De dingen om ons heen. Grift Lomax en zijn daad TWEEDE BLAD. Tweede Kamer. Schetsen uit de Rechtzaal. Zaterdag 2 Maart 1918. 61ste Jaargang No. 6166. FEUILLETON. Schaper Courant Nogmaals de Bond der Natiën. Swlert wij de laatste iuaal een artikel aan dit on derwerp wijdden, liebben er weer verschillende nieu we >ten plaats gehad, zijn er nieuwe uitleggingen verschenen, die het noodiig maken, dat wij nogmaals teugkomen op deze plannen, die daarvan kj»n men zich overtuigd houden bij of na het sluiten van den vrede in een of anderen vorm verwezenlijkt tullen worden. liet is te meer noodzakèlijk nauwkeurig acht te geven op alles wat omtrent deze plannen geschre ven en gesproken wordt, omdat de invloed van zulk een bond juist voor do kleine landen zoo ontzag gelijk goed of slecht zal kunnen blijken te zijn. Het plan alle volken to vereenigen dn één Bond, die dus belangen der menschheld zou hebben te bevorde ren, is niet alleen geweldig van omvang en strek king, doch bovendien zoo ontzaggelijk in zijn ge volgen, dat de kleinste nuance in zijn uitwerking een geheel ander eindresultaat teweeg kan brengen. Zoolang niet alle partijen, aile volken en volks groepen het er van te voren over eens zijn, wat de Bond der volken beoogt, en hoe hij ral werken, is het misschien het allerbeste er niet mede te begin nen. En hot allerslechtste zou zeker zijn: een aanvang te maken tusscben eenige gelijkgezinden. Toch werd reeds tn de beide oorlogvoerende kam pen gesproken over de mogelijkheid een aanvang te maken met eenvolkenbond der Centralen, den vol kenbond der Entente. ,En de mogelijkheid werd reeds geopperd, dat ook de „bevriende neutralen" tot dien laatstgenoemden Bond zouden mogen toe treden. la zelfs er gingen stemmen op, niet alleen in ons land, doch ook daar buiten om al vast de volken der neutraal gebleven landen in een derge lijke© bond te vereenigen. Wij behoeven niet te zeggen, dat naar onze mee ning dergelijke bonden ten zeerste uit den booze zijn. Immers wij herhalen slechts, wat wij vroeger reeds schreven; een bond heeft alleen doel wanneer het geldt iets te bereiken, wat de leden er van an- dus niet of minder gemakkelijk zouden kunnen bereiken. Die meerdere of mindere moeilijkheid be wijst het bestaan van mogelijken, dnrecten of in- directen, tegenstand. En tegenstand is de kiem van naijver, van vijandschap, van oorlogl Een bond van eenage volken, die dus iets bereiken wil, waarbij een bond van andere volken of een an dere groep van naties hem in den weg kan staan, is dus voor de rust van de wereld precies even ge vaarlijk, als welke alliantie of entente, die tot dus verre tot oorlogen aanleiding gaf. De .ecnige Bond, die werkelijk iets kan doen voor den wereldvrede, is de algemeene bond der volken, waarbij men de staten, waarin die volken verdeeld zijn of waartoe zij behooren, glad moet wegdenken. Grenzen bet eekenen egoisme. Zijn de verklaring van den knikkerenden jongen: „alles mijn, niks jou in den ribbel". Volken, die hechten aan hun grenzen, behept zijn met esprit de paroisse, die aan „bei-Uns- itis" lijden of met „Jingo" of Chauvin" zijn besmet, Vinnen evenmin goede leden zijn van een staten- ahi epn Ier ert Pool zich in zijn huidig staat- verhand thrds gevoelt of een „vrije Westfries den fle ren nek kromt onder den kromstaf van l trecht's Bisschop of den Graven van Holland als leenheer erkent". Eerst toen er een eind was gemaakt aan het par ticularisme, toen de Republiek der Zeven Provinciën aan het provinciale gevoel van eigenwaarde ten gronde was gegaan, kon de eenheidsstaat Nederland gevormd worden. Zoolang men zijn saamhoorigheid in groot en algemeen verband niet gevoelt, is men niet geschikt als lid van een algemeenen bond op te treden. Noch dat verbond, noch het lid zelf, is gebaat met zulk een toetreding, die voortdurend aanleiding moet geven tot onverkwikkelijkheden. Tot onaangenaamheden, dde den Bond ten slotte moeten dwingen gestrenge maatregelen, van dwang en mds- schienyvan geweld te gaan nemen. Reeds vóór er directe kans bestaat op het tot stand men van een Unitas humanitatds, van een Bond Menschheid, heenscht er geharrewar over de rol, die deze of gene staat let wel staat, niet volk iu dien Bond zal spelen. „Wij zijn bereid de leiding te nemen om zulk een hond tot stand te doen ko men", oreert Duitschland's Kanselier. „Jij", ant woordt Lloyd George, „de vrije democratiën der En tente zijn daartoe aangewezen, niet de volken der centrale landen, die ja en amen knikken op wat hun milltairisten en Jonkers dicteeren". Wilson wenscht alleen een bond van vrije volken. Men ziet het: reeds vóór het allereerste begin van uitvoering heerscht er verschil van meening En het stemt zeer droevig te moeten constateeren 'dat bij alle regeerders, die zich over dit plan uitspraken, één zelfde initieele fout op den voorgrond treedt Deze, dat zij niet vermogen zich te ontworstelen aan hun esprit de paraisse, aan hun begrip van grenzen, vlaggen, tradities en verdere paraphernalla van den heden daagse hen staat. Ntog steeds zien zij het verschil over het hoofd tus- schen volk en staat. Precies, zooals de fiscus niet let op het werkelijk gezin, doch op de wettelijke of fis caal-technische omschrijving daarvan, niet let op het feit, dat iemand, alleen gas voor verwarming en keuken gebruikt; doch alleen op het bestaan van een al dan niet toegemetselden schoorsteen. Het „volk" kan verdeeld zijn onder twee, onder tien staten, vlaggen en grondwetten. De „staat" kan vijf, zes, vijftig, honderd verschil lende rassen en volken en talen omvatten. Toch gaan de staatslieden en diplomaten voort het eene begrip met het andere te verwarren. Dat zij dit doen ligt in de natuur der dingen. Zij spreken uit naam van een staat en aan dit feit ontleenen zij hun gezag. Zoodra die staat uit een valt naar de volken, waaruit men hem voor kor ter of langer tijd te zamen kunstelde, is het gedaan met hun gezag. De wet van zelfbehoud dwingt hen te betoogen, dat staat on volk precies hetzelfde is. Dat Posen, Reiern, Rheinprovinz, „Waterkant" één is, Ierland, Wales, Transvaal, Gwaldor, Bengalen en Straets sett.lemu+s één- is. Alaska, Mitwaukee, Cu ba, Boston en Florida één zijn. Geen menech, dio bet gelooft, behalve de diplomaten zelf blijkbaar, die er niet aan denken elkaar eeus aan te otooten, wan neer zulke enormiteiten beweerd worden erf stilzwij gend als juist worden erkend. Ben fraai voorbeeld, dat dergelijke verkeerde op vatting niet beperkt is tot dip'ocmaten alleen, is ech ter, dat een man van zoo wijde vjsic en zoo groote individualiteit als Vv'eils than9 in Engelccne bladen, de quaestie van don VoiKormibonu precies gaat be handelen aisof hij staatsman dor oude schoot was. Wat dwaasheid, zegt hij, eiken staat stem te geven, de Briteche Empire met zijn 400 m-illioen aanhoorigen, waarvan de helft een wereldtaal spreekt en schrijft, gelijk te stollen met Haïti, Lich- tcnstcin, Andorra Zelfs, wanneer de groote landen eer. extra stem en extra invloed kregen, zouden een paar van die kleine landjes het wereldrijk kunnen overstemmen. Kom, kom, redeneert hij, er zijn maar vier landen die oorlog kunnen maken, Engeland, Frankrijk, Duitschland en Amerika. Een paar andere, zooals Japan, Rusland, Italië en Oostenrijk misschien ook, maar dan toch niet zonder dat een paai van de vier groote het goed vinden. Zijn die vier groote het eens, dat er niet gevochten wordt, dan komt er niets van. Willen die vier, dan gebeurt hej.. Zij dic teeren vrede of oorlog. Derhalve moeten die vier beslissen. Bij wat er verder gebeurt, mogen de anderen bij zijn, het zal ons aangenaam wezen, als zij er bij zijn, zegt Wells, doch dio vier moeten er 'voor zor gen, dat zij in den Bond nooit overstemd kunnen vyorden. Aldus W'ells, die wij herhalen het een der bekwaamste verstziende bedendaagsche schrijvers I Een bond van vrije volken onder controle van de vier groote oorlogslanden, die alleen daarom blijk baar de wereld niet opdeelon, oandat zij voor het moment te veel in kracht tegen elkaar opwegen. Als dit het ideaal is UITKIJK. Den Haag, 28 Febr. 1918. Er komt nu wat teekening in het Distributie-de bat en men zou kunnen zeggen, dat de toon ervan; althans bedoeld in den zin van aantrekkelijkheid voor den toehoorder, „crescendo" ia De eerste spreker van den dag, mr. De Kanter, was niet bijzonder uitvoerig; als steeds kalm-zake- lijk. Begon met te wijzen op de groote moeilijkheden waarvoor de Regeering hier is geplaatst, en die ma- liging bij het critiseeren tot plicht maken. De heer De Kanter erkende, dat door te laat ingrijpen, veel bedorven is wat thans'niet meer valt te herstellen, /oo met de misère der v 1 eescbvoonzitsning en van de melk. Dat de cijfers en gegevens, den ministeT door de de burgemeesters verstrekt, niet steeds be trouwbaar zijn, doet het trefft-n van maatregelen uiterst moeilijk worden. De heer De Kanter gaat uit van de sveiling, oav distributie-prijzen alleen op aanvrage en waar strikt noodig, moeten worden opgelegd. Veel meer dan tot nu toe daarbij gebruik makend van de gegevens, w-elke de gemeente-besturen kunnen verschaffen, liet deelnamen van Kamerleden aan den arbeid der deer HALLIWELL SUTCLIF F.E. Voor Nederland bewerkt d. W. J. A. ROLDANU8 Jr. In boekvorm verschenen hij W. DE HAAN, Itrecht. Ingenaaid f2.90. Gebonden f3.50. 26 „De duivel beeft!" schreeuwde hij met eon stem. dfc in zijn keel schoen ie scheuren. „Hemel en hol vechten voor de zielen des menschen. De duivel beeft - de Hemel wint. Snelt liet gevocht in, broeder; geef: den duivel een opstopper 1 („Prijst den Heer 1 Lof en dank! Halleluja 1') Miudeu in den strijd, broeders, en stnjdt' mot den arm Gods! („Halleluja!") Hij wees met nio hand naar de deur der kapel. „Kijkt, daar gaat JJUUU1 w vv",,4 «'j ziet do duivel afdruipen met zijn staart tus S vu zijn boenen 1 J>e Lngelschen verheugen zieh, de po„, n Hemels staan 0|*en gaat allen in („1 rijst dun Heer!" „Lof cn dankt" „Halleluja!' herhaalde °z£''Ito? daalde tot om smeekend gefluister, maar verhief zich dan weer meer en steeds moer tot zij klonk {net den Hemel bedoeld werd, dan zou Iteler, be 1nor hedenavond is, zoeken naar Jezus, tot hij H^ gevon- had. Wij zijn verblind door eigeng^htif heiden {•"tide, maar wij hebben oogen,. die de lu - hol raam dos Hemels Is, zien «arde warmte b<-.h<"-ft, komt de zem m tarht over moor ®n bosch en veld. Wanneer de aarde ^ersma<h «ndt de Heer ons zijn gezogonde regOiwotoni - g heel verpakt, vrij van vracht, zonder -W'j? et dankt Lof on dankt") Dezrn avond moeten wij de zondaren brengen tot den Heer („Halleluja tafel gedekt ln den hof des Hemels en allen, die gered zijn, kunnen daaraan gaan aanzitten. Vraagt gil Vdlt .gij behoeft slechts uw borden te geven "itusschen zullen de gouden harpen en de cymbal n spelen en God zal aan het hoofd der tafel zit'ern Rllinlachen tegen allen en gevent, wat gij vraagt. Waarom sullen de zondaars aan de verkeerde zijde der Gouu Eoorten blijven? Het is koud daarbuiten en nat scherpe oostenwind loeit en dringt tot in merg en nieren door. WUt gij ingaan tot den Heer, vrienden, uit de koude en uit den regen Bedenkt wat het beteekmt. Indien gij eenmaal de Poorten voor u hebt laten 'luitan, zal de koude u voortdrijven naar het Vago- cm zult gij das rvoor eeuwig branden. Halleluja Halleluja 1 Open de oogen der verharden. Heer; over win hun doofheid; vergader ze aan Uw boezem!" Na afloop der pree'; begaven de psodikant en de kerkeraadsleden zich onder de gemeente, hen aanspo rend tot volhouden, hen helpend ln hun wanhopige© strijd om „Jezus te vinden". Gekreun en gekerm steeg aan alle kanten op. Die strijd van den twijfel was een bittere werkelijkheid, het geloof een ware en onschat bare zegen. Griff was de eemige, die alles van een on verschillig standpunt beschouwde. Er was een weinig medelijdende minachting geweest op den bodem van zijh belangstelling ln de opwekkingssamenkomst; maar nu hij er midden in was, nu de kreten „Halleluja I". „Vergiffenis gevonden!" „Lof en Eer!" overal opstegen en de angstige kretenom hulp overstemden, nu wist Griff, dat nij van plan was geweest te spotten met wat boven goedkoopen spot verheven was; de siddering van contact met die ziedende geestdrift ging door zijn ze nuwen; een verbazing vol ontzag greep hem aan. Een ruwe bank was neer-ezel aan den voet van een avondmaalstafel. Zij, die raming gevonden hadden, ston den een voor een op, gingen naar de bank en knielden met huil armen daarop neer. om- te strijden tegen do overblijfselen van hun ongeloof. Kerkeraads'edon en geestelijken liepen druk af en aan, aandringend, smee kend, biddend piet hen, wier harten niet tot genade verzacht wilden worden. Zeker, wanneer een vurig ge bed des menschen, wanneer een tot het uiterste gespan non wilskracht God uit het Onzienlijke brengen kan, dan was de Almachtige in die kleine moor-kapel. Doch Gabriël Hirst was niet, zooals van ouds, on der hen, die tot overgave aan Gods wil vermaanden. Met over zijn borst gevouwen handen stond hij in een donkeren hoek; zijn oogen fonkelden van een vreese- lijken strijd. Griff, die met het onbehaaglijk gevoel, dal iemand hem door- en doorkeek, opzag, ontmoe'te de blikken, van den prediker. Als een bliksemflits schoot het door zijn brein wat. Gabtriël van plan was te doen; hij maakte een beweging alsof hij naar hem toe wilde gaan, doch bleef dan zitten. Wat kon hij zegg®n of doetn om deze bekentenis van een daad, die reeds lang tot het verleden behoorde, te beletten? Hij kon niets doen dan zien hoe de prediker naar voren gtng, en te luisteren naar zijn gestotterde beginwoorden. l{°°n dan vermande Gabriël zien, hij aarzelde niet meer, doch ging vastberaden den preekstoel op. Hij Verleide nu hoe op zekeren dag het zaad van oen doornstruik ge vallen was in de spleet van een steengroeve: hij bo schreef het scheuren van het zaadomhulsel den groei van het jonge spruitje; hij schilderde het beeld van een genadige» God, die hot boompje drenkte, met lief- dev0fle waakzaamheid. Dan sprak hij van een ander ».,flrt het zaad van ijverzucht en haat. Jaren waren noo- SJ^oTÏÏffJvan bet werk van Gods handen ke"n mr- 00 Kantor af, óók wijl zij as behalve dat werk overladen zijn door allerlei Ln -ij98 wat zeker, althans ten aanzien van e fun taak ernstig opvatten, niet kan be- wKorden" Deze afgevaardigde wil de Distributie fs ir 0ngen bij het departement van den minis- de. verantwoord el ij khoid heeft te dragen. De tmliseer^rien"6*'0^11^' trij Landbouw gecen- hii^ff,^6 ^lening van het Enquête-voorstel bleek mj zacn in h oog e mate te verheugen. Er is een motie i,L 0'mst> waarin 'sheeren De Kanter's verschil lende wenechen zijn belichaamd. Of de heer Schaper zijne conclusiën in eene motie mhervatten, staat nog niet vast. De sociaai-de- locratische vice-presddent sprak er was eene rede „*nlu"0 uur voorspeld minder uitvoerig dan ver- waQht werd. Beweerd wordt, dat mr. Troelstra ne rittingdagen voor zijn speech noodig zal heb- een en ook die profetie zat vermoedelijk ietwat- averdreven blijken te wezen. De heer Schaper begou met to betoogen, dat sinds de tweede helft van 1917 Hq ""uhbeltjes-kwestie" alles is gaan beheersehen ue nooden des volks in de tweede plaats kwamen te Haan. i reub werd het evenbeeld van Van Gijn. Do groote bedrijven werden bevoordeeld; de kleine man zat al-meer in de verdrukking. Het argument, dat ue theaters en bioscopen vol zijn, bewijst niets. De menschen lijden aan allerlei gebrek. Dat er onder- oeuing bestaat, kan men óók ontwaren uit de sterf- ««{few ,van IGIT, die ongunstiger zijn dan die van '•ito. Zuinigheid is goed roept do heer Schaper "it, maar niet ten koste van degenen, die liet minst kunnen missen. Het broodrantsoen is te klein. Manufacturen zijn onbereikbaar. De menschen, die ter kerke willen gaan, moeten thuis blijven bij ge- icK aan kieeren. Er is wel geld, maar Posthuma capituleeide voor Treub. Dat is 't ongeluk. De staat aldus de heer Schaper, moet zelf gaan produceeren. Is dat socialistisch, 't moge zoo zijn. Wij zuLlen er toch aan moeten gelooven. Een andere weg is er niet. De beho-Htigen mogen niet worden overgelaten aan particulieren, die O. W.- kiweeken. De tusscben bardot verdient schat ten. Daarom moeten de arbeiders door de gemeen schap tegen behoorlijk loon aan het werk worden gestéld. De producten moeten ln handen der ge meenschap blijven. De boeren maken grove win sten en \inuen getuige de rede-A. Colijn dat- t nog niet genoeg is. Den uitvoer stop zetten, wil de heer Schaper niet, maar het hier onmisbare moet binnen de grenzen blijven. 1 oorts wees de afgevaardigde uit Appingedam op het te laat uitvaardigen van allerlei voorschrif ten, bijv. het slachtverbod. Dat er in ons land ge brek aan vet is, noemt hij een schande. Evenals het tot f3.50 per K.G. stijgen van den boterprijs. Ter wijl de menschen, die geld hebben, zich alles kun nen aanschaffen. Aigemeene inventarisatie en hlge- meene veraeeling moet er komen. Het systeem deugt niet er. er moei een eind aan worden gemaakt. Er zijn te veel Jviseurs der Regeering. Meer vereen voudiging en meci centralisatie zij de leuze. Eindelijk kwam öe heer Schaper op de zaak-De iong. I>e afgevaardigde voor Hoorn woonde, schoon hij „under the consideration of the House" .-Uiat, bijna de geheele zitting van heden bij. De lieer Schaper herinnerde, hoe hij op 1 Decem ber 19)6 heeft gezegd, hoe er allerlei geruchten wa- r -n opgedoken inzake de Peulvruchten-Commissie. De minister was dus gewaarschuwd. En de heer Schaper neemt het hem kwalijk, 'als een verzuim, dat hij niet heeft ingegrepen. Is er soms vroeg de heer Schaper, en dat woord wekte zekere beweging in de Kamer soms nog zoo'n rapport in een an dere fractie?Men kome er dan mee voor den dag. Hij eindigde met aan té dringen op het permanent 'r m worden van de Enquête-Commissie. Hii las zijn oorii sicn voor en vciklaaide verder den loop van diInt te willen afwachten. Maar: het geduid üt« volks Is uitgeput, voegde de heer Schaper er bij. lot onzuivere agitatie tegen de ministers reub en Posthuma, tusschn wie de premier is gezeten, wil hij niet meewerken. Maar de Regeering loone te beseffen, dat zij begrijpt, hoe andere wegen moeien worden gekozen. Morgen is de heer Ter Spill het eerst aan het woord. Er is nu „climax" in de discussie, gelijk reeds ge zegd. Maar liet moment, waarop de Regeering aan de beurt zal zijn, is nog verrel Bij den asnvang der zitting werd gestemd over de ïotie-Gerhard tegen het herstellen van 14 Protestant che kerken te Batavia. Zij werd met groote meer derheid verworpen. Een andere bij het Indisch Bud get aanhangig gemaakte motie, van dr. Soheurer, strekkend oni het onderwijs in tropische genees kunde te Leiden te doen plaats hebben en niet aan het Kol. instituut te Amsterdam, had succes. Kwam er met 48 tegen 14 stemmen. Mr. ANTONIO. te met on; maar het kwaad In den mensch groeit iederai dag, ieder uur, iedere minuut Dan plotseling werd zijn stem dieper. Hij leunde over den preekstoel en koai over de zee ven angstig naar hem opgeheven gezichten naar de plaats, waar Grift zat „Sta op. Griff Lomax kom naar voieu en vertel alles wat oen man je op uen rand van Whins Quarry gedaan heeft." Doch Griff bewoog zich niet en de prediker vertelde zijn eigen geschiedenis. „Het zaad van ijverzucht l^d wortel geschoten ln dien man en groeide op in den tijd van ^en enketeii dag, tot ito rijp was voor slaan neen, voor eiger. hij wacht,e zijn vriend buj de steengroeve op en moord lust was in zijn liart. Lof on daukl" gilde een vrouw achter in de kapel. Zij Was in ueu barensnood van haar eigen verlangen naar redulng. „Die man was ik zelf' ging Gabriël voort, „en de vnend, dion ia opwachtte, was Griff Lomax, dien ik lieigehad had als inijn eigen broeder ja, zooals Diavid Jonathan liefhad, zoo jief had .ia nem. daar hel zaad van ijverzucht was geplant en schoot snel op. Hij kwam over het pad langs ue groeve en ia voent nieL hein. 'te duivel had zich meester gemaakt van mijn hart; ik vergat dat de rand vlak achter ons was; ik dacht aan niets in hemel of op aarde dan aan wraak. De dui vel maakte mijn arm sterk. Ik lichtte hein op en slin gerde hem over mijn schouder. „Halleluja! Jezus gevonden!" kreet een werkman, die onder den preekstoel zal. Gabticl hield even. op en streek met zijn hand over zijn voorhoofd, het zweet stroomde over zijn wangen en droppelde op den preekstoel. Een schor gemomi- pel ging van mond tot mond. „Ik hoorde het lawaai van sleenen. toen hij over dien raind vloog, en toen een pions in den poel be neden." Aller blikken wendden zich naar Griff, die daar zat met een strak gelaat, als oen, die uit den dood teruggekeerd was. Een bijgieloovig ontzag maakte zich van dB menigte meester; in hun overspanning wa ren zij rijp een wonder te gelooven. „Ik sneide den heuvel af en viel en bleef een oogen- Kik bewusteloor liggen. Toen ik bij den poel kwam Was daar geen lichaam te zien, en ik dacht dat hij onder in dcTmodder lag - lag te wachten, tot ito bazuingeschal van den Oordeelsdag hem zou oproe pen, om te vertellen wat hij wist. Griffs trekken werden nog strakker. Het kostte hein een groote krachtsinspanning rustig te blijven onder de scherpe blikken, die uit lederen hoek der kapel op hem gericht werden. Zonder een oog van hem af „Simulant". In de wachtkamer zat hijjn het hoekje, waax-ie zich altijd als verschool voor de anderen. Ieder, die voor hem gekomen was, latend passeeren met over- groote hoffelijkheid. En hij wachtte juist ftotdat er kans bestond om meneer te spreken wanneer die nieit gejaagd was, aan allerlei andere dingen den kend, terwijl Spaan met z'n gewone weeklachten kwam aanzetten. „Uw beurt", zei de bediende. Maar Spaan maakte handbeweging van: laat maar waaienJe weet toch wel! „U permitteert?" vroeg een dame. „Zeker! Zeker!" zei mannetje, „ik heb geen haast! En hij schoof weer terug in zijn htoekje. Zóó was hij daar, in de wachtkamer van notaris, al ettelijke, ontelbare malen geweest. Wanneer de nood heel hoog was gestegen; hij geen uitkomst meer wist, dan trok bij ten leste do stoute schoenen aan. Schreef den avond te voren een nederig, smeekèndt, soebat tend briefje. Van dat hij zich veroorloven zou, den volgenden ochtend zich even aan te melden, ho pend dat meneer de notaris hem zou kunnen te woord' staan. 'tW'as wel gebeurd, dat de bediende die natuurlijk al lang had bespeurd hoe de zaken er bij stonden, Spaan, zoodra die had aangescheld, de boodschap gaf, dat meneer „geen seconde tijd had" en dat hij meneer maar schrijven zou". Dan werd mannetje bleek van schrik, keek ontdaan en ver drietig. Droop af. Soms zich snel omwendend om niet te late nmerken, dat er tranen in zijn oogen waren gesprongen. Meestal werd hij bij den notaris toegelaten. Dde dan zijn papieren wegschoof en de candidaat, bij hem in de kamer zittend, een wenk gaf. In den laatst en tijd ging de candidaat-notaris al uit eigen beweging weg. Soms oen knorrigen blik werpend op Spaan-, die vond hij op schandelijke wijze mis bruik maakte van meneer z'n goedheid'. Notaris sclnoof dan zijn bril op 't voorhoofd. Luis terde maar half naar het zachte, gedweeë, verdrie tige praten van mannetje. Spaan haalde dan de oude, vettige portefeuille voor den dag, die notaris zoo goed kende. En vouwde weer open de smerige, veel- maals beduimelde papieren. „Ja, beste jongen", zed meneer De Mare, „berg ze maar weer op. Ik weet 't al. Ik ken 't toch al van buitenJe hoeft 't mij heusch niet meer te ver tellen. W at heb je op 't hart? Mijn tijd is beperkt!" Dan begreep-Spaan, hoe hij niet langer mocht tal men. Maar hij durfde niet!Notaris had al zóó dikwijls geholpen. In afwachting dat d,e debiteur, die in New-York zat sinds acht jaar, eindelijk iets van zich zou laten hooren". Spaan kon niet gelooven, dat hij bedrogen was. En dat naieve van den ongelukkigen, deerlijk-op- gelichten man boezemde -notaris telkens weer me delijden in. En als de candidaat, die de fijnste fi nesses van het zaakje kende, hem trachtte te weer houden om nog weer te helpen, dan kon 't wel zijn, dat notaris even weifeldeDat het plan in hem opkwam om er een stokje bij te steken. Maar het eind was, dat hij toch weer afschoof. Gewaarschuwd had- hij, nu ruim acht jaar ge leden. Toen Spaan bij hem kwam om raad te vragen over dat verzoek van zijn ouden vriend Leenders om borg te blijven voor drie mille. „i jonge!" had notaris gezegd, als 't eens mis loopt!Dat zou een stootje zijn, waar je niet te gen opgewassen zoudt blijken, Spaantje! Wees ver standig, jongen, en laat hem een anderen borg zoe ken. Dan blijf jij buiten zorgen. Stel je voor, dat die vent je met de gebakken peren laat zitten! Toen had Spaan hem zoo verbaasd aangekeken, dat notaris in een lach schoot. „Neen!" riep hij uit, „dat is onmogelijk, meneer! Leenders en ik zijn als broers samen. Ais ie m'n laat ste centje komt vragen, dan geef ik 't hem in volle gerustheid". „..ooals jö wilt", zei notaris, „maar weet wel, ik heb je gewaarschuwd man Mocht je later in moei lijkheden komen, dan wascb ik -mijn handen in on schuld. Dan hoef jc niet bij mij aan te komen» W eet dat wel!" Candidaat-nofarie, die het gesprek van toen- had bijgewoond, bracht 't meneer wel eens in herinnering „De vent is toch willens en wetens zijn ongeluk ingeloopen!" zei hij, „en nu iaat hij u de kastanjes uit het vuur halen. U is wei goed en meegaand moet ik zeggen". „Ja wel", zei meneer, „je hebt volkomen gelijk, 't Is zoo: Ik ben eigenlijk veel te toegevend. Maar enfin, zie je Candidaat haalde even de schouders op, wist dat er tocji geen redeneeren tegen was. Maar notaris had een gemoedelijke natuur. Als hij Spaan daar zag zitten, dan herinnerde hij zich mannetje zoo duidelijk, zoo scherp nog, van vele jaren terug. Toen ze allebei jongens waren, knapen nog. De deftige meneer Van Mare van nu was toen een rekel, een deugniet. En Spaantje, de zoon van menschen uit klein huisje in zijstraat van voorname gracht, waar notaris z'n vader toen voonde, was te wenden, ging Gabriël voort: „Maar God nad gewaakt over dat oogcnblik. had gewaakt over da voeten van Gabriël Hirst, den ge rtagsteu en zondigsten van Zijn dienaren. Vóór ik op de wereld kwam, had hij b^t zaad van eon doorn struik in de steengroeve gezaaid; <le struik groeide, to: zijn takken sterk genoeg waren om den va, van een man tegen te houden. De broeder, dien ik liefhad, de broeder, dien ik in mijn haat reeds gedqod had, viel. zooals God in Zijn genade verordineerd had, vedig in dien doornstruik. Mijn zonde van gewild to hebben blijft even zwarL maar de zonde van de daad is lich ter geworden. Verheft uw harten, gij kinderen Gods, en dankt Uw vader voor Zijn genade en laat mijn eigen voorbeeld u ten spoorslag zijn te zorgen, dat me duivel uw harten niet binnensluipt." Zijn stem werd zwakker. Maar hij had nog iels te ^Griff Lomax. ik heb alles gedaan om je te bren gen. op dén rechten weg des geloofs. De Heer heeft je gered, geef je over aan den Heer en geloof in Hem." De 'Eerwaarde Abel Bell hief, meeT zijn instinct, dan zijn verstand volgend, don lofzang aan. D" galieo e kapel stemde in, het gezang zwol aan, foniat de muren schenen te wankelen onder 'hei beukon der geluids golven. Maar Gabriël Hirst was op den grond van preekstoel in zwijm gevallen. Rustig liep Griff de kerk door en nam zijn vriend in zijn armen. Hij droeg hem naar dek?" mer en sprenkelde water over zijn gezicht gemeente goed en wel besefte wat er gebeurd was Toon de lofzang guzongen en nogmaals gezon gen was begon de groote oogst der zielen. Weinige© te aanwezigen konden weerstand bieden aan de opwinding va.1 een bokenimti als zij zooeven gehoord hadden. Nooit tevoren had de Eerwaarde Abel Bell zoo velen tot God zien ingaan Toen de kalmte eemigszins teruggekeerd was, ging Griff naar den preekstoel en klom de trap op. Hij guf een getrouw overzicht van wat er bij Whin.n's Quarry gebeurd was en hij overdreef zoo Gabriël'S reden van haat, dat zijn daad verschoonbaar leek; hij ging langzaam en voorzichtig, stapje voor stapje verder, tot nij aangetoond had, dat ieder man. die man was, gehandeld nuoest hebben ais de prediker gedaan had. En eindelijk „Gabriël, Hirst heeft mij gevraagd God te danken voor mijn redding. Ik dank God daar vurig voor uit detn groind van mijn hart. Vrienden, we zullen niet vergeten wat vanavond gebeurd is, en ons allen her inneren, dat wij een man onder ons hebben een man tot ito de toppen van zijn vingers. En zijn naam is Gabriël Hirst"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1918 | | pagina 3