Steger teanl
öriff Lomax en zijn daad
TWEEDE BLAD.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Binnenlandsch Nieuws.
Zaterdag 9 Februari 1918.
61ste Jaaryang No. 6154.
,1, 91011 Haag, 7 Februari.
legen de Begroot,ng van Oorlog voor 1918 nebben
ten slotte s echts de twaalf aanwezige sociaal-democraten
gestemd. Ou het oogenblik dat hoofdstuk Vlll werd
goedgekeurd, stond minister De Jonge zóó druk met
den heer Lobman te praten, dat men vergat hem te
komen felicitoeren met het e-rste - en vermoedelijk
ceiuge - Budget van Oorlog, dat Z.Exc. in het Parle-
ment ha cl te verdedigen.
Over de Ik-grooting van het Staatsbedrijf der Artil
lerie-inrichting. n is nog 't n en ander gepraat. De
lieer llelsdingen is wel d 'Xbaar voor tal van ver
beteringen, op instigatie d« commissie van onderzoek
nlutr den toestand in dit ijksnedrijt gedaan, maar hij
had toch nog een lange lijst van desiderata. Verwaar
loosde toestand van (iet treimnatehaal, waarmee de
werklieden hij de llembrdg moeten re.zen; willekeurig
onthouden van ziekte-uiti enng, het met „kennen en
raadplegen van de werk\~«dcn-organisaties, wat Delft
in t bijzonder betreft, ret „inhalen' van den vrijen
Zaterdagmiddag met vlangi >n werktijd; het niet willen
komen tot vorming van en scheidsgerecht en nog
meer. Dit laatste onder "ide ook de heer Duys met
alle kracht. Van een - 1de „opdracht", hem door
den minister verstrekt, loi net maken van reu omwerp
voor zulk scheidsgerecht schijnt geen sprake te zijn.
Wel heeft de minister den lieer Duys eens geraadpleegd.
De afgevaardigde voor Zaanuaiu boomde nog over de
geheimzinnigheid van het Oorlogsdepartemen. met al
lerlei cijfers en rapporten, waartegenover s.aat de groote,
voor ieder te bereiken scheutigheid met gegevens t.o. van
al wat do Artillerie-inrichtingen betreu. De minister
van Oorlog diende den lieer Duys van antwoord met
een kalme ironie, welke den schepen uit Zaandam maar
half scheen te bevallen. De lieer De Jonge wees op de
groote moeilijkheden, waarmee <Je Directie der Artille
rie-inrichtingen in do jongste crisis-jaren heeft te katrj.
pen; constateerde (wat trouwens algemeen erkend wordt)
dat de rechtszekerheid voor de Hijkswerklieden veel
grooter is geworden en belooJde het vormen van een
scheidsgerecht opnieuw in overweging te zullen nemen.
Een verklaring, die ongetwijfeld met groote ingenomen
heid door de belanghebbenden zal worden vernomen.
Over het ontwerp tol verhoogiug der wedden van.
de onderwijzers, dut na Oorlog aan de orde kwam
hebben de hceren Juten en Ketelaar heden gesproken.
Dc afgevaardigde voor Bergen op Zoom wees in
hoofdzaak op hot te lage aanvangssalaris van de on
derwijzers in vergelijking met andere diensttakken, bijv.
de Posterijen.
De heer Keielaar ging begrijpt men dieper op
de zaak in. In 'tkort herinnerde hij aan de geschiedenis
dezer zaak, welke „acuut" werd e.c. tien jaren ge
leden; door de (toen met 41 tegen 31 aangenomen)
motie-Ter Laan.
liet wetsvoorstel-Marchant, zoools men weet door
beide Kamers aangenomen en eerst ingediend nadat
de zeven voorzitters van Kamer-fractiën met den pre
mier hadden beraadslaagd word aan de Kroon
niet ter bekrachtiging voornod- gen. In de plaats er
van kwam dit voorstel de haft (lVi millioen) bestedend
aan de verbetering der onderwijzersjaarweddon.
De heer Ketelaar noemde dit ontwerp „oen proeve
vtjn verkeerde wetgeving, geënt op de tegenwoordige
ond^rwijs-wet". Daarmee wil hij zeggen, dat mi
nister Cort v. d. Linden feiteiijk het nieuwe art. 192
der Grondwet reeds wil gaan uitwerken. Door dc on
gelijkheid weg te nemen tusschen openbaar en bij
zondere onderwijzers in verband met art. 26 der wel
L. 0. De heer Ketelaar wil dit, dus ook ontwerpen
als van mr. Lohraan uitstellen tot tjjd en wijle de
geheele herziening der L 0. wet zal plaats hebben.
Ook bestrijdt hy mr. Cort v. d. Linden s bewering, dat
dc jaarwedden in de groote steden redelijk zijn. Wie
dat van de minima althans beweert, kent althans
de toestanden te Amsterdam niet
Men zal begrijpen, dat 't thans aanhangig ontwerp
voor den minister van BinncnL Zaken een extra-harden
dobber zal zijnL...
Mr. ANTONIO.
r- T „BRAVE BURGER".
Een uur, n vol uur hadden zij haar laten wachten
in de ijskoude" gang - voordat ze mocht binnenko
men. En zij .was al zoo -koud; zij sidderde al zoo
erg de smeekelinge. Zij was heolemaal komen loo-'
pen uit het volksbuurtjc waar zij woonde, naai» de
straat, waar 't huis was van meneer Dc Jager Zij
had de tram niet durven ntjmen, want ze kon haar
tranen niet tegenhouden cn ook klappertandde zij zoo
erg, dat de njenschen haar ieker zouden aangekeken)
hebben; haar gehouden voor iemand, die 't een of an
der op haar geweten heeft. Ze was komen sloffen naar
liet huis van meneer De Jager, en 't was Geurtje nu,
of iemand haar almaar in de lendenen stak met een
nies, zóó moe was ze. Zóó afcetobd van den hoo
ien dag werken. En daarna was dat verschrikkelijke,
dat onbegrijpelijk ijseliike gebeurd mot Dian. Bij baar
thuis komen; toen zij haar woninkje binnen wou stap
pen, dol-blij dat ze eindelijk zou kunnen uitblazen
van den langen, afmattenden dag, toen had een buur
vrouw haar binnengeroepen.
„Vrouw 'Velers, kom 's eventjes gauw. ik héb
je wat te vertellen, waar haast bij is I" Geurtje dacht,
dat ze zo uneervallen van schrik. Maar dat wat ze ver
moedde, was niet het geval. Dina was zoo gezond als
een visch.
Neen, 't was iets heel andcirs. 'n Leelijk geval.
Dina had 't haar moeder niei durven vertéllen; buur
vrouw in den arm genomen. Die soldaat, met wien ze
ging, had haar bedrogen; haar wijs gemaakt,' dal-ie
weldra uit den dienst kwam en dan een fijn zaakje
zou opzeilen; dat z'n vader een man van cen.én was,
die hem zo uvoortlielpen. 't Kwam er .nu maar op aan.
duiten te kunnen fcumeeren, wan' geen mooier aanbod
was niet denkbaar. Dinó bad zien alles laten Jieits-
maken. Geloofde, dat Hans, zoodra h'j met „bet zaakje
klaar was, haar trouwen zou....,
Dina had hem aan geld geholpen. Dat ze gestolen
had bij de menschen, waar ze als dagmeid diende.
Dat was de boodschap, die buhrvrouw vóór moeder
Geurt lihd, dien avond. En de moeder zag vóór
zich hei kleine, bleeke kereltje niet de harde oogen;
het vuile steenen pijpje tussclien de dunne lippene
den scharrelaar, woekeraar, die zonder genade zou zijn.
„O lieve JezusI" riep zo uit, en sloeg in dolle wan
hoop de handen vóór de oogen, „wat mot ik be
ginnen!"
„Tja 1" zei buurvrouw „'t is een ernstig geval. Een
heel leelijk geval 1"
En zij liet vrouw Velers drinken tegen den schrik.
Buurtje was een goedhartig mensch, maar even had
zij toch onweerstaanbare behoefte om te toonen, dat ze
niet van plan was licht over stelen te denken 1...
Maar het medelijden overwon.
„Als ik in jouw plaats was", zei ze „zou ik naar
de menschen toe gaan. Doe desnoods een voetval voor
zeiDina komt niet voor morgen thuis. Je hoeft
nipt ongerust té wezen. Zij is bij je zuster, en die
weet natuurlijk nog van niks. Zaj zou wel iets
verzinnen. Maar er is haast bij, want..."
„Ja!" jammerde Geurt „misschien hebben ze al...
En daa.. Weet je ook, hoe... hoeveel?"
Buurvrouw tr^rk de wenkbrauwen heel hoog op.
Zweeg een poosje. Kwam toen met 'haar mond vlak
bij Geurt d'r oor. En zij fluisterde;
„Precies weet ik 't niet. Maar te oordeelen naar wat
Dina losliet zou ik zeggea.. Dat zij... toch zeker..
Over dc tachtjg..."
Geurt zat daar met wasbleek gelaat. In radelooze on
macht
„Elke minuut dat je wacht wordt 't gevaarlijker!"
waarschuwde buurvrouw.
En zij begreep.
Als voortgejaagd liep. zij door de straten. De ijskoude
wind drong haar door liet dunnen jak tot 't magere
oude lichaam. Maar zij lelie er niet op. De gedachte
aan de schande als daar komen zou de politie; om
Dina te halen... Als zij daa rzou zien zitten haar kind
op. de bank van beklaagden, met zoo'n kerel achter
zich. Als zij zou hooren, dat Dien naar de gevange
nis zou gaan....
En wa-. zij dicht bü de straat, waar meneer De Jager
woonde. En zij. werd overweldigd door oen angst dio
liaar schier bcléltc te loopen.
.Maar Geurt zette door.
Schelde aan.
Meneer De Jager zelf opende de deur.
Zijn oude verrafelde chambre-cloack hing open, dat
de eordelières sleepten over de grond. En het vettige
petje op z'n kalen schedel stond scheef.
Ilij keek door de glazen van zijn op puntneus ge
schoven bril.
„Wie is daar?" vroeg hij wantrouwend-vijandig.
„De m... moeder ...v van... van Dina", zei het vrouwtje
sidderend en schreiend.
h'it wie!?... 01 vrouw, kom eens hier' Daar
die ci„n'° I?oe'4er van d® dievegge... De moeder van
Is nrd'v Pol,!'e «r uog niet?Wat zegiel?
is de podme er eindelijk?...."
ein.Niüi Uieteri Zd 'laar wachten in dc kille gang. En
mSL ii e ««de van den bestolene. Ook brood-
iocrende ïoüt™SnSPilS^a pUaUu>us- Met schcrP"
Geurt wrong de handen.
den,,i?eipl°uelingu0P haar knieen- Strekte haar han-
uen uit naar het echtpaar.
ve£sipne|,'rk,€?1^, zij' „Medelijden I Ik zal alles
kincir laatste centje... Genade voor rf&jn
„Vergoeden1" schreeuwde de bedrogene, -waarvan
vergoedenWij hebben haai behandeld als ons
i ft Vrouw, is dat waar of niet?..."
hatu d<T Ja3er had een zakdoek te voorschijn ge-
neuspunt kte piots £Pra(ad geworden tegen haar.
„Als een eigen kindP' riep meneer De Jesrer uit
Cl°:*%Week lw?fl ini-in vrouw haar nog "een schort
i'V? goed als splinternieuw,,!!Gloednieuw. t
uaue wreef weer over neuspunt en oogen.
tod zij vertelde, dal zo jarig was... 't zai
&Ujk W. alles leu8ua en bedrog zijn geweest 1...
s» i mv W\\r ?r i®?11 kwarlie exira gegeven. Voor haar
lbadden t moeten weten, waar ons kos
telijk geld bleef!....."
Geurt was opgestaan. Snikte onbedaarlijk. Smeekte
wee rgenade voor haar kind....
oen misdaad zijn, zoo'n wezen op vrije voe
ten te laten!" riep meneer De Jager uit, „dat is
een rondwandelend gevaar. Neen, vrouwtje,. dal
Kan niet. Dat js onmogelijk. Met mijn zuurverdiende
renien waar ik voor geploeterd heb, te laten ontroovcn
zoon... zoon... Neen!"
uaar de echigenooten hadden elkaar weer met de
oogen geraadpleegd. Juffrouw De Jager traehtle haar
man te vermurwen. Luider klonk liet wanhopig snik
ken van de moeder.
Meneer De Jager schoof z'n bril vaster op zTi neus.
Zweeg even.
Zei toen
„En waar wou-jij,,. Gesteld, dat ik zoo gek zou
wezen om te puobeeren de zuak nog te sussenI... Als
nog mogelijk is... W&ér wou jij vrouw Velers dan
■iet geld van teruggeven?.... Weet je voor hoeveel die
meid me bestolen hooft Kom maar eens cffetjes bin
nen!...,, Kom maar eens hierl... Dan zal ik 't ie
vertelle.nl"
Geurt deed haar bemodderde pantoffels in d-a gang
uit. .Sloop op kouse-voeten het kamertje in,
Ze mocht gaan zitten.
En meneer De Jager maakte' het lijstje op. Gade
zat naast hem. Üat-ie niets vergeten zou.
„Daar heb je 't Gestolen aan contant geld totaal
over de maanden October, November en December
eventjes drie en tachtig gulden veertien cents..."
Hij keek Geurt aan.
En de vrouw had vr.n schaamte de handen voor het
gelaat geslagen.
„Ja I" ging meneer De Jager voort „drie en tachtig
gulden voeiu'-1 gestolen aan contant geld. Én wat ze
vóo ffjSchade hech berokkend aan dingen, die gSbro-
ken zijn... H6 vrouw
„Voor meer dan vijf en twintig!" zei echtgenoote.
„Neen. vrouw Velers". hernam de bestolene, 't
is beter pat het recht zijn loop heeft Trouwens,
hoe zep: jij?"
En Geurt smeekte opnieuw. Zij had twaalf gulden
op haar spaarbankboekje. Die kon meneer natuurlijk
direct krijgen. Morgen, aen dag En het verdere zou ze
afdoen in wekelijksche sommetjes. Eerlijk en trouw.
„Och. ik bid en smeek 't u, meneer en juffrouw!" zei
de moedetr. En weer viel ze op de knieën.
Gade trachtte hem weer te vermurwen.
En Geurt zag niet, dat de twee elkaar weer knip-
oogjes gaven...
Van: zeker, dat Is de beste w«g.
Toen liet meneer De Jager zich vermurwen.
Ilij maakte oen stuk op. Waarbij vrouw Velers, de
moeder van dievegge, zien verbond erkennend, dat
1 hare dochter den diefstal gepleegd had onmiddellijk
twaalf gulden te zullen vergoeden. En verder een gulden
vijftig cents per weck_.
Mooier, makkelijker kon 't toch niet totdat de
heer De Jager oen totaal bedrag van honderd gulden...
de schade, door Dina berokkend was matigjes bere
kend.. zou zijn „vergoed".
Vrouw Velers luisterde niet eens. Teekende dadelijk.
Voor alle securiteit moest oen „kennis" van de familie
De Jager er als getuige bij zijn.
Van blijdschap kuste zij de handen van het brave
echtpaar.
„Maar ik wuarschuw jol" zei meneer toen ze zou
heengaan, „de allereerste weck. dat jo in verzuim
bent, gaat de zaak onherroepelijk door. Ik heb me door
mijn vrouw laten overhalen, t Is tegen mijn princi
pes. Maar jk begrijp 'L je bent haar moeder. Eigen
lijk ben ik te goed... Veel te goed!.... Maar denk erom,
vrouw Velers, houd je aan ie woord en je verbinte
nis. Anders gaat de klacht onherroepelijk doorl..."
Nu lag Dina al over de zes weken in het Gasthuis.
En Geurt was een maand bij De Jager ten achter.
Gistermiddag was ze op zijn kantoortje geweest Hij
had een gezicht als een oorwurm. De zaken gingen
blijkbaar niet naar z'n zin. Toen ze weer uitstel vroeg,
was-ie opgevlogen, Had geschreeuwd, gekrijscht, dat-Ie
genoeg hud van dat dievcnvolk; dct-le zich niet langer
liet plukken 'en afzetten. En hij nam de hoorn van
dc telefoon in zfju hand. Zei, dat-io de politie ging
opbellen.
Geurt had zijn hand gegrepen. Hom weer gesmeekt.
Uiterlijk Zaterdag mocst-ie op z'n minst drie gulden
afbetaling lebben. Of 's avonds had zij een rechercheur
op haar dak. Al die praatjes van ziek zijn konden hem
niet schelen. Z'n geld wou meneer Do Jager terugheb
ben. En hij riep, dat zij de moeder met haar schijn
heilige Ironie, er zeker „meer van wist"... En dat de
poiitL dat 'dan maar verder moest uitvissehen.
't' Was Zaterdagochtend, en Geurt had geen boterham
gegeten. De menschen, waar ze haar werkhuis1 had.
waren genoodzaakt geweest zich te bekritnpen. Ze had
gedaan gekregen. En na dien val vati oen week of
drie geleden toen zij haar knie zoo bezeerd had, kon
ze ook niet meer uit werken gaan, vóór vieyen moest
zij bij De Jager zijn.
De honger schroeide in haar maag.
En eensklaps stond .ze op en begon de naaima
chine die ze pas op huurkoop-voorwaarden had go-
kregen, en waar zc iets mee dicht te zullen verdienen,
in te pakken, 't Was net of de wanhoop haar wezen
loos maakte, 't Was nog vroeg en zij moest maken, dat
de buren er niets van merkten. Morgen zou ze Dina
in het "Gasthuis bezoeken, cn dan diende ze iets voor
de stakkerl mee te brengen. Er was geen kruimel in
huis cn niels te wachten...
Geurt hoide voort, met de naaihiachine onder don
arm.
Een uur later had De Jager z'n drie gulden.
„Wil ik je eens wat vertellen?" zei h'j tegen /n
vrouw, toen Geurt vertrokken was.
„Nou
„Dat wijf is aan den drank. Ze stonk effectief naar
jenever 's Ochtends oin halfelf liefst."
Waarop gade vol walgende verontwaardiging 't hoofd
schudde.
Maa reen dag of wat later kwam De Jager met an
der nieuws thuis. Dat vrouw Velers gepakt was. Van
wege verduistering van oen naaimachine.
Én als .fatsoenlijk burger achtte hij zich nu toch
verplicht aangifte te doen van het geval waarin hij
dupe van „dat stelletje" was geworden.
;,Nu ben ik er zeker van", zei hij tegen den com
missaris „dat 't dief en diefjesmaat zijn. moeder
en dochter. Ik heb mij toen door mijn vrouw laten
overhalen om de zaak niet'aan te geven. Maar thans
acht ik mij verplicht, in het belang der openbare vei
ligheid, niet waar?"
„Zeer zeker! OngetwijfeldI" gaf commissaris toe.
En meneer De Jager verliet net bureau van politic,
met het streelend gevoel van aan zijn burgerplicht vol
daan te hebben I
MAITRE CORBEAU.
H ALLI WELL S UT C LI F F.E.
Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANUS Jr.
lu boekvorm verschenen bij W. DE HAAN,
Utrecht. Ingenaaid f2.90. Gebonden f3.50.
22.
HOOFDSTUK XX.
Het gevecht bij de ateengroeve.
Toen Griff Lomax einde Augustus op ecu morgen
oin half zes wakker werd. ging hij op zijn rug liggen
én bedacht hoe mooi het moor op dien tijd van
den dag zou zijn. Dan riep hij het begroeide dal bc-
noden Ling Crag voor zi^r geest, waarin liet water
zucht en koel uil het hoogland neerkwam, HIJ had
daar. sedert hij gehoord had) dut de oud eniolen weer
bewoond wa», n.ct weer gebuad, de eenzaamheid vuu
wat hij vroeger als zijn particuliere badplaat» bc-
schouwd had. scheen verkracht te zijn. en hij had het
er niet op gewaagd om een ontmoeting te hebben me;
oen van hel vrouwvolk, terwijl hij onuer water of zich
uan het atdrogen was. Maar toen hii den ochtend op
zijn rug naar do zonneplekken op lie; pa.ond lag te
kijken, bedacht hii, da,t op dien lijd van den dag
nog niemand op den molen zijn zou. en dat hij, ais
hij gauw oen paar lde.'ren aanschoot en vlug nuar
liet beekje liep. in vrede van zijn bad zou kunnen
««lieten Dus sprong hij zonder zich verder te tie-
«anken, het bed uit, liet Kale rustig slapen en liep
in een aanlig vaartje het moor over. Hij stap!e door
het van dauw zwnre gras en was weldra bij bet
heekje, waarin Greta Rotherson gebaad had op dim
nu reeds weer ver achter hen liggenden Zondag, toen
Mc prediker over den top van den heuvel gekomen
was. Er was in den laatston tijd veel regen gevallen.;
wil van dc schuimvlokken en bruin van de moor-
turf danste hot water in een plassende vaart naar
hanoden. Hoewel dc boek niet diep of breed genoeg
was om te zwemmen, kon inen er toch een fatsoen-
hjk bad in nemen, Óriff trok zijn flanellen pak uit,
sprong in het water, greep oen overhangenden tak van
«au hazelaar en liel zijn lichaam mot den stroom
mede gaan; oen voet beneden» zijn toenen was net
hed van het beekje én Griff had zich altijd gevleid
{«et het geloof, dat de Verbreeding daar expres voor
h«Bn gemaakt wus. Ilij zong van plcizier, sloeg met
f'j" oéenen en verborg zijn hoofd tusschen do scl'il-
wrendo stekelbaarsjes. Toen hij er genoeg var\ had,
j^cht hij naar den gevallen boomstam op den oever,
j'tc stam was ook oen oude vriend van hem;
Hfd en het weer hadden hom van zijn bast beroofd.
,r'fi stopte oen pijp en stak die aan: dan ging hij
languit op den boomstam liggen, dankte ringend God
voor al net goede, dat Hij hem schonk, en liet het
drogen over aan de zon en don wannen boomstam.
Daar hoorde hij een deur in haar hangsels knarsen.
«Drommels, zij zijn vroog op op 'den molda!" riep
hij. „Ik geloof dal ik me maar gauw aan moet kleo-
den.
Hij had zijn broek en zijn hemd aan en bukte
zich, om zijn jasje op te rapen, toen Greta Rp^
therson het f>ad af kwam huppelen.
„Morgen, miss Rotherson", lachte Griff. ..Ik heb een
bad genomen. Mag ik in je tegenwoordigheid mijn
jas aantrekken?'
,.Jn. dat zou ik maar doen, Mr. Lomax."
Glimlachend om het dwaze van devraag, kwam
het meisje Wat dichterbij.
„Ik heb geen recht om hier te zijn. denk Ik;
maar ik baadde vroeger hier nog al dikwijls, en van
ochtend kon ik dc verleiding om het nog eens te
doen, niet weerstaan."
„Hoe ik het gevonden heb? Weet u hoe lang ik
in Marshcotcs gewoond heb?"
„Ik zou het niet kunnen raden." zcide Greta, die
op dm boomstam zitlen ging.
..Om m bij dc dertig iaar. Is liet dan waarschijnlijk,
dat ik een lieek nis deze niei zou kennen?"
„U bent al net als de rest. Mr, Lomax. U bent
er vrec.selijk. trotsch op, dat u uw hecle leien lang hier
gewoond nebt en u nou ia, u kijkt niet met min
achting neer op maar u nebt modelijden met ons,
die uit het Zuiden komen."
„Doe ik dat?" glimlachte Griff. „Hoe weet jo dat?
„Heb je ooit tot in het hart gekeken? We zijn
zoo zacht als boter, als je eenmaal door den bast
heen bent."
„Maar dat willen jullie nooit ^bekennen, als als
dc menschen dat graag zouden zien.'»
Greta kreeg een kleur, toen zij dat eenigszins ge
prikkeld zeide, en Griff wist, dat zij den prediker
i i i f L .11I «.t rtn Li Ti vi
|'t JiVIVclU nviuv, v 1 j J i
op het oog had. Maar hij durfde er niet op te zin
spelen ,dat hij van den stand van zaken op de hoogte
was, hoewel "hij altijd traehtle Gabriël e-n duwtje te
geven, om hem dichter bij zijn doel te brengen.
,/Wij zijn onverbeterlijk, vrees ik. Wees niet te hard
voor ons, Miss Rotherson!"
Op die wijze praatten zij nog edn half uur voort,
ieder aan een kant van den warmen boomstam zittend
Zij lachten, maakten grapjes en plaagden elkaar uit
louter jeugdige kracht en gezondheid, totdat Griff naai
de zon keek, die een betrouwbaar horloge voor hem
was.
„Het wordt laat." zeide hij., opstaande en zijn lan
ge beenen uitstrekkend. „Heb ik je al dien tijd uit
je bod giefiouden?"
„Dat wel. maar het komt er niet op aan. Ik durt
liet toch niet meer te doen, nu ik weet, dat er in
dringers zijn. Goeden morgen. Wanneer koinjt u nog eens
een pijp met vader rooken?"
„Zoo gauw als ik kan, wanïieor ik mag. Goeden
zijln hard. daar blijf ik bij," peinsde Greta.
toon hij weg was, „maar zij rijn toch ook IliXnk.
Waarom heeft Gabriël toch niet wat van het onge
dwongen© vatn Mr. Lomax? Het is zoo dwaas ver
liefd Ie rijn op een man, dien je nog een handje
helpen moet. En Gabriël is het nog met met zichi.
zeil eens, of ik een list van den duivel öf een cn|-
•1 ben. Zei ik daar net, dat ik verliefd op hem was/
it is zoo niet. Het is een vervelende kerel. Ik ga
een wandeling over het moor maken in plaats van
aan hem te denken."
Zacht wandelde Griff over het moor naar huis met
het pa prikkelen van het koude water op zijn huid
cn den frisse hen wind in zijn gezicht. Wat kan een
mensch rog meer verlangen? vroog hij zich af.
I Hij zette zijn borst uit, opende wijd zijn mond cn
zijn neusgaten voor den wind en de turflucht en
krek naar de over het moor dansende zonnestralen.
Spinncwebben waren als hangmalten van feeën van
heidestruik tot licideslruik gesponnen; het veen was
veerkrachtig onder zijn voet; een leeuwerik getuigdo
luid, dat hij het zingen nooit moede werd: een mooiL
vlindcr, een hoofscho dandy In schitterend pak, fLud(.
derde over rijm pad,
„Wat een dwazen zijn er toch ijl de wereld!" zeil
de Griff tot zichzelf. „Wanneer ik denk aan al dio
menschen, die in de dalen leven zooals ikzelf ook
een aantal jaren gedaan heb dan moet ik nou
lachen I"
Doch Gaiwiël Hirst was op dat oogenbük volstrekt
niet dankbaar gestemd Jegens de zon. en ook be
sefte liij niet hoe heerlijk het was Ie leven. Vijf mlp
nutcn iiirtfet Miss Rotherson op den boomslam was
gaan zitten, had do prediker dm straatweg naar Ling
Crag verluien en was inaar den molen gcloopon. Hot
wus in den lautsten tijd zijn gewoonte om rond te
sluipen om don molón In de hoop iets van Greta te
zien of, wanneer dat geluk hem ontzegd werd,
iets van haar kamertje. Hij kon geen dag moer
ven ponder dat hij <jr een pelgrimstocht heen maakte;
soms ging hij tegen den middag, meermalen met de
scb<#erimg, doch zelden had hij dein moed wat dichv
ter bij te komen en met het meisje spreken; het kwam
nooit in hem op, dat eenoverweldigende hartstocht
als de zijne op dezelfde wijze beantwoord kon worp
den, en hij was bang zijn dwaasheid uit te zullen
bazuinen, als hij te veel met haar sprak. Greta wist na
tuurlijk alles van zijn rondsluipen om den molen; en
zij vroeg zich verbaasd af, hoe een man in nlle andere
dingen cm man kon zijn en toch zoo'n dwaas in liel}-
deszaken.
Dien morgen was Gabriël Hirst om vier uur wakker
geworden en had, door het denken aan Greta, den
slaap niet meer kunnen vatten. Hij' trachtte die ge
dachte uit zij'n hoofd te zetten, want in den laatsten
tijd was hij weer onder den invloed van een van die
waanzinnige buien en zeer vatbaar voor de lusten des
vlecschcs. Hij las Petrus' woorden over de haarvlech
ten nog eens na en sidderde bij de gedachte, dat hij
gisteren nog met welgevallen zijn oogen had laten
weiden over de kastanjebntine vlechten, die Greta s
klein hoofdje omsloten. 'Ilij zeide tegen zichzelf, toen
hïj het boschpaadje dqor Hazcl Dene insloeg, dat dit
zijn laatste cijns aan vlecschelijke begeerten moest zijn,
dat hij nooit meer Maar daar zat beneden nem
Greta op haar boomslam te schertsen met Lomax. Als
door don bliksem getroffen, blijft de prediker staan
bij de opening in den struik, waardoor inj hel eerst
liet toonecltjo gezien had, maar voor zijn oogen dans
ten te veel lichtjes dan dat hij meer waarnemen kon
dan wat hij b'j den eersten oogopslag gezien had. En
alle angst voor een geestelijke toekomst verdween in
de vrees voor hot tastbare boden. Dit kon geen toe-
ONGELUK IN DE HARSKAMP.
In het militair hospitaal te Arnhem zijn onder
geleide van den divisie-arts dr. Koster per uuto uit
do legerplaats Harskamp binnengebracht de reser
ve 2e luitenant J. H. Veldmeyer van liet le regiment
infanterie, wien bij het granaatwerpen de rechter
hand was afgeslagen, en do sergeanten Westerhaas
en De Groot, die eveneens gewond waren door het
ontploffen van ten granaat. Toen namelijk luitenant
Veldmeyer een granaat wierp, we'&erdo deze drie
maal en, ten slotte ontploffend, vorwonddo hij den
officier, sergeant Westerhe«s in buik en aan den
rechterpols, sergeant De Groot aan den rechterarm.
Laatstgenoemde kon, na verbonden te zijn, per auto
naar de Harskamp terugkecren. De beide anderen
zijn in het hospitaal opgenomen. Hun toestand is
bevredigend.
SCHAPENUITVOER.
De afrekening van den export van schapen door
de interprovinciale commissies wacht op den ver
koop van een hoeveelheid schapen en lamineren, die
sinds Augustus 1917 in de vriescellen uan den Hoek
van Holland zijn opgeslagen, en den verkoop van
17 ton slachtafval.
vallige ontmoeting zijn, daarvoor was het te vroeg,
lag de Dene te ver van Gorsthwaite. Lachten zij soms
om hem, om zijn grappig-onhandige manieren en zijn
eerlijke vrees voor liefde? Hii drukte zijjn hand tegen
zijn hart, als had liij een doodclijkc wonde ontvan
gen. Griff was gemeen dat was dc gedachte, die
zich na een landen strijd met zijn verdooving in zijn
brein vormde. Zonder zelf te weten wat hij deed,
kroop hjj van die plek weg, den steilen heuvel op,
het moor in. Nog geen wraakgedachtc was in hem
opgekomen; hy volgde hel instinct van allen, die zwaar
getroffen zijn cn waggelde naar de een of andcru
schuilplaats, het kwam er niet op aan waar, zoo lang
hy maar buiten bereik van zijn medcmcnschon bleef.
Langzaam sloop hel wraak verlangen zijn ziel binnen.
Hij versnelde een weinig zijn pdsi Een heilige toorn
kwam in hem op en zeide hem, dat Griff zich verlaagd
had tot het gemeenste verraad, dat iemand tegenover
zijn vriend kan plegen. Nog vlugger, ging hij loo-
Ecn. ilij snelde hu als een bezetene over de purperen
eidc, tot llazcl Dcnc, ccn goede drie mijl achter
hen lag; toen was hij builen udem en ging in een
boschje veenbessen zltlcn om wat tc rusten. Hij was
dien ochtend uitgegaan met een exemplaar van „Boxtor's
Oproep tot dc Onbckeerdcn" onder zijn arm, ccn
boek, dat bij ccn vroeger geslacht heel geliefd was.
en waarin Gabriël gewoon was krachtig gêestesvoedsel
tc vinden. Ilij sloeg het boek op goed geluk nf open,
in de hoop ccn raadgeving, voor deze gelegenheid ge
schikt, te vinden, maar hij vond niets en sloeg net
oude, beduimelde boek weer dicht. Een tekst uit de
Heilige Schrift wilde hem maar niet lo.slatcn, drong
zich hardnekkig aan hem op. „De wraak is mij, zegt
de Heer I" prevelde hij.
Hy stond op uit de veenbessen en ging weer over
het moor loopen. Het deed hem pijn te weten, dat
wraak voor die daad niet berustte hij hem, maar by
een Hoogere Macht. Een gevoel van nietswaardigheid
drukte hem neer.
De zon zakte al af naaf het Westen, voor de hon
ger aan zijn maag begon te kloppen. Hy had den
laatsten tijd veel gevast, en zijn licnaam was verzwakt,
zijn oude koppigheid zeide, dat hij den nonger moest
bevechten, maar hij herinnerde zich, dat er nu geen
reden meer bestond voor zelfkastijding - geen reden
voor iets meer op aarde of in den hemel. Het scep
ticisme, dat jaren geleden aan zijn bekecring vooraf
gegaan was, kwam terug en wisselde af met het be
sef dat de wraak behoorde aan den Heer, en niet
aan hem. Gabriël Hirst was als een schip zonder
roer in de diepte van een stormachtige zee.
Verlangen naar voedsel was het eenige, dat hem
voortdreef. Hy keek over het moor en zag een zwart-
gemuurde hut zich afteekenen tegen de lucht; zonder
verder na te denken liep hy "in een rechte lyn, door
poelen en moerassen, naar de hut. Anders zou hy
Sorrowstones Springs wel herkend hebben, maar dien
middag was het land voor hem slechts een verwarde,
onbekende woestenij. Zijn tikken ,op de deur werd
met een dof gebrom beantwoord en hij ging binnen.
Grootmoeder Strangeways haalde juist een dus thee
uit de kast; zij keerde zich en nam hem Pan het hoofd
tot de voeten op.
„O, ben jy het. Gabriël Hirst?" kraste rij. ."Wat