Bij den bouw der Nieuwe Wereld.
TWEE MENSCHEN.
FEUILLETON.
Zalerag 8 Maart 1919.
b^slft Jaargang No. ML
DERDE BLAD.
naar het duitsgh van richard vosz.
Schetsen uit de Rechtzaal.
)9|||ipj-T - -
Pc hoofdmannen verschijnen eerlang weder op het
tooneel. Lloyd Georg-e en Clemencesu lijn terug. Or-
Igndo eveneens en Wlleon bevindt zich op de hooge
jee. Hei consigne ls uitgegeven, dat alle comimla-
ges zooveel doenlijk moeten voortmaken, liefst zoo
<lat hun rapporten heden Zaterdag gereed zijn.
Hert heeft er dua allen schijn van, dat de wapen
stilstand niet meer zal behoeven te worden ver
lengd, doch dat eerlang de voorloopige vredesvoor
waarden aangeboden kunnen worden.
Aangeboden, ja maar aan wien?
Zal er over twee weken nog een Duitsche regee
ring, een Duitschland bestaan met wie de geallieer
den kunnen onderhandelen? De laatste berichten
„it Berlijn, dat zelfs garderegiimenten, zelfs de be
roemde „Maik&fer" zich btj de Spartakiden hebben
aangesloten, konden wel eens de voorlooper zijn van
een algemeene instorting, van een triomf der Bolche-
wioki. Dat zou beteek en en: geen vrede, geen scha
deloosstelling, geen demobilisatie, ook voor de En-
tentelanden, die er naar hunkeren, geen herstel der
orde, doch een bezetting van nog meer Duit ach ge
bied. Deze verzwaring van taak en verzwaring van
geldelijke en persoonlijke lasten zou heel goed als
resultaat hebben, dat de overal heerschende onte
vredenheid niet meer in toom giehouden zou kunnen
worden en dat de algemeene sociale revolutie het
einde zou zijn van den wereldoorlog. Een einde, dat
men zich zoo geheel anders gedroomd had.
Pandemonium in plaats van het mdllenium. Hei in
^ts van het Duizendjarig Rijk, anet den Volken-
als waarborg en grondwet.
Hst schijnt, dat dit gevaar alleen zal kunnen wor
den afgewend door een spoedigen vrede, omdat
durroe-!e een (gedeeltelijke, opheffing der blokkade
1 zal gepaard gaan en waardoor dus een verzachting
van den nood In Duitschland zal plaats grijpen.
Het is dus te begrijpen, dat men met spanning
uitziet naar de vredesvoorwaarden en dat elk tipje
van den sluier dat wordt opgelicht, de levendigste
aandacht trekt
Voornamelijk van Amerlkaansche zijdie komen er
af en toe mededeellngen die op juiste gegevens
schijnen te berusten.
Zoo schijnt het vast te staan, dat het Duitsche le
ger tot 200.000 man en 7000 officieren zal worden
beperkt De diensttijd voor de, manschappen zou
hoogstens één jaar bedragen, die der officieren 25,
der onderofficieren 15 jaar. De jaarlijksche lichting
zou tem hoogste 180.000 mogen bedragen.
Over deze punten schijnen de geallieerden het
eens. Maar over de wijze van uitvoering bestaan nog
allerlei geschillen. Zoo bijv. over de manier, waarop
de jaarlijksche lichting zal worden samengesteld.
Men heeft gesproken van loting, doch loting voor
onderstelt dienstplicht en daarvan wil noch Enge-
lahd, noch Amerika hooren. Immers voor die lan
den ls de conscriptie een oorlogsnieuwtje geweest,
waanmede hun volken slechts zeer weinig ophad
den. Wanneer nu het dlenstpliehtsysteem in Duitsch
land bleef voortbestaan, dan zouden ook zij wellicht
door de omstandigheden gedwongen kunnen worden
ook de conscriptie te handhaven. Een tweede over
weging ls natuurlijk, dat als men Duitschland ver
plicht een vrijwilligers leger te houden, de kosten
daarvan, die veel hooger zijn, in verband met de
financieel» omstandigheden van het Duitsche rijk,
remmend zouden werken op uitbreiding der leger-
sterkte. Wat natuurlijk voor de Entente een voordeel
zou zijn. Maar dit argument geldt ook voor landen
als Frankrijk, die wel kans tien een krachtig dlenst-
plichtleger te houden, maar niet weten, waar de
koeten voor een armee van vrijwilliger» vandaan
moeten komen.
Een tweede verschil van opinie bestaat ten aan
zien van den geldigheidsduur dezer bepaling. Frank
rijk wenscht haar definitief te maken. De Angel-
saksera zouden reeds tevreden zijn met een geldig
heid tot het tijdstip, waarop Duitschland zijn ver
plichtingen op financieel en ander gebied zal heb
ben vervuld.
Bovendien wil Engeland, dat dergelijke bepalingen
niet alleen voor Duitschland, maar voor alle landen
zonder uitzondering en wel door den Volkenbond zul
len worden vastgesteld, waarvoor ln principe alles
ie zeggen is, maar wat door Frankrijk's angst voor
een nieuwe overvalling, schijnbaar onmogelijk wordt
gemaakt.
Die angst, dit zich niet veilig voelen zoolang men
niet 10 tegen één staat, heeft al heel wat op het
13.
Deer hijjn vader mij voor mijn verjaardag, die
tevens He dag van mijn priesterwijding is, mU dit
ln zekeren zin uts kostelijke nalatenschap van
mijn toioeder zond, wil ik er verder in schrijven.
Ik zal voortaan grootere dingen hebbed neer te
•chrijven dan het lijden en de vreugde van een wilden
jonker en onverataudigen knaap.
Ofschoon alles ver achter mij ligt; ofschoon alles
«fJs lang door mij werd afgedaan, en lk een ander,
jjeneel nieuw mensen ben geworden: een sterk mAnsch,
me zich van 4ja do0! bewust is, aoo voel ik toch
di' tegenstelling van toen en nii, ik voel ze met stille
verwondering, met oen soort doffe verbazing. Het is
verbazing Over het feit, dat het' zoo met mij kon gaan.
ooms heb lk uien waarin bal mjj aangrijpt, geen smart,
touw bn berouw,maar wel verontwaardiging, wrok,
Woede. Dan strijd ik met mijn vroeger ik, als met een
doodsvijand. Alsof ik hoog boven pp den top vsn den
bchlern stond aan dén rand van den aft
Fond. zoo strijd ik met mijn ik van vroeger. Ik
houd het omklemd, beproef liet nasi te werpen, be-
Proef het ln de bodemlooze diepte te slingeren
Tusschenbeide 'dreigt mijn ik van heden 'door den
•nderun overmand te worden. Tuaschenbeide voel ik
mij afgemat, overwonnen. Den word ik als razend,
hen kreet inslikkend, boor ik de tanden in mijn eigen
ueesch. Maar steeds weer gelukt hel mij over deu vroe
ge"-''1 ïneosch te zegevieren, dezen niet geweid néér
te dwingen Aan den afgrond, waarin ik mijn vroeger ik
werp. sta ik dan als aan een qpen graf. en triomfeer
°ver hiijn eigen ondergang.
Als hndere jonge geestelijken, die van de wereld af
laad boeten doen, dergelijke worstelingen hebben
hoor te maken, dan nemen zij 'hun toevlucht tot de
•terke hulpmiddelen van de kerktot het gebed en
v&»ten, Hot den boetegordel en de geeselroeae. Zulke
zondaars voor den Heer hebben het gemakkelijk.
iv t;'raa«k het mij moeilijk. Slechts door mijzelf mag
a Jtol -hulp verachaffeu tegen mij zelf.
I?.1} «>o strijd ik dan
hi^r, n dag van mün leven voel lk het onderscheid
^han toen en heden. Mijn dagen hebben veel urm,
^*r Wu geestelijke ook ia des nacht den Maar e> d
v- w "ten. Eb -telken» moeten de tneer-genaatlgdo ele
menten ni ;or:cfc8siee doen.
Hst jongste ls hst plan de Rijnprovincie tot een
onafhankelijke republiek te vervormen, die als buf
ferstaat dienst zou hebben te doen en onder con
trole er Entente nog betere waarborgen zou ge
ven tegen een onverhoedschen aanval dan een de
mi litarisattie van Rijnland, waarvan eerst sprake
waf Alweer zijtn- het de Emgelachen en Amerikanen,
die trachten door t« zetten, dat deze .republiek"
elochts een tijdelijk bestaan nal -hebben èn bij refe
rendum. zoodra alle verplichtingen door Duitsch
land vervuld rijn. zal mogen beslissen tot terugkeer
naar het groote vaderland. Iets, waar Frankrijk na
tuurlijk niet uan wil hooren, omdat het gevaar den
weder opnieuw grooter wordt.
De bepalingen op financieel gebied waarover wij
reeds vroeger een en ander konden' mededeelen,
schijnen in- de laatste dagen (enigsalnt t© lijn
wijrigd en wel juist in verband niet die nieuwe re
publiek Rijnland. De zekerheid door de stichting
daarvan verkregen, weegt op tegen e»n grootere
schadevergoeding, meent men. En derhalve zou het
kunnen rijn, dat bet algemeene totaalbedrag werd
verminderd met ongeveer de som, die dit af te
scheiden gebied anders zou hebben op te brengen.
Terwijl men over deze groepen van voorwaarden
nog doende ls en de marconisten aan boord van de
„George Washington" vermoedelijk geen seconde
rust hebben, schijnt het, dat de maritieme bepalin
gen met uitzondering van een paar punten weinig
discussie uitlokken. Die punten zijn het algemeen
verbod van het gebruik van duik,booten het wa
pen der financieel minder krachtige landen fei
telijk op gTond hiervan, dat het Duitsche misbruik
gedurende den oorlog dit wapen in discrediet heeft
gebracht en voorts de vraag wat er moet gebeuren
met de Duitsche slagschepen.
Frankrijk zegt: verdeel en, want nooit komen we
weer zoo goedkoop aan bruikbare schepen. Reuter
maakte zich verdienstelijk door aan te toon en, dat
zij voor een andere vloot onbruikbaar waren, om
dat alle onderdeelen van afwijkend type zijn, dat
voorts de verbouwing tot handelsschepen te kost
baar en onpractisoh was, dat het sloopen bijna niets
zou opleveren en dat hét gebruik al» zeewering of
stroombreker ook practisch op weinig zou uitdraaien
De eenlge conclusie, uit dit Reuterberlcht te trekken,
was dat men het beste zou doen heel de Duitsche
vloot eenvoudig te laten zinken of op eenigszins
plechtige manier te vernielen. Metterdaad schijnt
men daartoe geneigd, al hagelt het dan ook protesten
in de Duitsche en Amerlkaansche pers tegen de roe
keloos® vernieling van een dergelijke metaalvoor-
raad, terwijl overal gebrek aan met*el heersoht.
Vermoedelijk zal dit een harde noot rijn oen te
kraken.
En het zou ons niet» verwonderen, wanneer de
geallieerden langer werk zouden blijken te hebben,
om het onder elkaar eens te worden, dan de Duit
sche regeering en hare vertegenwoordigers om de
documenten goed te keuren en te onderteekenen....
Dat zal noodgedrongen wel snel genoeg ge
schieden. Want de regeering van Ebert rit nu een
maal op een vulkaan.
UITKIJK.
„INBREKER".
Oud dametje zat met trillende lippen, witjes om
den neus, te luisteren naar hot verluis! van mevrouv
Groen die er nu eenmaal van hield, om altijd ;,ijs^
HjkhedetT' te vertellen. Maar het verhaal was ditmaal
op droeve waai beid gsgrond. Gebeurd ten huize van
haar bloedeigen zuster. Nader kon 't toch niet. tiel...
Kaatje zoo vertelde mevrouw Grom, nu aan een
klein brokje brekend van het soesje, dat ze bij haar
kopje thee had gekregen, Kaatje zou juist ln bed
stappen. Steven, mijn zwager., had zijn gewoon biljart
avondje en hoe gaat 't dan, ze blfjven nog wat naj
plakken, t wordt dan wed eens tegen twaalven eer je
thuis komt. Ik heb zoo dikwijls tegen Ka gezegd^
mensch, mij' moest zooiets niet gebeuren Tegelijk
wierp mevrouw Groen vinnigen. waarschuwenden Blik in
de riohtiun, waar meneer zat, die een gezicht trok.
of 't hem T.e-elemaal niet aanging, en een kunstig rook-
spiraaltje blies. Ka zou dan juut ln d'r bed stap*
pen. Daar hoort ze beneden Kees, den hond, blaLi
ren. Denkt, dsar zal je Steven hebben. Gelukkig, dat is
tenminste een vroegertje. Maar nes:, hoor, geen Staf
ven te bekenndh, en tie hond btijfi maar blaffen, 't
Mensch was moederziel alleen thuis Je kunt begrij.
pen.... Een der dames sidderde. En een tweede ven
de visite goot straaltje eau de cologne op haar pak
doek. Nou, vervolgde mevrouw Groen, dat duurt zoo
een minuut of wat. Mijn zuster luistert in de gang.
Jawel zij hoort san de tuindeur morrelen. Hoe zij
't durfd heeft, weet ik hog niet, maar 't is een fei(
dat mijn zuster een mantel heeft omgeslagen, en naar
beneden ja gevlogen, grendel vsn de straatdeur gen
schoven, deur opengemaakt en daar komt net .mi*
meneer voorbij. Dieu beeft zfj jam hulp gevraagd. En
daar kwam toen ook een agent aanloopen. Met z'n
allen zfjn ze naar de tuindeur gegaan. Maar er was
geen sterveling te zieü. Die vent Eed natuurlijk lont
dienen, moet wak<ui en bidden En élk wakend uur
verga lk van heimwee en verlangen. Elk uur moet ik
1 let ls anders geworden
Ik behoef slechts op te kijken ven mQn schrift*
om te zien, hoe anders het wcrdL
Inplaats vtan mijn hooge, vryt torenkamer op het
slot ferms, een kloostercel; lnptaal» van de vrool(jke
warwinkel Vsn dingen, die een rijdende, vogalvangende,
jagende jonker noodig heeft de schearsche gebruiks
voorwerpen Van een geestelijks. Ook tehuis, op het
alot Enna, loerde ik bidden en de knie buigen. Wat
echter toon vrome gewoonte yas.. werd nu levens-i
"tft, verder rondkijk; als ik tusschen de kale
muren, welker «enigs verwering een groot, zwart kruis
is mijzelf zie in hot plechtig gewaad van Sint Augustinus,
als ik mijn hoofd betast... weg Is hC dichte lokkenge-
warrel Met ascetische kunst ls mijn tiaar netjes tot een
krans geschoren; die een kleine, kale condte omsluit:
de tonsuur.
Mijn hoofd eon tonsuur! En mijn hoofd ls nog al
tijd zoo jong...
Dikwijls ln uren vsn grimmig» strijd en lijden
Ëp lk met beide handen naar mijn nog altijd zoo
g hoofd, alsof lk er iets moest afrukken, dat mg
odigw drukt tan een doornenkranS, dat verplette*
tender op mij ligt dan oen rotsstuk
En het ia toch maar eon kleine, kale plek op mijn
nog altijd zoo jong hoofd.
Ik heb «en vreemde gewoonte aan,' -nomen. lederen
jongen geestelijke tuur ik in het gelaat, daarin xoej
Itende naar de verandering die gaandeweg plaats grijp*
met het jonge gelaat ,op elke vetsndaring wachtende,
iedere verandering beloerend.
Want zonder uitzondering verender**, de trekken
van dan wordenden Godeman... Onverbiddelijk
Reeda ln het klooster Neustift en in de bisschop»*
stad Brixeu begon lk acht te geven op de verandering
in de trekken van een jongen geealelijke. Ze kwam
gaandeweg nauwelijks merkbaar: maar... zij kwam.
1 Ik zag Jonge gezichten, wwop het leven rijn lied
ven geloof, van hoop, on levensvreugd had gedicht,
onder mijn verechrik'r Jon.gensoogen veranderen; zag
de toeken» kiw gelukkige jeugd Tangamerhand, nau
welijks merkbaar verbleeken en steeds meer v«rbleé-
Vten ag re verdwijnen, uitblüaschen. Lachende, in
jeugdige kracht en jeugdigen luat stralende gezichten,
worden bleak onder de brakende oog» ven den ge-
S.ru,-atsdea Heiland, wssdaa treurig «a taoustriooa kre-
geroketi De agent beeft toen da tuindeur onderzocht
En jawel hoor, duidelijk heeftj« sporen van poging
tot Inbraak geconstateerd. Kaatje was mear dood dan
ravwod, toen alles voorbij was. De meneer heeft Steven
tn zijn café opgebeld met de boodschap of hij dadelijk
thuis wou komen zonder meer. Dat kleine schrik je
kwam hem .wei toe. En.'t is eeh goede leer -voor 't
vervolg, w-eer werd een waarschuwend knikje geworpen
m de richting waar mreicer zat. En die vormde, met
P«ruanemjoti<!Je. nieuwe kunstige rook-spirsal.
Oud dametje rat te luisteren met trillende lippeh,
witjes om den neus, «wij. Zij huiverde onder
haar kanten shawl.,
Onze meid gast ook altijd avonds om acht uur
wvg, zei ze. met den koleninood en de gasrahbi
aoeneering kon zij 's avonds niet in de keuken blij*
3®: Eq meisje urenlang bij je in de kaïner te
hebben, dat 'z op den duur ook zoo vervelend. *t Was
ev» ptil in den kring.
Ja, t i* bar tegenwoordig, merkte een van de
heerca op. En een andere meneer voegde er, bij
wgze van vertroosting en bemoediging san toe: En
t wordt nog veel erger. Wees daar maar zeker van.
Wat moet een mensch doen? zei hulpeloos het be
vende oude dametje.
aanwezigen,
hebben de,w
een tweede. O" gunst! zei oud dametje, ik zou geen
uur rust hebben, als er zoo'n ding in huis was. Wat
lees je niet dagelijks van ongelukken met pistolen of
zoo..., 0; neen, dan liever...
Wat liever? vroeg mevrouw Groen. Maar oud da.
met je was radeloos. Wist niet waf ze zeggen zou.
Neren cm waker, dia 's nachts op de deur let.... Ja
wel, zeker, zei de echtgenoot der beangstigde, ontf
Steld bij de gedachte dat gade zich aah. het advies!
zou vastklampen. Jawel,en Met duim è»i wijsvin
ger maakte hij de beweging van iemand, die geld af
telt. Jawel U..
Weet u wat Dc ln uw plaats zou doen?: vroeg me/
vrouw Groen, die tot de oude kenissen der familie
behoorde En dat is? vroeg dametje, een blij gezicht
trekkend in het vooruitzicht van mogelijke redding.
Uw neef Koen woont toch dicht in de buurt bij
u. Vraag, of die 's na9bts bij u wil komen logeerent,
Hlij ls een flinke jongen. Die durft bést. Dat zou eeri
beele gerustheid voor u wezen, Dametje keek haar
man eens aan. Wat die ervan dacht Maar meneer zei
niet veel; scheen weinig hoop te koesteren op bereidJ
vaardigheid van neef Koen,
Int'.mschen was t te probeeren. En dit is zeker, dat
toen beMsrd mevrouwtje een paar glazen warme punch
had gebrhikt ,het denkbeeld haar minder fantastisch
toeleek .En het vooruitzicht op de mogelijkheid van
kalmer nachten haar opmonterden. Zooo&i haar man
in lang niet zoo gauw na t in bed gaan verlost kvas
van haar angstig, van onder de dekens, vragen, of-Ie
niks hoorde. En van haar weeklagen dat 't niet pluis
was aan de straatdeur
Koon Marters was nog niet heelemaal tot de zaak
overgehaald. Mear wel voelde hij er veel voor. Scru
pules van moreelen aard had hij tyet. Toen zijn oom
bij hem was gekomen met het groote verzoek met
't oog op tante's -zwakke zenuwen, of hij misschien
(och, 't was maar voor een klein poosje; als ze zag
dat er niets gebeurde, dan zou 't immers niet meer
noodig zijn) bij oom en tante 's nachts te vertoeven,,
met het oog op de onveiligheid... Toen had Koen ritet
dadelijk toegehapt. We* opende zich voor neef een
vergezicht.... Maar hij begon met wat taai te zijn.
Wilde het zaakje eens rustig van alle kanten bekijken.
Neef Koen wist zich prachtig voor te doen. Zijn uit*
gestreken bakkes, was* bij de vrinden vermaard. HU
verzekerde odm datje natuurlUk gaarne, dolgraag be
reid was om alles te doen, wat aie lieve goeie tantri
plezier kon doen, kalmte kon verschaffen. Maar oompje
moest niet vergeten, hij studeerde 's avonds nog al
druk. En als hij dan urenlang had zitten blokken, dan
ging neef Koen een potje bier drinken, een of andere
vriend opzoeken. Zoo'n vuriatie waj onmisbaar, sou
oom toegeven... Natuurlijk beaamde echtgenoot van
angstig dametje, zeer zeker maar daar is een
mouw san te passen. En zij spraken af. Als oom steker
wist, dat Koen zoo en zoo laat thuis kwam, dan
zouie, sonder dat tante 't wist. den grendel van de
deur laten. Koen zou natuurlijk den sleutel op zak
hebben. Otom vertrouwde ten volle, dat t»U zn be
lofte zou houden, niet al te laat thuis komen. En
neef gaf zUn hand en zijn eerewoord, wat dat betreft,
nog wikte en woog hij "t zaakje. Sprak er met rijn)
twee Intimi over. Én die wBren 't onmiddellijk eenst
Prachtiger zaakje was niet denkbaar. Natuurlijk 't
moest rijn voorzichtig, verstandig overlegd. Jij boft
toch altijd zoo razend en "Zoo stitikend; zei Henri*
imet zijn bleek verwelkt gezicht en fatterige, verwijfde
m/mieren, die altijd grofgeld stuk sloeg, en van wien
geen sterveling wist te zeggen, waarmee hU eigenlijk
den kost won. Alsof de afspraak al beklonken was.
Kees, do breedgeschouderde, en jplompe jongen van
't platte land, wien bet roesleven van groote stad nog
niet heelemaal ontdaan had «n de friasche kleur
waarmee hij uit zijn d®1? kwader ure naar stad
wa toekomen,.». Kees zat met een potloodje de situatie
van huis en tuin alvast te schetsen. Trouwens, hernam
Henri, die merkte dat neef Koen toch nog weifelde,
je hebt geen keus, joggie. Als de volgende maand die
duiten van Haverman niet in de cassa terug zijn ge
keerd, dan zit je er zoo gloeiend, bij als een nachtpit
En dl* prachtig nageaapte handteekenlng onder t wis
seltje van De Roocte
oit! sei Koes», in hg hkt» hard als om de laatste
woorden van Henri te doen wegzwermen met frijn
jeneverglas. Nou ja, se: Henri, grijnzend over zn
schrik. Zij gingen nu overliggen. De opzet van het
plan was van Henri. 't Was eigenlijk kinderwerk.
Natuurlijk moest 't niet zoo heel gauw gebeuren.
Koreitje moest eerst de kat uit den boom kijken; pre
ciea speuren wsar^.de sap" bij .oom in huis school.
Allerlei bijzonderheden uitviasr.hm. Er mooht niet het
kleinste gaatje openblijven. Kees zou de inbrekcrarol
vervullen. Die was er voor geknipt HH had relaties
bovendien; onder de Jongens van de vlakteZooi zich
tides kunnen aanschaften. Dat kostte natuurlijk iets.
Kwam er niet op aan. Zou Koen, voor de leus. een
mep geven, dat moest neef er voor over henben.
Een blauw oog, dat was 't beste. Of een pats op z'n
gezicht, die sporen achterliet, dat «ouden ze nog wel
nader overeen komen, 't Vreemde was, dat Koeu nog
altijd weifelde, 't Was of telkens op het allerlaatste
oogenblik iets hem tegenhield.... Maar op een avond
kwam hij gejaagd, bleek beverig, stamelend, bezweet,
bij de vrienden. Er was slecht bericht geweest dien dag
Bij Haverman schenen zij lont te ruiken. HU had soo
iets bespeurd. Er moest haastig gehandeld. Elke miv
nuut kon do zaak uitlekken yan net Sommetje, dat jp
uit do kas had genomen. HU vond nu alles goed Was
zelfs, naar don zin van de anderen, te haastig. Dat
kon gevaarlUk worden. Maar Koen had al heel wat
„materiaal'' bijeen. Ze. spraken af Over drie degen
zou 't gebeuren. Dat kon.
Ze werden belden tegelijk wakker, oom en. tante.
't Was vreeselyk. Een revolverschot was in huis gelost
Oud dametje lag bijna in zwijm. En met bevende haiv
den, terwijl 't hem duizelde yan schrik, zocht oom
naar de lucifers. Nog een schot... In de kamer, waar
Koen sliep. Het gas brandde ml in het slaapvertrek,
ZU boorden gestommel Nu schreeuwde iemand Er
werd geworsteld. De oude man greep een stoeL Dronk
water. Tastte naar kleedingstukken. Ze vermoorden hem,
kwam het van de krijtwitte lippen der vrouw. Maar
oom wiat zich te vermannen, t Was beneden dat nu
gevochten werd. De politiefluit..
In den eersten doodsschrik had bij er niet
gedacht Op raad van een kennis had hij zich het
koperen instrument aangeschaft. En ze hadden hem
gezegd, hoe hU er op blazen moest om alarrti te
maken. Politie te waarschuwen. Daar lag het ding,
Hij greep 't en vloog de kamer uit, voordat gade hem
kon tegenhouden. Naar de voorkamer. Hel raam open.
Daar toeterde het signaal de straat in, de stille nacht*
straat. Het alarmeerde. Er klonken stappen van Iemand,
die nel naderde. Een paar straten verder klonk ook
signaal. Oom luisterde. Beneden bij de straatdeur was
't nu een hevig rumoer. De oUdcmah stond sidderend
a? te wachten, wat het rumoer .beduidde. Daar hoorde
hU neef Koen de trap komen opstormen. HU bonsde
tegen de deur van de voorkamer. Ooml Omni Doe
open. Daar stond Koen .Doodsbleek, mei verwarde
haren, met wildstaxende oogen. Hij keek -den ouden
man aan. Viel op een stoel neer. Wist niets te zeggen.
Hebben zij hem? vroeg oom fluisterend. Koen knikte
Sloeg daarna de handen voor het gelaat. Bleef zoo
zitten. Oom ging water voor hem halen. Drink eens,
jongen, maar drink -dan toch, zei hij, je bent heelé!
maal ontdaan. Maar neef Koen weigerde, duwde het
clas weg. Oom en tante stonden naar hem te kijken,
wachtten af, wat hij vertellen zou. Maar er kwam
geen woord over zjjn lippen. En zonder iets te zeg*
gen ging hg de gang in, naar zijn eigen kamertje,
waa rhy beloofd had, te zullen waken over de vei*
ligheid van de oude menschjes..^.
„Weet u". vroeg de commissaris van politie, die
oom den volgenden dag had laten roepen, „weet u,
wie die vriend is van uw neef, die dan zoog»-iiaannV
met h*m een aardigheid zou hebben afgesproken om
voor inbrekertje te spelen T'
Oud heertje knikte van neen. En commissaris lichtte
hem even in Kees was een van degenen, wier gang»
door de politie gestaag worden gecontroleerd. En oom
vertelde nog eens HU erkende l T "aas een schande
lijk geval. £ijn neef zat in moeilijkheden en nu had
hij dat kwasie.inbraakje, door hem te verijdelen, be
dacht, om oom gunstig te stemmen Voor een dienst
dien hij hem vragen zou.... geld teleen....
„Hoe is de jeugd soms. l^er' zei oom en l*ij deed
zUn best om te glimlachen. Maar 't lukte niet, dat
vertoon van de zaak luchtigjes opnemen.
En commissaris bleef heel strak en heel ernstig
vóór zich uitturen. Ik weet niet. hoe de rechter over
't geval zal denken', jiemam hU, kan best zijn,
dat de rechter.commissaris geen termen vindt om de
zaak verder te vervolgen. Als die meneer 'Kees op
vrije voeten biyft dan is 't voor uw neef in zoover
ook een geluk.. Maar veel doe* "t er niet toe. Want..."'
Commissaris, die medelijden had met de schaamte
van oudjneneertje over boef-geworden bloedverwant,
hield 't verder terug. Maar hl) en oom zagen elkaar
even aan. Toen sloeg oud.meneertie de oogen ne e,
alsof hij mede aansprakeliik was. En heel.even knikte
hg' bri, grijze," 'bleêke hdofdie. Eindelijk had ook hij
de „finesses" van het geval gesnapt.
MAITRE CORBEAU.
gen een trek van ascetisme, die ze verwrong! misvorm*
de., onmiskenbaar, onverbiddelijk.
Niet.d* tonsuur is bet merk (lat ons teekent, maar
het is die mystiek* trek in ons levend menschengelaat.
liet stempelt ons tot dienaren Gods, die de wereld,
welke zij moeten verachten, zoeken te beheertchen.
Of de verandering ook in mijn gezicht *1 begon?
In de ^letna spiegelscherf, du lk bezit, tuur ik ln
mUn gelaat. Ik wucht, Ik loer er op, dat de verende/
ring zich vertoont op mUn gezicht... onmiskenbaar,
onverbiddelijk. Het schijnt mij toe. alsof het bij inij
langer duurt dan hij éen ander; alaof de verandering
bij mU zich langzamer en minder merkbaar voltrok.
Het achUnt mij toe, alsof er in mijn gezicht nog
altijd Iets u, dat de aarde toebehoort, dat leven van
het leven is. Nog aitUd draag ik mijn hoofd hoog. Mijn
blik ia nog steeds niet deernen i.g, mUn gang 'nog
altUd tc rechtop, en te weinig priesterlijk.
Als lk wil bidden, Drevelen mUn lippen dikwijls
woorden, die denmei nel niet aajjroepen, ala ik mijn
hand naar rozenkrans en brevier uitstrek, maakt ze
dikwUls een beweging, alsof ze naar iels andera, iets
gahed anders wilde grUpeu.
Ala ik lu mUn celhoe eng ls ze toch! - -
naar hal raam loop, dan la het tafereel voor mij niet
minder vertchillaoa van dat in mijn geboorteland, dan
mftn geslachtloos, plechtig monnlk»g<jwaad van het jacht
coatuhm dat jk als Jonker «lroen Is het mogelijk, dat
ginds boven aan den Voet der Alpen, de jonge wilde
Eiaack rog altijd langs het slot Enna bruist; dat ln
Tii ol Ploee en Schlero nog altUd naar den hemel
omhoogsteken; dat in de Schaldererbeek de forellen
nog altijd heen en weer schieten en op de Alpenweide
de boschhaan schreeuwt?
Zou hel mogelijk zUn, dat in het groene, groen*
Vahrn op den Platter hof...
Maar dieu naam sA rij f ik niet.
Wat zie ik uit het raam van mUn cel door het
Uzeren traliewerk dat ndj scheidt van de wereld*
alaof ik, die eens de meeat vrije ónder de vrijen was,
oen gevangene was?
Ik zie kerken en kloosters op den N Aventin. ik
zie antieke rutoen, «teeds weer ruinen, Tusschen kew
ken rei kloosters en ruinen treuren eenzaamhad, ver
latenheid, wildernis.
De paleizen, de basiliek», de landhuizen én pracht-
gebouwen der heidenen vervielen tot puinhoopen, wer
den tot prutsde kerken en kloosters verhieven zich.
Er kwamen ar steeds meer. Uit ds zwarte lag» der
aarde, uit het groote rijk «la» dood slagea *U
omhoogi
In het rand. onder den geheeleu berg Aventin, on
der het ganscne aangrenzende gebied der Campagna
strekken zich de catacomben van da eerste Christenen
uit Van uit onze kloosterkerk leidt een-smalle gang
in de diepte.
Ala de oude Rochus weer tn mU wil opleven, dan
ga ik heen, ontsteek een kaars, open de smalle poort,
daal omlaag dieper, steeds dieper.
Niets dan graven. Aan beide zUden van de smalle
gang in den bruinen turfstoen aiets dan begraven»
graf naast graf De gangen zijn eindeloos. Zij kruisen
elkaar, warren dooreen. Drie doodenrijken liggen bo
ven elkaar en elk strekt zich mijlen ver in net rond
uit Ik loop, loop, loop, Doode christelijke bisschop
pen-; doode scliri,lelijke martelaren! -Mijn waslicht
Brandt triest in die dikke lucht Het flikkert. Het trillend
schijnsel valt op al de teekenen van het vroegste
christendom,- valt op inschriften en namen» Dikwijls
dreigt het zwakke lichtje uit te gaan. Ala Dc mjj n
kaars eens liet uitgaan, als ik de lucifers wegwierp
ol als ik in het huiveringwekkend labyrinth ver*
dwaalde. Ik zou ln het duister loopen, dwalen en
dwalen onder al die legioene^ van dooden, totdat ik
doodelUk vermoeid zou neerzinken. Dan pon lk een
naam roepen. Ik zou dien naam poo lang ro^pun, sla
mijn stam geluid kpn geven. Met stervende stem zou
ik altUd weer den eencn naam roepen Hot is niet
uw geheiligde naam, mijn Heiland en Heer; niet de
uwe. o, liefelijke Moeder Goda. Het la ook niet de
naam mijner ljyve moeder, terwille van wie ik werd,
wat lk ben. Het is de naam, dien ik niet kan uitspre,
ken zonder doodzonde te begaan; w&.it ik sou nem
slechts kunnen uitroepen met luid gejubel en luide
smart, met innige liefde en innig» hartstocht
Neen; slechts stervende mag ik uw naaon uitspre*
ken, geliefde mUner gelukkige Jeugd. Maar hoe wss
het dan mogelgk, dat Dc van mijn Paasch-pelgrimstocht
voorjaren én jaren niet terug ben gekeerd naar het
slot Enna in het dp! van Brixen, naar den Piatter-l
hoff in het groene Vahrn? Hoe kon het zelfs terwille
mijner gestorven jnocder gaan zooals het gegaan is?
Dus voor acht jaar met het heilig Paaschfeest ben
ik met vele mijner landslieden uit het dat van Brixen
naar Rome ter bedevaart gegaan, ter wille mijner ge
storven móéder. De gezamenlijke pelgrims waren veel
vromer Christen» en daarom betere menschen dan
de jongite zoon van niDn vader. Velfn gingen er
naar Rome, ronder dadelijk bij het heengaan voi van
langen san eeii spoedigeu terugkeer te danken, «i allen
door e» «urigan weaach voorwaarts