tT.Ï *r S.'
TWEE MENSCHEN.
Zêterday 1 ffbruari 19 9.
62sle .Iddrgang No. 6:5' 4.
TWEEDE BLAD.
Brieven uit ingeland.
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Tweede Kamen
Amsterdam, 2ü Januari 1919.
Volgens een lang artikel in de O bs er ver van 19
Januari neemt het aantal van degenen. die in Enge,
laiid verslaafd zijn aan het gebruik van opium, pncaTJie
en dergelijke bedwelmingsmiddelen slérk toe. Hoor en
kele sensalioneele gevallen, die in don laatstem tijd be
kend geworden zijn, is de aandacht van liet publiek
thans op dit misbruik gevestigd. -
Dit is piet voor de eerste maal. Cocaïne, en opiumu
misbruik vallen niet op, zooals dronkenschap, i ocli
komen af en toe gevallen aan h< t licht, die ©r op
wijzen, hoe dit kwaad in hel geheim voortwoekert, en
ijdens den oorlog heeft dc Engelsche regoering zich
zelts genoopt gezien, door wettelijke bepalingen te
rachtan er paal *n P«* aar?.tc steUe*
In Mei 1916 werden beperkingen ingevoerd in den
verkoop van cocaïne en opium. Enkele maanden ge.
leden, in Juni 1918 kwam oen we; op den ver-
koop van bedwelmende middelen, die en dot* had
te voorkomen, dal dergelijke middelen in handen kwa
men van anderen in Jiet leger en op de Vloot, dan de
officieren van gezondheid. Wel een bewijs, dat de toe
stand ernstig was, als zoo moest worden ingegrepen.
Helaas weten wij allen, wat wetgeving helpt. I>e
laatste jaren hebben ons meer in het bijzonder doen
zien, dat vooral de verkoop van die dingen, die beslis,
niet verkocht mogen worden, welig tiert. Het blijkt
dan ook, dal de wettelijke maatregelen niet veel meer
hebben bereikt, dan het aantal te vermeerderen van
hema iie heimelijk zich overgeven aan hel gebruik
van bedwelmingsmiddelen. En hei schijnt wel, dat de
cocaïnegebruikers veel talrijker zijn dan de verslaaf'
den aa i morphine.
Lang voor den oorlog heeft men in New.York de
zaak met kracht ter hand genomen, en juist in het bij
zonder waar het betreft den verkoop van cocaïne. Dit
bedwelmingsmiddel mag alleen verkocht worden op
een geschreven recept van een dokter, en dit reeëpt
mag niet door den apotheker aan den kooper terugge
geven \yorden. Ook mag geên copie van het recept
worden verstrekt. Op overtreding van deze bepaling
staat gevangenisstraf van ten hoogste een jaar jnet
«en boete van f 2500.
Streng als de bepalingen op den- kleinhandel in
cocaïne dus zijn ia New York, die op den groothan
del rijn schijnbaar het omgekeorde. In e«n van de
jaren vóór den oorlog bleek van den geheelen voorraad
bereide cocaïne slechts 8 percent door dokters en
tandartsen gebruikt te zijn. Waar was de rest? On
getwijfeld uitgevoerd, d.w.z. gesmokkeld naar Europa
voor een groot deel.
Morphine wordt voornamelijk gebruikt door de hoo-
gcre standen. Evenals met sterken drank kan men
zich er meer en meer aan wennen, zoodat men steeds
grooere hoeveelheden kan verdragen Gewoonlijk wordt
voorgeschreven een dosis van een halve tot twee grein,
en aangezien een grein, het Engelsche „grain het ai
lorkleinste apothekersgewichtje is, zoowat 1/24 Gram.
/al men zich aan zoo'n hoeveelheid niet te buiten
gaan. Er is echter een geval bekend van iemand, die
ui den tijd van £4 uur niet twee, maar 576 grein ge.
bruik te, de laatste maal 200 grein tegelijk, dus ver
scheidene grammen. Het behoeft haast niet gezegd te
worden, dat deze hoeveelheid binnen een paar uren
den dood van den verbruiker ten gevolge had.
Inplaats van de opium zelf wordt gewoonlijk lau
danum gedronken, tinctuur van opium. De gewone
dosis daarvan is vijf tot vijftien druppels, maar ook
hieraan kan men zich zoo wennen, dat men steeds
grooere hoeveelheden kan verdragen. De Engelsche
schr\|ver. De Quiney, in zijne Biecht van een Opium
schuiver, spreekt van Vi L. per dag
De gevolgen van het rooken van opium zijn de
meesten van ons door beschrijvingen over Inaié be
kend Dergelijke beschrijvingen gaun gewoonlijk ver.
gereid van illustraties, voorstellende afzichtelijk uit
ziende opiumschuivers in hel allerlaatste stadium.
Toch zijn er doktoren, die jaren lang in Indië ver.
blijf gehouden hebben, .en beweren, dat het j-ooVéh
van opium, mits zeer gematigd, niet schadelijker is dan
van tabak. Bedoeld wordt dan jeker, dat een zeer ge
matigd opiumgebruik niet erger is jian een zeer zwpar
gebruik van tabak, of anders zijn de verhalen over
opiumachuivers schromelijk ovenheven.
Het gereedmaken van de opiumpijp schijnt een heeTe
kuns' te zijn, waaryoor de geoefende rooker verschei
dene minuten noodig heeft. Daartegenover staat, dat
het rocken zelf maar een halve minuut duurt 7ouden
warmer .je ia d»rog seconden was .eeggebrand
koiat voor ^^opiumschuiver
- -.geruyke uoai er van. Hij valt*;: .aan e-
orooiut en zlji; droomen zijn meest van nre^icen
aard. .-vis onze tabassrookers na elk pijpje fo SiLp zou
den vallen, zou er van het wvTk al wrinfa kom^
slaakt* /m"1 .ai'fS- P11*1' vru8en, dat zooveleu ver-
eu n*»rphiMe worden meestal voor het «rst
SHtwr^ntf^ jd?tS flaa Vftijke. ziekten, en als
t r a"n«etlolI*n ls> ««r moeilijk
™akcu 8®bruik van- dokters, schrijf
■ooneelspelers, omdat zij tr opwekking vak verwal
«n, die dan ook gewoonlijk komt. den
mot üe gebruiker liet bezuren
rs,aeh,ig i<i *0^ en wat erger is het i
zij-d:e aan «puim ot
nwr i! 1,,taan meestal voor niets, wpn-
dhton °P a?Ilk?mt> Uun verlangen te btfhw
laudanum is een algemeen gebruikt middel op het
Tii ai T* dokter Sü' Mofril
i ndf zo,luwa°htige ortisten geregeld fcen
klone doSis laudanum toe in sterke koffie. Een kan
zyn recepten stond bekend als het plankenkoarismiddeJ
^r.'mmcn, m dan bij een heel en
kele g tegenheid schijnt laudanum niet schadelijk te
zyn. Het gevaar ligt evenwel juist in dien ivritert
keer en die enkele gelegenheid, die zoo licht tot één
geregeld gebruik kan leiden. Een bekende Engelsche
actrice, die omangs gestorven is door misbruik van
cocaïne, zal zeer waarschijnlijk ook onschuldig be-
ür rijn met enkele druppels laudanum in sterke
Behalve door acteurs wordt laudanum vaak gebruikt
door redenaars en examinandi. Dat levensverzekering
maatschappijen er niet op gesteld zijn bij hun polis
houders, bleek een aantftl jaren geleden bij den dood
van een Engelsrh edelman, den Earl of Mar. De -uit
betaling der verzekering werd geweigerd op grond van
het feit, dat de graaf opiumgebruiker was en dit had
verzwegen. Naar aanleiding hiervan werd dflar den
Schotschen gencesheei Sir Robert Christison, den lijf
arts van koningin Victoria, een onderzoek ingesteld
naar het gebruik van bedwelmingsmiddelen in Enge
land, waarbjj toen voor het eerst bleek, dat dit van
aanzienlijken .pmvaing was in de hoogere standen.
Thans kan g worden, dat van alle vergifti,
gingsgevallen, die voorkomen ih Groot Brittannië de
helft veroorzaakt wordt door opium en dergelijke be
dwelmingsmiddelen. Dit is echter zeer moeilijk vast
te stellen, want de moeste gevallen komen niet aan
het licht. Werkelijk vastgesteld werden tusschen 1889
en 1908 slechts zes <#i twintig gevallen van cocaïne.
vergiftiging, dus nog geen twee per jaar. Dat de wetgever
niet aan ingrijpen ?ou denken» wanneer het gebruik
geen grootere afmetingen had aangenomen behoeft nau'
welijks gezegd te worden.
trouwen zouden Op een Zondagmiddag, Roel wa» nu
twee et twintig, zijn voogd had hem uitgekeerd wat
ae:n toekwam van vaders erfenis, en niets stond meer
het bruiloft houden in den weg, had Deatje d'r vader
den a s. schoonzoon apart genomen. Ze zouden samen
een ;oop;e maken. Hij moes: hem noodig eens spieken.
Roel krukte van dat 't best was. Een poosje slenter
den ze voort. Toen kwam vader uit dein. hoek. Toeto
vroeg hij, af Roel 't goed vond, dat er tegen het
najtcir bijvoorbeeld, zoo eind September, bruiloft zou
worden gehouden. Vader praatte nog wat meer, maar
Roel luisterde maar half. In zijn smalle, grijze, in den
regel dof, onverschillig lijkende oogen tintelde 't nu.
I-lest, hoor!'' zei hij Hij vond alles goed. De oude
i'eppelmans klopte z'n pijp op zijn hand leeg, en
vulde die weer. De tabakswolken kringelden om zijn
hoofd. Hij kuchte eens. Sprak toen iets zachter. Zij
streken ergens heer. Vader tracteende. Roel slurpte
brandewijn met suiker Zag er vroolijk, echt vergenoegd
uit. Luisterde nog altijd maar half. Dacht aan dat
vooruitzichthjj zou os^-r zes weken, niet langer,
met Daatje trouwen. Hty hield van Da, veel meer
dan iemand van den stillen, ctuggen, suffigen jon
gen vermoedde. En hij beloofde. Met alle pLezierJ
hoor! De vijfhonderd gulden zou vader kunnen krij-
gwi Hel teruggeven kon hh precies regelen ïocals
hij verkoos. ,.Top!" zei Roel en zijn roode, breede
harige boerevuist klapte In "die van den ouden boer.
Dien avond, toen Da als naar gewoonte een klein)
eindje met Roel opliep, bij zijn naar huis gaan,
waagde de jongen t voor de eerste maai een arm
om haar middd te slaan. Een kus te willen geverf
Tot nu toe was-ie altijd te bleu geweest te harkig.
te stug Op zoo'n kermisdag was t wel gebeurd, ais
rij aan het dansetn waren, dat hij, na veel brandewijn
te hebben gedronken, e» opgewonden door "het dan
sen, haar gezoend had. Zij gilde t dan uit en lette
cr niet veel op. Maar in gewone, kalme stemmi)n(g
had Roel 't nooit aangedurfd. 1 Was of hij bang
was, haar nijdig te maken, yramt Daatje behandelde
hem altijd zoo koel, zoo onverschillig. Maar nu bracht*
NAAR HET DUITSCH "VAN RICHARD YOSZ.
1.
Men bezit slechts de ziel die zich aan
ons gaf. niet die, welke men nam.
Waiter Caiè.
EERSTE HOOFDSTUK.
De doode Koningsvrouw.
Zij hadden het lijk naar boven gedragen in de bo
venste verdieping van liet hooggelegen Dolomieten huis
«n haar iin de groote met roodachtige pijuboomenhout
betimmerde kamer op, een bagr gehg 1 Het was de
kamer, waarin Judith Platter gedurende de lang© win»
icrmaandeai haar planten bewaarde, die onder haai
'-erg zoo heerlijk groeiden; het was dezelfde kamer,
waarin zij haar vogels hiela. Elk der klein» gevederde
•angora kende znn meester®, elk begon luidkeels te
tongen, zoodra dfe lange, slanke vrouwengestalte een
te,- kooien naderde. Dut zou zij nu niet meer doen.
i u wa-? buiveringwekkeiid te zien, hoe de
jewektjge Leanberger honden zich gedroegen. Met bloed
toarioojxai oogen hielden zij ander de rotswandion,
waar ue Koningsvrouw vroeg in deai moigen onder
de eerste voorjaarsbloemen stervend was gevonden, bij
ie omlaag gestorte de wacht. Wie de verongelukte wü
'"c^kon, moest er op bisdacht zijn, door de woe
lende dieren aangevallen en op den grond getrokken
t« worden; en met levensgevaar, waarop hij geen acht
sloeg, trad de bergpriester toe op de inet den dood
worstelende. Toen alles voorbij was, en Judith Platter
en voor eeuwig stille vrouw was geworden, boezemde
iet huilen der honden het dienstpersoneel een bijge-
oovige vrees in.
Nu" lagen zij aan de voeten van de doode zooels
j het bij de levende plachten te doen Van'tijd tot
ijd stond een der getrouwen loom op, drukte zijn
'Jigen kop vast tegen den rand van de kist, staarde
et wasbleek© gelaat een poot) aam, stiet een korten,
offen klaagtoon uit en legde zich met zacht gekerm',
at op menscherfijk weeklagen geleek, opnieuw neer!
oogen onafgewend op het strakke gelaal van de
"itsiapene gericht.
De weenende maagden hadden hot blanke lichaam
'«baad, in hot door Judiths eigen vlijtige handen go-
■edgemaakte linnen gewikkeld, dat wit was als pas ge-
aboi. nmkuw en haar stevig omsloot als een weefsel
*fc Onder d« Eabta plooun kon niet ssoa
T MANDJE....
Van dat ze zoo zeventien, achttien ^aar oud waren
geworden, vonden zij dat de natuurlijkste zaak van de
wereld, iets. waartegen niemand of niets wat kon in
brengen. Lange Roel en Daatje zouden me* elkaar
trouwen. Dat was in de familie zoo geregeld. l>e
vader van Daatje was oppermachtig alleenhcerschor.
Moeder zorgde voor haar werk, liet de rest aan vader
over. Zoo nad Da 't altijd voor zich gezien. Roel
was een achterneef van haar, «n alleen Zondags kwam
hij bij oom Gerrit en tante Pleuntje eten. Den trokia
net als de broers, zijn ias uit, zat in zijn schoone
hemdsmouwen aan tafel. Praten deed hij maar zelden.
Als het eten gebruikt was, stak hj een pijp op en
wanneer het goed weer was, gingen zij pok wel eens
loopen. Soms liep Roel met vader of met broer Kees,
achter hen volgde moeder met Daatje en een van de
zussen. 'Tij jjjokfen, schuifelden voort, streken soms ne®
in De Posthoorn, de vrouwen dronken dan hier met
suiker. De mannen een borrel, of biertjes «onder sui
ker. Neef rookte, dronk, sprak hoogst zelden, een
woord. Wel kon hij Da soms zitten aankijken niet
s Takken, tyrenden blik. Zij lette er piet op. Roel
was haar onverschillig. Zij wist, 'datje eenmaal haar
man zou worden. Moeder had haar gezegd, vader
wilde 't zoo. Wanneer het kermis was, dansten Roel
en Da in de herbergen. Hij hield haar omvat met zijn
sterken, stijven, harden arm. Hij (danste teel ijk, hou
terig Duldde niet, dat ze met andere jongens een
walsje of polka maakte. Vader had het haar verboden
trouwens, het paste niet, had hij vermaand. Zij was
Roei zijn meisje En daarmee uil. Da had een aardig
kopje. Guitige, lacherige oogen, mooi blond haar,
kuiltjes in "Be mollige wangen, het was een aardig
dikkérlje, zeiden de jongens. Zoo gingendrie, vier ja
ren voorbij. En de mensihan in het dorp begonnen es-
al over te praten, waaneer Dn en Roei nu eigenlijk
•lat de leden der doode verpletterd waren Daar bet
hoofd met het voorhoofd tegen de rots was geslagen
hadden de trouwe vrouwen liet aschblande, prachtige
haar losgemaakt en als een glaxuanden sluier over de
borst la ton neervallen.
Zij hadden haar meesteres den doods krans opgezet,
die gevlochten was uit bleek-violette voorjaarsaneinonen
waarvan zij zooveel had gehouden en waarop zij was
gevonden, de kelkjes met naar bloed bevochtigend
Deze anemonen waren de eerste bloemen van het
jaar, dj» onder de wanden .van de Dolomieten, aan
welker zonzijde de hoeve van Judith Platter lag, bloei
den. vaak reeds in het midden van den winter
De vloer van het doods vertrek, dat op een zaal
geleek, was met deimelakken bestrooid, en in het ge-
neele huis rook het geurig naar verbrande jenever
bessen.
De kjst, vervaardigd uit zijdeglauaewl ahortihout,
stond op twee schragen. Aan het hoofdeinde dor jioode
brandden in blinkende tinnen kandelaars hooge, licht
roodo waskaarsen, het toeken van ecu plotseiingen en
gerweldadjgen dood. De geur van het verbrande reuk
werk en de lucht der kaarsen zweefde als een nevel
boven de onbeweeglijke gestalte.
Geen der dienstvrouwen waagde hetj maar toen
deed Martin het, de jongste knechthij bracht hd
groote houten kruis uit de d cnMbodenkainer in het
doods ver trek, en bevestigde het beeld van liet lijden, van
de verlossing en der vergeving aan h«* voeteneind der
ontslapene, zoodat de brekende oogen van Christus neer
zagen op het strakke gelaat.
De blik van den Heiland rustte dus tenlaatste toch
nog zegenend op haar, di» Zijn erbarmen niet had gewild
of niet noodig had gehad: noch in het leven, noch
bij hel sterven.
Itn het ernstig doodsgelaat van Judith Platter was
iets, dat ieder, die hel zag. met huivering vervulde.
Dat waren haar oogen. In haar ontzetting over liet
schrikkelijk einde van de tot dwepens toe bemind»
meester® hadden de dienstboden vergeten de oogen
van de „gestorvene te sluiten, en de geestelijke wqs te
zeer teruggeschrikt voor den J>rekenden blik om ze
aan te raken. En nu konden de strakke oogleden niet
meer gesloten worden. Met wijd geopende oogen. lag
Judith Platter op haar laatste, smalle legerstede
niet wijd geopende, oogen ging zij de eeuwigheid in,
die voor de onboetvaardig gestorvene eeuwige ver-
gdoemenis zou ziin.
De dienstmaagden, die nog onder gesmoord snikken
met de doode bezig waren, konden den spookachtige;;
blik niet verdragen, en legden een doekje over het'
witte gelaat. Nu pas had een don moeu, naar het
voorbeeld van den jongen Martin, de kleine koperen
schaal vol wijwater i« brengen en aan het hoofdeinde
van de i)"A op de b*nk naast de kandelaars te
gezicht
met die dikke, grove lippen, zich tot kussen gereekf
makend, vond Da om te gillen. Hij trok zich terug:
Ze zag, dat het vokte in zijn oogen dat er een
grimmige trek om z'n mond kwam. Da werd wat
bang Stak hem haar wang toe. Nou vooruit dan
maart, zei ze. Maar opeens werd 't haar weer te
machtig Zij proestte 't weer uit. En hij, zonder iets
te zeggen, stapte wee. Verdween in het schemerduister
van het pad, dat leidde naar zijln hoeve.
Eens had Da t geprobeerd, vader tot andere ge
dachten te brengen. Moeder wist t wel, had de meid
haar vrijen zin kunnen doen. ze zou gcloopen heb
ben met Jan, den zoon van den onderwijzer, die zelf
voor de akte werkte. Hij was een andere kerel dan de
andere boerenjongens van het dorp. Een meneer
Die prachtig vertellen kon van allerlei dingen. Vader
kon mef pietzier naar h«m zitten luisteren. En had er
geen .idee van, dat Da meeluisterde, scherp en aan
dachtig, telkens opkijkend van haar naaiwerk, naar
dal fnssche jongensgezicht, met welbehagen hoerend
naar de zachte, vriendelijke, stem van dén verteller.
Toen had Da op zekeren dag moeder in den arm
genomen. Maar die schrok er dadelijk geweldig van.
Wist beter dan -Da, waarom - vader er geen seconde
aan denken zou. Zoo'n kale schoolmeester. En dan
moeder wist, dat het huwelijk met Ro^I een uitkomst
was. De zaken waren achteruit getimmerd.
Schoonzoon moest bijspringen. Dan zeg ik 't zelf
aan vader, zei het meisje. Da had de strtrre onvermuiAv-*
bare koppigheid van haar vader. Ze feette door. Maar
't liep volgens moeders voorspelling Toen ze 't gezegd
had van haar zinnigheid hebben n Jan etn dat-ie
zoo'n knappe bol was, met glans Qoor zijn examen
zou komen... En dat z'n vader ooi'nog wel een StuL
vertje bezat, schoon dan niet veel, toen strekte vader
zijn sterke ruige hand uit, waar ze van kindsbeen af
voor gebeefd hadden.
Hij sprak maar een woord of wat. Genoeg voor Daatje
om te begrijpen, dat de zaak hopeloos stond. Zij drukte
een punt van haar schort tegen haar gezicht en snikte
't pit Maar nog meer legen vaders wil optornen, dat
waagde ze niet. En de bruiloft werd bepaald. *t Was
ruim een week voor dat 't feest zou worden gevierd.
En Daatje, die boodschappen had gedaan in bet dorp
keerde over 'den stillen landweg huistoe. "t Was een
mooie zonnige herfstdag Droomend liep je voort. En
achter haar hoorde zij, iemand komen.... Zij werd
bang, waarom wist ze eigenlijk niet, herinnerde zij
zich later duidelijk. Roel, dat wist zij .zeker, was 't
niet. En wel had zij een vage gewaarwording, die haar
hart aan 't bonzen bracht, haar een gevoel van be-
klenttfiieid gaf Da, hoorde zij zeggen, met halfgesmooi*
den .stem. Heviger werd het bonzen van haar hart.
Da, werd nog -eens gezegd. En zij stond stil Kéék
om, hij was 't. Jan van den schoolmeester. Zij sponden
nu vlak tegenover elkaar. Hij wilde, zooalsje zoo
dikwiils gedaan .had, 't mandje piet boodschappen
voor haar dragen. Zij dacht er nu ineens aan, hoe Roet
haar sjouwen liet met wat zij ook droeg Hij dacht
er nooit aan 't van haar weg te nemen. Reeds wildé
rij het korfje overgeven. Maar ze schrok terug. Bedacht
dat vader en Roel dat niet goed zouden vinden Schudde
vaa ueeu. i Kon niet. Toen keek zij op en haar blik
ontmoette dien van Jan. Ze zag da. ae jongeu zuo
droevig, Zoo eaht verdrietg scheen Haar.ippen be
gonnen le beven. En plotseling, voordat zij de macht
vond er zich tegen te verzetten, kwamei de water-
-anders voorden dag. Biggelden tranen over t jr
wangen. Wat er toen volgde, atood Da laU* «.ochta
zeer vaag voor den geest.
Wel wist zij, dat Jan plotseling naar naar zich toe
had getrokken, dat hij haar op mond en wangen kuste.
Dat ook hij in tranen uitbarstte, dat ze zoo stonden op
den landweg, da; zij zich had losgerukt van den
angit Voor wat Vader en Roel er wel van zouden,
zoggen. Hem, Jan bekend da! ze veel liever met hein
He zoo lang verkropte verdriet wah losgebarsten, boo
hadden zij ges aan hand in hand, zoo ell«a,.der hun lie.'_
jde bekennend, een dag of wa. voor de bruiloft. En
plotseling had Daatje gekrijsthi van doodsschrik.
Gewezen naar een kant van den weg, waar zich
een Tiguur af eekende, vanwaar men iemand zag uuiw
-snelten, He, was' Roel geweest. HU kwam aanstormen.
Had hel gezien, hoe zij elkaar kusten, en zijn
bruid. Hij kwam danr, het schuim op de dikke grove
llppesn, een mes in de vuist,. „Red je! giide Ua En
RocJ stand reeds tegenover, Jan „Hulp, hulp'schroeuM
de het meisje. De twee manrwfi worstelden, /ij zag
hel mes dreigde Jan al heviger. Gillend oin hulp roiv
pend, was Da toen den weg opgevlogen. Had gebonkt
legen de ruiten van een woning. Totdat de boor, dia
cr woonde, me zijn knecht naar de plek vlogen, vaar
gevochten werd. Ën de boerin het halfbewust«4noze
meisje, tot bedaren trachtte te brengen
Ik heb Roel zier. terecntsiaan, beschuld gl.van cru-
s.ige mishandeling. De messteek in don -arm, dien hij
Jan had toegebracht, was venijnig aangekomen. Roer
loos. onverschillig hoorde de boer aan de bijzonder
heden van hel geval der ernstige kwetsuur, door hem
berokkend.
Op de vraag, welke aanleiding hij had om „zoo
beestachtig op te Uoden' gelijk de president van de
Rechtbank 't noemde, bleef hij zwijgen. Haalde even
i de schouders op.
Zoodat het O.M. aanleiding vond pm ?es maanden
ie vorderen. En uit het requisitoir hoorde men, dat
jaloezie den dader gedreven had ,,Een soor' van dier
lijken jaloezie.vorm zef de officier van jus'.itje
,.want ieder in het dorp verklaart, dat het meisje met
wie beklaagde verloofd is, van volkomen onbesproken,
gedrag moe: heeten. Zij stond te praten met een
jongmeasch uil het dotp en dat was voor .Roelof
Daanders voldoende om zich aldus te gedragen Wan
neer hij zich in de toekomst niet beter weet te be
heers chen, dan is de vrouw, me! wie hij in het hu
welijk zal treden, wel zeer te beklagen.'
Zóó sprak de officier en wierp een minachtend.,
'oomigen blik op den beklaagde Roel stond te luisteren
zonder da! een spier op zijn breed gelaat zich bewoog.
Onder de getuigen was ook Daatie. De bruiloft was
door het gebeurde uitgesteld geworden Maar zij wist,
toch zou 't ervan komen
Toen de officier 't zei, kneep zij lippm opeen.
Dc merkte 't best... Zij vocht weer met de opkomende
tranen. Net als op het oogenblik, toen Jan, de zoon
van den onderwijzer, haar op dén stillen landweg
van het mandje met boodschappen had willen ont
lasten. En .zij zjch herinnerde, dat vad^r en Roei dat
niet zouden goedvinden...,
MAITRE GORBEAU.
Den Haag, 30 Januari
De rede van den minister van Landbouw heeft he
den niet zoo heel veel bijzonders to hoortjn gegeven.
De heer Van IJsseisteyn las evenals zijn voorganger
na van groote, volgetypte bladen en (Jat maakt zijn
voordracht wat mat. Bovendien sprak Z.Exc. zachter
dan gewoonlijk. Hij kwam op tegen, het verwijt, tot
de landbouwers gericht, dat zij zichin fer-
ger mate dan sfhdere catecoriën, medeburgers
aan plichtverzuim tegenover de distributieëischeai zou-
den hebben scJiuIdig gemaakt. Daarvan was den mi
nister piets gebleken. Hij beloofde spoedige indiening
van de kreaie: aanvrage voor de levens middel envoor-
ziening en onderstreepte nogmaals, dat kkwidatie van
de Cnsisregélingen, in zoo snel mogelijk tempo, een
zaak is, voor cmze volkskracht van het grootste gewicht.
Voorts deelde de minister van Qneterwijs mee, dat
hij de mélange uit de boterdistribulie zoo spoedig mo
gelijk wil doen verdwijnen. De opheffing der dis'nbutie
voor vleesch heeft den prijs ervan niet beduidend
doen s'ijgen en dat onze veestapel gevaar zou loopen
- verklaarde Z.Exc. met nadruk is beslist onjuist.
Voor sommige plattelandsstreken wil hij distributie van
;>aarden- en schapenvleesch overwegen He', broodrant
soen wordt stellig niet lager dan 311 gram. Wat de
kolen aangaat, dat die zoo goedkoop worden als
vóór 1914we zullen 't niet meer beleven, voorzoover
wij tot de vijftigers behooren Maar overigens is de
situatie zeer bevredigend, wat den aanvoer betreft. De
eigen brandstoffenproductie was in 1918 4.3 millioen
!on, in 1916 niet meer dan 2.8 millioen. Dus een
zeer mooie vooruitgang. Het kleedingvraagstuk noem
de de minister ,.zeer gecompliceerd' ën de ervaring
plaatsen. De meisjes raapten van den grond een den-
neitak op,, doopten dien in het geheiligd vocht, m
besprenkelden er, terwijl zjj zacht baden, de gestor.
vene mede Alle dioistboden kwamen binnen en deden
hetzelfde. Maar allen volvoerden de heilige handeling
schuw, alsof zij stilletjes een verboden werk deden,
en niet een zou het gewaagd hebben, indien de wijd
geopende oogen van Judith Platter niet bedekt wa
ren geweest.
Toen werd het avond, een gouden avond in Maart,
met gloeiende wolken en een diep blauwen hemel,
zomer, van bloesemgeur en vogedenxang, doortrilde de
gewelaige Alpen wereld, welker onbeweeglijke bérgt op
pen in de ongenaakbaarheid van den dood, boven ae
schaduwrijke kloven omhoogsteken. De toppen en spit
sen der Dolomieten ontbrandden In hel vuur van acn
zonsondergang. Zij vlamden, zij stonden in lichtelaaie.
Als reusachtjge fakkels rezen zij omhoog rondom het
eenzame hooge huis, waarvan de mwsteres op de
baar lag
Zachte weerschijn van den hemelschen gloed viel
over de onbeweeglijke gestalte, die moest gedoogcm
dat dc goddelijke zon haar wijdde, voor zijl in de duis
ternis van het graf wegzonk
Toen kwam net volk van deze bergen en wouden
bijeen, om volgens gewoonte bij de stille Judith Platter
gedurende den nacht te waken, te bidden en te weé-
klagen. De naaste buren moesten van hun hutten een
uur gaans en zelfs nog meer afleggen omhoog naar
het huis, dat vlak onder de toppen van de Dolomie
ten lag
Het was een volk, dat steeds zeldzamer wordt Ln
deze eeuw van nieuwe geslachtengoedgebouwde, slanké
en toch krachtige ges alten met licht haar en bruin
gelaat, waarin oogen. blauw als de gentianen, straalden.
Ongenaakbaar en hard was dit volk van aard, eenvou
dig en onnoozel, dikwijls woest en onhandelbaar en
meer vervuld van een rampzaligen geest van onver
draagzaamheid dan van den godaelijken adem d® vre-
des. Het waren zielen, vurig in het liefhebben en vurig
in het haten; rijk als Croesus in het geloof, doodarm
in kennis. Het waren zielen met hel dof bewustzijn
van een in hun sluimerende macht, Mi» vernietigde als
ze plotseling werd gewekt
Slechts in de diepste eenzaamheid, die een woestenij
gelflkt, slechts in een wildenais, van rots en bosch
kan zich zulk een volksziel in haar goede en slecht»
eigenschappen ontwikkelen én aan zich zelf gelijk blijven.
In de donkere feestkleuren van hun vader en moeder
die deze weer van hun vader en moeder hadden ont
vangen, klommen zij omhoog naar de hoeve, de hoogst
gelegen hoeve, ver in het rond, in het gebied dér
Dolomieten. Zij kwamen van het kloosterplaatsje, diep
beneden in het dal; zij kwamen van de piekken, waar
het hout gevold wsrd «n van de kolenmatenv*a
de oevers van het Alpenmeer. Hel was alsof het voor
jaarskoeltje het bericht op zijn vleugels genomen en
weggedragen had„Judith Platter ligt boven ais stille
vrouw. Komt" en bidt allen voor haart" Allen wisten
het eensklaps en allen kwamen, Indien twee samen
liepen ,of elkaar onderwég ontmoetten, dan begonnen
zij dadelijk over de gestorvene te spreken, voor wie
zij heden den verren weg ondernamen. Zij spraken
zacht, bijna Duisterend, alsof Juditji Platter hen nog
steeds kon hooren. Men moet van de doodan goed
spreken. God we® hen genadig Maar van deze doode
was behalve veel goeds nog veel anders te zeggen:
veel wonderbaarlijks, en vreemds. Allen hadden Tiaar
gekend.
Zij was toch de vrouw geweest van het Dolomieten-
huis, daar heel in de hoogte. Om zijn ligging onder
de Koningswanden noemde men het het Koningshuis
«n de eigenares er van, de Koningsvrouw Dc naam
wa» veel eenvoudiger dan Judith Platter; tegelijk van
veel meer beteokenis dan ©enige anderé naam hét
kon zijn. Zelfs dit geslacht van woudboeren en berg-
lierders voelde onbewust van hoeveel mee" betecké-
lis voor Judith Platter deze naam was.
„Zij was een vreemde' geweest. Da! wlUle zeggen,
dat zij in hel aal, onder welks Dolomietenwandcn,
haar huis .stond, niet was geboren. Als „vreemdef
was zij vopr twintig jaren in de rotsige wildernis ge
komen. een vreemde zou zij gebleven zijn, al ware jij
honderd jaar oud geworden, het volk weldaad op
weldaad bewijzend. Al het vreemde had echter voor
deze lieden dezelfde berteekenfc, als vijandig. Een vréém
de wantrouwt men; men mag een vreemde kwaad
doen;'zoo hadden zij dan de vreemde vrouw gewan
trouwd, hadden haar gehaat, haar naér hértelust kwééd
gedaan Zij zouden haar liefst met steenworpen heb
ben weggejaagd, telkens weer het huE boven liaar
hoofd in brand hebben gestoken, zoo dikwijls zij het
mocht hebben opgebouwd. Zoo bleef het jarenlang;-
jarenlang moest de Koningsvrouw om haar dierbaar
verworven bezit strijden, er om lijden. Geen kind
stak haar de hand toe. Niemand groette haar. Zij
droeg haar trotschen naam als het ware ten spot.
D®niettemin bleef zijstrijdend, „werkend. En hoe
werkend. Zij verkreeg de grootste hoeve, ginds om»
hoog onder de rotskJippen der Dolomieten, waar de
laatsle boschweiden lagen, waarop in vroegere tijden
gedurende den zomer herders hun kudden weidden en
de jager het spoor volgde van het vluchtende wild
In de nabüheid der wolken schiep de Koningsvrouw
zich haar koninkrijk
Het volk zelf, dat zijn haat gaandeweg in liefde
veranderen zag wist het niet.
Judith Platter sprak met een van haar tegenstanders
keek daarbij den man met haar donkere, machtige
oogen aan, en plotaaliag was de' men ai«t langer baar