De dingen om ons heen.
Grift Lomax en zijn daad
TWEEDE BLAD.
Tweede Kamer.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Zaterdag 2 Maart 1918.
61ste Jaargang No. 6166.
FEUILLETON.
Schaper Courant
Nogmaals de Bond der Natiën.
Swlert wij de laatste iuaal een artikel aan dit on
derwerp wijdden, liebben er weer verschillende nieu
we >ten plaats gehad, zijn er nieuwe uitleggingen
verschenen, die het noodiig maken, dat wij nogmaals
teugkomen op deze plannen, die daarvan kj»n
men zich overtuigd houden bij of na het sluiten
van den vrede in een of anderen vorm verwezenlijkt
tullen worden.
liet is te meer noodzakèlijk nauwkeurig acht te
geven op alles wat omtrent deze plannen geschre
ven en gesproken wordt, omdat de invloed van zulk
een bond juist voor do kleine landen zoo ontzag
gelijk goed of slecht zal kunnen blijken te zijn.
Het plan alle volken to vereenigen dn één Bond, die
dus belangen der menschheld zou hebben te bevorde
ren, is niet alleen geweldig van omvang en strek
king, doch bovendien zoo ontzaggelijk in zijn ge
volgen, dat de kleinste nuance in zijn uitwerking een
geheel ander eindresultaat teweeg kan brengen.
Zoolang niet alle partijen, aile volken en volks
groepen het er van te voren over eens zijn, wat de
Bond der volken beoogt, en hoe hij ral werken, is
het misschien het allerbeste er niet mede te begin
nen.
En hot allerslechtste zou zeker zijn: een aanvang
te maken tusscben eenige gelijkgezinden.
Toch werd reeds tn de beide oorlogvoerende kam
pen gesproken over de mogelijkheid een aanvang te
maken met eenvolkenbond der Centralen, den vol
kenbond der Entente. ,En de mogelijkheid werd
reeds geopperd, dat ook de „bevriende neutralen"
tot dien laatstgenoemden Bond zouden mogen toe
treden. la zelfs er gingen stemmen op, niet alleen
in ons land, doch ook daar buiten om al vast de
volken der neutraal gebleven landen in een derge
lijke© bond te vereenigen.
Wij behoeven niet te zeggen, dat naar onze mee
ning dergelijke bonden ten zeerste uit den booze
zijn. Immers wij herhalen slechts, wat wij vroeger
reeds schreven; een bond heeft alleen doel wanneer
het geldt iets te bereiken, wat de leden er van an-
dus niet of minder gemakkelijk zouden kunnen
bereiken. Die meerdere of mindere moeilijkheid be
wijst het bestaan van mogelijken, dnrecten of in-
directen, tegenstand. En tegenstand is de kiem van
naijver, van vijandschap, van oorlogl
Een bond van eenage volken, die dus iets bereiken
wil, waarbij een bond van andere volken of een an
dere groep van naties hem in den weg kan staan,
is dus voor de rust van de wereld precies even ge
vaarlijk, als welke alliantie of entente, die tot dus
verre tot oorlogen aanleiding gaf.
De .ecnige Bond, die werkelijk iets kan doen voor
den wereldvrede, is de algemeene bond der volken,
waarbij men de staten, waarin die volken verdeeld
zijn of waartoe zij behooren, glad moet wegdenken.
Grenzen bet eekenen egoisme. Zijn de verklaring
van den knikkerenden jongen: „alles mijn, niks jou
in den ribbel". Volken, die hechten aan hun grenzen,
behept zijn met esprit de paroisse, die aan „bei-Uns-
itis" lijden of met „Jingo" of Chauvin" zijn besmet,
Vinnen evenmin goede leden zijn van een staten-
ahi epn Ier ert Pool zich in zijn huidig staat-
verhand thrds gevoelt of een „vrije Westfries den fle
ren nek kromt onder den kromstaf van l trecht's
Bisschop of den Graven van Holland als leenheer
erkent".
Eerst toen er een eind was gemaakt aan het par
ticularisme, toen de Republiek der Zeven Provinciën
aan het provinciale gevoel van eigenwaarde ten
gronde was gegaan, kon de eenheidsstaat Nederland
gevormd worden. Zoolang men zijn saamhoorigheid
in groot en algemeen verband niet gevoelt, is men
niet geschikt als lid van een algemeenen bond op
te treden. Noch dat verbond, noch het lid zelf, is
gebaat met zulk een toetreding, die voortdurend
aanleiding moet geven tot onverkwikkelijkheden. Tot
onaangenaamheden, dde den Bond ten slotte moeten
dwingen gestrenge maatregelen, van dwang en mds-
schienyvan geweld te gaan nemen.
Reeds vóór er directe kans bestaat op het tot stand
men van een Unitas humanitatds, van een Bond
Menschheid, heenscht er geharrewar over de rol,
die deze of gene staat let wel staat, niet volk
iu dien Bond zal spelen. „Wij zijn bereid de leiding
te nemen om zulk een hond tot stand te doen ko
men", oreert Duitschland's Kanselier. „Jij", ant
woordt Lloyd George, „de vrije democratiën der En
tente zijn daartoe aangewezen, niet de volken der
centrale landen, die ja en amen knikken op wat
hun milltairisten en Jonkers dicteeren". Wilson
wenscht alleen een bond van vrije volken.
Men ziet het: reeds vóór het allereerste begin
van uitvoering heerscht er verschil van meening En
het stemt zeer droevig te moeten constateeren 'dat
bij alle regeerders, die zich over dit plan uitspraken,
één zelfde initieele fout op den voorgrond treedt
Deze, dat zij niet vermogen zich te ontworstelen
aan hun esprit de paraisse, aan hun begrip van
grenzen, vlaggen, tradities en verdere paraphernalla
van den heden daagse hen staat.
Ntog steeds zien zij het verschil over het hoofd tus-
schen volk en staat. Precies, zooals de fiscus niet let
op het werkelijk gezin, doch op de wettelijke of fis
caal-technische omschrijving daarvan, niet let op het
feit, dat iemand, alleen gas voor verwarming en
keuken gebruikt; doch alleen op het bestaan van
een al dan niet toegemetselden schoorsteen. Het
„volk" kan verdeeld zijn onder twee, onder tien
staten, vlaggen en grondwetten.
De „staat" kan vijf, zes, vijftig, honderd verschil
lende rassen en volken en talen omvatten. Toch
gaan de staatslieden en diplomaten voort het eene
begrip met het andere te verwarren.
Dat zij dit doen ligt in de natuur der dingen.
Zij spreken uit naam van een staat en aan dit
feit ontleenen zij hun gezag. Zoodra die staat uit
een valt naar de volken, waaruit men hem voor kor
ter of langer tijd te zamen kunstelde, is het gedaan
met hun gezag. De wet van zelfbehoud dwingt hen
te betoogen, dat staat on volk precies hetzelfde is.
Dat Posen, Reiern, Rheinprovinz, „Waterkant" één
is, Ierland, Wales, Transvaal, Gwaldor, Bengalen
en Straets sett.lemu+s één- is. Alaska, Mitwaukee, Cu
ba, Boston en Florida één zijn. Geen menech, dio
bet gelooft, behalve de diplomaten zelf blijkbaar, die
er niet aan denken elkaar eeus aan te otooten, wan
neer zulke enormiteiten beweerd worden erf stilzwij
gend als juist worden erkend.
Ben fraai voorbeeld, dat dergelijke verkeerde op
vatting niet beperkt is tot dip'ocmaten alleen, is ech
ter, dat een man van zoo wijde vjsic en zoo groote
individualiteit als Vv'eils than9 in Engelccne bladen,
de quaestie van don VoiKormibonu precies gaat be
handelen aisof hij staatsman dor oude schoot was.
Wat dwaasheid, zegt hij, eiken staat stem te
geven, de Briteche Empire met zijn 400 m-illioen
aanhoorigen, waarvan de helft een wereldtaal
spreekt en schrijft, gelijk te stollen met Haïti, Lich-
tcnstcin, Andorra
Zelfs, wanneer de groote landen eer. extra stem
en extra invloed kregen, zouden een paar van die
kleine landjes het wereldrijk kunnen overstemmen.
Kom, kom, redeneert hij, er zijn maar vier landen
die oorlog kunnen maken, Engeland, Frankrijk,
Duitschland en Amerika. Een paar andere, zooals
Japan, Rusland, Italië en Oostenrijk misschien ook,
maar dan toch niet zonder dat een paai van de
vier groote het goed vinden. Zijn die vier groote
het eens, dat er niet gevochten wordt, dan komt er
niets van. Willen die vier, dan gebeurt hej.. Zij dic
teeren vrede of oorlog.
Derhalve moeten die vier beslissen.
Bij wat er verder gebeurt, mogen de anderen bij
zijn, het zal ons aangenaam wezen, als zij er bij
zijn, zegt Wells, doch dio vier moeten er 'voor zor
gen, dat zij in den Bond nooit overstemd kunnen
vyorden.
Aldus W'ells, die wij herhalen het een der
bekwaamste verstziende bedendaagsche schrijvers
I
Een bond van vrije volken onder controle van de
vier groote oorlogslanden, die alleen daarom blijk
baar de wereld niet opdeelon, oandat zij voor het
moment te veel in kracht tegen elkaar opwegen.
Als dit het ideaal is
UITKIJK.
Den Haag, 28 Febr. 1918.
Er komt nu wat teekening in het Distributie-de
bat en men zou kunnen zeggen, dat de toon ervan;
althans bedoeld in den zin van aantrekkelijkheid
voor den toehoorder, „crescendo" ia
De eerste spreker van den dag, mr. De Kanter,
was niet bijzonder uitvoerig; als steeds kalm-zake-
lijk. Begon met te wijzen op de groote moeilijkheden
waarvoor de Regeering hier is geplaatst, en die ma-
liging bij het critiseeren tot plicht maken. De heer
De Kanter erkende, dat door te laat ingrijpen, veel
bedorven is wat thans'niet meer valt te herstellen,
/oo met de misère der v 1 eescbvoonzitsning en van
de melk. Dat de cijfers en gegevens, den ministeT
door de de burgemeesters verstrekt, niet steeds be
trouwbaar zijn, doet het trefft-n van maatregelen
uiterst moeilijk worden.
De heer De Kanter gaat uit van de sveiling, oav
distributie-prijzen alleen op aanvrage en waar strikt
noodig, moeten worden opgelegd. Veel meer dan
tot nu toe daarbij gebruik makend van de gegevens,
w-elke de gemeente-besturen kunnen verschaffen,
liet deelnamen van Kamerleden aan den arbeid der
deer
HALLIWELL SUTCLIF F.E.
Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANU8 Jr.
In boekvorm verschenen hij W. DE HAAN,
Itrecht. Ingenaaid f2.90. Gebonden f3.50.
26
„De duivel beeft!" schreeuwde hij met eon stem.
dfc in zijn keel schoen ie scheuren. „Hemel en hol
vechten voor de zielen des menschen. De duivel beeft
- de Hemel wint. Snelt liet gevocht in, broeder; geef:
den duivel een opstopper 1 („Prijst den Heer 1 Lof en
dank! Halleluja 1') Miudeu in den strijd, broeders, en
stnjdt' mot den arm Gods! („Halleluja!") Hij wees met
nio hand naar de deur der kapel. „Kijkt, daar gaat
JJUUU1 w vv",,4
«'j ziet do duivel afdruipen met zijn staart tus
S vu zijn boenen 1 J>e Lngelschen verheugen zieh, de
po„, n Hemels staan 0|*en gaat allen in („1 rijst
dun Heer!" „Lof cn dankt" „Halleluja!' herhaalde
°z£''Ito? daalde tot om smeekend gefluister, maar
verhief zich dan weer meer en steeds moer tot zij klonk
{net den Hemel bedoeld werd, dan zou Iteler, be 1nor
hedenavond is, zoeken naar Jezus, tot hij H^ gevon-
had. Wij zijn verblind door eigeng^htif heiden
{•"tide, maar wij hebben oogen,. die de lu -
hol raam dos Hemels Is, zien
«arde warmte b<-.h<"-ft, komt de zem m tarht over moor
®n bosch en veld. Wanneer de aarde ^ersma<h
«ndt de Heer ons zijn gezogonde regOiwotoni - g
heel verpakt, vrij van vracht, zonder -W'j?
et dankt Lof on dankt") Dezrn avond moeten wij de
zondaren brengen tot den Heer („Halleluja
tafel gedekt ln den hof des Hemels en allen, die
gered zijn, kunnen daaraan gaan aanzitten. Vraagt
gil Vdlt .gij behoeft slechts uw borden te geven
"itusschen zullen de gouden harpen en de cymbal n
spelen en God zal aan het hoofd der tafel zit'ern
Rllinlachen tegen allen en gevent, wat gij vraagt. Waarom
sullen de zondaars aan de verkeerde zijde der Gouu
Eoorten blijven? Het is koud daarbuiten en nat
scherpe oostenwind loeit en dringt tot in merg en nieren
door. WUt gij ingaan tot den Heer, vrienden, uit de
koude en uit den regen Bedenkt wat het beteekmt.
Indien gij eenmaal de Poorten voor u hebt laten
'luitan, zal de koude u voortdrijven naar het Vago-
cm zult gij das rvoor eeuwig branden. Halleluja
Halleluja 1 Open de oogen der verharden. Heer; over
win hun doofheid; vergader ze aan Uw boezem!"
Na afloop der pree'; begaven de psodikant en de
kerkeraadsleden zich onder de gemeente, hen aanspo
rend tot volhouden, hen helpend ln hun wanhopige©
strijd om „Jezus te vinden". Gekreun en gekerm steeg
aan alle kanten op. Die strijd van den twijfel was een
bittere werkelijkheid, het geloof een ware en onschat
bare zegen. Griff was de eemige, die alles van een on
verschillig standpunt beschouwde. Er was een weinig
medelijdende minachting geweest op den bodem van
zijh belangstelling ln de opwekkingssamenkomst; maar
nu hij er midden in was, nu de kreten „Halleluja I".
„Vergiffenis gevonden!" „Lof en Eer!" overal opstegen
en de angstige kretenom hulp overstemden, nu wist
Griff, dat nij van plan was geweest te spotten met wat
boven goedkoopen spot verheven was; de siddering van
contact met die ziedende geestdrift ging door zijn ze
nuwen; een verbazing vol ontzag greep hem aan.
Een ruwe bank was neer-ezel aan den voet van een
avondmaalstafel. Zij, die raming gevonden hadden, ston
den een voor een op, gingen naar de bank en knielden
met huil armen daarop neer. om- te strijden tegen do
overblijfselen van hun ongeloof. Kerkeraads'edon en
geestelijken liepen druk af en aan, aandringend, smee
kend, biddend piet hen, wier harten niet tot genade
verzacht wilden worden. Zeker, wanneer een vurig ge
bed des menschen, wanneer een tot het uiterste gespan
non wilskracht God uit het Onzienlijke brengen kan,
dan was de Almachtige in die kleine moor-kapel.
Doch Gabriël Hirst was niet, zooals van ouds, on
der hen, die tot overgave aan Gods wil vermaanden.
Met over zijn borst gevouwen handen stond hij in een
donkeren hoek; zijn oogen fonkelden van een vreese-
lijken strijd. Griff, die met het onbehaaglijk gevoel, dal
iemand hem door- en doorkeek, opzag, ontmoe'te de
blikken, van den prediker. Als een bliksemflits schoot
het door zijn brein wat. Gabtriël van plan was te
doen; hij maakte een beweging alsof hij naar hem toe
wilde gaan, doch bleef dan zitten. Wat kon hij zegg®n
of doetn om deze bekentenis van een daad, die reeds
lang tot het verleden behoorde, te beletten? Hij kon
niets doen dan zien hoe de prediker naar voren gtng,
en te luisteren naar zijn gestotterde beginwoorden. l{°°n
dan vermande Gabriël zien, hij aarzelde niet meer, doch
ging vastberaden den preekstoel op. Hij Verleide nu
hoe op zekeren dag het zaad van oen doornstruik ge
vallen was in de spleet van een steengroeve: hij bo
schreef het scheuren van het zaadomhulsel den groei
van het jonge spruitje; hij schilderde het beeld van
een genadige» God, die hot boompje drenkte, met lief-
dev0fle waakzaamheid. Dan sprak hij van een ander
».,flrt het zaad van ijverzucht en haat. Jaren waren noo-
SJ^oTÏÏffJvan bet werk van Gods handen
ke"n mr- 00 Kantor af, óók wijl zij
as behalve dat werk overladen zijn door allerlei
Ln -ij98 wat zeker, althans ten aanzien van
e fun taak ernstig opvatten, niet kan be-
wKorden" Deze afgevaardigde wil de Distributie
fs ir 0ngen bij het departement van den minis-
de. verantwoord el ij khoid heeft te dragen. De
tmliseer^rien"6*'0^11^' trij Landbouw gecen-
hii^ff,^6 ^lening van het Enquête-voorstel bleek
mj zacn in h oog e mate te verheugen. Er is een motie
i,L 0'mst> waarin 'sheeren De Kanter's verschil
lende wenechen zijn belichaamd.
Of de heer Schaper zijne conclusiën in eene motie
mhervatten, staat nog niet vast. De sociaai-de-
locratische vice-presddent sprak er was eene rede
„*nlu"0 uur voorspeld minder uitvoerig dan ver-
waQht werd. Beweerd wordt, dat mr. Troelstra
ne rittingdagen voor zijn speech noodig zal heb-
een en ook die profetie zat vermoedelijk ietwat-
averdreven blijken te wezen. De heer Schaper begou
met to betoogen, dat sinds de tweede helft van 1917
Hq ""uhbeltjes-kwestie" alles is gaan beheersehen
ue nooden des volks in de tweede plaats kwamen te
Haan. i reub werd het evenbeeld van Van Gijn. Do
groote bedrijven werden bevoordeeld; de kleine man
zat al-meer in de verdrukking. Het argument, dat
ue theaters en bioscopen vol zijn, bewijst niets. De
menschen lijden aan allerlei gebrek. Dat er onder-
oeuing bestaat, kan men óók ontwaren uit de sterf-
««{few ,van IGIT, die ongunstiger zijn dan die van
'•ito. Zuinigheid is goed roept do heer Schaper
"it, maar niet ten koste van degenen, die liet
minst kunnen missen. Het broodrantsoen is te klein.
Manufacturen zijn onbereikbaar. De menschen, die
ter kerke willen gaan, moeten thuis blijven bij ge-
icK aan kieeren. Er is wel geld, maar Posthuma
capituleeide voor Treub. Dat is 't ongeluk.
De staat aldus de heer Schaper, moet zelf
gaan produceeren. Is dat socialistisch, 't moge zoo
zijn. Wij zuLlen er toch aan moeten gelooven. Een
andere weg is er niet. De beho-Htigen mogen niet
worden overgelaten aan particulieren, die O. W.-
kiweeken. De tusscben bardot verdient schat
ten. Daarom moeten de arbeiders door de gemeen
schap tegen behoorlijk loon aan het werk worden
gestéld. De producten moeten ln handen der ge
meenschap blijven. De boeren maken grove win
sten en \inuen getuige de rede-A. Colijn dat-
t nog niet genoeg is. Den uitvoer stop zetten, wil
de heer Schaper niet, maar het hier onmisbare
moet binnen de grenzen blijven.
1 oorts wees de afgevaardigde uit Appingedam
op het te laat uitvaardigen van allerlei voorschrif
ten, bijv. het slachtverbod. Dat er in ons land ge
brek aan vet is, noemt hij een schande. Evenals het
tot f3.50 per K.G. stijgen van den boterprijs. Ter
wijl de menschen, die geld hebben, zich alles kun
nen aanschaffen. Aigemeene inventarisatie en hlge-
meene veraeeling moet er komen. Het systeem deugt
niet er. er moei een eind aan worden gemaakt. Er
zijn te veel Jviseurs der Regeering. Meer vereen
voudiging en meci centralisatie zij de leuze.
Eindelijk kwam öe heer Schaper op de zaak-De
iong. I>e afgevaardigde voor Hoorn woonde,
schoon hij „under the consideration of the House"
.-Uiat, bijna de geheele zitting van heden bij.
De lieer Schaper herinnerde, hoe hij op 1 Decem
ber 19)6 heeft gezegd, hoe er allerlei geruchten wa-
r -n opgedoken inzake de Peulvruchten-Commissie.
De minister was dus gewaarschuwd. En de heer
Schaper neemt het hem kwalijk, 'als een verzuim,
dat hij niet heeft ingegrepen. Is er soms vroeg de
heer Schaper, en dat woord wekte zekere beweging
in de Kamer soms nog zoo'n rapport in een an
dere fractie?Men kome er dan mee voor den
dag.
Hij eindigde met aan té dringen op het permanent
'r m worden van de Enquête-Commissie. Hii las zijn
oorii sicn voor en vciklaaide verder den loop van
diInt te willen afwachten. Maar: het geduid
üt« volks Is uitgeput, voegde de heer Schaper
er bij. lot onzuivere agitatie tegen de ministers
reub en Posthuma, tusschn wie de premier is
gezeten, wil hij niet meewerken. Maar de Regeering
loone te beseffen, dat zij begrijpt, hoe andere wegen
moeien worden gekozen.
Morgen is de heer Ter Spill het eerst aan het
woord.
Er is nu „climax" in de discussie, gelijk reeds ge
zegd. Maar liet moment, waarop de Regeering aan
de beurt zal zijn, is nog verrel
Bij den asnvang der zitting werd gestemd over de
ïotie-Gerhard tegen het herstellen van 14 Protestant
che kerken te Batavia. Zij werd met groote meer
derheid verworpen. Een andere bij het Indisch Bud
get aanhangig gemaakte motie, van dr. Soheurer,
strekkend oni het onderwijs in tropische genees
kunde te Leiden te doen plaats hebben en niet aan
het Kol. instituut te Amsterdam, had succes.
Kwam er met 48 tegen 14 stemmen.
Mr. ANTONIO.
te met on; maar het kwaad In den mensch groeit iederai
dag, ieder uur, iedere minuut
Dan plotseling werd zijn stem dieper. Hij leunde
over den preekstoel en koai over de zee ven angstig
naar hem opgeheven gezichten naar de plaats, waar
Grift zat
„Sta op. Griff Lomax kom naar voieu en vertel
alles wat oen man je op uen rand van Whins Quarry
gedaan heeft."
Doch Griff bewoog zich niet en de prediker vertelde
zijn eigen geschiedenis.
„Het zaad van ijverzucht l^d wortel geschoten ln
dien man en groeide op in den tijd van ^en enketeii
dag, tot ito rijp was voor slaan neen, voor eiger.
hij wacht,e zijn vriend buj de steengroeve op en moord
lust was in zijn liart.
Lof on daukl" gilde een vrouw achter in de kapel.
Zij Was in ueu barensnood van haar eigen verlangen
naar redulng.
„Die man was ik zelf' ging Gabriël voort, „en de
vnend, dion ia opwachtte, was Griff Lomax, dien ik
lieigehad had als inijn eigen broeder ja, zooals Diavid
Jonathan liefhad, zoo jief had .ia nem. daar hel zaad
van ijverzucht was geplant en schoot snel op. Hij kwam
over het pad langs ue groeve en ia voent nieL hein.
'te duivel had zich meester gemaakt van mijn hart;
ik vergat dat de rand vlak achter ons was; ik dacht
aan niets in hemel of op aarde dan aan wraak. De dui
vel maakte mijn arm sterk. Ik lichtte hein op en slin
gerde hem over mijn schouder.
„Halleluja! Jezus gevonden!" kreet een werkman,
die onder den preekstoel zal.
Gabticl hield even. op en streek met zijn hand over
zijn voorhoofd, het zweet stroomde over zijn wangen
en droppelde op den preekstoel. Een schor gemomi-
pel ging van mond tot mond.
„Ik hoorde het lawaai van sleenen. toen hij over
dien raind vloog, en toen een pions in den poel be
neden."
Aller blikken wendden zich naar Griff, die daar
zat met een strak gelaat, als oen, die uit den dood
teruggekeerd was. Een bijgieloovig ontzag maakte zich
van dB menigte meester; in hun overspanning wa
ren zij rijp een wonder te gelooven.
„Ik sneide den heuvel af en viel en bleef een oogen-
Kik bewusteloor liggen. Toen ik bij den poel kwam
Was daar geen lichaam te zien, en ik dacht dat hij
onder in dcTmodder lag - lag te wachten, tot ito
bazuingeschal van den Oordeelsdag hem zou oproe
pen, om te vertellen wat hij wist.
Griffs trekken werden nog strakker. Het kostte hein
een groote krachtsinspanning rustig te blijven onder
de scherpe blikken, die uit lederen hoek der kapel
op hem gericht werden. Zonder een oog van hem af
„Simulant".
In de wachtkamer zat hijjn het hoekje, waax-ie
zich altijd als verschool voor de anderen. Ieder, die
voor hem gekomen was, latend passeeren met over-
groote hoffelijkheid. En hij wachtte juist ftotdat er
kans bestond om meneer te spreken wanneer die
nieit gejaagd was, aan allerlei andere dingen den
kend, terwijl Spaan met z'n gewone weeklachten
kwam aanzetten.
„Uw beurt", zei de bediende.
Maar Spaan maakte handbeweging van: laat maar
waaienJe weet toch wel!
„U permitteert?" vroeg een dame.
„Zeker! Zeker!" zei mannetje, „ik heb geen
haast!
En hij schoof weer terug in zijn htoekje.
Zóó was hij daar, in de wachtkamer van notaris, al
ettelijke, ontelbare malen geweest. Wanneer de nood
heel hoog was gestegen; hij geen uitkomst meer wist,
dan trok bij ten leste do stoute schoenen aan. Schreef
den avond te voren een nederig, smeekèndt, soebat
tend briefje. Van dat hij zich veroorloven zou, den
volgenden ochtend zich even aan te melden, ho
pend dat meneer de notaris hem zou kunnen te
woord' staan. 'tW'as wel gebeurd, dat de bediende
die natuurlijk al lang had bespeurd hoe de zaken
er bij stonden, Spaan, zoodra die had aangescheld,
de boodschap gaf, dat meneer „geen seconde tijd had"
en dat hij meneer maar schrijven zou". Dan werd
mannetje bleek van schrik, keek ontdaan en ver
drietig. Droop af. Soms zich snel omwendend om
niet te late nmerken, dat er tranen in zijn oogen
waren gesprongen.
Meestal werd hij bij den notaris toegelaten.
Dde dan zijn papieren wegschoof en de candidaat,
bij hem in de kamer zittend, een wenk gaf. In den
laatst en tijd ging de candidaat-notaris al uit eigen
beweging weg. Soms oen knorrigen blik werpend op
Spaan-, die vond hij op schandelijke wijze mis
bruik maakte van meneer z'n goedheid'.
Notaris sclnoof dan zijn bril op 't voorhoofd. Luis
terde maar half naar het zachte, gedweeë, verdrie
tige praten van mannetje. Spaan haalde dan de oude,
vettige portefeuille voor den dag, die notaris zoo
goed kende. En vouwde weer open de smerige, veel-
maals beduimelde papieren.
„Ja, beste jongen", zed meneer De Mare, „berg ze
maar weer op. Ik weet 't al. Ik ken 't toch al van
buitenJe hoeft 't mij heusch niet meer te ver
tellen. W at heb je op 't hart? Mijn tijd is beperkt!"
Dan begreep-Spaan, hoe hij niet langer mocht tal
men. Maar hij durfde niet!Notaris had al zóó
dikwijls geholpen. In afwachting dat d,e debiteur, die
in New-York zat sinds acht jaar, eindelijk iets van
zich zou laten hooren".
Spaan kon niet gelooven, dat hij bedrogen was.
En dat naieve van den ongelukkigen, deerlijk-op-
gelichten man boezemde -notaris telkens weer me
delijden in. En als de candidaat, die de fijnste fi
nesses van het zaakje kende, hem trachtte te weer
houden om nog weer te helpen, dan kon 't wel zijn,
dat notaris even weifeldeDat het plan in hem
opkwam om er een stokje bij te steken. Maar het
eind was, dat hij toch weer afschoof.
Gewaarschuwd had- hij, nu ruim acht jaar ge
leden. Toen Spaan bij hem kwam om raad te vragen
over dat verzoek van zijn ouden vriend Leenders
om borg te blijven voor drie mille.
„i jonge!" had notaris gezegd, als 't eens mis
loopt!Dat zou een stootje zijn, waar je niet te
gen opgewassen zoudt blijken, Spaantje! Wees ver
standig, jongen, en laat hem een anderen borg zoe
ken. Dan blijf jij buiten zorgen. Stel je voor, dat
die vent je met de gebakken peren laat zitten!
Toen had Spaan hem zoo verbaasd aangekeken,
dat notaris in een lach schoot.
„Neen!" riep hij uit, „dat is onmogelijk, meneer!
Leenders en ik zijn als broers samen. Ais ie m'n laat
ste centje komt vragen, dan geef ik 't hem in volle
gerustheid".
„..ooals jö wilt", zei notaris, „maar weet wel, ik
heb je gewaarschuwd man Mocht je later in moei
lijkheden komen, dan wascb ik -mijn handen in on
schuld. Dan hoef jc niet bij mij aan te komen» W eet
dat wel!"
Candidaat-nofarie, die het gesprek van toen- had
bijgewoond, bracht 't meneer wel eens in herinnering
„De vent is toch willens en wetens zijn ongeluk
ingeloopen!" zei hij, „en nu iaat hij u de kastanjes
uit het vuur halen. U is wei goed en meegaand moet
ik zeggen".
„Ja wel", zei meneer, „je hebt volkomen gelijk,
't Is zoo: Ik ben eigenlijk veel te toegevend. Maar
enfin, zie je
Candidaat haalde even de schouders op, wist dat
er tocji geen redeneeren tegen was.
Maar notaris had een gemoedelijke natuur. Als
hij Spaan daar zag zitten, dan herinnerde hij zich
mannetje zoo duidelijk, zoo scherp nog, van vele
jaren terug. Toen ze allebei jongens waren, knapen
nog. De deftige meneer Van Mare van nu was toen
een rekel, een deugniet. En Spaantje, de zoon van
menschen uit klein huisje in zijstraat van voorname
gracht, waar notaris z'n vader toen voonde, was
te wenden, ging Gabriël voort:
„Maar God nad gewaakt over dat oogcnblik. had
gewaakt over da voeten van Gabriël Hirst, den ge
rtagsteu en zondigsten van Zijn dienaren. Vóór ik
op de wereld kwam, had hij b^t zaad van eon doorn
struik in de steengroeve gezaaid; <le struik groeide, to:
zijn takken sterk genoeg waren om den va, van een
man tegen te houden. De broeder, dien ik liefhad, de
broeder, dien ik in mijn haat reeds gedqod had, viel.
zooals God in Zijn genade verordineerd had, vedig in
dien doornstruik. Mijn zonde van gewild to hebben
blijft even zwarL maar de zonde van de daad is lich
ter geworden. Verheft uw harten, gij kinderen Gods,
en dankt Uw vader voor Zijn genade en laat mijn
eigen voorbeeld u ten spoorslag zijn te zorgen, dat
me duivel uw harten niet binnensluipt."
Zijn stem werd zwakker. Maar hij had nog iels te
^Griff Lomax. ik heb alles gedaan om je te bren
gen. op dén rechten weg des geloofs. De Heer heeft
je gered, geef je over aan den Heer en geloof in
Hem."
De 'Eerwaarde Abel Bell hief, meeT zijn instinct,
dan zijn verstand volgend, don lofzang aan. D" galieo e
kapel stemde in, het gezang zwol aan, foniat de muren
schenen te wankelen onder 'hei beukon der geluids
golven.
Maar Gabriël Hirst was op den grond van
preekstoel in zwijm gevallen.
Rustig liep Griff de kerk door en nam zijn vriend
in zijn armen. Hij droeg hem naar dek?"
mer en sprenkelde water over zijn gezicht
gemeente goed en wel besefte wat er gebeurd was
Toon de lofzang guzongen en nogmaals gezon
gen was begon de groote oogst der zielen. Weinige©
te aanwezigen konden weerstand bieden aan de
opwinding va.1 een bokenimti als zij zooeven gehoord
hadden. Nooit tevoren had de Eerwaarde Abel Bell
zoo velen tot God zien ingaan
Toen de kalmte eemigszins teruggekeerd was, ging
Griff naar den preekstoel en klom de trap op. Hij
guf een getrouw overzicht van wat er bij Whin.n's
Quarry gebeurd was en hij overdreef zoo Gabriël'S
reden van haat, dat zijn daad verschoonbaar leek;
hij ging langzaam en voorzichtig, stapje voor stapje
verder, tot nij aangetoond had, dat ieder man. die
man was, gehandeld nuoest hebben ais de prediker
gedaan had. En eindelijk
„Gabriël, Hirst heeft mij gevraagd God te danken
voor mijn redding. Ik dank God daar vurig voor uit
detn groind van mijn hart. Vrienden, we zullen niet
vergeten wat vanavond gebeurd is, en ons allen her
inneren, dat wij een man onder ons hebben een
man tot ito de toppen van zijn vingers. En zijn naam
is Gabriël Hirst"