aalten heeft de brandstoffencommissie aan
de smeden verboden, des Zaterdags vuren aan te
leggen.
De passagiersbooten van Rotterdam naar Vlis-
singen en omgekeerd, die anders dagelijks voeren,
varen nu om den anderen dag.
Wegens de kolenschaarschte heeft de directie
der Haagsche Tramwegmaatsichappij moeten be
sluiten tot nog grooter beperking van den dienst op
de stoomtramlijn Den Haag—RijswijkDelft.
HET BROODRANTSOEN.
Een medewerkér van Econ. Stat, Berichten geeft
eenige becijferingen in verband met ons broodrant
soen. waaruit hij concludeert, dat indien niet zéér
spoedig zekerheid ontstaat, dat we tot den volgen
den oogst althans een 150.000 k 200.000 ton tarwe uit
Noord- of Zuid-Amerika kunhen importeeren, het
broodrantsoen verminderd moet worden, teneinde
te j-oorkomen, dat de bevolking van half Maart tot
September 1918 geheel zonder brood' zal zitten.
„Ook de verlaging van rantsoen op zichzelf zal dan
nog niet voldoende zijn, maar zal gepaard moeten
gaan met een nieuwe wijziging in de samenstelling
van het brood, door toevoeging van gerstemeel, boo-
nenmeel, havermeel e.d. Daartoe zal het trouwen»
ook in geval van import van tarwe nog wel moeten
komen, omdat de maisvoorraad, die op 31 Mei j.1.
ca 42000 ton bedroeg, spoedig uitgeput zijn zal en
dus bijmenging van maismeel en -bloem aan regee-
ringsmeel en -bloem weldra tot het verleden zal be
hooren. Evenmin valt te rekenen op voldoenden
voorraad rogge voor bijmenging door de tarwe; ook
de uitzaai van deze graansoort is lager dan normaal
en de opbrengst laat al evenzeer te wenschen over.
Komt er dus geen keer in de omstandigheden, dan
zal men zich op een nieuw soort oorlogsbrood ei»
nog kleiner hoeveelheden hebben voor te bereiden.
VIJF MENSCHEN VERDRONKEN.
Gistermiddag is onder Huizüm in het Woudmans-
1 diep een zeilbootje omgeslagen, waarbij vijf van de
I acht inzittenden zijn verdronken en wel de vrouw
i een zoontje en een broer van sergeant-majoor B. en
twee dochtertjes van den gemeente-opzichter C. Ge
red zijn de sergeant-majoor B., een dochtertje en
een logé)
UITVOER VAN SCHAPENVLEESCH.
Wij vernemen, dat verleden week 1200 K.G. scha-
penvleesch van Hoek van Holland is verzonden,
maar thans is de export stopgezet, omdat de koel
cellen aan den Hoek vol zitten met gezouten var-
kensvleesch en hierdoor de export van vleesch wordt
belemmerd. De Veeh.
STRENG ESTRAFFEN.
De 'molenaar Smit, Te Brink en Orden, gemeente
Apeldoorn, is gestraft met een maalverbod geduren
de 6 weken, omdat hij voor twee boeren nieuwe
rogge had gemalen. Bij deze twee boeren, die den
man in verzoeking hadden gebracht, is de geheele v
graanvoorraad' in beslag'genomen.
SCHORSING VAN HET EINDHOVENSCH DAG
BLAD INGETROKKEN.
Het besluit van den commandant van het veldle
ger tot schorsing van het „Eindhovensch Dagblad" is
i ngetrok ken.
HONGERTYPHUS.
Men schrijft uit Zurich:
De Journal de Geneve brengt een ernstig bericht
van zijn Bazelschen correspondent, dal n.l. in ver
schillende steden van West-Duilschland. (Keulen, Mamx-
heim. Karlsruhe) gevallen van ♦hongertyphus voorge
komen zijn. en dagelijks nog voorkomen. Het zouden
vooral ouden van dagen en kinderen zijn, die door
deze ziekte, vlelke veel overeenkomt met buikloop,
getroffen worden. Er zijn reeds tal van dooden.
In buitengewone mate schrijft de correspondent
heerscht de ziekte in 'Mulhausen. Natuurlijk wordt
de zaak van hoogerhand geheim gehouden; maar niet
overal is dat mogelijk.
Het gerucht gaat, dat de epidemie te Mulhausen
zich buitengewoon ernstig aan Iaat zien. lederen nacht
komen de Lijkwagens er de lijken der in den loop van
tien dag overleden zieken inzamelen. Het vervoer ge
schiedt des nachts om de bevolking niet al te zeer
te verschrikken.
Het is moeilijk uit te maken, in hoeverre deze be
richten juist zijn. Daarentegen staat het volkomen vast,
dat de honger-typhus zien vertoond heeft te Loer-
rach bq Bazel en in het kleine Badensche dorpje Weil,
gelegen aan den voet van den versterkten heuvel van
ballingen. Volgens de „Basier Nachrichten" zijn ver
leden week drie kinderen van het gezin van den her
bergier van het koffiehuis „Zum Schwan" an deze
ziekte overleden, en hebben zich nog meer gevallen
voorgedaan. Men meent, dat de ziekte is overgebracht
door soldaten met verlof. Het dorp is dientengevolge
voor verlofgangers afgesloten.
Men vermoedt, dat soldaten, die met verlof kwa
men, de ziekte meegebracht hebben.
Het stedelijk gezondheids-ambt in Bazel heeft onmid
dellijk de noodige maatregelen genomen, om het over
brengen der ziekte legen te gaan
MOBILISATIE DER INDUSTRIE IN RU8LAND.
De Rundschau ontleent aan de Birsjewija Wje-
domosie het bericht dat de ministers van Handel
en van Industrie aan de voorloopige regeering een
voorstel hebben ingedend betreffende de mobilisatie
van de Russische industrie, waarbij er op gewezen
wordt dat de militaire gebeurtenissen en het overal
optredend verlangen naar vrede Rusland geheel on
voorbereid zouden maken voor de mogelijkheid van
een einde van den oorlog. De ministers van Han
del en van Industrie moeten derhalve aan alle au
toriteiten van gemeente- en Zemstwobesturen heb
ben bevolen onverwijld plannen te.ontwerpen voor
een heropening van het werk in vredestoestand.
CHINA EN DUITSCHLAND.
Uit Peking, 14 Augustus. De proclamatie, waarbij
verklaard wordt dat tusschen China en Duitschland
een oorlogstoestand bestaat, is geteekend door alle
ministers. Zij verklaart, dat de toestand van oorlo*
tusschen China en Duitschland van 14 Augustus lü
uur s ochtends af bestaat
De proclamatie herinnert aan het protest van
China, tegen den duikbootoorlog, dat op 9 Februari
tot Duitschland gericht ia en de breuk, die daarna
op l i F ebruari tusschen de twee regeeringen volgde,
aangezien het protest vruchteloos was.