TWEE MENSCHEN. Zaterdag 24 Nel 1919. 62sle Jaargang Mo. 6418. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal. FEUILLETON. Ingezonden Stukken. Staatsloterij. Binnenlandsch Nieuws. „O!" aDE REIS". J«wel. dat kunJe denken. Dot kun-je begrijpen, 'riep en hij verslikte zich haast m zijrn biertje by.de gedachte, dat Hendrik... Stel je voor, dat Hein Groot voor een dag of drie, vier alleen naar Amsterdam zou mogen trekken. E** kriJS je gedaan, dat Clemenceau met Von Hohenzoliem samen genoegethk uit' visschen gaan. Neen. dan ken je Adeie niet. Een beste,, brave vrouw Daarvan piet. Jioorl Alle respect. En zij kookt lijm. Ze kan een schelvischie klaar maken, en een soepje en een puddinkje.... Maar mannie toestaan in zijn eentje er op uit te trekken... ho maar., Gerrit kon 't weten. Hij was een neef van Hendrik Groot Wist olies in de fijnste bijzonderheden. Eens was t gebeurd dot ze samen hij en Hendrik een' tochtje naar Utrecht zouden maken. Neef had hem ingefluisterd- Houd je nu taai. kereltje. Van Utrecht naar GrooL Mokum is eeft kort eindje. Als je er maar eenmaal uit bent De rest komt wel terecht Maar mevrouw Adele scheen jnet fijruintuitieven speurzin het op" zet te ruiken^ Zij had vermoedelijk nog maar een vaag wantrouwen. Toen neef Gerrit s middags bij hen at en men tot het dessert was genaderd, zei hij, zoo langs z'n neus weg: Zeg Heintje, wanneer moetan wij nu die monsters tpj Du ring gaan bekijken?.... Je wacht, 't is zaak om T niet ai te lang mee te wachten. Zuilen wij zeggen!: Overmorgen? Hendrik was tikje bleek en beverig geworden. Wat Adele natuurlijk dadelijk opviel. Zij wachtte zwijgend 't verder verloop van de afspraak. Dat 's goed. Dat 's best stemde meneer Groot in. met schorrige stem pratend. Gade aankijken durf de hij niet. Een klein poosje hoorde men slechts .het tikkelen van de lepeltjes op pudding_bordjes. Toen zei mevrouw Adele. kwasillieverig, en zoetig; Motje op reis, man? Gerrit observeerde heel strak z'n dessortbord. Op reis, op reis, antwoordde Hein, eventjes naar Utrecht, Om bij During monstert te bekijken. Een uurtje of wat. Niet de moeite waard. Kan de reiziger dan niet bij je komen, zooels altijd? Neen. zei brave Hendrik, en hij werd rooct, want braaf schuchtere echtgenoot kon nu eenmaal niet liegen. Neen. in dit geval niet. Wjj moeten trouwens met During allerlei dingen bespreken. In een uur tjjd doe je meer af al pratend aan in een week met brieven_geschrijf. Zoo, zei mevrouw. Neen, dan fe 't beter, dat jelui er heen gaat. Veel beter. En tegelijkwierp zij scherp oogje op echtgenoot Merkte .dat Hendrik's gelaat een blijjoniniee uitdruk king kreeg. Neef Gerrit s gezicht blééf strak als ijzer. Over het ütrechtsche plan werd niet meer gerept .aan den disch Maar dien avond toen ze samen een steentje legden aan stamtafel, was Hein in de wolken, 't Liep su bliem, Gerrit ontwierp een prachtig programma. Lek ker eten. een strijkje, hier en daar een kijkje nememf de blommetjes eens "buiten zetten. Hein moest flat nu maar aan hem overlaten. Hein was in z'n jonge Jaren bediende geweest op een Amsterdamsche kantoor. De jongen uit provincje.stad had vage. flauwe herinn^ ring aan pretavondjes. toen doorgemaakt. Maar vader Groot vond 't beter, dat Hendrik in de kalmte en solide orde van provinciestadje terugkeerde. Adele de Wijs. stevig pienter meisje, niet ongetortuneerd e>n met een paar erfenisjes in het verschiet, werd voor volg- zamen jonkman bestemd. Adele was niet snauwerig- of bazig van doen. Zij regeerde Hendrik piet vaste hand, zonder moeite. Zoo dra zjj tikje gevaar zag naderen... beseffend, dat nu en dan iets van den joligen Adam uit GrooLMokumsche jeugddagen bij ma unie opleefde, was ze erbij. Eu hij onderwierp zich. Liet zich regeeren. Voelde zich niet ongelukkig zuchtte soms wat weemoedig Schikte zich in het leventje van pantoffelheld met. vriendelijke, maar soms.onvermurwbare gade, die de leidsels In -handen hield... Ze hadden afgesproken Hein m neef Gerrit dat zij elkaar dien ochtend precies acht uur aan het station zouden ontmoeten. Voor den tocht naar Utrecht, die zich tot Amsterdam zou uitstrekken. Gerrit stond op de uitkijk, nog altijd met zekeren twijJel aan de mogelijkheid, dat Adele mannie zou NAAR HET DUITSüH VAN RICHARD VOSZ. S4. In dezen nevelnacht den weg naar boven te vin den, was echter zelfs aan den Mozeswil van dezen man onmogelijk. Uren Lang stapte en tastte hij langs de wanden, om aan de plaats te kömen, waar het Pad omhoog begon. Als ingemuurd door de nevelen dwaalde bij door de lichtlooze ruimte; als omsloten door een kerker, waaruit geen ontkomen was. Hij zocht, totdat hij geheel afgemat was. Door toeval hij bij de hoeve terug. 4 <NU wachtten de twee samen op den terugkeer van ter ugkeerd0WaC011 bericht, dat zij niet Onbeweeglijk het zware, zwarte -wolkendek! De wachtenden hadden een gewaarwording, alsof zij een hamer moeeten nemen, om het spook achtige gewelf te doen breken, om zich te bevrij den uit de gevangenis en zich naar het daglicht door te werken. Zij zaten in de kamer van Judith de verstomde vogels van Juditb, tegenover el kaar en zwegen ook; luisterden naar de levenlooze ril He, staaidén naar buiten op den spookachtigen nevelmuur: of 'die nog altijd niet wankelde en week? Het was de hoogeerwaarde, die het eerst den van het zwijgen niet langer verdroeg, en dien v&n zich moest werpen. Van tijd tot tijd was hij opgesprongen, naar het raam gesneld of naar bui- Nu wendde hij Zich tot den kunstenaar en riep hem toe; ."Luisterl Wat gaat het u aan, jongeman? -Hoe *omt g© aan deze onrust? Wat hebt ge te wachten? Met welk gezicht. Ik wil uw gezicht hierboven niet o^r zien! wilt nletT" .»Daar komt gij, die hier -boven niets te zoeken uebt; begeeft u in gevaar; laat u door baar redden, en meent nu een recht te hebben. Een recht waar- °P? Dat rij u duldt in haar huis? Nu is het daarmee I^Mijn geduld is ten eindeGij verstaat mij u meester in dit huis, dat u meent bet recht hebben er mij uit te wijzen?" kik heb een recht zoo te spraken". Kfcfafrg tdrt nu» fcwwmwj se met flfr Hein en vrouwtje Gerrit stond pet Nicht was heel vrooig*. 't Kwam juist zoo aardig utt set tt moet i°°k Utrecht rijuTm dan he£ ik tante Kaatje in zoolang met gezien.. Ik zeg os'«ra vond tege^dein; Weet Je wat - ik ga °iet, de taartjes aanloopen. Zijn ge zicht stond heel strak. Maar vrouwtje was buit, n re- woon woolpjk. En telkens keek zij neef Gerrit aan tuT!elin^ haar °°geu. Nu was zii er zeker van. dat het Ütrechtsche reisje langer zou hebben geduurd dan voor de zaken noodig was. En van diep ochtend af begreep Gerrit. dat 't leis voor menschelijke kracht of Jisten onbereikbaars was om Hem ook maar voor een uur aan de tucht van stevige gade le ontrukken... P'en ftv°hd toen zij dan weer over zoo'n reis- zatea te redeneeren. verslikte - weten wij - neef Gerrit zich haast In z'n biertje, over het dolzimi iugjantastische van het denkbeeld. Zij zaten met hun vijven. De vijfde, nieuwe man f „VM was„6en kennis van Steven Rijks een' aüerhoffehjkste Hagenaar, met wat geaffecteerde ma nier van spreken, maar overigens een zeer-innemeinde hguur. Spraakzaam geestig, blijkbaar iemand uit zeer beschaafd milieu. Zij waren in een gemoedelijk ver- trouweiyke stemming gekomen. En Hein had er hee- iemaai geen bezwaar tegen, dat Hagenaar hoorde van zn misera met mevrouw Adele's koppigheid. Praat pr toch niet vérder over, zei neef Gerrit voor de zooveelste maal, alkx, wie van de heeren heeft dubbeljZes^.. Dubbel-vijf Maar de nieuwe clubr 8®noot legde z n steenen neer - Maar dat 's toch ai te gek. zei hm zulke' gei valletjes komen dagelijks voot Daar ia toch wel een mouw aan te piassen. Meneer Hein schudde met mistroostig, weemoedig glimlachje 't hoofd. Hij had geleerd te berusten. zou hij niet zoo optimistisch zijn. Maar Hagenaar scheen z'n aandacht piet bjj het kruisje te kunnen bepalen. Haalde dan ook egn streep. En toen 't $pel jxit was, vroeg bij wat de heeren ge bruiken zouden. Verzocht even attentie. Bood bjj voor baat excuses aan, dat hij nieuweling zich zoo dadelijk bemoeide metiets yan eenigszins intiemen aard. Maar hij had zulke dingen bij kennissen yam 'm zoo raak hjj de hand gehad, Hagenaar was een ge boren causeur. Hij babbelde alleraardigst. Vertelde een paar oerjeuke moppen uit eigen rijke ervaring. Kwam eindelijk met z'n plan. Een nieuw rondje was nu door meneer Heridrik aangeboden. Zelfs neef Gerrit luisterde nu. Hij bleef sceptisch. Maar gaf hij toe typisch gevonden was 't Hein moest zich nu taai. extra stevig houden. Hagenaar zou poseeren voor broeder van een der groots Amsterdamsche klanten van de zaak iemand, dien zjj tevriend moeste^ hou den. Hagenaar was juist de deftige figuur om te spelen voor een broer van niemand minder dan de rjjke Van Weerên, uit Amsterdam. Je bent geknipt voor zoo'n ral, meneer, riep Gerrit hem toe. Atyn voegde hij erbij 't is te pro. beeren. Als dat mislukt, .geef dan maar alle hoop om er in Je eentje uit te komen voor goed op Heutje..j Maar Hagenaar was zeker van oen uitslag Gerrit ^at hem eens met aandacht te obsepeeren. En er was iets In het praten in het kijken, zich bewegen, 't heela doel van Hagenaar, dat nem niet sympathiek -was. Maar Gerrit zette dat gevoel van zich af, Er was geen reden voor. De man deed 't enkel en alleeü om Hein te gerieven. Blijkbaar een goeie vent, een gemoedelijke kerel. En het plan van Hagenaar werd ten uitvoer gebracht. Een paar dagen later kreeg mevr. Adele telefoontje van kantoor. Hein vertelde haar niet zonder emotie, dat eigen broer van meneer Van Weeren, ze wist wel, van de Prins Hendrikkade in Amsterdam... Jawel. Precies, dezelfde, waar ze verleden jaar over de vier aan hadden verdiénd, nou, dat die morgen bij hem kwam eten. 't Moest in orde zijn. he. Dat was vrouwtje toch eens?... Adele gaf 't grif toe. Zorgde voor een keurig dü nertje. Jeantje. ae meid, &o t stemmig en zeer het» jes ,uit. Het beste linnen h zilver was voor den dag gehaald. Meneer Van Weeren had de gastvrouw bloe men gezonden, 't Liep alleraardigst De koffie -met toebehporen gebruikten zij in de sérre. Hagenaar had op mevrouw Adele blijkbaar een zeer gunstigen indruk gemaakt. Hij deed wat £rg- stijf, correct, klein tikje hautain, maar dat beviei me vrouw wel. Vertelde, dat hij verloofd was, weldra dacht te trouwen. Verkondigde zoo tusschen 't praten zeer strenge principes. Zulke menschem vond Adele voortreffelijk gezelschap voor Hein. In de serre begon meneer Van Weeren. wiens tijd gepresseerd was, met verlof van mevrouw over zaken te redeneeren. Mocht hij even iets aanroeren van de „business"? Zou men vrouwtje 't heusch niet kwalijk nemen?.... Natuurlijk vond Adele 't best. Luisterde met aan dacht, Jwnbons in een schaaltje rangschikkend» En toen kwam 't. Ja waarde heer. Hagenaar, daarover kan ik werkelijk niet zelfstandig decideeren. Daarin moet mijn brave Louis gekend worden, 't Is lastig Die zaak is pressant, want wjj hebben drie aanbie- „Waard oor. Missdhien door uw gewaad?" „Ook daardoor". „Is u de zialeherdar van de meesteres van heit huis?" Weer klonken de woorden van den -vreemdeling als hoon, en als zwiepende geeselsiagen "ontving de priester ze. Zijn trotsch, geslagen 'geest kron kelde er zich onder. Hij stiet uit: „Het is voldoende, dat ik hier gerechtigd! ben zoo te spreken". „U bedoelt: u voelt er u toe gerechtigd. Maar waarop grondt u wel dit recht? De heerlijke die hier geheel alleen het recht tot spreken heeft, zou het u namelijk niet toekennen. NooitIVaar maar uit. Ik weet het'. „Wat weet gij?" „Zal ik het u in het gezicht zeggen?" Jk vroeg, wat gij kunt weten? Gij van mij!" „Ik weet van u, dat gij een misdaad zoudt be drijven om over de ziel van deze vrouw macht te verkrijgen: roof, doodslag, moord. Ik weet van u, dat ge aan niets anders denkt, voor niets anders leeft dan voor dit eene: „Hoe krijgt gij macht over haar?" En ik weet van u, dat gij uw geestelijke ge lofte duizendmalen hebt gebroken, want gij, de priester, hebt deze vrouw lief". Zijn geheim verraden! Overgeleverd aan dezen gehaten vreemdeling!Zelfs in de biecht had hij het slechts onvolkomen bekend; .had hij achter om hulsels de zonde verborgen. Al zijn denken en po gen gedurende 'de laatste jaren was er op gericht geweest de waarheid, ook voor zijn eigen oogen, te verbergen, ook voor zichzelf voor te liegen: Gij hebt de liefde voor deze vrouw bedwongen, gij" hebt eiken drang van den mensch in u verstikt Wat in u gloeit en brandt, wat u drijft en dringt, is een geheel andere liefde, dan die, welke van de aarde is. Het is een liefde, die u met deze vrouw van de aarde ten hemel trekt Zoo ver had hij het in zijn zelfbegoocheling ge bracht dat hij het de godheid zou hebben heeten liegen' indien ze hem zou hebben aangeklaagd-: I-lVfenals gij zelf een mensch blijft, zoo bleef ook hert menschelijke, wat gij bezit in u! En nu. plotselingEen enkel woord van dezen jonge man had den sluier weggerukt, hem den leugen tegenover zich zeli doen kennen Het was hem niet geheel mogelijk een smart- kreet te verstikken. Als gesteun uit een doodelijk gewonde ziel kwam het van zijn lippen. Zijn arm verhief zich, alsof hij den slag, dien zijn ziel ont IV ,wC rolgBsrn» trachten de sfhtrQ voor q met Louis tot een goed eind te brengen sis 't Juin, M««r dst modi dan gauw gebeuren. Mevrouw Adele ra: rustig te luisteren. Tja, gaf HendrJc toe, wear wat heesch pratend. U w«et, hervatte Hagenaar,, morgen heb ik conferentie met den burgemeester en dien ingenieur uit Haarlem Del tan tot viij laat in den avond worden Overmorgen vroeg vertrek ik... Zoudt u met 'mij kunnen meegaan» naar Amsterdam, vroeg hij erbij, met rustig afgepaste bewegingen, een nieuwe cigarette uit voor hem staande luxe doos vattende en het vlammetje wierp zeker, feestelijk doend schijnsel in de bouillotr. Hein wiens handen nu beefden keek naar cigarette van Hage naar. Pntweek blik van gade. Er was even stilte. Overmorgen Hein kuchte, streek over z'n ietwat kaal wordenden schedel. Ja, dat tan, zei hij, 't uiterste doend om stevig te spreken, dat is uitstekend. Hagenaar zag wel. dat mevrouw Adele bloedrood was geworden. Merkte best dat het gejaagde, ontdane van haar houding... Praatte nog allergenoegelijkst een half uurtje. Nam toen op de hoffelijkste wijze afscheid. Tot overmorgenochtend dus. Acht uur. Schikt u dat. vroeg hij gastheer, in de gang staande, piet luide stem. Zeker uitstekend, meneer Van Weeren 1 antwoordde Hendrik Groot ik zal|zorgen er te wezen. De straatdeur viel dicht. En Hagenaar stapte haastig voort. Denkend: Wjj hebben 'm... Wjj hebben 'm. Toen het zaakje Hejn al over de vierhonderd had É^kost. honderd pop, die Hagenaar van hem in Amsterdam had geleend, voor twee dagen eax waar-ie geen duit van had teruggezien, de rest door brieven en een bezoek, waarbij gedreigd werd meer of minder bedekteljjk op 't onthullen van de finesses der Amster damsche reis met meneer Van Weeren toen dat naar de ^jjfhonderd begon te Joopea. had Hein er genoeg van. Nam hij Jan. den knecht, met wien hij als knaap gespeeld nad. in het geheim. Dien kon-fie vertrouwen ten volle. Hagenaar zou weer komen. Was „court d argent" geljjk steeds. Dan 'zou Hein van hem af zijn. finaal. Hagenaar kwam. Jan zat in een kast te luisteren. Toen begon Hagenaar op zijn sarrend, geaffecteerd toontje te praten. Over wat er wel gebeuren zou als Adele 't eens hoorde. Van dat zitten in zekere bar met nachtstrijkje, van dat autotochtje, dat soupertje... Hagenaar praatte al maar door. Hein bespiedend, beloerend, met spottend oog. Hjj had 'm in den vaL.. Zag de twee lapjes van honderd ai komen... Maar Jan, die zich niet meer houden kon sprong plotseling uit de kast te voorschijn. Meneer Hendrik had hem ge zegd. zich kalm te nouden. Wat Hein wilde, dat was: een getuige hebben, waardoor Hagenaar, maitre chant teur, kon worden bedwongen. Waar afdreiger bang voor zoB zjjn. Maar Jan werd 't te bar. bchooier, schavuit. Ik zal jou Ieer-en, schreeuwde de trouwe kerel. En hij pakte afdreiger hij de keeL Vruchteloos trachtte Hendrik hem tot bedaren te brengen. Groot tumult kwam er. Een oploopje. De politie kwam er bij te pas. Proces verbaal werd tegen Jan opgemaakt, 't Werd een vreeslijke herrie in de kleine provinciestad in dc dooosch uitgestorven buurt, waar Hein z'n kantoor had. Toen heeft meneer Hendrik Groot weten gedaan te krijgen, dat de zaak gesust werd. Dat de commissaris van politie 't maar Hauw- blauw liet. En Hagenaar was haastig vertrokken. Scheen geen prijs op verdere ruchtbaarheid te stellen. Het rechte, de finesses van de zaak zjjn nooit tot mevrouw Adele doorgedrongen. Maar zjj begrijpt ge noeg zonder 't naadje van ae kous te weten En zelfs de sluwste aller diplomaten van oude ot jongere school zou niet bjj machte zijn om te bereiken, dat zij mannie, nu nog, zonder welk voorwendesel ook, alleen op reis zou laten gaan. MAITRE CORBEUA --woord er uft. H1T.&. zegt ÉflJ nbg schrik* S.DA.P.'er. Nu denken de commissieleden terug aad de Novemberdagen en de een loopt van schrik "weg, en de ander gaat van de sdyik casr de W.C. Het - doek valt £inde Ile bedrüf. Derde en laatste bedrijf: Speelt In de gasfabriek. Dramatisch personaeDe twee stokers. Zjj staan in overdenking van hetgeen de Directeur bun heeft me" degedee'd. Geen stoker nog benoemd, want de conri missieleden ;ziju pog niet goed beter van de schrik. Zjj denken dan terug aan de N'ovemKrd^cn, toen al de vrijzinnigen luid schreeuwden van den 8* urendag, enz. enz. Nog steeds maar geen uitkomst, Nog steeds maar die 17 gulden in de week, met aftrek van pensioen, dat ook f 0.30 in de week bedraagt Armoede in huis. Dag en nacht werken m ook Zondag. Nooit een dag vrij en nu een arbeider af gewezen, omdat hjj streeft naar een betere maat-) schappjj. Niemand' heeft daar belang bii om zoofa arbeider af te wijzen, dan de commissieleden. Dan ten slotte sluiten de stokers zich aan bij de S.D.A.P. Zjj zien dan pas in. wat of hun belang is, Doch nu verdwijnen ook die commissieleden met hun S.D.A.P.'ers schrik. Zjj bouwen dan tezamen een nieu we maatschappij op. een maatschappij, waar geen macht maar recht zal heerschen. U mïjnheer de Rédacteur nogmaals dankend teef ken ïk. P. RENOOD. Winkel, 21 Mei 1918. Mjjnheer de Redacteur. Beleefd verzoek ik eenige plaatsruimte in uw voei gelezen Had, Bjj .voorbaat mitn dank. Onderstaande regelen zag ik gaarne geplaatst over hpt ,/Roode Gevaar", door mij voorgesteld als een tooneelspel. Het tooneelspel is getiteld „Het Roode Gevaar".. <jramatiselie schets uit het leven als ar? beider. Het stuk jpeelt in Medemblik. Eerste bedrijf: Speelt ten huize van den Gasdirect teur. Dramatische Personae: De Directeur van de gasfabriek en ik zelf. In een overbevredigde confereta.7 tie \rord ik bijna aangesteld als stoker van die fabriek wegens goede getuigschriften en kennis. Doch. o wee. Daar komt ter sprake de politiek. Ik zeg hem dan ronduit dat ik lid ben van de S.D.A.P. en dat ik strijd voor een betere maatschappij. ï)e directeur schrikt zich bjjna dood en blijft verstijfd voor zich staren. Einde le bedrjjf. Ile bedrijf: Speelt ten stadhuize. Dramatische per sonae: De leden van de Gascommissie en de Directeur van de fabriek. Zjj zullen onderhandelen over het be noemen van een stoker. De voordrachtlest komt ter tafel. No. I. P. Renoojj: van goede getuigschriften, voorzien, en zoo te zien een goed werkman. Is werkzaam geweest als stoker te Nieuwe Niedorp aan de gasfabriek. De Directeur geeft uitlegging van het? geen hjj mij gevraagd heeft. Maar nu moet het hooge ving, den beleediger in het gelaat wilde terugge ven. Daar dacht hij aan zijn gewaad, dat hij tel kens opnieuw weer vergat. Zijn arm zonk als ver lamd neer. Hij stond onbeweeglijk, met gesloten oogen, naar adem hijgend. Vol ontzetting keek de kunstenaar naar den priester, die voor zijn oogen met een demon wor stelde. Zoo had hij het zich niet voorgesteld! Niet van zulk een smart, van zulk een wanhoop ver vuld. Wat moest deze man geleden hebben! Een martelaarschap van hartstocht, waarvoor hij, in- plaats van zalig gesproken, vervloekt werd. Den jongeling overviel bij dezen "blik in de afgronden der menschelijke ziel een huivering. Wie wilde den steen opheffen? De Heiland zou het niet gedaan hebben; maar de kerk van den Heiland moest bet doen. Op den priester moest zij den steen werpen, die zich schuldig maakte aan de doodzonde der ge dachte^ Zij vervult daardoor slechts haar heilig ambt. Met deze erkenning greep Barbaro een onnoeme lijk medelijden aan. Hij moest zich geweld aan doen, den door hem doodelijk beleedigde niet om ver giffenis te smeeken. Dit gevoel werd sterker, toen hij zich door een stem, die een vreemde scheen toe te behooren, hoorde vragen: „Kom met mij naar buiten, jongeman. Ik wil met u spreken, zooals ik tot nog toe tot geen mensch sprak. Het zal mijn straf zijn voor de verootmoedi ging Aio ik mij door u bezorgde. Maar niet hier, niet ln haar huis zult gij mij aanhooren". Zonder er zich om te bekommeren of hij hem volgde, liep pater Paulus de kamer en het huis uit; den huiveringwekkenden nevelnacht tegemoet 'Bar- baro volgde hem. Om de hooge gestalte in het don kere gew'aad in de duisternis niet te verliezen, moest hij naast hem blij-ven. Het was een gang van geesten. Omgeven door de zwarte golven van den nevel vloed die boven hen samensloot, liepen zij zonder pad, zonder doel verder en verder. Indfèn een af grond zich aan hun voeten had geopend, dan waren zij er ontwijfelbaar in neergestort, of zij konden hun hoofd tegen een rotswand verpletteren. Geen van beiden sloeg er acht op. En de priester sprak tot den jongeling, zooala hij „te voren nog tot geen mensch had gesproken: „Het kan goed voor u zijn eens te hooren, welke machten heerschappij over een ziel kunnen krijgen; welke diepten zich daarin openen; welke duistarnia- Trekking van Donderdag 22 Mei, 5e Klasse, 4e Lijst No. 13211 f 1000. Nos. 817 1595 elk f 400. Nos. 5833 13077 20111 elk f 200. Nos. 894 2273 8187 8771 9449 15928 19381 élk f 100. Prijzen van f 70. 12 35 97 132 290 409 443 672 738 827 878 897 970 1002 1150 1195 1269 1307 1528 171 71920 2140 2229 2249 2334 2486 2510 2589 2610 2714 2675 2837 2905 3126 3241 3304 3325 3463 3499 3575 4001 4493 4539 4632 4820 4829 4886 5054 5256 5347 5399 5653 5952 6166 6260 6294 6423 6631 6678 6962 7294 7626 7837 7869 7906 7952 8019 8241 8271 8352 8381 8456 8571 8834 8874 8921 8959 8986 9014 9109 9154 9161 9335 9769 10126 10168 10221 10299 10388 10397 10540 10617 10766 10940 11024 11030 11048 11242 11586 11729 11785 11803 11840 11897 11989 11998 12365 12487 12503 12522 12527 12580 12617 12630 12762 12804 12886 12949 13121 13370 13607 13653 13699 14149 14168 14601 14772 15108 15357 15474 15574 15613 15640 15730 15798 15918 15919 15936 15962 16347 16399 16615 16686 16769 16893 17155 17255 17442 17520 17663 17990 18014 18143 18190 18325 18335 18341 18407 18444 18477 18486 18670 18712 19260 20454 20505 20690 20990 KIBBELENDE OUDERS. De redactie van „Het Kind" is -voor eenigen tijd een aardige enquête begonnen over het kibbelen door kinderen in het hulsgezin. We namen er voor eenigen tijd al iets van over. In het laatste nummér schrijft iemand: „Mijn zusje en ik 'kibbelden -vaak; vooral in moeders tegenwoordigheid. Het duurde echter geen twee minuten of we babbelden weer met elkaar als de 'beste maatjes. „Toen ik ouder geworden was en over de kwaal van het kibbelen dikwijls had nagedacht, bleek mij w i e de oorzaak daarvan was. Ze bestond mL in de toegevendheid mijner moeder en de zucht van mijn zusje om in alles haar zdn te verkrijgen. „Moeder, die het druk met haar zaken, wijl wij vroeg onzen vader hadden verloren, moest ons vaak aan ons lot overlaten. Kwam mijn, zusje bij moeder zeuren om iets, dan kreeg ze meestal haar zin. „Was moeder in onze omgeving en deed ik niet, wat mijn zusje wenschte, dan ontstond er gekib- beL Direct kwam moeder daartuSschen en 1 k, die drie jaar ouder was dan mijn zusje, moest, volgens moeders zeggen, de wijste wezen en toegeven. „De jongste maakte hiervan natuurlijk dikwijls misbruik. ,,'k Geloof dus vast, dat veelal de 'ouders, om welke reden dan ook, zelf de schuld zijn van het onophoudelijk gekibbel hunner kinderen". Maar veel ernstiger is hetgeen een ander schrijft. Het luidt woordelijk: „Zoo nu en dan, in de reeds verschenen beschour wingen, wordt gewag gemaakt van het wel-har- monieeren der ouders. En ik heb letterlijk al dien tijd zitten springen, of dan niemand zou wij zen naar dit mijns inziens allesoverheerschende: het al of niet harmonieeren der ouders. „Ik heb niet eerder mijn eigen ervaringen willen verraden, omdat men liefst nieit zóó maar raakt aan zijn eigen bitterste wonden. Doch nu een ander het niet zegt, nu wil ik U zeggen: „In ons gezin, waar vader, móéder, grootmoeder in sen ze vervullen. De elementen der natuur zijn daartegenover zachte geesten; de afgronden der Alpen en deze duisternissen gevaarloos in vergelij king met hetgeen wij in ons dragen; in ons ver bergen en begraven; totdat ook voor ons het uur slaat, waarop het in onze ziel opstaat en uit ons te voorschijn treedt, zooals gij in dit uur bij mij beleeftGij hoort mij toch?" „Spreek! Spreek!" „Ook gij weet niet, wat niemand hier weet, dat ik baar, aan wie de menschen een koningsnaam gaven, sedert mijn vroegste kindsheid ken. Df heeft zij het u verraden?" „Neensedert haar eerste kindsheid kent U haar?" „Heb ik haar lief. „Gij hebt den ring aan haar band gezien?" „Hij is van ui" „Werd haar door mij met een heiligen eéd ge geven. Heilig, ofschoon ik destijds nog een onweten de jongen was". „Gij braakt uw eed?" „Ja, ja!" „Waarom?" „Dat vraag ik mijzelf sedert het oogenblik waar op ik het deed; zoo zal ik mij afvragen tot aan mijn laatste uur: „Waarom? Waarom?" Toonloos kwam het van de lippen van den Jon geman: „Zij draagt uw ring nog; zal uw ring tot aan haar laatste uur dragen". „De trouw, die ik tegenover haar verbrak, hield rijBegrijpt gij nu? Begrijpt gij?" „Ik begrijp haar. Maar u begrijp ik niet. Wat wilt gij nog steeds van baar? Waarom verandert gij baar liefde voor u in baat!" „In baat? Zij (haat miji" „Ziet gij dat niet, voelt gij het niet?" „En gij voelt het!" Inplaats van te antwoorden herbaalde hij de vraag: „Wat wilt gij nog steeds van baar? Zij maakte zich vrij van u. Laat haar dan vrij blijVen.' De priester was blijven staan. Hij bracht zijn doodsbleek, door de macht zijner gevoelens verwron gen gelaat, dicht bij den Venetiaan, zoodat deze als voor iets huiveringwekkends terugweek; fluisterde met schorre stem: „En gij voelt, dat Judith Platter mij baatVoelt gij misschien ook, dat gij door Judith Platter wordt bemind?AntwoordGij zult mij antwoorden!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 5