TWEE MENSCHEN.
Zaterdag 24 Nel 1919.
62sle Jaargang Mo. 6418.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
Ingezonden Stukken.
Staatsloterij.
Binnenlandsch Nieuws.
„O!"
aDE REIS".
J«wel. dat kunJe denken. Dot kun-je begrijpen,
'riep en hij verslikte zich haast m zijrn
biertje by.de gedachte, dat Hendrik... Stel je voor,
dat Hein Groot voor een dag of drie, vier alleen naar
Amsterdam zou mogen trekken.
E** kriJS je gedaan, dat Clemenceau met Von
Hohenzoliem samen genoegethk uit' visschen gaan.
Neen. dan ken je Adeie niet. Een beste,, brave vrouw
Daarvan piet. Jioorl Alle respect. En zij kookt lijm.
Ze kan een schelvischie klaar maken, en een soepje
en een puddinkje.... Maar mannie toestaan in zijn
eentje er op uit te trekken... ho maar., Gerrit kon
't weten. Hij was een neef van Hendrik Groot Wist
olies in de fijnste bijzonderheden. Eens was t gebeurd
dot ze samen hij en Hendrik een' tochtje naar
Utrecht zouden maken. Neef had hem ingefluisterd-
Houd je nu taai. kereltje. Van Utrecht naar GrooL
Mokum is eeft kort eindje. Als je er maar eenmaal
uit bent De rest komt wel terecht Maar mevrouw
Adele scheen jnet fijruintuitieven speurzin het op"
zet te ruiken^ Zij had vermoedelijk nog maar een
vaag wantrouwen. Toen neef Gerrit s middags bij hen
at en men tot het dessert was genaderd, zei hij, zoo
langs z'n neus weg:
Zeg Heintje, wanneer moetan wij nu die monsters
tpj Du ring gaan bekijken?.... Je wacht, 't is zaak om
T niet ai te lang mee te wachten. Zuilen wij zeggen!:
Overmorgen?
Hendrik was tikje bleek en beverig geworden. Wat
Adele natuurlijk dadelijk opviel. Zij wachtte zwijgend
't verder verloop van de afspraak.
Dat 's goed. Dat 's best stemde meneer Groot
in. met schorrige stem pratend. Gade aankijken durf
de hij niet.
Een klein poosje hoorde men slechts .het tikkelen
van de lepeltjes op pudding_bordjes. Toen zei mevrouw
Adele. kwasillieverig, en zoetig;
Motje op reis, man?
Gerrit observeerde heel strak z'n dessortbord.
Op reis, op reis, antwoordde Hein, eventjes naar
Utrecht, Om bij During monstert te bekijken. Een
uurtje of wat. Niet de moeite waard.
Kan de reiziger dan niet bij je komen, zooels
altijd?
Neen. zei brave Hendrik, en hij werd rooct,
want braaf schuchtere echtgenoot kon nu eenmaal
niet liegen.
Neen. in dit geval niet. Wjj moeten trouwens
met During allerlei dingen bespreken. In een uur
tjjd doe je meer af al pratend aan in een week met
brieven_geschrijf.
Zoo, zei mevrouw. Neen, dan fe 't beter, dat
jelui er heen gaat. Veel beter.
En tegelijkwierp zij scherp oogje op echtgenoot
Merkte .dat Hendrik's gelaat een blijjoniniee uitdruk
king kreeg. Neef Gerrit s gezicht blééf strak als ijzer.
Over het ütrechtsche plan werd niet meer gerept .aan
den disch
Maar dien avond toen ze samen een steentje legden
aan stamtafel, was Hein in de wolken, 't Liep su
bliem, Gerrit ontwierp een prachtig programma. Lek
ker eten. een strijkje, hier en daar een kijkje nememf
de blommetjes eens "buiten zetten. Hein moest flat
nu maar aan hem overlaten. Hein was in z'n jonge
Jaren bediende geweest op een Amsterdamsche kantoor.
De jongen uit provincje.stad had vage. flauwe herinn^
ring aan pretavondjes. toen doorgemaakt. Maar vader
Groot vond 't beter, dat Hendrik in de kalmte en
solide orde van provinciestadje terugkeerde. Adele de
Wijs. stevig pienter meisje, niet ongetortuneerd e>n met
een paar erfenisjes in het verschiet, werd voor volg-
zamen jonkman bestemd.
Adele was niet snauwerig- of bazig van doen. Zij
regeerde Hendrik piet vaste hand, zonder moeite. Zoo
dra zjj tikje gevaar zag naderen... beseffend, dat nu
en dan iets van den joligen Adam uit GrooLMokumsche
jeugddagen bij ma unie opleefde, was ze erbij. Eu hij
onderwierp zich. Liet zich regeeren. Voelde zich niet
ongelukkig zuchtte soms wat weemoedig Schikte
zich in het leventje van pantoffelheld met. vriendelijke,
maar soms.onvermurwbare gade, die de leidsels In
-handen hield...
Ze hadden afgesproken Hein m neef Gerrit
dat zij elkaar dien ochtend precies acht uur aan het
station zouden ontmoeten. Voor den tocht naar Utrecht,
die zich tot Amsterdam zou uitstrekken.
Gerrit stond op de uitkijk, nog altijd met zekeren
twijJel aan de mogelijkheid, dat Adele mannie zou
NAAR HET DUITSüH VAN RICHARD VOSZ.
S4.
In dezen nevelnacht den weg naar boven te vin
den, was echter zelfs aan den Mozeswil van dezen
man onmogelijk. Uren Lang stapte en tastte hij langs
de wanden, om aan de plaats te kömen, waar het
Pad omhoog begon. Als ingemuurd door de nevelen
dwaalde bij door de lichtlooze ruimte; als omsloten
door een kerker, waaruit geen ontkomen was. Hij
zocht, totdat hij geheel afgemat was. Door toeval
hij bij de hoeve terug. 4
<NU wachtten de twee samen op den terugkeer van
ter ugkeerd0WaC011 bericht, dat zij niet
Onbeweeglijk het zware, zwarte -wolkendek!
De wachtenden hadden een gewaarwording,
alsof zij een hamer moeeten nemen, om het spook
achtige gewelf te doen breken, om zich te bevrij
den uit de gevangenis en zich naar het daglicht
door te werken. Zij zaten in de kamer van Judith
de verstomde vogels van Juditb, tegenover el
kaar en zwegen ook; luisterden naar de levenlooze
ril He, staaidén naar buiten op den spookachtigen
nevelmuur: of 'die nog altijd niet wankelde en
week?
Het was de hoogeerwaarde, die het eerst den
van het zwijgen niet langer verdroeg, en dien
v&n zich moest werpen. Van tijd tot tijd was hij
opgesprongen, naar het raam gesneld of naar bui-
Nu wendde hij Zich tot den kunstenaar en riep
hem toe;
."Luisterl Wat gaat het u aan, jongeman? -Hoe
*omt g© aan deze onrust? Wat hebt ge te wachten?
Met welk gezicht. Ik wil uw gezicht hierboven niet
o^r zien!
wilt nletT"
.»Daar komt gij, die hier -boven niets te zoeken
uebt; begeeft u in gevaar; laat u door baar redden,
en meent nu een recht te hebben. Een recht waar-
°P? Dat rij u duldt in haar huis? Nu is het daarmee
I^Mijn geduld is ten eindeGij verstaat mij
u meester in dit huis, dat u meent bet recht
hebben er mij uit te wijzen?"
kik heb een recht zoo te spraken".
Kfcfafrg tdrt nu» fcwwmwj se met flfr
Hein en vrouwtje
Gerrit stond pet
Nicht was heel vrooig*.
't Kwam juist zoo aardig utt set tt moet
i°°k Utrecht rijuTm dan he£ ik tante
Kaatje in zoolang met gezien.. Ik zeg os'«ra vond
tege^dein; Weet Je wat - ik ga
°iet, de taartjes aanloopen. Zijn ge
zicht stond heel strak. Maar vrouwtje was buit, n re-
woon woolpjk. En telkens keek zij neef Gerrit aan
tuT!elin^ haar °°geu. Nu was zii
er zeker van. dat het Ütrechtsche reisje langer zou
hebben geduurd dan voor de zaken noodig was.
En van diep ochtend af begreep Gerrit. dat 't leis
voor menschelijke kracht of Jisten onbereikbaars was
om Hem ook maar voor een uur aan de tucht van
stevige gade le ontrukken...
P'en ftv°hd toen zij dan weer over zoo'n reis-
zatea te redeneeren. verslikte - weten wij - neef
Gerrit zich haast In z'n biertje, over het dolzimi
iugjantastische van het denkbeeld.
Zij zaten met hun vijven. De vijfde, nieuwe man
f „VM was„6en kennis van Steven Rijks een'
aüerhoffehjkste Hagenaar, met wat geaffecteerde ma
nier van spreken, maar overigens een zeer-innemeinde
hguur. Spraakzaam geestig, blijkbaar iemand uit zeer
beschaafd milieu. Zij waren in een gemoedelijk ver-
trouweiyke stemming gekomen. En Hein had er hee-
iemaai geen bezwaar tegen, dat Hagenaar hoorde van
zn misera met mevrouw Adele's koppigheid.
Praat pr toch niet vérder over, zei neef Gerrit
voor de zooveelste maal, alkx, wie van de heeren
heeft dubbeljZes^.. Dubbel-vijf Maar de nieuwe clubr
8®noot legde z n steenen neer
- Maar dat 's toch ai te gek. zei hm zulke' gei
valletjes komen dagelijks voot Daar ia toch wel een
mouw aan te piassen.
Meneer Hein schudde met mistroostig, weemoedig
glimlachje 't hoofd. Hij had geleerd te berusten.
zou hij niet zoo optimistisch zijn.
Maar Hagenaar scheen z'n aandacht piet bjj het
kruisje te kunnen bepalen. Haalde dan ook egn streep.
En toen 't $pel jxit was, vroeg bij wat de heeren ge
bruiken zouden. Verzocht even attentie. Bood bjj voor
baat excuses aan, dat hij nieuweling zich zoo
dadelijk bemoeide metiets yan eenigszins intiemen
aard. Maar hij had zulke dingen bij kennissen yam 'm
zoo raak hjj de hand gehad, Hagenaar was een ge
boren causeur. Hij babbelde alleraardigst. Vertelde
een paar oerjeuke moppen uit eigen rijke ervaring.
Kwam eindelijk met z'n plan. Een nieuw rondje
was nu door meneer Heridrik aangeboden. Zelfs neef
Gerrit luisterde nu. Hij bleef sceptisch. Maar gaf
hij toe typisch gevonden was 't Hein moest zich nu
taai. extra stevig houden. Hagenaar zou poseeren voor
broeder van een der groots Amsterdamsche klanten
van de zaak iemand, dien zjj tevriend moeste^ hou
den. Hagenaar was juist de deftige figuur om te spelen
voor een broer van niemand minder dan de rjjke
Van Weerên, uit Amsterdam.
Je bent geknipt voor zoo'n ral, meneer, riep
Gerrit hem toe. Atyn voegde hij erbij 't is te pro.
beeren. Als dat mislukt, .geef dan maar alle hoop om
er in Je eentje uit te komen voor goed op Heutje..j
Maar Hagenaar was zeker van oen uitslag Gerrit
^at hem eens met aandacht te obsepeeren. En er was
iets In het praten in het kijken, zich bewegen, 't heela
doel van Hagenaar, dat nem niet sympathiek -was.
Maar Gerrit zette dat gevoel van zich af, Er was
geen reden voor. De man deed 't enkel en alleeü
om Hein te gerieven. Blijkbaar een goeie vent, een
gemoedelijke kerel. En het plan van Hagenaar werd
ten uitvoer gebracht. Een paar dagen later kreeg
mevr. Adele telefoontje van kantoor. Hein vertelde
haar niet zonder emotie, dat eigen broer van meneer
Van Weeren, ze wist wel, van de Prins Hendrikkade
in Amsterdam... Jawel. Precies, dezelfde, waar ze
verleden jaar over de vier aan hadden verdiénd, nou,
dat die morgen bij hem kwam eten. 't Moest in orde
zijn. he. Dat was vrouwtje toch eens?...
Adele gaf 't grif toe. Zorgde voor een keurig dü
nertje. Jeantje. ae meid, &o t stemmig en zeer het»
jes ,uit. Het beste linnen h zilver was voor den dag
gehaald. Meneer Van Weeren had de gastvrouw bloe
men gezonden, 't Liep alleraardigst
De koffie -met toebehporen gebruikten zij in de
sérre. Hagenaar had op mevrouw Adele blijkbaar een
zeer gunstigen indruk gemaakt. Hij deed wat £rg-
stijf, correct, klein tikje hautain, maar dat beviei me
vrouw wel. Vertelde, dat hij verloofd was, weldra
dacht te trouwen. Verkondigde zoo tusschen 't praten
zeer strenge principes. Zulke menschem vond Adele
voortreffelijk gezelschap voor Hein. In de serre begon
meneer Van Weeren. wiens tijd gepresseerd was, met
verlof van mevrouw over zaken te redeneeren. Mocht
hij even iets aanroeren van de „business"? Zou men
vrouwtje 't heusch niet kwalijk nemen?....
Natuurlijk vond Adele 't best. Luisterde met aan
dacht, Jwnbons in een schaaltje rangschikkend» En
toen kwam 't. Ja waarde heer. Hagenaar, daarover
kan ik werkelijk niet zelfstandig decideeren. Daarin
moet mijn brave Louis gekend worden, 't Is lastig
Die zaak is pressant, want wjj hebben drie aanbie-
„Waard oor. Missdhien door uw gewaad?"
„Ook daardoor".
„Is u de zialeherdar van de meesteres van heit
huis?"
Weer klonken de woorden van den -vreemdeling
als hoon, en als zwiepende geeselsiagen "ontving
de priester ze. Zijn trotsch, geslagen 'geest kron
kelde er zich onder. Hij stiet uit:
„Het is voldoende, dat ik hier gerechtigd! ben
zoo te spreken".
„U bedoelt: u voelt er u toe gerechtigd. Maar
waarop grondt u wel dit recht? De heerlijke die
hier geheel alleen het recht tot spreken heeft, zou
het u namelijk niet toekennen. NooitIVaar
maar uit. Ik weet het'.
„Wat weet gij?"
„Zal ik het u in het gezicht zeggen?"
Jk vroeg, wat gij kunt weten? Gij van mij!"
„Ik weet van u, dat gij een misdaad zoudt be
drijven om over de ziel van deze vrouw macht te
verkrijgen: roof, doodslag, moord. Ik weet van u,
dat ge aan niets anders denkt, voor niets anders
leeft dan voor dit eene: „Hoe krijgt gij macht over
haar?" En ik weet van u, dat gij uw geestelijke ge
lofte duizendmalen hebt gebroken, want gij, de
priester, hebt deze vrouw lief".
Zijn geheim verraden! Overgeleverd aan dezen
gehaten vreemdeling!Zelfs in de biecht had hij
het slechts onvolkomen bekend; .had hij achter om
hulsels de zonde verborgen. Al zijn denken en po
gen gedurende 'de laatste jaren was er op gericht
geweest de waarheid, ook voor zijn eigen oogen, te
verbergen, ook voor zichzelf voor te liegen:
Gij hebt de liefde voor deze vrouw bedwongen,
gij" hebt eiken drang van den mensch in u verstikt
Wat in u gloeit en brandt, wat u drijft en dringt, is
een geheel andere liefde, dan die, welke van de
aarde is. Het is een liefde, die u met deze vrouw
van de aarde ten hemel trekt
Zoo ver had hij het in zijn zelfbegoocheling ge
bracht dat hij het de godheid zou hebben heeten
liegen' indien ze hem zou hebben aangeklaagd-:
I-lVfenals gij zelf een mensch blijft, zoo bleef ook
hert menschelijke, wat gij bezit in u! En nu.
plotselingEen enkel woord van dezen jonge
man had den sluier weggerukt, hem den leugen
tegenover zich zeli doen kennen
Het was hem niet geheel mogelijk een smart-
kreet te verstikken. Als gesteun uit een doodelijk
gewonde ziel kwam het van zijn lippen. Zijn arm
verhief zich, alsof hij den slag, dien zijn ziel ont
IV ,wC rolgBsrn» trachten de sfhtrQ voor q
met Louis tot een goed eind te brengen sis 't Juin,
M««r dst modi dan gauw gebeuren.
Mevrouw Adele ra: rustig te luisteren. Tja, gaf
HendrJc toe, wear wat heesch pratend. U w«et,
hervatte Hagenaar,, morgen heb ik conferentie met
den burgemeester en dien ingenieur uit Haarlem Del
tan tot viij laat in den avond worden Overmorgen
vroeg vertrek ik... Zoudt u met 'mij kunnen meegaan»
naar Amsterdam, vroeg hij erbij, met rustig afgepaste
bewegingen, een nieuwe cigarette uit voor hem staande
luxe doos vattende en het vlammetje wierp zeker,
feestelijk doend schijnsel in de bouillotr. Hein wiens
handen nu beefden keek naar cigarette van Hage
naar. Pntweek blik van gade.
Er was even stilte. Overmorgen Hein kuchte,
streek over z'n ietwat kaal wordenden schedel.
Ja, dat tan, zei hij, 't uiterste doend om stevig
te spreken, dat is uitstekend.
Hagenaar zag wel. dat mevrouw Adele bloedrood
was geworden. Merkte best dat het gejaagde, ontdane
van haar houding... Praatte nog allergenoegelijkst een
half uurtje. Nam toen op de hoffelijkste wijze afscheid.
Tot overmorgenochtend dus. Acht uur. Schikt
u dat. vroeg hij gastheer, in de gang staande, piet
luide stem. Zeker uitstekend, meneer Van Weeren 1
antwoordde Hendrik Groot ik zal|zorgen er te wezen.
De straatdeur viel dicht. En Hagenaar stapte haastig
voort. Denkend: Wjj hebben 'm... Wjj hebben 'm.
Toen het zaakje Hejn al over de vierhonderd had
É^kost. honderd pop, die Hagenaar van hem in
Amsterdam had geleend, voor twee dagen eax waar-ie
geen duit van had teruggezien, de rest door brieven
en een bezoek, waarbij gedreigd werd meer of minder
bedekteljjk op 't onthullen van de finesses der Amster
damsche reis met meneer Van Weeren toen dat
naar de ^jjfhonderd begon te Joopea. had Hein er
genoeg van. Nam hij Jan. den knecht, met wien hij
als knaap gespeeld nad. in het geheim. Dien kon-fie
vertrouwen ten volle. Hagenaar zou weer komen. Was
„court d argent" geljjk steeds. Dan 'zou Hein van hem
af zijn. finaal.
Hagenaar kwam. Jan zat in een kast te luisteren.
Toen begon Hagenaar op zijn sarrend, geaffecteerd
toontje te praten. Over wat er wel gebeuren zou als
Adele 't eens hoorde. Van dat zitten in zekere bar
met nachtstrijkje, van dat autotochtje, dat soupertje...
Hagenaar praatte al maar door. Hein bespiedend,
beloerend, met spottend oog. Hjj had 'm in den vaL..
Zag de twee lapjes van honderd ai komen... Maar Jan,
die zich niet meer houden kon sprong plotseling uit
de kast te voorschijn. Meneer Hendrik had hem ge
zegd. zich kalm te nouden. Wat Hein wilde, dat was:
een getuige hebben, waardoor Hagenaar, maitre chant
teur, kon worden bedwongen. Waar afdreiger bang
voor zoB zjjn. Maar Jan werd 't te bar. bchooier,
schavuit. Ik zal jou Ieer-en, schreeuwde de trouwe
kerel. En hij pakte afdreiger hij de keeL
Vruchteloos trachtte Hendrik hem tot bedaren te
brengen. Groot tumult kwam er. Een oploopje. De
politie kwam er bij te pas. Proces verbaal werd tegen
Jan opgemaakt, 't Werd een vreeslijke herrie in de
kleine provinciestad in dc dooosch uitgestorven buurt,
waar Hein z'n kantoor had. Toen heeft meneer Hendrik
Groot weten gedaan te krijgen, dat de zaak gesust
werd. Dat de commissaris van politie 't maar Hauw-
blauw liet. En Hagenaar was haastig vertrokken.
Scheen geen prijs op verdere ruchtbaarheid te stellen.
Het rechte, de finesses van de zaak zjjn nooit tot
mevrouw Adele doorgedrongen. Maar zjj begrijpt ge
noeg zonder 't naadje van ae kous te weten
En zelfs de sluwste aller diplomaten van oude ot
jongere school zou niet bjj machte zijn om te bereiken,
dat zij mannie, nu nog, zonder welk voorwendesel ook,
alleen op reis zou laten gaan.
MAITRE CORBEUA
--woord er uft. H1T.&. zegt ÉflJ nbg schrik*
S.DA.P.'er. Nu denken de commissieleden terug aad
de Novemberdagen en de een loopt van schrik "weg,
en de ander gaat van de sdyik casr de W.C. Het
- doek valt £inde Ile bedrüf.
Derde en laatste bedrijf: Speelt In de gasfabriek.
Dramatisch personaeDe twee stokers. Zjj staan in
overdenking van hetgeen de Directeur bun heeft me"
degedee'd. Geen stoker nog benoemd, want de conri
missieleden ;ziju pog niet goed beter van de schrik.
Zjj denken dan terug aan de N'ovemKrd^cn, toen
al de vrijzinnigen luid schreeuwden van den 8*
urendag, enz. enz. Nog steeds maar geen uitkomst,
Nog steeds maar die 17 gulden in de week, met aftrek
van pensioen, dat ook f 0.30 in de week bedraagt
Armoede in huis. Dag en nacht werken m ook
Zondag. Nooit een dag vrij en nu een arbeider af
gewezen, omdat hjj streeft naar een betere maat-)
schappjj. Niemand' heeft daar belang bii om zoofa
arbeider af te wijzen, dan de commissieleden.
Dan ten slotte sluiten de stokers zich aan bij de
S.D.A.P. Zjj zien dan pas in. wat of hun belang is,
Doch nu verdwijnen ook die commissieleden met hun
S.D.A.P.'ers schrik. Zjj bouwen dan tezamen een nieu
we maatschappij op. een maatschappij, waar geen
macht maar recht zal heerschen.
U mïjnheer de Rédacteur nogmaals dankend teef
ken ïk.
P. RENOOD.
Winkel, 21 Mei 1918.
Mjjnheer de Redacteur.
Beleefd verzoek ik eenige plaatsruimte in uw voei
gelezen Had, Bjj .voorbaat mitn dank.
Onderstaande regelen zag ik gaarne geplaatst over
hpt ,/Roode Gevaar", door mij voorgesteld als een
tooneelspel. Het tooneelspel is getiteld „Het Roode
Gevaar".. <jramatiselie schets uit het leven als ar?
beider. Het stuk jpeelt in Medemblik.
Eerste bedrijf: Speelt ten huize van den Gasdirect
teur. Dramatische Personae: De Directeur van de
gasfabriek en ik zelf. In een overbevredigde confereta.7
tie \rord ik bijna aangesteld als stoker van die fabriek
wegens goede getuigschriften en kennis. Doch. o wee.
Daar komt ter sprake de politiek. Ik zeg hem dan
ronduit dat ik lid ben van de S.D.A.P. en dat ik
strijd voor een betere maatschappij. ï)e directeur schrikt
zich bjjna dood en blijft verstijfd voor zich staren.
Einde le bedrjjf.
Ile bedrijf: Speelt ten stadhuize. Dramatische per
sonae: De leden van de Gascommissie en de Directeur
van de fabriek. Zjj zullen onderhandelen over het be
noemen van een stoker. De voordrachtlest komt ter
tafel. No. I. P. Renoojj: van goede getuigschriften,
voorzien, en zoo te zien een goed werkman. Is
werkzaam geweest als stoker te Nieuwe Niedorp aan
de gasfabriek. De Directeur geeft uitlegging van het?
geen hjj mij gevraagd heeft. Maar nu moet het hooge
ving, den beleediger in het gelaat wilde terugge
ven. Daar dacht hij aan zijn gewaad, dat hij tel
kens opnieuw weer vergat. Zijn arm zonk als ver
lamd neer. Hij stond onbeweeglijk, met gesloten
oogen, naar adem hijgend.
Vol ontzetting keek de kunstenaar naar den
priester, die voor zijn oogen met een demon wor
stelde. Zoo had hij het zich niet voorgesteld! Niet
van zulk een smart, van zulk een wanhoop ver
vuld. Wat moest deze man geleden hebben! Een
martelaarschap van hartstocht, waarvoor hij, in-
plaats van zalig gesproken, vervloekt werd. Den
jongeling overviel bij dezen "blik in de afgronden der
menschelijke ziel een huivering. Wie wilde den
steen opheffen? De Heiland zou het niet gedaan
hebben; maar de kerk van den Heiland moest bet
doen. Op den priester moest zij den steen werpen,
die zich schuldig maakte aan de doodzonde der ge
dachte^ Zij vervult daardoor slechts haar heilig
ambt.
Met deze erkenning greep Barbaro een onnoeme
lijk medelijden aan. Hij moest zich geweld aan doen,
den door hem doodelijk beleedigde niet om ver
giffenis te smeeken. Dit gevoel werd sterker, toen
hij zich door een stem, die een vreemde scheen toe
te behooren, hoorde vragen:
„Kom met mij naar buiten, jongeman. Ik wil met
u spreken, zooals ik tot nog toe tot geen mensch
sprak. Het zal mijn straf zijn voor de verootmoedi
ging Aio ik mij door u bezorgde. Maar niet hier,
niet ln haar huis zult gij mij aanhooren".
Zonder er zich om te bekommeren of hij hem
volgde, liep pater Paulus de kamer en het huis uit;
den huiveringwekkenden nevelnacht tegemoet 'Bar-
baro volgde hem. Om de hooge gestalte in het don
kere gew'aad in de duisternis niet te verliezen,
moest hij naast hem blij-ven.
Het was een gang van geesten.
Omgeven door de zwarte golven van den nevel
vloed die boven hen samensloot, liepen zij zonder
pad, zonder doel verder en verder. Indfèn een af
grond zich aan hun voeten had geopend, dan waren
zij er ontwijfelbaar in neergestort, of zij konden
hun hoofd tegen een rotswand verpletteren. Geen
van beiden sloeg er acht op. En de priester sprak
tot den jongeling, zooala hij „te voren nog tot geen
mensch had gesproken:
„Het kan goed voor u zijn eens te hooren, welke
machten heerschappij over een ziel kunnen krijgen;
welke diepten zich daarin openen; welke duistarnia-
Trekking van Donderdag 22 Mei,
5e Klasse, 4e Lijst
No. 13211 f 1000.
Nos. 817 1595 elk f 400.
Nos. 5833 13077 20111 elk f 200.
Nos. 894 2273 8187 8771 9449 15928 19381 élk f 100.
Prijzen van f 70.
12 35 97 132 290 409 443
672 738 827 878 897 970 1002
1150 1195 1269 1307 1528 171 71920
2140 2229 2249 2334 2486 2510 2589
2610 2714 2675 2837 2905 3126 3241
3304 3325 3463 3499 3575 4001 4493
4539 4632 4820 4829 4886 5054 5256
5347 5399 5653 5952 6166 6260 6294
6423 6631 6678 6962 7294 7626 7837
7869 7906 7952 8019 8241 8271 8352
8381 8456 8571 8834 8874 8921 8959
8986 9014 9109 9154 9161 9335 9769
10126 10168 10221 10299 10388 10397 10540
10617 10766 10940 11024 11030 11048 11242
11586 11729 11785 11803 11840 11897 11989
11998 12365 12487 12503 12522 12527 12580
12617 12630 12762 12804 12886 12949 13121
13370 13607 13653 13699 14149 14168 14601
14772 15108 15357 15474 15574 15613 15640
15730 15798 15918 15919 15936 15962 16347
16399 16615 16686 16769 16893 17155 17255
17442 17520 17663 17990 18014 18143 18190
18325 18335 18341 18407 18444 18477 18486
18670 18712 19260 20454 20505 20690 20990
KIBBELENDE OUDERS.
De redactie van „Het Kind" is -voor eenigen tijd
een aardige enquête begonnen over het kibbelen
door kinderen in het hulsgezin. We namen er voor
eenigen tijd al iets van over. In het laatste nummér
schrijft iemand: „Mijn zusje en ik 'kibbelden -vaak;
vooral in moeders tegenwoordigheid. Het duurde
echter geen twee minuten of we babbelden weer
met elkaar als de 'beste maatjes.
„Toen ik ouder geworden was en over de kwaal
van het kibbelen dikwijls had nagedacht, bleek mij
w i e de oorzaak daarvan was. Ze bestond mL in de
toegevendheid mijner moeder en de zucht van mijn
zusje om in alles haar zdn te verkrijgen.
„Moeder, die het druk met haar zaken, wijl wij
vroeg onzen vader hadden verloren, moest ons vaak
aan ons lot overlaten. Kwam mijn, zusje bij moeder
zeuren om iets, dan kreeg ze meestal haar zin.
„Was moeder in onze omgeving en deed ik niet,
wat mijn zusje wenschte, dan ontstond er gekib-
beL Direct kwam moeder daartuSschen en 1 k, die
drie jaar ouder was dan mijn zusje, moest, volgens
moeders zeggen, de wijste wezen en toegeven.
„De jongste maakte hiervan natuurlijk dikwijls
misbruik.
,,'k Geloof dus vast, dat veelal de 'ouders, om
welke reden dan ook, zelf de schuld zijn van het
onophoudelijk gekibbel hunner kinderen".
Maar veel ernstiger is hetgeen een ander schrijft.
Het luidt woordelijk:
„Zoo nu en dan, in de reeds verschenen beschour
wingen, wordt gewag gemaakt van het wel-har-
monieeren der ouders. En ik heb letterlijk al dien
tijd zitten springen, of dan niemand zou wij
zen naar dit mijns inziens allesoverheerschende: het
al of niet harmonieeren der ouders.
„Ik heb niet eerder mijn eigen ervaringen willen
verraden, omdat men liefst nieit zóó maar raakt aan
zijn eigen bitterste wonden. Doch nu een ander het
niet zegt, nu wil ik U zeggen:
„In ons gezin, waar vader, móéder, grootmoeder in
sen ze vervullen. De elementen der natuur zijn
daartegenover zachte geesten; de afgronden der
Alpen en deze duisternissen gevaarloos in vergelij
king met hetgeen wij in ons dragen; in ons ver
bergen en begraven; totdat ook voor ons het uur
slaat, waarop het in onze ziel opstaat en uit ons
te voorschijn treedt, zooals gij in dit uur bij mij
beleeftGij hoort mij toch?"
„Spreek! Spreek!"
„Ook gij weet niet, wat niemand hier weet, dat
ik baar, aan wie de menschen een koningsnaam
gaven, sedert mijn vroegste kindsheid ken. Df heeft
zij het u verraden?"
„Neensedert haar eerste kindsheid kent U
haar?"
„Heb ik haar lief.
„Gij hebt den ring aan haar band gezien?"
„Hij is van ui"
„Werd haar door mij met een heiligen eéd ge
geven. Heilig, ofschoon ik destijds nog een onweten
de jongen was".
„Gij braakt uw eed?"
„Ja, ja!"
„Waarom?"
„Dat vraag ik mijzelf sedert het oogenblik waar
op ik het deed; zoo zal ik mij afvragen tot aan
mijn laatste uur:
„Waarom? Waarom?"
Toonloos kwam het van de lippen van den Jon
geman: „Zij draagt uw ring nog; zal uw ring tot aan
haar laatste uur dragen".
„De trouw, die ik tegenover haar verbrak, hield
rijBegrijpt gij nu? Begrijpt gij?"
„Ik begrijp haar. Maar u begrijp ik niet. Wat wilt
gij nog steeds van baar? Waarom verandert gij baar
liefde voor u in baat!"
„In baat? Zij (haat miji"
„Ziet gij dat niet, voelt gij het niet?"
„En gij voelt het!"
Inplaats van te antwoorden herbaalde hij de
vraag: „Wat wilt gij nog steeds van baar? Zij
maakte zich vrij van u. Laat haar dan vrij blijVen.'
De priester was blijven staan. Hij bracht zijn
doodsbleek, door de macht zijner gevoelens verwron
gen gelaat, dicht bij den Venetiaan, zoodat deze als
voor iets huiveringwekkends terugweek; fluisterde
met schorre stem:
„En gij voelt, dat Judith Platter mij baatVoelt
gij misschien ook, dat gij door Judith Platter wordt
bemind?AntwoordGij zult mij antwoorden!"