Steger teanl öriff Lomax en zijn daad TWEEDE BLAD. Tweede Kamer. FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. Binnenlandsch Nieuws. Zaterdag 9 Februari 1918. 61ste Jaaryang No. 6154. ,1, 91011 Haag, 7 Februari. legen de Begroot,ng van Oorlog voor 1918 nebben ten slotte s echts de twaalf aanwezige sociaal-democraten gestemd. Ou het oogenblik dat hoofdstuk Vlll werd goedgekeurd, stond minister De Jonge zóó druk met den heer Lobman te praten, dat men vergat hem te komen felicitoeren met het e-rste - en vermoedelijk ceiuge - Budget van Oorlog, dat Z.Exc. in het Parle- ment ha cl te verdedigen. Over de Ik-grooting van het Staatsbedrijf der Artil lerie-inrichting. n is nog 't n en ander gepraat. De lieer llelsdingen is wel d 'Xbaar voor tal van ver beteringen, op instigatie d« commissie van onderzoek nlutr den toestand in dit ijksnedrijt gedaan, maar hij had toch nog een lange lijst van desiderata. Verwaar loosde toestand van (iet treimnatehaal, waarmee de werklieden hij de llembrdg moeten re.zen; willekeurig onthouden van ziekte-uiti enng, het met „kennen en raadplegen van de werk\~«dcn-organisaties, wat Delft in t bijzonder betreft, ret „inhalen' van den vrijen Zaterdagmiddag met vlangi >n werktijd; het niet willen komen tot vorming van en scheidsgerecht en nog meer. Dit laatste onder "ide ook de heer Duys met alle kracht. Van een - 1de „opdracht", hem door den minister verstrekt, loi net maken van reu omwerp voor zulk scheidsgerecht schijnt geen sprake te zijn. Wel heeft de minister den lieer Duys eens geraadpleegd. De afgevaardigde voor Zaanuaiu boomde nog over de geheimzinnigheid van het Oorlogsdepartemen. met al lerlei cijfers en rapporten, waartegenover s.aat de groote, voor ieder te bereiken scheutigheid met gegevens t.o. van al wat do Artillerie-inrichtingen betreu. De minister van Oorlog diende den lieer Duys van antwoord met een kalme ironie, welke den schepen uit Zaandam maar half scheen te bevallen. De lieer De Jonge wees op de groote moeilijkheden, waarmee <Je Directie der Artille rie-inrichtingen in do jongste crisis-jaren heeft te katrj. pen; constateerde (wat trouwens algemeen erkend wordt) dat de rechtszekerheid voor de Hijkswerklieden veel grooter is geworden en belooJde het vormen van een scheidsgerecht opnieuw in overweging te zullen nemen. Een verklaring, die ongetwijfeld met groote ingenomen heid door de belanghebbenden zal worden vernomen. Over het ontwerp tol verhoogiug der wedden van. de onderwijzers, dut na Oorlog aan de orde kwam hebben de hceren Juten en Ketelaar heden gesproken. Dc afgevaardigde voor Bergen op Zoom wees in hoofdzaak op hot te lage aanvangssalaris van de on derwijzers in vergelijking met andere diensttakken, bijv. de Posterijen. De heer Keielaar ging begrijpt men dieper op de zaak in. In 'tkort herinnerde hij aan de geschiedenis dezer zaak, welke „acuut" werd e.c. tien jaren ge leden; door de (toen met 41 tegen 31 aangenomen) motie-Ter Laan. liet wetsvoorstel-Marchant, zoools men weet door beide Kamers aangenomen en eerst ingediend nadat de zeven voorzitters van Kamer-fractiën met den pre mier hadden beraadslaagd word aan de Kroon niet ter bekrachtiging voornod- gen. In de plaats er van kwam dit voorstel de haft (lVi millioen) bestedend aan de verbetering der onderwijzersjaarweddon. De heer Ketelaar noemde dit ontwerp „oen proeve vtjn verkeerde wetgeving, geënt op de tegenwoordige ond^rwijs-wet". Daarmee wil hij zeggen, dat mi nister Cort v. d. Linden feiteiijk het nieuwe art. 192 der Grondwet reeds wil gaan uitwerken. Door dc on gelijkheid weg te nemen tusschen openbaar en bij zondere onderwijzers in verband met art. 26 der wel L. 0. De heer Ketelaar wil dit, dus ook ontwerpen als van mr. Lohraan uitstellen tot tjjd en wijle de geheele herziening der L 0. wet zal plaats hebben. Ook bestrijdt hy mr. Cort v. d. Linden s bewering, dat dc jaarwedden in de groote steden redelijk zijn. Wie dat van de minima althans beweert, kent althans de toestanden te Amsterdam niet Men zal begrijpen, dat 't thans aanhangig ontwerp voor den minister van BinncnL Zaken een extra-harden dobber zal zijnL... Mr. ANTONIO. r- T „BRAVE BURGER". Een uur, n vol uur hadden zij haar laten wachten in de ijskoude" gang - voordat ze mocht binnenko men. En zij .was al zoo -koud; zij sidderde al zoo erg de smeekelinge. Zij was heolemaal komen loo-' pen uit het volksbuurtjc waar zij woonde, naai» de straat, waar 't huis was van meneer Dc Jager Zij had de tram niet durven ntjmen, want ze kon haar tranen niet tegenhouden cn ook klappertandde zij zoo erg, dat de njenschen haar ieker zouden aangekeken) hebben; haar gehouden voor iemand, die 't een of an der op haar geweten heeft. Ze was komen sloffen naar liet huis van meneer De Jager, en 't was Geurtje nu, of iemand haar almaar in de lendenen stak met een nies, zóó moe was ze. Zóó afcetobd van den hoo ien dag werken. En daarna was dat verschrikkelijke, dat onbegrijpelijk ijseliike gebeurd mot Dian. Bij baar thuis komen; toen zij haar woninkje binnen wou stap pen, dol-blij dat ze eindelijk zou kunnen uitblazen van den langen, afmattenden dag, toen had een buur vrouw haar binnengeroepen. „Vrouw 'Velers, kom 's eventjes gauw. ik héb je wat te vertellen, waar haast bij is I" Geurtje dacht, dat ze zo uneervallen van schrik. Maar dat wat ze ver moedde, was niet het geval. Dina was zoo gezond als een visch. Neen, 't was iets heel andcirs. 'n Leelijk geval. Dina had 't haar moeder niei durven vertéllen; buur vrouw in den arm genomen. Die soldaat, met wien ze ging, had haar bedrogen; haar wijs gemaakt,' dal-ie weldra uit den dienst kwam en dan een fijn zaakje zou opzeilen; dat z'n vader een man van cen.én was, die hem zo uvoortlielpen. 't Kwam er .nu maar op aan. duiten te kunnen fcumeeren, wan' geen mooier aanbod was niet denkbaar. Dinó bad zien alles laten Jieits- maken. Geloofde, dat Hans, zoodra h'j met „bet zaakje klaar was, haar trouwen zou...., Dina had hem aan geld geholpen. Dat ze gestolen had bij de menschen, waar ze als dagmeid diende. Dat was de boodschap, die buhrvrouw vóór moeder Geurt lihd, dien avond. En de moeder zag vóór zich hei kleine, bleeke kereltje niet de harde oogen; het vuile steenen pijpje tussclien de dunne lippene den scharrelaar, woekeraar, die zonder genade zou zijn. „O lieve JezusI" riep zo uit, en sloeg in dolle wan hoop de handen vóór de oogen, „wat mot ik be ginnen!" „Tja 1" zei buurvrouw „'t is een ernstig geval. Een heel leelijk geval 1" En zij liet vrouw Velers drinken tegen den schrik. Buurtje was een goedhartig mensch, maar even had zij toch onweerstaanbare behoefte om te toonen, dat ze niet van plan was licht over stelen te denken 1... Maar het medelijden overwon. „Als ik in jouw plaats was", zei ze „zou ik naar de menschen toe gaan. Doe desnoods een voetval voor zeiDina komt niet voor morgen thuis. Je hoeft nipt ongerust té wezen. Zij is bij je zuster, en die weet natuurlijk nog van niks. Zaj zou wel iets verzinnen. Maar er is haast bij, want..." „Ja!" jammerde Geurt „misschien hebben ze al... En daa.. Weet je ook, hoe... hoeveel?" Buurvrouw tr^rk de wenkbrauwen heel hoog op. Zweeg een poosje. Kwam toen met 'haar mond vlak bij Geurt d'r oor. En zij fluisterde; „Precies weet ik 't niet. Maar te oordeelen naar wat Dina losliet zou ik zeggea.. Dat zij... toch zeker.. Over dc tachtjg..." Geurt zat daar met wasbleek gelaat. In radelooze on macht „Elke minuut dat je wacht wordt 't gevaarlijker!" waarschuwde buurvrouw. En zij begreep. Als voortgejaagd liep. zij door de straten. De ijskoude wind drong haar door liet dunnen jak tot 't magere oude lichaam. Maar zij lelie er niet op. De gedachte aan de schande als daar komen zou de politie; om Dina te halen... Als zij daa rzou zien zitten haar kind op. de bank van beklaagden, met zoo'n kerel achter zich. Als zij zou hooren, dat Dien naar de gevange nis zou gaan.... En wa-. zij dicht bü de straat, waar meneer De Jager woonde. En zij. werd overweldigd door oen angst dio liaar schier bcléltc te loopen. .Maar Geurt zette door. Schelde aan. Meneer De Jager zelf opende de deur. Zijn oude verrafelde chambre-cloack hing open, dat de eordelières sleepten over de grond. En het vettige petje op z'n kalen schedel stond scheef. Ilij keek door de glazen van zijn op puntneus ge schoven bril. „Wie is daar?" vroeg hij wantrouwend-vijandig. „De m... moeder ...v van... van Dina", zei het vrouwtje sidderend en schreiend. h'it wie!?... 01 vrouw, kom eens hier' Daar die ci„n'° I?oe'4er van d® dievegge... De moeder van Is nrd'v Pol,!'e «r uog niet?Wat zegiel? is de podme er eindelijk?...." ein.Niüi Uieteri Zd 'laar wachten in dc kille gang. En mSL ii e ««de van den bestolene. Ook brood- iocrende ïoüt™SnSPilS^a pUaUu>us- Met schcrP" Geurt wrong de handen. den,,i?eipl°uelingu0P haar knieen- Strekte haar han- uen uit naar het echtpaar. ve£sipne|,'rk,€?1^, zij' „Medelijden I Ik zal alles kincir laatste centje... Genade voor rf&jn „Vergoeden1" schreeuwde de bedrogene, -waarvan vergoedenWij hebben haai behandeld als ons i ft Vrouw, is dat waar of niet?..." hatu d<T Ja3er had een zakdoek te voorschijn ge- neuspunt kte piots £Pra(ad geworden tegen haar. „Als een eigen kindP' riep meneer De Jesrer uit Cl°:*%Week lw?fl ini-in vrouw haar nog "een schort i'V? goed als splinternieuw,,!!Gloednieuw. t uaue wreef weer over neuspunt en oogen. tod zij vertelde, dal zo jarig was... 't zai &Ujk W. alles leu8ua en bedrog zijn geweest 1... s» i mv W\\r ?r i®?11 kwarlie exira gegeven. Voor haar lbadden t moeten weten, waar ons kos telijk geld bleef!....." Geurt was opgestaan. Snikte onbedaarlijk. Smeekte wee rgenade voor haar kind.... oen misdaad zijn, zoo'n wezen op vrije voe ten te laten!" riep meneer De Jager uit, „dat is een rondwandelend gevaar. Neen, vrouwtje,. dal Kan niet. Dat js onmogelijk. Met mijn zuurverdiende renien waar ik voor geploeterd heb, te laten ontroovcn zoon... zoon... Neen!" uaar de echigenooten hadden elkaar weer met de oogen geraadpleegd. Juffrouw De Jager traehtle haar man te vermurwen. Luider klonk liet wanhopig snik ken van de moeder. Meneer De Jager schoof z'n bril vaster op zTi neus. Zweeg even. Zei toen „En waar wou-jij,,. Gesteld, dat ik zoo gek zou wezen om te puobeeren de zuak nog te sussenI... Als nog mogelijk is... W&ér wou jij vrouw Velers dan ■iet geld van teruggeven?.... Weet je voor hoeveel die meid me bestolen hooft Kom maar eens cffetjes bin nen!...,, Kom maar eens hierl... Dan zal ik 't ie vertelle.nl" Geurt deed haar bemodderde pantoffels in d-a gang uit. .Sloop op kouse-voeten het kamertje in, Ze mocht gaan zitten. En meneer De Jager maakte' het lijstje op. Gade zat naast hem. Üat-ie niets vergeten zou. „Daar heb je 't Gestolen aan contant geld totaal over de maanden October, November en December eventjes drie en tachtig gulden veertien cents..." Hij keek Geurt aan. En de vrouw had vr.n schaamte de handen voor het gelaat geslagen. „Ja I" ging meneer De Jager voort „drie en tachtig gulden voeiu'-1 gestolen aan contant geld. Én wat ze vóo ffjSchade hech berokkend aan dingen, die gSbro- ken zijn... H6 vrouw „Voor meer dan vijf en twintig!" zei echtgenoote. „Neen. vrouw Velers". hernam de bestolene, 't is beter pat het recht zijn loop heeft Trouwens, hoe zep: jij?" En Geurt smeekte opnieuw. Zij had twaalf gulden op haar spaarbankboekje. Die kon meneer natuurlijk direct krijgen. Morgen, aen dag En het verdere zou ze afdoen in wekelijksche sommetjes. Eerlijk en trouw. „Och. ik bid en smeek 't u, meneer en juffrouw!" zei de moedetr. En weer viel ze op de knieën. Gade trachtte hem weer te vermurwen. En Geurt zag niet, dat de twee elkaar weer knip- oogjes gaven... Van: zeker, dat Is de beste w«g. Toen liet meneer De Jager zich vermurwen. Ilij maakte oen stuk op. Waarbij vrouw Velers, de moeder van dievegge, zien verbond erkennend, dat 1 hare dochter den diefstal gepleegd had onmiddellijk twaalf gulden te zullen vergoeden. En verder een gulden vijftig cents per weck_. Mooier, makkelijker kon 't toch niet totdat de heer De Jager oen totaal bedrag van honderd gulden... de schade, door Dina berokkend was matigjes bere kend.. zou zijn „vergoed". Vrouw Velers luisterde niet eens. Teekende dadelijk. Voor alle securiteit moest oen „kennis" van de familie De Jager er als getuige bij zijn. Van blijdschap kuste zij de handen van het brave echtpaar. „Maar ik wuarschuw jol" zei meneer toen ze zou heengaan, „de allereerste weck. dat jo in verzuim bent, gaat de zaak onherroepelijk door. Ik heb me door mijn vrouw laten overhalen, t Is tegen mijn princi pes. Maar jk begrijp 'L je bent haar moeder. Eigen lijk ben ik te goed... Veel te goed!.... Maar denk erom, vrouw Velers, houd je aan ie woord en je verbinte nis. Anders gaat de klacht onherroepelijk doorl..." Nu lag Dina al over de zes weken in het Gasthuis. En Geurt was een maand bij De Jager ten achter. Gistermiddag was ze op zijn kantoortje geweest Hij had een gezicht als een oorwurm. De zaken gingen blijkbaar niet naar z'n zin. Toen ze weer uitstel vroeg, was-ie opgevlogen, Had geschreeuwd, gekrijscht, dat-Ie genoeg hud van dat dievcnvolk; dct-le zich niet langer liet plukken 'en afzetten. En hij nam de hoorn van dc telefoon in zfju hand. Zei, dat-io de politie ging opbellen. Geurt had zijn hand gegrepen. Hom weer gesmeekt. Uiterlijk Zaterdag mocst-ie op z'n minst drie gulden afbetaling lebben. Of 's avonds had zij een rechercheur op haar dak. Al die praatjes van ziek zijn konden hem niet schelen. Z'n geld wou meneer Do Jager terugheb ben. En hij riep, dat zij de moeder met haar schijn heilige Ironie, er zeker „meer van wist"... En dat de poiitL dat 'dan maar verder moest uitvissehen. 't' Was Zaterdagochtend, en Geurt had geen boterham gegeten. De menschen, waar ze haar werkhuis1 had. waren genoodzaakt geweest zich te bekritnpen. Ze had gedaan gekregen. En na dien val vati oen week of drie geleden toen zij haar knie zoo bezeerd had, kon ze ook niet meer uit werken gaan, vóór vieyen moest zij bij De Jager zijn. De honger schroeide in haar maag. En eensklaps stond .ze op en begon de naaima chine die ze pas op huurkoop-voorwaarden had go- kregen, en waar zc iets mee dicht te zullen verdienen, in te pakken, 't Was net of de wanhoop haar wezen loos maakte, 't Was nog vroeg en zij moest maken, dat de buren er niets van merkten. Morgen zou ze Dina in het "Gasthuis bezoeken, cn dan diende ze iets voor de stakkerl mee te brengen. Er was geen kruimel in huis cn niels te wachten... Geurt hoide voort, met de naaihiachine onder don arm. Een uur later had De Jager z'n drie gulden. „Wil ik je eens wat vertellen?" zei h'j tegen /n vrouw, toen Geurt vertrokken was. „Nou „Dat wijf is aan den drank. Ze stonk effectief naar jenever 's Ochtends oin halfelf liefst." Waarop gade vol walgende verontwaardiging 't hoofd schudde. Maa reen dag of wat later kwam De Jager met an der nieuws thuis. Dat vrouw Velers gepakt was. Van wege verduistering van oen naaimachine. Én als .fatsoenlijk burger achtte hij zich nu toch verplicht aangifte te doen van het geval waarin hij dupe van „dat stelletje" was geworden. ;,Nu ben ik er zeker van", zei hij tegen den com missaris „dat 't dief en diefjesmaat zijn. moeder en dochter. Ik heb mij toen door mijn vrouw laten overhalen om de zaak niet'aan te geven. Maar thans acht ik mij verplicht, in het belang der openbare vei ligheid, niet waar?" „Zeer zeker! OngetwijfeldI" gaf commissaris toe. En meneer De Jager verliet net bureau van politic, met het streelend gevoel van aan zijn burgerplicht vol daan te hebben I MAITRE CORBEAU. H ALLI WELL S UT C LI F F.E. Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANUS Jr. lu boekvorm verschenen bij W. DE HAAN, Utrecht. Ingenaaid f2.90. Gebonden f3.50. 22. HOOFDSTUK XX. Het gevecht bij de ateengroeve. Toen Griff Lomax einde Augustus op ecu morgen oin half zes wakker werd. ging hij op zijn rug liggen én bedacht hoe mooi het moor op dien tijd van den dag zou zijn. Dan riep hij het begroeide dal bc- noden Ling Crag voor zi^r geest, waarin liet water zucht en koel uil het hoogland neerkwam, HIJ had daar. sedert hij gehoord had) dut de oud eniolen weer bewoond wa», n.ct weer gebuad, de eenzaamheid vuu wat hij vroeger als zijn particuliere badplaat» bc- schouwd had. scheen verkracht te zijn. en hij had het er niet op gewaagd om een ontmoeting te hebben me; oen van hel vrouwvolk, terwijl hij onuer water of zich uan het atdrogen was. Maar toen hii den ochtend op zijn rug naar do zonneplekken op lie; pa.ond lag te kijken, bedacht hii, da,t op dien lijd van den dag nog niemand op den molen zijn zou. en dat hij, ais hij gauw oen paar lde.'ren aanschoot en vlug nuar liet beekje liep. in vrede van zijn bad zou kunnen ««lieten Dus sprong hij zonder zich verder te tie- «anken, het bed uit, liet Kale rustig slapen en liep in een aanlig vaartje het moor over. Hij stap!e door het van dauw zwnre gras en was weldra bij bet heekje, waarin Greta Rotherson gebaad had op dim nu reeds weer ver achter hen liggenden Zondag, toen Mc prediker over den top van den heuvel gekomen was. Er was in den laatston tijd veel regen gevallen.; wil van dc schuimvlokken en bruin van de moor- turf danste hot water in een plassende vaart naar hanoden. Hoewel dc boek niet diep of breed genoeg was om te zwemmen, kon inen er toch een fatsoen- hjk bad in nemen, Óriff trok zijn flanellen pak uit, sprong in het water, greep oen overhangenden tak van «au hazelaar en liel zijn lichaam mot den stroom mede gaan; oen voet beneden» zijn toenen was net hed van het beekje én Griff had zich altijd gevleid {«et het geloof, dat de Verbreeding daar expres voor h«Bn gemaakt wus. Ilij zong van plcizier, sloeg met f'j" oéenen en verborg zijn hoofd tusschen do scl'il- wrendo stekelbaarsjes. Toen hij er genoeg var\ had, j^cht hij naar den gevallen boomstam op den oever, j'tc stam was ook oen oude vriend van hem; Hfd en het weer hadden hom van zijn bast beroofd. ,r'fi stopte oen pijp en stak die aan: dan ging hij languit op den boomstam liggen, dankte ringend God voor al net goede, dat Hij hem schonk, en liet het drogen over aan de zon en don wannen boomstam. Daar hoorde hij een deur in haar hangsels knarsen. «Drommels, zij zijn vroog op op 'den molda!" riep hij. „Ik geloof dal ik me maar gauw aan moet kleo- den. Hij had zijn broek en zijn hemd aan en bukte zich, om zijn jasje op te rapen, toen Greta Rp^ therson het f>ad af kwam huppelen. „Morgen, miss Rotherson", lachte Griff. ..Ik heb een bad genomen. Mag ik in je tegenwoordigheid mijn jas aantrekken?' ,.Jn. dat zou ik maar doen, Mr. Lomax." Glimlachend om het dwaze van devraag, kwam het meisje Wat dichterbij. „Ik heb geen recht om hier te zijn. denk Ik; maar ik baadde vroeger hier nog al dikwijls, en van ochtend kon ik dc verleiding om het nog eens te doen, niet weerstaan." „Hoe ik het gevonden heb? Weet u hoe lang ik in Marshcotcs gewoond heb?" „Ik zou het niet kunnen raden." zcide Greta, die op dm boomstam zitlen ging. ..Om m bij dc dertig iaar. Is liet dan waarschijnlijk, dat ik een lieek nis deze niei zou kennen?" „U bent al net als de rest. Mr, Lomax. U bent er vrec.selijk. trotsch op, dat u uw hecle leien lang hier gewoond nebt en u nou ia, u kijkt niet met min achting neer op maar u nebt modelijden met ons, die uit het Zuiden komen." „Doe ik dat?" glimlachte Griff. „Hoe weet jo dat? „Heb je ooit tot in het hart gekeken? We zijn zoo zacht als boter, als je eenmaal door den bast heen bent." „Maar dat willen jullie nooit ^bekennen, als als dc menschen dat graag zouden zien.'» Greta kreeg een kleur, toen zij dat eenigszins ge prikkeld zeide, en Griff wist, dat zij den prediker i i i f L .11I «.t rtn Li Ti vi |'t JiVIVclU nviuv, v 1 j J i op het oog had. Maar hij durfde er niet op te zin spelen ,dat hij van den stand van zaken op de hoogte was, hoewel "hij altijd traehtle Gabriël e-n duwtje te geven, om hem dichter bij zijn doel te brengen. ,/Wij zijn onverbeterlijk, vrees ik. Wees niet te hard voor ons, Miss Rotherson!" Op die wijze praatten zij nog edn half uur voort, ieder aan een kant van den warmen boomstam zittend Zij lachten, maakten grapjes en plaagden elkaar uit louter jeugdige kracht en gezondheid, totdat Griff naai de zon keek, die een betrouwbaar horloge voor hem was. „Het wordt laat." zeide hij., opstaande en zijn lan ge beenen uitstrekkend. „Heb ik je al dien tijd uit je bod giefiouden?" „Dat wel. maar het komt er niet op aan. Ik durt liet toch niet meer te doen, nu ik weet, dat er in dringers zijn. Goeden morgen. Wanneer koinjt u nog eens een pijp met vader rooken?" „Zoo gauw als ik kan, wanïieor ik mag. Goeden zijln hard. daar blijf ik bij," peinsde Greta. toon hij weg was, „maar zij rijn toch ook IliXnk. Waarom heeft Gabriël toch niet wat van het onge dwongen© vatn Mr. Lomax? Het is zoo dwaas ver liefd Ie rijn op een man, dien je nog een handje helpen moet. En Gabriël is het nog met met zichi. zeil eens, of ik een list van den duivel öf een cn|- •1 ben. Zei ik daar net, dat ik verliefd op hem was/ it is zoo niet. Het is een vervelende kerel. Ik ga een wandeling over het moor maken in plaats van aan hem te denken." Zacht wandelde Griff over het moor naar huis met het pa prikkelen van het koude water op zijn huid cn den frisse hen wind in zijn gezicht. Wat kan een mensch rog meer verlangen? vroog hij zich af. I Hij zette zijn borst uit, opende wijd zijn mond cn zijn neusgaten voor den wind en de turflucht en krek naar de over het moor dansende zonnestralen. Spinncwebben waren als hangmalten van feeën van heidestruik tot licideslruik gesponnen; het veen was veerkrachtig onder zijn voet; een leeuwerik getuigdo luid, dat hij het zingen nooit moede werd: een mooiL vlindcr, een hoofscho dandy In schitterend pak, fLud(. derde over rijm pad, „Wat een dwazen zijn er toch ijl de wereld!" zeil de Griff tot zichzelf. „Wanneer ik denk aan al dio menschen, die in de dalen leven zooals ikzelf ook een aantal jaren gedaan heb dan moet ik nou lachen I" Doch Gaiwiël Hirst was op dat oogenbük volstrekt niet dankbaar gestemd Jegens de zon. en ook be sefte liij niet hoe heerlijk het was Ie leven. Vijf mlp nutcn iiirtfet Miss Rotherson op den boomslam was gaan zitten, had do prediker dm straatweg naar Ling Crag verluien en was inaar den molen gcloopon. Hot wus in den lautsten tijd zijn gewoonte om rond te sluipen om don molón In de hoop iets van Greta te zien of, wanneer dat geluk hem ontzegd werd, iets van haar kamertje. Hij kon geen dag moer ven ponder dat hij <jr een pelgrimstocht heen maakte; soms ging hij tegen den middag, meermalen met de scb<#erimg, doch zelden had hij dein moed wat dichv ter bij te komen en met het meisje spreken; het kwam nooit in hem op, dat eenoverweldigende hartstocht als de zijne op dezelfde wijze beantwoord kon worp den, en hij was bang zijn dwaasheid uit te zullen bazuinen, als hij te veel met haar sprak. Greta wist na tuurlijk alles van zijn rondsluipen om den molen; en zij vroeg zich verbaasd af, hoe een man in nlle andere dingen cm man kon zijn en toch zoo'n dwaas in liel}- deszaken. Dien morgen was Gabriël Hirst om vier uur wakker geworden en had, door het denken aan Greta, den slaap niet meer kunnen vatten. Hij' trachtte die ge dachte uit zij'n hoofd te zetten, want in den laatsten tijd was hij weer onder den invloed van een van die waanzinnige buien en zeer vatbaar voor de lusten des vlecschcs. Hij las Petrus' woorden over de haarvlech ten nog eens na en sidderde bij de gedachte, dat hij gisteren nog met welgevallen zijn oogen had laten weiden over de kastanjebntine vlechten, die Greta s klein hoofdje omsloten. 'Ilij zeide tegen zichzelf, toen hïj het boschpaadje dqor Hazcl Dene insloeg, dat dit zijn laatste cijns aan vlecschelijke begeerten moest zijn, dat hij nooit meer Maar daar zat beneden nem Greta op haar boomslam te schertsen met Lomax. Als door don bliksem getroffen, blijft de prediker staan bij de opening in den struik, waardoor inj hel eerst liet toonecltjo gezien had, maar voor zijn oogen dans ten te veel lichtjes dan dat hij meer waarnemen kon dan wat hij b'j den eersten oogopslag gezien had. En alle angst voor een geestelijke toekomst verdween in de vrees voor hot tastbare boden. Dit kon geen toe- ONGELUK IN DE HARSKAMP. In het militair hospitaal te Arnhem zijn onder geleide van den divisie-arts dr. Koster per uuto uit do legerplaats Harskamp binnengebracht de reser ve 2e luitenant J. H. Veldmeyer van liet le regiment infanterie, wien bij het granaatwerpen de rechter hand was afgeslagen, en do sergeanten Westerhaas en De Groot, die eveneens gewond waren door het ontploffen van ten granaat. Toen namelijk luitenant Veldmeyer een granaat wierp, we'&erdo deze drie maal en, ten slotte ontploffend, vorwonddo hij den officier, sergeant Westerhe«s in buik en aan den rechterpols, sergeant De Groot aan den rechterarm. Laatstgenoemde kon, na verbonden te zijn, per auto naar de Harskamp terugkecren. De beide anderen zijn in het hospitaal opgenomen. Hun toestand is bevredigend. SCHAPENUITVOER. De afrekening van den export van schapen door de interprovinciale commissies wacht op den ver koop van een hoeveelheid schapen en lamineren, die sinds Augustus 1917 in de vriescellen uan den Hoek van Holland zijn opgeslagen, en den verkoop van 17 ton slachtafval. vallige ontmoeting zijn, daarvoor was het te vroeg, lag de Dene te ver van Gorsthwaite. Lachten zij soms om hem, om zijn grappig-onhandige manieren en zijn eerlijke vrees voor liefde? Hii drukte zijjn hand tegen zijn hart, als had liij een doodclijkc wonde ontvan gen. Griff was gemeen dat was dc gedachte, die zich na een landen strijd met zijn verdooving in zijn brein vormde. Zonder zelf te weten wat hij deed, kroop hjj van die plek weg, den steilen heuvel op, het moor in. Nog geen wraakgedachtc was in hem opgekomen; hy volgde hel instinct van allen, die zwaar getroffen zijn cn waggelde naar de een of andcru schuilplaats, het kwam er niet op aan waar, zoo lang hy maar buiten bereik van zijn medcmcnschon bleef. Langzaam sloop hel wraak verlangen zijn ziel binnen. Hij versnelde een weinig zijn pdsi Een heilige toorn kwam in hem op en zeide hem, dat Griff zich verlaagd had tot het gemeenste verraad, dat iemand tegenover zijn vriend kan plegen. Nog vlugger, ging hij loo- Ecn. ilij snelde hu als een bezetene over de purperen eidc, tot llazcl Dcnc, ccn goede drie mijl achter hen lag; toen was hij builen udem en ging in een boschje veenbessen zltlcn om wat tc rusten. Hij was dien ochtend uitgegaan met een exemplaar van „Boxtor's Oproep tot dc Onbckeerdcn" onder zijn arm, ccn boek, dat bij ccn vroeger geslacht heel geliefd was. en waarin Gabriël gewoon was krachtig gêestesvoedsel tc vinden. Ilij sloeg het boek op goed geluk nf open, in de hoop ccn raadgeving, voor deze gelegenheid ge schikt, te vinden, maar hij vond niets en sloeg net oude, beduimelde boek weer dicht. Een tekst uit de Heilige Schrift wilde hem maar niet lo.slatcn, drong zich hardnekkig aan hem op. „De wraak is mij, zegt de Heer I" prevelde hij. Hy stond op uit de veenbessen en ging weer over het moor loopen. Het deed hem pijn te weten, dat wraak voor die daad niet berustte hij hem, maar by een Hoogere Macht. Een gevoel van nietswaardigheid drukte hem neer. De zon zakte al af naaf het Westen, voor de hon ger aan zijn maag begon te kloppen. Hy had den laatsten tijd veel gevast, en zijn licnaam was verzwakt, zijn oude koppigheid zeide, dat hij den nonger moest bevechten, maar hij herinnerde zich, dat er nu geen reden meer bestond voor zelfkastijding - geen reden voor iets meer op aarde of in den hemel. Het scep ticisme, dat jaren geleden aan zijn bekecring vooraf gegaan was, kwam terug en wisselde af met het be sef dat de wraak behoorde aan den Heer, en niet aan hem. Gabriël Hirst was als een schip zonder roer in de diepte van een stormachtige zee. Verlangen naar voedsel was het eenige, dat hem voortdreef. Hy keek over het moor en zag een zwart- gemuurde hut zich afteekenen tegen de lucht; zonder verder na te denken liep hy "in een rechte lyn, door poelen en moerassen, naar de hut. Anders zou hy Sorrowstones Springs wel herkend hebben, maar dien middag was het land voor hem slechts een verwarde, onbekende woestenij. Zijn tikken ,op de deur werd met een dof gebrom beantwoord en hij ging binnen. Grootmoeder Strangeways haalde juist een dus thee uit de kast; zij keerde zich en nam hem Pan het hoofd tot de voeten op. „O, ben jy het. Gabriël Hirst?" kraste rij. ."Wat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1918 | | pagina 5