Uit vroeger dagen.
TWEE MENSCHEN.
WOENSDAï 21 me 1919
62stc Jaargang No. 6416.
B
UitgêvérsTRAPMAN Cö.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGEN, LAAN D 5.Int. Teleph. No. 2a
naar het duitsch VAN richard V08Z.
„u wilt niet?"
RUIMER
Alieieei Nieuws-
COIIRARl
Adïerteitie- LuDiiillil
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdrg, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur wor-
den ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Een gestoords oodadlanstoeianlna te
Zijdewind.
Men schreef 1649.
De vrede van Munster had een einde gemaakt aan
den tachtigjarigen oorlog. De lange strijd voor ge
wetensvrijheid en vrijheid van denken was met on
gekend succes bekroond. Maar toch de verdraag
zaamheid was in vele opzichten nog niet die, welke
ze 'had moeten wezen. De Calvinistische kerk was
staatskerk en de Roomschen, ze werden geduld.
Ze mochten geen openbare godsdienstoefeningen
houden en hun kerken moesten het voorkomen heb
ben van gewone hulzen;
Reeds in 1573 hadden de Staten van Holland da
uitoefening van den Roomschen godsdienst verbo
den, vooral ook omdat maar al te vaak Roomsch
en Spaanschgezind elkander hoe langer hoe meer
dekten. Ook het onderwijs der Katholieken werd be
lemmerd, terwijl minderwaardige personen uit het
noorden in de zoogenaamde Generaliteitslanden
voornamelijk Brabant en Limburg de mooie baan
tjes kregen.
En toch is trots al dien dwang het katholicisme
niet uitgeroeid en wel hierdoor, dat de uitvoering der
placcaten minder streng was, dan de inhoud deed
vermoeden.
In vele steden werd de mis openlijk bediend en in
Amsterdam gaf de Overheid den Roomschen een
kerk terug. Zelfs de Staten van Holland namen
katholieken in hun dienst, vooral als zij waren als
Graaf Tilly, die van zich zelf getuigde: „Al is de
ziel papistisch, het zwaard blijft toch een Geuzen-
zWaard".
Zoo kon een Fransche gezant oordeelen: „Dé Ka»
tholieken hebben noodt een zoo groote vrijheid ge
noten" en Prof. Fruéms: „Vergeleken bij thans was
het lot der Katholieken zeker beklagenswaardig, ver
geleken bij wat zij elders te lijden hadden, was het
dragelijk en vergeleken met hetgeen in Roomsche
landen de Protestanten verduurden, was het zelfs te
benijden".
Maar niet alle autoriteiten waren in dit opzicht
verdraagzaam en de Nieuwe Nfedorpsche over
heid mocht onder deze worden gerekend, wat moge big-,
ken uit het volgende relaas.
Op Maandag 23 Augustus 1849 vergaderden ter
rechtszitting op het gemeentehuls de Schout Her
man Hartman van der Woude, hoofdofficier der
Niedörper Koggen, de burgemeesters Hendrik
Klaasz. Schoenmaker, en Cornelis Dirks®. Kistema-
ker, benevens de Schepenen Klaas Klaasz. Houtkoo-
per, Arién Pietersz. Moerbeek en Klaas Jacobcz en
staande deze vergadering werd er meegedeeld, dat
Prijs per 3 maanden fl.20 per post fl.40. Losse nummers óecnt
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75, iedere regel meer 14 cent
(bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berekend
zoo het gerucht zieide, een „Paepsche Bisschop van
buyten in persoon -was ghekomen op den Sijdwind
ende dat van allerweghen wagenen met volck der-
waorta reysden. om het formsel soomien dat noem
den, te ontfangnen en haren superstitueuspn Godts-1
dienst 'te plegen".
Dat bracht groote opschudding in het achtbaar
college!
Wel was de vrede gesloten, maar „eoodanighe
ergerlijok® inkomste van Bisschoppen", mocht niet
worden geduld, evenmin als het houden van zulke
bijeenkomsten en het toelaten van een en ander kon
heel kwade gevolgen hebben.
(De vraag van den boodschapper om hulp en
assistentie, daar „het selve tot groote ergernisse bij
de Gereformeerden wierde ter herten getrocken",
viel bij de overheid in goede aarde en eendrachtig
besloot men zich gezamenlijk zoo spoedig mogelijk
naar Zijdewind te begeven „omme de saecke te
ondereoeoken ende te doen, dat amptshalven be-
hooren soude".
33.
Zij keek hem noch ernstig, noch boos aan. Pein-
®end, zwaarmoedig, bijna treurig keek zij hem aa.n.
En op rijn overmoed ge toespraak antwoordde zij
woord. i
-'Laar hel geduld en de beminnelijkheid waarmede
rijn lijden verdroeg, maakte, dat zij .zich
steeos meer aan hem hechtte. Dikwijls verduurde h>j
nevigp pijnen en was op die oogeablikken juist het
vraoluks. Slecht* non cmarfoHiflr tfill-Pn ffer ÜDD6U1. 6€Ül
{$8ev®jï. als zij de sterke, de nooit lijdende hem
J,n hjden had kunnen ontnemen. Als hij dan onder
Pijnen naait haar voortsloop, schaamde zij zich bijna
over haar gezonde ledematen. Zoo gebeurde het. dat
Judith Platter de reinste en hoogste liefde der vrouw
öet tti^deljjden, leerde kennen.
g'.oeiend -
was hem onder de Koniaigswanden de vrouw des hui-
zoo vreemd tegemoet gekomen. Het had er den
®chijn van alsof hij haar wilde bewaken: of beter ge
dijd beloeren: elk harer trekken, elk harer blikken,
Bts zij met haar jongen gast sprak. Alsof hij haar
°P een schuld wilde betrappen; om haar dan tot
^«rantwoording te roepen. Zelfs als deze schuld, die
geestelijke bij de Koningsvrouw hoopte te ontdekt
k®n, ook maar uit een gcdachtejonde bestond ter
Verantwoording had hg haar toch getrokken. Alsof
judith Platter de vrouw was geweest om hem daartoe
5* recht te geven! Hem of wien ook op de wereld.
gjng kalm den weg, dien zij wilde gaan. Al was
net Tiaar doods weg geweest.
neer vreemd was ae verhouding der beide mannen
tegenover elkaar, van den priester en den jongen
kunstenaar, die zich ook tegenover den hoogeerwaarde
teet een 8 tralenden lach een erge heiden noemde. 6n
etahtig verklaarde niet toegankalgk la zijn voor aflolr
Een rijtuig werd besteld en in vliegenden draf
ging het er op af!
Komende „op den aenvangh van de Sijdwind voor
de Weel, zagen ze dat veel lieden buiten het
preeckhuijs op de wacht stonden, ,/die met wim
pels van neusdoeckien malkanderen adverteerden
van onse komste".
Het paard nog tot meer spoed aanzettende, kwam
men bij het „preeckhuys", waar een groote menigte
van menschen vergaderd was, „soo men sayde wel
tot drie duysent in 't getalzijnde de weg daer-
omtrent heenen, alsmede het erf ende bogaert ende
naburige huysen en erven en de bogaerden met
menschen, mannen, vrouwen ende kinderen, als
mede met wagenen ende paerden vervult, ghelijck
mede het preeckhuys". Op de aankomst van het
Gerecht liep de kerk leeg, maar de Schout en zijn
gezelschap wisten met „een seedige courage" de
voorpoort, die de menigte wilde gesloten houden,
open te krijgen en kwamen zich een weg banende
door-de massa de zuid-deur van het „preeckhuys"
binnen.
Onmiddellijk onderzocht ds Schout, geholpen door
zijn dienaar, „het preeckhuys, Galderijen, kamers en
de celletjes" of zich de bisschop daar nog bevond,
maar hoe zij snuffelen en speurden, de vogel was ge
vlogen" Later bleek hun hoe de priester „geac-
compaingeert met twaelf ende soo sommigen willen
segghen wel -twintig vreemde Papen (uit nabuerige
quartieren meest te samen gekomen) dadelijk bij de
aankomst der autoriteiten op de vlucht was gegaan.
Maar daarvan wisten ze op dat oogenblik niets af
en werd dus de onderzoekingstocht voortgezet Ko
mende bij het altaar zagen ze, hoe daar alles voor
een godsdienstoefening gereed was, „doch dattet al
veele op onsen aenkomste afgeruckt ende hier en
daar hij articulen nederlagh".
Ten einde niet gestoord of overvallen te worden,
besloot men alle deuren tse sluiten en de luiken voor
de vensters te doen en daarmee bezig zijnde, voegi-
den zich bij hen Willem Albertsz.en Pieter Cor-
nelisz. Dissel, „twee van de voornaemste papisten
in de vergaderingen, woonende op den Sijdwind",
aan wie gevraagd werd, wie den dienst had. gedaan-
Na eenige aarzeling verklaarden de gevraagden,
„datse dien persoon niet kenden, doch datse wel ge-
hoort hadden, dat hij wat meer was als haer Priester
Willem Albertsz. verklaerden daarenboven, dat hg
verstaen hadde of hg uijt VTanckryck soude zijn".
.Veel wijzer werd men er dus niet dooT. Terwijl
vervolgens de Schout en zijn dienaar eenige beel
den „ende andere ornamenten" van het altaar nam
en wegzette, kwam van buiten een geweldig ge
tier en geschreeuw, dat men niet voornemens was
dat te dulden, roepende eenighen met den Schout
niet te doen te hebben, op hem niet te passen, hg
niochte inventaris nemen, zy waren uyt het recht
niet gewassen".
Heer Herman stoorde er -ich niet san, maar liet
door den secretaris de goederen op het altaar als
mede „eenen staf met eer reet lofwerck aen het
eynde, schgnende den Bisscliopa ofte Suffragaens
scepter met gouden knoopen" in den inventaris op
nemen.
Daarop zich wendende tot de beide bewoners van
Zgdowind, drukte hij hen op 't gemoed de aanwe
zige geïnventariseerde goederen niet te verduisteren
of te vervoeren, „haer voorts in boeten beslaende,
over zoodanige vergadering©" daar het onmogelijk
was alle aanwezige personen te beboeten, „hoewel
wel eenige van de voornaemste die wg kenden bg
ons schriiteigck waren genoteert".
Willem Albertsz., zoowel als Pieter Cornelisz. Dis
sel stelden zich voor het betalen der boeten borg,
„onder verbant van hare personen en goederen;
maar toen hen werd gevraagd den Bisschop „ofte
preeckheer" aan te wijzen, verklaarden ze dat on
mogelijk te kunnen doen.
Onder dit alles nam het tumult huiten de kerk
steeds toe: deuren en vensters trachtte men te ope
nen, de luiken werden van voor de ramen gebroken
met het voornemen „soo sg met dreygemenben ende
scheltwoorden te kennen gaven, ons te verdrijven
ende offenceren ofte anders te massacreren, welcke
door den Officier ende dienaer speciaigcken met
bloote degens geladen pistoolen wierden terugge-
keert".
Daarop terugkeerende tot hun onderzoek, verzocht
men aan Albertsz. Dissel den sleutel „van de on-
derkiste van het autaer, alsoo vermoet wierde door
huestigheijt den Bisschop daarinne verborgheu. te
zijn, hoewel wg naderhant bericht werden, dat hars
kostelijokheden «nde ornamenten daerinna wecb-
geslooten souden zgn geweest".
Daar noch .Albertsz, noch Dissel den sleutel be-i
zaten, of wisten, waar deze kon zijn, kon „de onder
kiste" niet worden geopend.
In dien tusachentyd had het volk eerst de zuid
en daarna oostdeur weten open te breken eb storm*
de de kerk binnen onder net geroep: „Wat is dat
hier? Zgn wij niet eenen schout machtigh?" „Dochj
zijn deselve ge wapender ha nt met puer ghewelt houwen
ende steecken door den Officier en dienaer doen ri-
tireren".
Toen de laatste de deur wederom wilde sluiten./
smeet het volk daarbuiten „gewei digh met stucken
houts da ertegen» in".
Nauweigks was het gelukt de deuren gesloten te
krijgen of de buitenstaanders wisten die jn den noord-
westhoek té openen „alwaer se sjocken en palet go-
reet hadden", terwgi ook de dienaars van dan Bis
schop met pistolen „in de sack ende degens op de zij"
aanwezig waren om hulp te verleenen.^
Wederom wisten dé Schout en rijn dienaar met
de wapenen de indringers te verdrijven „Al het welcke
noch niet genoegh zijnde, is Irulck, hoe langer hoe
booser wordende, hoewel bg ons alle discretie wierde
belooft,, echter op de deuren ende vens teren aenge-
vallen, soeckende met groote dreygementan ende gru-
welijcke scheltwoorden, aaertegens in* te komen, bren
gende stocken en palen rontsomme aan het huys, del
vende steenen uyt den straet. soo ons van yemant van1
bugten door een venster wierde berecht, houdende
het huijs pontsomme wel twee uuren langh beset, sa
dattet niet mogelijck was voor ons da er uijt te kamen,
roepende en schreeuwende dat wij waren gheweldenaers
ende dat wij noch den Officier om haer te storen
geens machten hadden".
Of de Schout ook al verklaarde, dat al wat ge-/
schiedde, was op last van de Hooge Overheid en hoe
ze wel moesten overwegen, dat at Vat den Hooide
Officier werd aangedaan, mén ook den Staten aan
deed.. het mocht niet baten, het volk schreeuwde te»
rug, „sij vraegden na het Hof ende de Staten niet»
die hadden geen macht om hare vergaderinghes te
be.etten, met suicke of, dier geiijcke woorden, sij had
den haer vigheijt verkregiien door de Vrede, roepende,
voorts: alle Officieren laten 't toe. ghy alleen maeckt
wagen te bereiken en vernamen onderwijl, dat 'ér
velen uit het volk hadden geroepen„Clauter in, bruijter
in. wij staende voor, konnen 't met geit boeten", ter*
wijl* anderen van oordeel waren dat men goed deed
hen met „preeckhuijs" en al te doen verbranden.
Later kwam men te weten „<iat 's avonts na hun
vertreedt omtrent jen vijf a ses - uuren. den Bisschop
ofte suffragaen. ghewBpent te Paert met Pistolen op
den Sael, met noch eenighe te paert ende noch een
waghen vol. da er voerman van was, eenen Theunis
Pietersz door den Heer.Huygen-waert mede vandaer
is fleeschappeert,"
Ook de voerman .Jacob Cornelisz. Oosterleek, die
het gezelschap naar „den Sijdwind" had gebrach^
had het een poos kwaad te 'verantwoorden. De me
nigte was op hem aangedrongen met de woorden,
„Dou schelm, waerom hebstousl hier gebracht dou
machtse «ten Officier doot brenghen tot Nieudorp.,
ma er niet leven«iigh. bruijtse aliegaer, niette wagen
van den Dijk ende haeltse niet weer uijt."
Zoo keerde Heer Herman Hartman van der Woude.
hoofdofficier van de Niedörper Koggen, met burger'
meesters en schepenen der stede Nieuwe Niedorp mét
achterlating van af hun papieren naar hun woon,4
plaats terug en hebben van af hert gebeurde behoorlijk
een acte laten opmaken, die gewaarmerkt door dén:
Secretaris K. van der Bgi en den te Aikmhar <e»L
deerend Notaris publicus J. de Jong nog tol op den
huidigen dag berust In het belangrgk archief der Ned,
Herv. Kerk .te Nieuwe Niedorp.
J. DE VRIES.
ge bekeering. Pater Paulus gedroeg zich tegenover den
lieveiiug van het huis buitengewoon geduldig, ja bijna
zacht, iiij wilde strenge zelf tucht beoefenen; zich ge
heel in bedwang houaen, door niet verraden wat in
hem kookte; behalve razende naijver een woedende
afgunst.
Zoo jong was hij ook geweest, ook hij was eenmaal
zoo vol overweldigende levenslust en levenskracht.
Wat had jonker Rochus gegeven om de heiligen zijner
kerk, jte dogma's en wonderleeren van rijn geloof?
Van één kerk, «iie de triomf ©erende was; van etfi
geloof, dat -alleen zalig kon maken.
Hij dacht aan de verandering in hem en aan. hetgeen
uit hem was geworden wat meer en meer uit hem
moest worden: een fanaticus, een zeloot, een onver-1
draagzame ijveraar. aan den renegaat, gelijk, die rijn
oud geloof vloekt en een woedende sirydier wordt
voor zijn nieuwe geloofsbelijdenis; in den strijd met
zijn voormalige geloofsgenooten, wreed tot in het on
barmhartige toe. zoo ging het dikwijls, bijna ge-
wooaUjk.
Maar dat ook hij den broeden weg van het algei
meenjmenschelyke ging.
De kunstenaar daarentegen werd gegrepen door de
monumentale schoonheid van den man. <üe zy n pries
terlijk kleed als een koningsmantel droeg. Hij her
schouwde gestalte en gelaat ais een meesterstuk der
schepping en bewonderde daarin de scheppende ma
tuur vol veioari"*? hoe rij, groote kunstenares zulke
deze beteekenisvoue versouynuns "wu na owa.u souu
deron- naast het stralende portret van Judith. de Ko-
ninrssvrouw, het donkere portret van den priester, den
Kouingsmensch. Vreemd, dat hg de twee voortdurend
by elkaar zag zien «iie Awee steeds by elkaar moest
voorstellen, alsof 'rij bij .elkaar hoorden. Eens sprak
hg er over met Ju«Iith:
Wat is dat toch, dat ik u niet kan schenden van,
den' vreemden man? Ik ken op aarde niets dat zoo
verschillend van elkaar is als u en deze man; en
tocht Bovendien Wat wil hij van ut
Daarop gaf Judith geen antwoord. Toch sprak tot
haar kwelling Barbero steeds weer met haar over
UU' H^fkonit hg in deze wildernis? Waarom blyft hij?
iWot weet u van ham? Hij ia do zonderlingste rnensch.
ons het spul, ghg syt een gewelde na er, een vredc^
breecker, beloven u het saf komen ter ooren van
den Koninck van Spangten met veele dreygemmtjeJ»
meer".
Aan het verzoek, dat acte zou worden gegeven, dat
niets van «iaar zou worden weggevoerd, voldeed de
Schout, als ook, «lat de gemaakte inventaris aan 't
volk zou worden voorgelezen en „in eeniger handen
onder haer overgelevert soude werden", maar deeisch
dat niemand zou worden gemolesteerd werd afgeslagen.
Eindelijk werd nog verlangd, dat de officier den
gemaakten inventaris, de acte van arrest en de borg
tocht van «ie beide Zijdewinders .„voor haer voeten
t'eene maele souden aenstuckein 'scheuren", wat hy
„om leven noch sterven niet willende doen", maar
„hooren<te en siende al het gheknars bevende altera tien
ende dreygementen en dat het op het uyiterste was
ghekomen. geen an<ter middel ter wereld siende om
lyf en leven te saiveren". zijn voor de oogen van het
volk door. den Secretaris vanuit een venster de geU
wraakte acten aan stukken gescheurd. Bovendien moest
men „in «te hant van eenen Corneiis Jansz, Ven*
nicker. Paeps vroetschap tot Wfnckel", beloven, dat
geen letter van al het geschrevene by dein Schout
berustte en dat niets zou worden weggevoerd.
Nu bleef het gezelschap at weinig meer over, dan
zoo spoedig mogelijk een goed heenkomen te zc>ekan
Door de oostdeur buiten gekomen, wisten ze dein
dien ik ooit zag Hij trekt mij ontzaglyk aan en stoot
my even heftig af. Ik bid u,. vertel my alles, wat
u van hem weet... u wilt my niets zeggen?"
„Neen".
„Dus weet u iets, dat niet verteld kan worden?
Toch staat u hem toe voortdurend te komen?"
„Ik wü hem niet beletten te komen."
„Dring niet by aan."
Zij zei het op zoo gemartelden toon. «lat de jon
geman zelf verschrikt zweeg Nu begon hy ook gade
te slaan, te beloeren...
Indien de beide mannen bij Ju<iith waren, dan ge
tuigde ieder van rijn godheid. De priester pretiikte
den Drieëenigen God, de kunstenaar, den eenen en
eenigen: den goddelijken geest der kunst; riep de een
vol ïj-inmf;)de kunst is dienares der kerk I" «ian ver
kondigde de'andere: „zij dient geen macht ter wereld!,
maar rij heerscht". Voor den Augustijner was de macht
zijner kerk het hoogstvoor den schilder was 't het
innerlyk aanschouwen en scheppen der schoonheid.
Beiden lieten zich meesleepen door de macht van hun
voelen; werden welsprekend; spraken als met eugaen
tongen. Maar zy spraken niet met elkaar; maar heit
den spraken geueel alleen met Judith. Deze luisterde
naar beiden en zweeg tegenover beiden.
Kunst en schoonheid; wydiing der kunst en goddelijk
heid der schoonheid....
Er werd door den man. wiens teven zy redde een'
nieuwe wereld voor Judith ontsloten. Ein al trad zij
ook maar op den «irempel van het heiligdom, al
bleef zij vol schroom op den «irempel staan, zoo
kreeg zij toch een vermoeden van de volheid van h$t
heerlijke dat tot de hoogste goederen der mensch*
heid behoorde En rij. de padvindster, wier dagof
lijksch vurig gebed tot de gtxiheid haar dagelijkscne
onvermoeide arbeid was, voelde huiverend: Ook hier
is een tempell
De tweede hooioogst was geschied, en de rijke zegen
aan kruiden ryk, sterk_geurend Alpengras droog on
der dak gebracht; geen boosdoenershana slingerde meer
brand in de bezitting der Koningsvrouw, die geen
nacht meer behoefde te waken. Ook op de hooge
bergweide was het stevig blokhuis met voorraad ge
vuld, en dat tot bijzondere vreugde der meesteres. Want
tot nu toe hadden da heerlijke weideplaatsen slechts
EEN CREDTET VAN 23 MQJJOEN AAN FRANK.
RIJK.
Bij «ten Raad van State is thans een wetsontwerp)
aanhangig tot het verleenön van een crediet uit 's rijks
schatkist van 25 millioen aan Frankrijk.
Dit ontwerp is een gevolg van de werkzaamheid der
commissie, welke eenigen tijd geleden, In opdracht van
de Nederlan«ische regeering onder voorzitterschap van
den heer Joost van Vollenhoven naar Frankrjjk is ge
gaan ten einde met de Fransche autoriteiten overleg te
'"jen .omtrent «ie wijze, waarop Nederland aan den
'eropbouw van de in den oorlog verwoeste streken
zou kunnen helpen.
De wenschelykheid trad toen in het licht, «lat door
Nederland voor de financieering van voor bovenbey
doeld doel geschikte leveranties, voor zoover die goe»
deren betreffen met een langen gebruiksduur, een
crediet van 25 millioen voor een tydvak van 5 jaren
aan Flrankrijk werd verleehd. Teneinde hierin te
voorzien, besloot de yegeering het' vorenbedoelde
wetsontwerp aanbangig te maken.
DIRKSHORN.
Zon«iagavond veterde het kinderkoor alhier onder
leiding van den heer R. v. d. Laan de oplette „Ref
pelsteeltje" op in de zaal van den heer D. Bruin.
Zeer veel menschen waren opgekomen, om dat
kinderspel te zien en zy zyn niet teleurgesteld in
hun verwachtingen. Want het publiek heeft genoten
van het aardig kinderspel, veraangenaamd door de
fraaie costumes. welke aoor de jonge dames en heer)
ren met gratie werden gedragen. Hoe plechtstatig zat
de komngm op haar scnoonen troon, noe statig defij
leerden de hofdames voor haar en hoe vlug bewogen,
zich de pages in hun uitstekend passende pakjes. Men
kon zich in «te riddertydea terugdenken.
En hoe echt sprookjesachtig zaten «ie kabouters
in het bosch afwachtende de komst van hun kwiei
ken koning Repelsteeltje. De molenaar wist wel dei
lachspieren van het publiek in beweging te brengen.
Na elk bedrijf was er levendig applaus. De heer en
ook mejuffr. v. d. Laan kunnen met voldoening op
hun velerlei bemoeiingen terugzien. Wel verdiend was
«Jan ook de bloemenhulde, den directeur gebracht.
Jammer «lat zoo'n uitvoering zoo kort duurt na zoo'n
lange voorbereiding v«il bezwaren, «iie overwonnen
moeten worden. Dat pok het finautieel succes bevre*
digend was, deed ons genoegen, want dit zal den moed
schenken, nog eens weer zoo iets aardigs te ondery
nemen. 1
gediend voor de gemzennu hielpen rij kudden voert
den en menschen v«x>rdeel brengen.
Nu werden de herfstachtige Alpenweiden opnieuw
met bloemen bedekt. De velden zagen blauw van hpt
azuur der kleine gentianen en de wginruit overtoog
ze met goud. In goud straalden ook de lariksen, van!
wie hondertijarige.reuzen rondom den zwarten dein
stonden. In den vroegen morgein lagen de bloemem
velden in sprookjesachtige pracht, «loor teer weefsel
omsponnen, waarin de dauw in den zonneschijn met
brülanten wolkenbeelden, en zilveren vlokken trokken
door de lucht.
In lange reeksen zweefden kraanrogeis en ^tilde
ganzen naar het Zuiden; maar uit' de diepte11 der
wouden dreunde het brullen van de bronstige herten
omhoog, een trotsche liefderoep, die tegelijk een wilde
strijdkreet was.
Stee«is korter werden de dagen, steeds gezelliger
de lange avonden. In de geweldige kachels vlamoen
ow aennemoKien; de wielen der ppinnende meisjes
snordep; en de vrouw des huizes wierp ijverig het
sp
de betoovering van haar tegenwoordigheid... begon
rijn stijve rechterarm te genezen. Er was dus geen ge
vaar meer, dat de kunst dezen door God bezielden
jongen zou verliezen. In leder geval gaf juist de
oogenschij nlijke verbetering een nieuwe, goede aan
leiding om de afreis opnieuw te verschuiven. Ook
drong «te goedhartige gastvrouw niet. Zij was gewoon
geraakt aan het opgewekte gelaat van den vreemde!
ling, zoodat hij geen vreennieling meer was. lii haar
harde oprechtheid tegenover zichzelf bekende zij zich
zij zou hem eens missen. Maar dat eene had zij
reeds lang erkend; dat deze levende slechts in zijn
trekken op den gestorvene geleek. Nooit en nimmer
zou Ëarbaro zijn ziel aan een aindere godheid hebben
gegeven dan aan rijn kunst. Zoo zou hij ook zekeaj
trouw zyn gebleven aan een aardsche vrouw; en
trouw, onverbreekbare, heilige trouw, was voor deze
vrouwelijke ziel der menscnen allerhoogste.
Bij het schoone herfstweer, dat aan het gebied
der Dolomieten nog een stralenden nazomer bracht,
waren de kudden in den laten tyd nog op de hoog!
weide. De jonge Martin was nu eerste herder. Een
Geinhut en twee herdersjongens «tonden onder zyn