tT.Ï *r S.' TWEE MENSCHEN. Zêterday 1 ffbruari 19 9. 62sle .Iddrgang No. 6:5' 4. TWEEDE BLAD. Brieven uit ingeland. FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. Tweede Kamen Amsterdam, 2ü Januari 1919. Volgens een lang artikel in de O bs er ver van 19 Januari neemt het aantal van degenen. die in Enge, laiid verslaafd zijn aan het gebruik van opium, pncaTJie en dergelijke bedwelmingsmiddelen slérk toe. Hoor en kele sensalioneele gevallen, die in don laatstem tijd be kend geworden zijn, is de aandacht van liet publiek thans op dit misbruik gevestigd. - Dit is piet voor de eerste maal. Cocaïne, en opiumu misbruik vallen niet op, zooals dronkenschap, i ocli komen af en toe gevallen aan h< t licht, die ©r op wijzen, hoe dit kwaad in hel geheim voortwoekert, en ijdens den oorlog heeft dc Engelsche regoering zich zelts genoopt gezien, door wettelijke bepalingen te rachtan er paal *n P«* aar?.tc steUe* In Mei 1916 werden beperkingen ingevoerd in den verkoop van cocaïne en opium. Enkele maanden ge. leden, in Juni 1918 kwam oen we; op den ver- koop van bedwelmende middelen, die en dot* had te voorkomen, dal dergelijke middelen in handen kwa men van anderen in Jiet leger en op de Vloot, dan de officieren van gezondheid. Wel een bewijs, dat de toe stand ernstig was, als zoo moest worden ingegrepen. Helaas weten wij allen, wat wetgeving helpt. I>e laatste jaren hebben ons meer in het bijzonder doen zien, dat vooral de verkoop van die dingen, die beslis, niet verkocht mogen worden, welig tiert. Het blijkt dan ook, dal de wettelijke maatregelen niet veel meer hebben bereikt, dan het aantal te vermeerderen van hema iie heimelijk zich overgeven aan hel gebruik van bedwelmingsmiddelen. En hei schijnt wel, dat de cocaïnegebruikers veel talrijker zijn dan de verslaaf' den aa i morphine. Lang voor den oorlog heeft men in New.York de zaak met kracht ter hand genomen, en juist in het bij zonder waar het betreft den verkoop van cocaïne. Dit bedwelmingsmiddel mag alleen verkocht worden op een geschreven recept van een dokter, en dit reeëpt mag niet door den apotheker aan den kooper terugge geven \yorden. Ook mag geên copie van het recept worden verstrekt. Op overtreding van deze bepaling staat gevangenisstraf van ten hoogste een jaar jnet «en boete van f 2500. Streng als de bepalingen op den- kleinhandel in cocaïne dus zijn ia New York, die op den groothan del rijn schijnbaar het omgekeorde. In e«n van de jaren vóór den oorlog bleek van den geheelen voorraad bereide cocaïne slechts 8 percent door dokters en tandartsen gebruikt te zijn. Waar was de rest? On getwijfeld uitgevoerd, d.w.z. gesmokkeld naar Europa voor een groot deel. Morphine wordt voornamelijk gebruikt door de hoo- gcre standen. Evenals met sterken drank kan men zich er meer en meer aan wennen, zoodat men steeds grooere hoeveelheden kan verdragen Gewoonlijk wordt voorgeschreven een dosis van een halve tot twee grein, en aangezien een grein, het Engelsche „grain het ai lorkleinste apothekersgewichtje is, zoowat 1/24 Gram. /al men zich aan zoo'n hoeveelheid niet te buiten gaan. Er is echter een geval bekend van iemand, die ui den tijd van £4 uur niet twee, maar 576 grein ge. bruik te, de laatste maal 200 grein tegelijk, dus ver scheidene grammen. Het behoeft haast niet gezegd te worden, dat deze hoeveelheid binnen een paar uren den dood van den verbruiker ten gevolge had. Inplaats van de opium zelf wordt gewoonlijk lau danum gedronken, tinctuur van opium. De gewone dosis daarvan is vijf tot vijftien druppels, maar ook hieraan kan men zich zoo wennen, dat men steeds grooere hoeveelheden kan verdragen. De Engelsche schr\|ver. De Quiney, in zijne Biecht van een Opium schuiver, spreekt van Vi L. per dag De gevolgen van het rooken van opium zijn de meesten van ons door beschrijvingen over Inaié be kend Dergelijke beschrijvingen gaun gewoonlijk ver. gereid van illustraties, voorstellende afzichtelijk uit ziende opiumschuivers in hel allerlaatste stadium. Toch zijn er doktoren, die jaren lang in Indië ver. blijf gehouden hebben, .en beweren, dat het j-ooVéh van opium, mits zeer gematigd, niet schadelijker is dan van tabak. Bedoeld wordt dan jeker, dat een zeer ge matigd opiumgebruik niet erger is jian een zeer zwpar gebruik van tabak, of anders zijn de verhalen over opiumachuivers schromelijk ovenheven. Het gereedmaken van de opiumpijp schijnt een heeTe kuns' te zijn, waaryoor de geoefende rooker verschei dene minuten noodig heeft. Daartegenover staat, dat het rocken zelf maar een halve minuut duurt 7ouden warmer .je ia d»rog seconden was .eeggebrand koiat voor ^^opiumschuiver - -.geruyke uoai er van. Hij valt*;: .aan e- orooiut en zlji; droomen zijn meest van nre^icen aard. .-vis onze tabassrookers na elk pijpje fo SiLp zou den vallen, zou er van het wvTk al wrinfa kom^ slaakt* /m"1 .ai'fS- P11*1' vru8en, dat zooveleu ver- eu n*»rphiMe worden meestal voor het «rst SHtwr^ntf^ jd?tS flaa Vftijke. ziekten, en als t r a"n«etlolI*n ls> ««r moeilijk ™akcu 8®bruik van- dokters, schrijf ■ooneelspelers, omdat zij tr opwekking vak verwal «n, die dan ook gewoonlijk komt. den mot üe gebruiker liet bezuren rs,aeh,ig i<i *0^ en wat erger is het i zij-d:e aan «puim ot nwr i! 1,,taan meestal voor niets, wpn- dhton °P a?Ilk?mt> Uun verlangen te btfhw laudanum is een algemeen gebruikt middel op het Tii ai T* dokter Sü' Mofril i ndf zo,luwa°htige ortisten geregeld fcen klone doSis laudanum toe in sterke koffie. Een kan zyn recepten stond bekend als het plankenkoarismiddeJ ^r.'mmcn, m dan bij een heel en kele g tegenheid schijnt laudanum niet schadelijk te zyn. Het gevaar ligt evenwel juist in dien ivritert keer en die enkele gelegenheid, die zoo licht tot één geregeld gebruik kan leiden. Een bekende Engelsche actrice, die omangs gestorven is door misbruik van cocaïne, zal zeer waarschijnlijk ook onschuldig be- ür rijn met enkele druppels laudanum in sterke Behalve door acteurs wordt laudanum vaak gebruikt door redenaars en examinandi. Dat levensverzekering maatschappijen er niet op gesteld zijn bij hun polis houders, bleek een aantftl jaren geleden bij den dood van een Engelsrh edelman, den Earl of Mar. De -uit betaling der verzekering werd geweigerd op grond van het feit, dat de graaf opiumgebruiker was en dit had verzwegen. Naar aanleiding hiervan werd dflar den Schotschen gencesheei Sir Robert Christison, den lijf arts van koningin Victoria, een onderzoek ingesteld naar het gebruik van bedwelmingsmiddelen in Enge land, waarbjj toen voor het eerst bleek, dat dit van aanzienlijken .pmvaing was in de hoogere standen. Thans kan g worden, dat van alle vergifti, gingsgevallen, die voorkomen ih Groot Brittannië de helft veroorzaakt wordt door opium en dergelijke be dwelmingsmiddelen. Dit is echter zeer moeilijk vast te stellen, want de moeste gevallen komen niet aan het licht. Werkelijk vastgesteld werden tusschen 1889 en 1908 slechts zes <#i twintig gevallen van cocaïne. vergiftiging, dus nog geen twee per jaar. Dat de wetgever niet aan ingrijpen ?ou denken» wanneer het gebruik geen grootere afmetingen had aangenomen behoeft nau' welijks gezegd te worden. trouwen zouden Op een Zondagmiddag, Roel wa» nu twee et twintig, zijn voogd had hem uitgekeerd wat ae:n toekwam van vaders erfenis, en niets stond meer het bruiloft houden in den weg, had Deatje d'r vader den a s. schoonzoon apart genomen. Ze zouden samen een ;oop;e maken. Hij moes: hem noodig eens spieken. Roel krukte van dat 't best was. Een poosje slenter den ze voort. Toen kwam vader uit dein. hoek. Toeto vroeg hij, af Roel 't goed vond, dat er tegen het najtcir bijvoorbeeld, zoo eind September, bruiloft zou worden gehouden. Vader praatte nog wat meer, maar Roel luisterde maar half. In zijn smalle, grijze, in den regel dof, onverschillig lijkende oogen tintelde 't nu. I-lest, hoor!'' zei hij Hij vond alles goed. De oude i'eppelmans klopte z'n pijp op zijn hand leeg, en vulde die weer. De tabakswolken kringelden om zijn hoofd. Hij kuchte eens. Sprak toen iets zachter. Zij streken ergens heer. Vader tracteende. Roel slurpte brandewijn met suiker Zag er vroolijk, echt vergenoegd uit. Luisterde nog altijd maar half. Dacht aan dat vooruitzichthjj zou os^-r zes weken, niet langer, met Daatje trouwen. Hty hield van Da, veel meer dan iemand van den stillen, ctuggen, suffigen jon gen vermoedde. En hij beloofde. Met alle pLezierJ hoor! De vijfhonderd gulden zou vader kunnen krij- gwi Hel teruggeven kon hh precies regelen ïocals hij verkoos. ,.Top!" zei Roel en zijn roode, breede harige boerevuist klapte In "die van den ouden boer. Dien avond, toen Da als naar gewoonte een klein) eindje met Roel opliep, bij zijn naar huis gaan, waagde de jongen t voor de eerste maai een arm om haar middd te slaan. Een kus te willen geverf Tot nu toe was-ie altijd te bleu geweest te harkig. te stug Op zoo'n kermisdag was t wel gebeurd, ais rij aan het dansetn waren, dat hij, na veel brandewijn te hebben gedronken, e» opgewonden door "het dan sen, haar gezoend had. Zij gilde t dan uit en lette cr niet veel op. Maar in gewone, kalme stemmi)n(g had Roel 't nooit aangedurfd. 1 Was of hij bang was, haar nijdig te maken, yramt Daatje behandelde hem altijd zoo koel, zoo onverschillig. Maar nu bracht* NAAR HET DUITSCH "VAN RICHARD YOSZ. 1. Men bezit slechts de ziel die zich aan ons gaf. niet die, welke men nam. Waiter Caiè. EERSTE HOOFDSTUK. De doode Koningsvrouw. Zij hadden het lijk naar boven gedragen in de bo venste verdieping van liet hooggelegen Dolomieten huis «n haar iin de groote met roodachtige pijuboomenhout betimmerde kamer op, een bagr gehg 1 Het was de kamer, waarin Judith Platter gedurende de lang© win» icrmaandeai haar planten bewaarde, die onder haai '-erg zoo heerlijk groeiden; het was dezelfde kamer, waarin zij haar vogels hiela. Elk der klein» gevederde •angora kende znn meester®, elk begon luidkeels te tongen, zoodra dfe lange, slanke vrouwengestalte een te,- kooien naderde. Dut zou zij nu niet meer doen. i u wa-? buiveringwekkeiid te zien, hoe de jewektjge Leanberger honden zich gedroegen. Met bloed toarioojxai oogen hielden zij ander de rotswandion, waar ue Koningsvrouw vroeg in deai moigen onder de eerste voorjaarsbloemen stervend was gevonden, bij ie omlaag gestorte de wacht. Wie de verongelukte wü '"c^kon, moest er op bisdacht zijn, door de woe lende dieren aangevallen en op den grond getrokken t« worden; en met levensgevaar, waarop hij geen acht sloeg, trad de bergpriester toe op de inet den dood worstelende. Toen alles voorbij was, en Judith Platter en voor eeuwig stille vrouw was geworden, boezemde iet huilen der honden het dienstpersoneel een bijge- oovige vrees in. Nu" lagen zij aan de voeten van de doode zooels j het bij de levende plachten te doen Van'tijd tot ijd stond een der getrouwen loom op, drukte zijn 'Jigen kop vast tegen den rand van de kist, staarde et wasbleek© gelaat een poot) aam, stiet een korten, offen klaagtoon uit en legde zich met zacht gekerm', at op menscherfijk weeklagen geleek, opnieuw neer! oogen onafgewend op het strakke gelaal van de "itsiapene gericht. De weenende maagden hadden hot blanke lichaam '«baad, in hot door Judiths eigen vlijtige handen go- ■edgemaakte linnen gewikkeld, dat wit was als pas ge- aboi. nmkuw en haar stevig omsloot als een weefsel *fc Onder d« Eabta plooun kon niet ssoa T MANDJE.... Van dat ze zoo zeventien, achttien ^aar oud waren geworden, vonden zij dat de natuurlijkste zaak van de wereld, iets. waartegen niemand of niets wat kon in brengen. Lange Roel en Daatje zouden me* elkaar trouwen. Dat was in de familie zoo geregeld. l>e vader van Daatje was oppermachtig alleenhcerschor. Moeder zorgde voor haar werk, liet de rest aan vader over. Zoo nad Da 't altijd voor zich gezien. Roel was een achterneef van haar, «n alleen Zondags kwam hij bij oom Gerrit en tante Pleuntje eten. Den trokia net als de broers, zijn ias uit, zat in zijn schoone hemdsmouwen aan tafel. Praten deed hij maar zelden. Als het eten gebruikt was, stak hj een pijp op en wanneer het goed weer was, gingen zij pok wel eens loopen. Soms liep Roel met vader of met broer Kees, achter hen volgde moeder met Daatje en een van de zussen. 'Tij jjjokfen, schuifelden voort, streken soms ne® in De Posthoorn, de vrouwen dronken dan hier met suiker. De mannen een borrel, of biertjes «onder sui ker. Neef rookte, dronk, sprak hoogst zelden, een woord. Wel kon hij Da soms zitten aankijken niet s Takken, tyrenden blik. Zij lette er piet op. Roel was haar onverschillig. Zij wist, 'datje eenmaal haar man zou worden. Moeder had haar gezegd, vader wilde 't zoo. Wanneer het kermis was, dansten Roel en Da in de herbergen. Hij hield haar omvat met zijn sterken, stijven, harden arm. Hij (danste teel ijk, hou terig Duldde niet, dat ze met andere jongens een walsje of polka maakte. Vader had het haar verboden trouwens, het paste niet, had hij vermaand. Zij was Roei zijn meisje En daarmee uil. Da had een aardig kopje. Guitige, lacherige oogen, mooi blond haar, kuiltjes in "Be mollige wangen, het was een aardig dikkérlje, zeiden de jongens. Zoo gingendrie, vier ja ren voorbij. En de mensihan in het dorp begonnen es- al over te praten, waaneer Dn en Roei nu eigenlijk •lat de leden der doode verpletterd waren Daar bet hoofd met het voorhoofd tegen de rots was geslagen hadden de trouwe vrouwen liet aschblande, prachtige haar losgemaakt en als een glaxuanden sluier over de borst la ton neervallen. Zij hadden haar meesteres den doods krans opgezet, die gevlochten was uit bleek-violette voorjaarsaneinonen waarvan zij zooveel had gehouden en waarop zij was gevonden, de kelkjes met naar bloed bevochtigend Deze anemonen waren de eerste bloemen van het jaar, dj» onder de wanden .van de Dolomieten, aan welker zonzijde de hoeve van Judith Platter lag, bloei den. vaak reeds in het midden van den winter De vloer van het doods vertrek, dat op een zaal geleek, was met deimelakken bestrooid, en in het ge- neele huis rook het geurig naar verbrande jenever bessen. De kjst, vervaardigd uit zijdeglauaewl ahortihout, stond op twee schragen. Aan het hoofdeinde dor jioode brandden in blinkende tinnen kandelaars hooge, licht roodo waskaarsen, het toeken van ecu plotseiingen en gerweldadjgen dood. De geur van het verbrande reuk werk en de lucht der kaarsen zweefde als een nevel boven de onbeweeglijke gestalte. Geen der dienstvrouwen waagde hetj maar toen deed Martin het, de jongste knechthij bracht hd groote houten kruis uit de d cnMbodenkainer in het doods ver trek, en bevestigde het beeld van liet lijden, van de verlossing en der vergeving aan h«* voeteneind der ontslapene, zoodat de brekende oogen van Christus neer zagen op het strakke gelaat. De blik van den Heiland rustte dus tenlaatste toch nog zegenend op haar, di» Zijn erbarmen niet had gewild of niet noodig had gehad: noch in het leven, noch bij hel sterven. Itn het ernstig doodsgelaat van Judith Platter was iets, dat ieder, die hel zag. met huivering vervulde. Dat waren haar oogen. In haar ontzetting over liet schrikkelijk einde van de tot dwepens toe bemind» meester® hadden de dienstboden vergeten de oogen van de „gestorvene te sluiten, en de geestelijke wqs te zeer teruggeschrikt voor den J>rekenden blik om ze aan te raken. En nu konden de strakke oogleden niet meer gesloten worden. Met wijd geopende oogen. lag Judith Platter op haar laatste, smalle legerstede niet wijd geopende, oogen ging zij de eeuwigheid in, die voor de onboetvaardig gestorvene eeuwige ver- gdoemenis zou ziin. De dienstmaagden, die nog onder gesmoord snikken met de doode bezig waren, konden den spookachtige;; blik niet verdragen, en legden een doekje over het' witte gelaat. Nu pas had een don moeu, naar het voorbeeld van den jongen Martin, de kleine koperen schaal vol wijwater i« brengen en aan het hoofdeinde van de i)"A op de b*nk naast de kandelaars te gezicht met die dikke, grove lippen, zich tot kussen gereekf makend, vond Da om te gillen. Hij trok zich terug: Ze zag, dat het vokte in zijn oogen dat er een grimmige trek om z'n mond kwam. Da werd wat bang Stak hem haar wang toe. Nou vooruit dan maart, zei ze. Maar opeens werd 't haar weer te machtig Zij proestte 't weer uit. En hij, zonder iets te zeggen, stapte wee. Verdween in het schemerduister van het pad, dat leidde naar zijln hoeve. Eens had Da t geprobeerd, vader tot andere ge dachten te brengen. Moeder wist t wel, had de meid haar vrijen zin kunnen doen. ze zou gcloopen heb ben met Jan, den zoon van den onderwijzer, die zelf voor de akte werkte. Hij was een andere kerel dan de andere boerenjongens van het dorp. Een meneer Die prachtig vertellen kon van allerlei dingen. Vader kon mef pietzier naar h«m zitten luisteren. En had er geen .idee van, dat Da meeluisterde, scherp en aan dachtig, telkens opkijkend van haar naaiwerk, naar dal fnssche jongensgezicht, met welbehagen hoerend naar de zachte, vriendelijke, stem van dén verteller. Toen had Da op zekeren dag moeder in den arm genomen. Maar die schrok er dadelijk geweldig van. Wist beter dan -Da, waarom - vader er geen seconde aan denken zou. Zoo'n kale schoolmeester. En dan moeder wist, dat het huwelijk met Ro^I een uitkomst was. De zaken waren achteruit getimmerd. Schoonzoon moest bijspringen. Dan zeg ik 't zelf aan vader, zei het meisje. Da had de strtrre onvermuiAv-* bare koppigheid van haar vader. Ze feette door. Maar 't liep volgens moeders voorspelling Toen ze 't gezegd had van haar zinnigheid hebben n Jan etn dat-ie zoo'n knappe bol was, met glans Qoor zijn examen zou komen... En dat z'n vader ooi'nog wel een StuL vertje bezat, schoon dan niet veel, toen strekte vader zijn sterke ruige hand uit, waar ze van kindsbeen af voor gebeefd hadden. Hij sprak maar een woord of wat. Genoeg voor Daatje om te begrijpen, dat de zaak hopeloos stond. Zij drukte een punt van haar schort tegen haar gezicht en snikte 't pit Maar nog meer legen vaders wil optornen, dat waagde ze niet. En de bruiloft werd bepaald. *t Was ruim een week voor dat 't feest zou worden gevierd. En Daatje, die boodschappen had gedaan in bet dorp keerde over 'den stillen landweg huistoe. "t Was een mooie zonnige herfstdag Droomend liep je voort. En achter haar hoorde zij, iemand komen.... Zij werd bang, waarom wist ze eigenlijk niet, herinnerde zij zich later duidelijk. Roel, dat wist zij .zeker, was 't niet. En wel had zij een vage gewaarwording, die haar hart aan 't bonzen bracht, haar een gevoel van be- klenttfiieid gaf Da, hoorde zij zeggen, met halfgesmooi* den .stem. Heviger werd het bonzen van haar hart. Da, werd nog -eens gezegd. En zij stond stil Kéék om, hij was 't. Jan van den schoolmeester. Zij sponden nu vlak tegenover elkaar. Hij wilde, zooalsje zoo dikwiils gedaan .had, 't mandje piet boodschappen voor haar dragen. Zij dacht er nu ineens aan, hoe Roet haar sjouwen liet met wat zij ook droeg Hij dacht er nooit aan 't van haar weg te nemen. Reeds wildé rij het korfje overgeven. Maar ze schrok terug. Bedacht dat vader en Roel dat niet goed zouden vinden Schudde vaa ueeu. i Kon niet. Toen keek zij op en haar blik ontmoette dien van Jan. Ze zag da. ae jongeu zuo droevig, Zoo eaht verdrietg scheen Haar.ippen be gonnen le beven. En plotseling, voordat zij de macht vond er zich tegen te verzetten, kwamei de water- -anders voorden dag. Biggelden tranen over t jr wangen. Wat er toen volgde, atood Da laU* «.ochta zeer vaag voor den geest. Wel wist zij, dat Jan plotseling naar naar zich toe had getrokken, dat hij haar op mond en wangen kuste. Dat ook hij in tranen uitbarstte, dat ze zoo stonden op den landweg, da; zij zich had losgerukt van den angit Voor wat Vader en Roel er wel van zouden, zoggen. Hem, Jan bekend da! ze veel liever met hein He zoo lang verkropte verdriet wah losgebarsten, boo hadden zij ges aan hand in hand, zoo ell«a,.der hun lie.'_ jde bekennend, een dag of wa. voor de bruiloft. En plotseling had Daatje gekrijsthi van doodsschrik. Gewezen naar een kant van den weg, waar zich een Tiguur af eekende, vanwaar men iemand zag uuiw -snelten, He, was' Roel geweest. HU kwam aanstormen. Had hel gezien, hoe zij elkaar kusten, en zijn bruid. Hij kwam danr, het schuim op de dikke grove llppesn, een mes in de vuist,. „Red je! giide Ua En RocJ stand reeds tegenover, Jan „Hulp, hulp'schroeuM de het meisje. De twee manrwfi worstelden, /ij zag hel mes dreigde Jan al heviger. Gillend oin hulp roiv pend, was Da toen den weg opgevlogen. Had gebonkt legen de ruiten van een woning. Totdat de boor, dia cr woonde, me zijn knecht naar de plek vlogen, vaar gevochten werd. Ën de boerin het halfbewust«4noze meisje, tot bedaren trachtte te brengen Ik heb Roel zier. terecntsiaan, beschuld gl.van cru- s.ige mishandeling. De messteek in don -arm, dien hij Jan had toegebracht, was venijnig aangekomen. Roer loos. onverschillig hoorde de boer aan de bijzonder heden van hel geval der ernstige kwetsuur, door hem berokkend. Op de vraag, welke aanleiding hij had om „zoo beestachtig op te Uoden' gelijk de president van de Rechtbank 't noemde, bleef hij zwijgen. Haalde even i de schouders op. Zoodat het O.M. aanleiding vond pm ?es maanden ie vorderen. En uit het requisitoir hoorde men, dat jaloezie den dader gedreven had ,,Een soor' van dier lijken jaloezie.vorm zef de officier van jus'.itje ,.want ieder in het dorp verklaart, dat het meisje met wie beklaagde verloofd is, van volkomen onbesproken, gedrag moe: heeten. Zij stond te praten met een jongmeasch uil het dotp en dat was voor .Roelof Daanders voldoende om zich aldus te gedragen Wan neer hij zich in de toekomst niet beter weet te be heers chen, dan is de vrouw, me! wie hij in het hu welijk zal treden, wel zeer te beklagen.' Zóó sprak de officier en wierp een minachtend., 'oomigen blik op den beklaagde Roel stond te luisteren zonder da! een spier op zijn breed gelaat zich bewoog. Onder de getuigen was ook Daatie. De bruiloft was door het gebeurde uitgesteld geworden Maar zij wist, toch zou 't ervan komen Toen de officier 't zei, kneep zij lippm opeen. Dc merkte 't best... Zij vocht weer met de opkomende tranen. Net als op het oogenblik, toen Jan, de zoon van den onderwijzer, haar op dén stillen landweg van het mandje met boodschappen had willen ont lasten. En .zij zjch herinnerde, dat vad^r en Roei dat niet zouden goedvinden..., MAITRE GORBEAU. Den Haag, 30 Januari De rede van den minister van Landbouw heeft he den niet zoo heel veel bijzonders to hoortjn gegeven. De heer Van IJsseisteyn las evenals zijn voorganger na van groote, volgetypte bladen en (Jat maakt zijn voordracht wat mat. Bovendien sprak Z.Exc. zachter dan gewoonlijk. Hij kwam op tegen, het verwijt, tot de landbouwers gericht, dat zij zichin fer- ger mate dan sfhdere catecoriën, medeburgers aan plichtverzuim tegenover de distributieëischeai zou- den hebben scJiuIdig gemaakt. Daarvan was den mi nister piets gebleken. Hij beloofde spoedige indiening van de kreaie: aanvrage voor de levens middel envoor- ziening en onderstreepte nogmaals, dat kkwidatie van de Cnsisregélingen, in zoo snel mogelijk tempo, een zaak is, voor cmze volkskracht van het grootste gewicht. Voorts deelde de minister van Qneterwijs mee, dat hij de mélange uit de boterdistribulie zoo spoedig mo gelijk wil doen verdwijnen. De opheffing der dis'nbutie voor vleesch heeft den prijs ervan niet beduidend doen s'ijgen en dat onze veestapel gevaar zou loopen - verklaarde Z.Exc. met nadruk is beslist onjuist. Voor sommige plattelandsstreken wil hij distributie van ;>aarden- en schapenvleesch overwegen He', broodrant soen wordt stellig niet lager dan 311 gram. Wat de kolen aangaat, dat die zoo goedkoop worden als vóór 1914we zullen 't niet meer beleven, voorzoover wij tot de vijftigers behooren Maar overigens is de situatie zeer bevredigend, wat den aanvoer betreft. De eigen brandstoffenproductie was in 1918 4.3 millioen !on, in 1916 niet meer dan 2.8 millioen. Dus een zeer mooie vooruitgang. Het kleedingvraagstuk noem de de minister ,.zeer gecompliceerd' ën de ervaring plaatsen. De meisjes raapten van den grond een den- neitak op,, doopten dien in het geheiligd vocht, m besprenkelden er, terwijl zjj zacht baden, de gestor. vene mede Alle dioistboden kwamen binnen en deden hetzelfde. Maar allen volvoerden de heilige handeling schuw, alsof zij stilletjes een verboden werk deden, en niet een zou het gewaagd hebben, indien de wijd geopende oogen van Judith Platter niet bedekt wa ren geweest. Toen werd het avond, een gouden avond in Maart, met gloeiende wolken en een diep blauwen hemel, zomer, van bloesemgeur en vogedenxang, doortrilde de gewelaige Alpen wereld, welker onbeweeglijke bérgt op pen in de ongenaakbaarheid van den dood, boven ae schaduwrijke kloven omhoogsteken. De toppen en spit sen der Dolomieten ontbrandden In hel vuur van acn zonsondergang. Zij vlamden, zij stonden in lichtelaaie. Als reusachtjge fakkels rezen zij omhoog rondom het eenzame hooge huis, waarvan de mwsteres op de baar lag Zachte weerschijn van den hemelschen gloed viel over de onbeweeglijke gestalte, die moest gedoogcm dat dc goddelijke zon haar wijdde, voor zijl in de duis ternis van het graf wegzonk Toen kwam net volk van deze bergen en wouden bijeen, om volgens gewoonte bij de stille Judith Platter gedurende den nacht te waken, te bidden en te weé- klagen. De naaste buren moesten van hun hutten een uur gaans en zelfs nog meer afleggen omhoog naar het huis, dat vlak onder de toppen van de Dolomie ten lag Het was een volk, dat steeds zeldzamer wordt Ln deze eeuw van nieuwe geslachtengoedgebouwde, slanké en toch krachtige ges alten met licht haar en bruin gelaat, waarin oogen. blauw als de gentianen, straalden. Ongenaakbaar en hard was dit volk van aard, eenvou dig en onnoozel, dikwijls woest en onhandelbaar en meer vervuld van een rampzaligen geest van onver draagzaamheid dan van den godaelijken adem d® vre- des. Het waren zielen, vurig in het liefhebben en vurig in het haten; rijk als Croesus in het geloof, doodarm in kennis. Het waren zielen met hel dof bewustzijn van een in hun sluimerende macht, Mi» vernietigde als ze plotseling werd gewekt Slechts in de diepste eenzaamheid, die een woestenij gelflkt, slechts in een wildenais, van rots en bosch kan zich zulk een volksziel in haar goede en slecht» eigenschappen ontwikkelen én aan zich zelf gelijk blijven. In de donkere feestkleuren van hun vader en moeder die deze weer van hun vader en moeder hadden ont vangen, klommen zij omhoog naar de hoeve, de hoogst gelegen hoeve, ver in het rond, in het gebied dér Dolomieten. Zij kwamen van het kloosterplaatsje, diep beneden in het dal; zij kwamen van de piekken, waar het hout gevold wsrd «n van de kolenmatenv*a de oevers van het Alpenmeer. Hel was alsof het voor jaarskoeltje het bericht op zijn vleugels genomen en weggedragen had„Judith Platter ligt boven ais stille vrouw. Komt" en bidt allen voor haart" Allen wisten het eensklaps en allen kwamen, Indien twee samen liepen ,of elkaar onderwég ontmoetten, dan begonnen zij dadelijk over de gestorvene te spreken, voor wie zij heden den verren weg ondernamen. Zij spraken zacht, bijna Duisterend, alsof Juditji Platter hen nog steeds kon hooren. Men moet van de doodan goed spreken. God we® hen genadig Maar van deze doode was behalve veel goeds nog veel anders te zeggen: veel wonderbaarlijks, en vreemds. Allen hadden Tiaar gekend. Zij was toch de vrouw geweest van het Dolomieten- huis, daar heel in de hoogte. Om zijn ligging onder de Koningswanden noemde men het het Koningshuis «n de eigenares er van, de Koningsvrouw Dc naam wa» veel eenvoudiger dan Judith Platter; tegelijk van veel meer beteokenis dan ©enige anderé naam hét kon zijn. Zelfs dit geslacht van woudboeren en berg- lierders voelde onbewust van hoeveel mee" betecké- lis voor Judith Platter deze naam was. „Zij was een vreemde' geweest. Da! wlUle zeggen, dat zij in hel aal, onder welks Dolomietenwandcn, haar huis .stond, niet was geboren. Als „vreemdef was zij vopr twintig jaren in de rotsige wildernis ge komen. een vreemde zou zij gebleven zijn, al ware jij honderd jaar oud geworden, het volk weldaad op weldaad bewijzend. Al het vreemde had echter voor deze lieden dezelfde berteekenfc, als vijandig. Een vréém de wantrouwt men; men mag een vreemde kwaad doen;'zoo hadden zij dan de vreemde vrouw gewan trouwd, hadden haar gehaat, haar naér hértelust kwééd gedaan Zij zouden haar liefst met steenworpen heb ben weggejaagd, telkens weer het huE boven liaar hoofd in brand hebben gestoken, zoo dikwijls zij het mocht hebben opgebouwd. Zoo bleef het jarenlang;- jarenlang moest de Koningsvrouw om haar dierbaar verworven bezit strijden, er om lijden. Geen kind stak haar de hand toe. Niemand groette haar. Zij droeg haar trotschen naam als het ware ten spot. D®niettemin bleef zijstrijdend, „werkend. En hoe werkend. Zij verkreeg de grootste hoeve, ginds om» hoog onder de rotskJippen der Dolomieten, waar de laatsle boschweiden lagen, waarop in vroegere tijden gedurende den zomer herders hun kudden weidden en de jager het spoor volgde van het vluchtende wild In de nabüheid der wolken schiep de Koningsvrouw zich haar koninkrijk Het volk zelf, dat zijn haat gaandeweg in liefde veranderen zag wist het niet. Judith Platter sprak met een van haar tegenstanders keek daarbij den man met haar donkere, machtige oogen aan, en plotaaliag was de' men ai«t langer baar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 5