Uit het Hart van Holland.
De dingen om ons heen.
HET ONBEREIKBARE.
Zaterriaq 23 Augnstas 1919.
62ste Jaargang No. 6469.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Schetsen uit de Rechtzaal.
derd^SmWn -tv?.,t,eclraf: ruim kon- 1de verwezenlijking -van bet Kienth&ler of Erftrrter tot onteigening van de mijnen. De kolenbaronnen
Keld. ia noodde- e*7?IL E4* of Berner of Leedaer programma heil te verwacb- moeten verdwijnen. Eik. een. en dus ook een mijn-
.'eawcorcV-- s->Jwu°°r "rolksverte- jen is, nu ja, die weten meestal— wat rij wil- werker, kreeg uit die honderdmaal herhaalde strljd-
de v!nuD aangezien 'en, maar het volk, dat ten slotte het program in kreet den indruk, dat de kolenmijnen in het eigen
en tKl^iïSK^ W ^rbeel<? F?* geyT d*ton sal omzetten, weet dit ni^ Daarom
v^. -w» d p moet laten wach-1 moeten de leiders zulk een program vertalen in
aat oe blaat dat go.d opneemteen leuze, die Wj hun massa pakt.
1. peldsdhieter loopt geenarledj Dat kan op verschillende nrm-nt«r«n
geld I ^rS^dtoMJh£'gïïi
Eöldechieter '.oopt geenerled Dat kan op verechillende manieren geecnieaen.
^ardi«0 Maar nooit kan het gebeuren róó, dat dVleus/Se
nnn Hn i iincinru a&SFÜïm*"® schatkist, dat is dus: dj op den voorgrond stellen volkomen den Inhoud
Hagenaars hebben den naam van uitermate nieuws
gierig te zijn. Overal met hun neus bij te willen we
zen. Ven elk naadje van eiken kous het fijne te
willen weten.
Hoever zij dit drijven, bleek dezer dagen toen de
„telepeiath" Rudinl, die in Amsterdam, Den Haag
en elders met veel doctorenreclame als gedachten-
lezer optrad, ging trouwen.
De herrie van nieuwsgierigen was zoo groot, dat
de raadhuisbeambten het niet konden bolwerken en
er politie aan te pas kwam om het publiek buiten
•n het trouwpezelsrtaap «n de getuigen binnen de
raadzaal te houden. Bij de handhaving der orde op
straat tijdens de receptie van het jonge paar in een
der hotels waren zelfs bereden agenten noodig
Het verwijt van overnleuwisgiarigheid, zich uitend
op een zeer onaangename manier, is dus wel af
doende geleverd.
Nu is een journalist de laatste man ter wereld,
die mag klagen over de nieuwsgierigheid van het
publiek. Waar bleven de couranten als het publiek
eens geen belang stelde in de gebeurtenissen van
stad en land, als er eens geen nieuwsgierigheid be
stond?
Maar toch valt ar iets te betreuren bij het be
spreken dier Haagsche nieuwsgierigheid. Dit, ni.
dat die deugd of ondeugd, naar men het nemen
wil beperkt schijnt te zijn tot het gewone Haag
sche publiek en dat dit te veel heeft, wat andere
Hagenaars te weinig er van hebben.
Met die „andere Hagenaars" bedoelen wij onze
volksvertegenwoordiging, 'die blijkbaar totaal niet
nieuwsgierig is uitgevallen en gewoonlijk wacht IMJ
de Regeering omi inlichtingen aan te kloppen tot
iedereen het antwoord, dat de vrager zal krijgen,
zelf al wel kan formiuileeren.
Het is niet alleen ten aanzien van de Groenen-
dael-quaeetie, dat de Kamerleden geen mond open
doen, terwijl het publiek brandt van nieuwsgierig
heid om te weten of de rtgearing soms al te met
bij gelegenheid iets denkt te zullen kunnen1 gaan
beginnen te doen, doch ook ten aanzien van vele
andere vraagstukken.
Iedereen weet hoe moed lijk de toestand onzer
Staatsfinanciën is en 'hoezeer zuinigheid geboden is
ten aanzien onzer steeds stijgende schulden. Dit ie
op zich zelf geen speciaal-Nederlandsoh verschijnsel.
Andere landen staan voor hetzelfde, misschien nog
wel voor erger feit Maar elders nu en dan blijkt
het probeert men dan tenminste zuinig te zijn
en bij noodzakelijk geachte inkoopen de grootste zui
nigheid te betrachten.
Zoo lazen wij dezer dagen» dat de Spaansche
regeering vertegenwoordigers van het ministerie van
oorlog met militaire en marine-ingenieurs naar Lon
den en Parijs heeft gezonden om te zien of er bij
het vele oorlogsmateriaal, rubber, metaal, leerwerk,
conserven enz,, niet een en ander bij is voor het
Spaansche leger geschikt en thans bij de „inven-
tarisopmi i ml r>g" van Frankrijk en 'Engeland voor ver
beneden inkoopsprijs te krijgen.
We bedoelen volstrekt niet, dat Nederland zoo
veel oorlogsmateriaal moet aankoopen, maar er is
veel bij, dat ook in vredestijd noodig is en dat voor
de beide genoemde landen een sta-in-dien-wieg is, om
dat de voorraden te groot zijn. Van vliegmachines,
die in Engeland verbrand werden, omdat men
er geen weg mee wist, van telegraaf-, telefoon- en
veldspoormateriaal, dat Amerika vernietigde, toen
Frankrijk het niet hebben wilde, omdat het niet „vol
gens de voorschriften" wiss, geldt dit in hooge mate,
Dat er een Nederlandsche commissie naar Parijs,
Londen en Coblemz waar Amerika uitverkoopt
zou rijn gezonden, hebben wij niets gehoord.
En het spijt ons, dat de Kamerleden, die toch alle
genoeg Haagsche lucht hebben gehapt om met onze
gemeentelijke ziekte, de nieuwsgierigheid, besmet te
zijn geraakt blijkbaar zoo goed van die Infectie zijn
afgekomen.
Gaarne hadden vrij daarover een vraag aan de re
geering hooren richten.
Ook over een andere cpiaestie.
In den loop der vorige week verscheen in de
Staatscourant de gebruikelijke volmacht aan den
minister van Financi&n om ten behoeve der loopende
eJ?^JF1'L^!FL!n^oe'n gJlld€<ri P®1" rnaand. I van het programma vertegenwoordigt.
kamerleden varen die den Immers, wanneer dit mogelijk ware geweest, wan
neer een korte formule te vinden was, die volmaakt
weergaf, wat het lange programma zegt, dan zouden
deze volksleiders, bekwaam als zij rijn in het „be
spelen van het klavier der volksconscientie", aan
stonds die korte formule hebben opgesteld, daar
deoe hun een onschatbaar groot voordeel zou heb
ben verschaft Elke „vertaling" van een program is
een leus, is dus uiteraard m¥n of meer een verval-
sching. De leus zegt méér of minder, maar in elk ge
val niet wat het program zegt
Men schreeuwt „weg met het kapitalisme" wat
als leus denkbaar is, doch de leiders bedoelen heel
wat anders. Voor hen gaat het er om dat de pro
ductiemiddelen niet in handen van een klein getal
personen mogen zijn, doch dat de Staat d.wz de
gemeenschap, die productiemiddelen moet bezitten
wat een theoretische wensch is, die op een eco
nomisch en politiek programma kan voorkomen.
Maar voor dat theoretische programpunt krijgt
men geen „massa" warm en zeker niet dat stadium
van opwinding dat noodig is voor een revolutie. En
geen enkele van de leiders onder de intelloctueele
rovohitiodinairen zou er toe kunnen komen als we-
PI I tenschappelijk denkend mensch onder de leuze „weg
MaarKamerleden zijn niet nieuwsgierig. Via- met het kapitalisme" zijn naam te schrijven, omdat
gen alleen, stemmen alleen, zooals de partijdisci- bil drommels goed weet, dat zonder de factoren van
vilden voelen, zouden zij ver
nemen, dat dit bedrag dat toch zelfs in onzen tijd
van goochelen met milliarden niet zonder beteeke-
nis mag worden geacht metterdaad verschuldigd
ia En meer nog: verschuldigd wordt zonder nood-
zaak. Alleen door do laksheid van liet departement
van Finandèn. Want hoewel het dienstjaar van
vermogens- en inkomstenbelasting op 1 Med begint
en er dus reeds drletienden geïncasseerd hadden
kunnen zijn, waardoor de schatkist over voldoende
kasgeld had beschikt, is men nog steeds niet
m2j tdtaendien' der aanslagbiljetten! I
Hiervoor bestaat geen enkele verontschuldiging.
De (zeer weinige) gemobiliseerde departementsamb
tenaren rijn weer terug en hulpkrachten voor wat
staatjeswark rijn na de opheffing van allrlei crisis-
eALri?al1Xi hoopen te krijgen. Wanneer er desnoods
50 hulpkrachten f 100 per maand waren aangeno
men, had dit vijf mille gekost. Zelfs, wanneer die vijf
mille onder geen enkele begrootingspost waren te
brengen, had de Kamer ze toch toegestaan, wan
neer haar was duidelijk gemaakt, dat daardoor een
milloen per maand aan rente van voorschotten te
bezuinigen was geweest
dam van een paar dozijn mililonnairs waren.
En wat bleek uit een uitvoerig, wel gewaarborgd
onderzoek. Dat het getal dengenen, die aandeel en in
kolenmijnen bezitten, ongeveer 150.000 bedraagt ter
wijl het getal der mijnwerkers circa zeven maal
grooter is.
Inplant» van dus bij duizenden door één .geldpat
ser" te warden uitgebuit werkte dat millioen mijn
arbeiders voor anderhalf honderdduizend beleggers
groot en klein.
Maar „weg met de kolenbaronnen" blijft toch de
leus.
UITKIJK.
pline dat meebrengt
Wat kan het hun schelen of op een jaarbegrooting
een tien millioen doelloos wordt verknoeid, omdat
een departement laks gelieft te zijn.
Nu zegge men niet, dat die schatkistbiljetten geen
jaar loopan, dat zij na een paar TTum-ndom wor
den afgelost.
Dit is inderdaad het geval. Maar ta-n worden zij
veertien dagen later weer vervangen door een nieu
we serie. Vaak circuleert de eene groep nog terwijl
de andere reeds weer in omloop wordt gebracht
In de tegenwoordige dagen zijn de sommen waar
over het gaat hooger dan anders. Dit is niet te
verwonderen. En ten slotte richten wij ons dan ook
niet zoozeer tegen die weggesmeten tien millloeni,
waar zoovele en zoo groote bedragen warden ver
spild met of zonder noodzaak.
Wij hebben alleen bezwaar tegen het feit, dat zulk
een verspilling, die onmoedig is, kan plaats hebben,
geregeld plaats heeft, en dat geen Kamerlid door
vraag of interpellatie een eind poogt te maken aan
de „lijntrekkerij" van Financiën, die dergelijke geld
verspilling veroorzaakt
Waarlijk, onze volksvertegenwoordigers zijn mis
schien gelukkig te prijzen, dat rij de Haagsche „ul-
tTe-nieuwBglarighaid" misloopcn, maar anderzijds
zijn zij en is het volk te beklagen, dat zij zoo ge
heel en al verstoken zijn van eik gepast nieuwsgie-
righoidsgevoel.
Waar het zooveel moeite kost om in de Kamer te
komen .zou men toch mogen verwachten, dat een zoo
voor de hand liggend middel om bij de natie te
recht populair te worden, nam. bet hameren op be
zuiniging, niet door de heieren in Den Haag zou wor
den veronachtzaamd.
Program en Lens.
Duidelijker wordt de toestand in het algemeen zeer
zeker niet Het dreigement van het Bolchewisme
blijft bestaan en het is zeer moeilijk te zeggen of
dit gevaar grooter wordt dan wel afneemt
Van een „massa-beweging" in den eigenlijken zin
van het woord is geen sprake, kan geen sprake zijn,
zoolang het program van het bolchewisme niet zoo
kort en zoo duidelijk kan worden geformuleerd, dat
de „massa" begrijpt wat de leiders eigenlijk wen-
schen.
Zoo min als de Derlijners, die voor of tegen Spar-
takus manifesteerden onder hun opgestoken paraplus
het tot iets verders konden brengen, dan tot een
„revolutie ijs en weder dienende", zoo min kan men
een massa in beweging brengen, met een leuze
als: „Op voor de verwezenlijking van het Kienthaler
programma ten aanzien van de socialisatie der pro
ductiemiddelen".
Voor de aanstaande betoogera dat recept uit het
hoofd kennen, is de wereldgeschiedenis een halve
eeuw of daaromtrent verder gekomen.
Daarom staat het ons inziens vast, dat de massa
bij deze gelegenheid feitelijk heelemaal niet weet
wat zij wil en waarom het gaat.
De leiders, de eersteklass© aanvoerders, die het
vraagstuk bestudeerd hebben en op grand van die
studie tot de overtuiging zijn gekomen, dat alleen
DOOR JOHN GALSWORTHY.
UITGA VB VAN W. DB HAAN. UTRMHT.
28.
Gyp ging naar haar plaats bij het bed terug
Welk een ironie van het lotl Zij, wier eenig ver
langen het was, vrij haar weg te mogen gaan, was
voornamelijk oerzaak van zijn instorting. Als zij
er niet geweest was, zou hij over niets getobd heb
ben, want dan zou hij niet getrouwd geweest zijn.
Terwijl zij hier somber over zat te peinzen, vroeg
zij zich af of zij misschien ook de oorzaak was van
zijn drinken, zijn schulden maken, en zelfs van zijn
verhouding tot het meisje En toen zij getracht
naa zichzelve en hem weder vrij temaken, was dit
net resultaat geweest I Was er iets noodlottigs aan
dat zi\ de mannen, waarmede zij in aan-
f kwam, m het verderf moest storten Zij
naa naar vader, monsieur Harmost, Roseck en
Pa° ongelukkig gemaakt 1 Hoevelen hadden,
^f„i^°w^venL naar haar liefde gedongen, en
3Ï? heengegaan 1 En opstaand ging
terneergeslagen''gade. S,°eg zichze,ve lan* en
HOOFDSTUK XX.
Drie dagen na haar vergeefsche poging om te
vluchten schreef Gyp, na rijp beraad, aan Daphne
Wing, en vertelde naar van Fiorsen's ziekte, en
noemde een huisje dicht bij Mildenham, waar zij
indien zij daarheen wilde gaan, volkomen op
haar gemak zou zqn en beveiligd tegen alle
nieuwsgierigheid, en verzocht haar eindelijk nog
om alle verliezen, die zij mocht geleden hebben
door verbroken danscontracten te mogen vergoeden.
Den volgenden morgen vond zij meneer Wagge,
met een hoogen hoed met breeden rouwrand in
«jn zwart gehandschoende handen, in het midden
van haar salon staan. Hij stond den tuin in te sta
ren, als ware hem een blik gegund op dien war
men avond toen het maanlicht zijn spookachtig
scnijnse! wierp op de zonnebloemen, en zijn doch-
buiten nad gedanst. Zij kon zijn dikken,
.hals K°ed lien< met den omgeslagen boord,
w!» v "n zwart strikdasje op een glanzend
ttiido rij terwijl zij hem haar hand toestak,
het kapitalisme geen productie mogelijk is. Tenzij
op hot eiland van Robinson CrusoeAls het „ka
pitalisme" verdwijnt houdt tevens de productie op.
Als men de gemeenschap tot den eenigen kapitalist
maakt en die gemeenschap dus de uitsluitende be
schikking zou verkrijgen over (ongeveer) alles wat
voor de productie-noodig is, zou men nog ver van
den heilstaat blijven. Ai ware het aledhts, dat de
gemeenschap elk denkend orgaan mist en hoogstens
tn staat is tot het verrichten van ruw wenk van de
allerlaagste soort. De gemeenschap kan straat ve
gen, gesteld dat rij bezems beeft, maar de beslissing,
welk© straat het eerst moet worden geveegd en waar
men met het veegsel moet blijven, wie zal vegen
en wie hei zal snijden, wie de bezems zal binden, die
beslissing moet door een ander worden genomen.
Omdat de gemeenschap niet alleen daarvan, doch
zelfs in het geheel geen verstand heeft.
Zelfs de gewone straatveger de man van het
vak! kan td dergelijke aangelegenheden geen
uitsluitsel geven. Er moet een ander zijn, die voor
hem denkt. Die denker kan zich zelf opwerpen als
leider, of de „gemeenschap" kan hem kiezen door
algemeen stemrecht of zoo iets. In het eerste geval
krijgt men een dictator, die het vermoedelijk kan;
in het tweede geval is het de vraag of de leider der
Riraatvegerij bekwaam is.M|IÜ I
In beide gevallen ontstaat er gezag. Er komt Ie
mand, die wat te commandeeren heeft, die meer
heeft te zeggen, dan rijn medeburgers en die door de
arbeid op zijn gezag door anderen verricht aanspra
ken kan en zal doen gelden op een belooning, die
grooter is dan wanneer de .gemeenschap" aan het
vegen ging, zander leider en zonder te weten hoe
zij aan nieuwe bezems moest komen als de oude
versleten waren en zonder te weten of het veegsel
nog eenige waarde had en waarmee men er naar
toe moet
Dit feit, zoo doodeenvoudig, behoorde algemeen
bekend te zijn. Wanneer men het behoorlijk gekend
had zou de „revolutie" in Rusland een ander verloop
hebben gehad. Nu moet de Sovietrepubliek, nadat
rij allerlei leiders gevangen heeft genomen of te-
rechitstelde, tegen enorme salarissen leiders zoeken
voor het werk dat moet worden gedaan, omdat men
vermoedelijk wel te laat is gaan inzien, dat
arbeidsprestatie in den wilde wieg, zonder leiders
ondenkbaar is.
Wat Lentn en de zijnen, in weerwil van de door
hen uitgeoefende terreur, niet tot stand, konden
brengen, een gemeenschap van vrije en gelijke wer
kers, zal ook elders niet gelukken.
Intel lectueele, organisatorische gaven, bekwaam
heid, ontwikkeld door praktijk of studie, rijn voor
een Sovietrepubliek even hard noodig als voor een
kapitalistische samenleving. Tot de ontdekking van
dit feit is Lenin en zijn club reeds gerudmén tijd ge
komen, zooals trouwens uit de geschriften van Le-
nin-zalf blijkt.
Leus en programma stommen dus in het geheel
niet met elkaar overeen.
Doch om de massa in- beweging te krijgen, zoodat
de kans op het bereiken van het doel ontstaat, is
het noodig valsche Leuzen aan te heffen, leuzen, die
Inslaan.
Hoe vaak die leuzen er naast rijn, blijkt bijv. in
Engeland, waar de revoluitionnaire leiders van het
genre-Smlllie de arbeiders gek maken met hun eisch
Zij rustte even uit, want *t deed nu weer erg
pijn tn de lenden. Zij hijgde van vermoeidheid en
telde na, hoeveel koperen roeden er nu nog moesten
worden gelegd, toen de keukenmeid in het groote
portaal verscheen.
„Kaatje", riep ze, „daar is een juffrouw voor je".
Ka schrok heel erg. Want dat moest iets heel bij
zonders beduiden. Bij de menschen, waar rij in de
kost was, wisten zij wel waar ze vandaag werkte.
Maar dat rij nu bij haar kwamen, hier in het def
tige huis van den notaris.Haar te spreken vroe
genKa was er wit van geworden. Zij had moeite
om op te staan en haar lippen beefden. Zij had ook
geen flauw begrip van wat H kan wezen. Haar broer
Janus woonde in Utrecht. Zou er met dien wat aan
t handje zijn?
Voor mij, vroeg Ka de werkvrouw. Maar de
keukenmeid was al verdwenen.
'Langzaam liep Kaatje naar beneden in de hall
Daar stond haar kostjuffrouw met een groeten brief
in de hand. Zij fluisterde iets, onder den indruk van
de omgeving. De brief droeg het adres van een
notaris. Dus van iemand, net zooals meneer in het
voorname huis, waar Ka tweemaal per week werk
uren had.
Voor mij, zei Ka nog eens en zij draaide dien
brief tusschen haar natte dikke vingers rond.
Wil lk ha voor Je lezen? vroeg kostjuffrouw.
En Ka vond 't best Toen lazen zij. De notaris
noodigde mejuffrouw Catharina Zeeuw uit te zijnen
huize te willen verschijnen, daar hij haar eene voor
H.Ed. belangrijke mededeellng had te doen.
De vrouwen keken elkaar verbaasd aan. Maar kost-
juffrouw was veel vriendelijker dan anders tegen Ka.
Jil hebt vast georven, zei ze, vraag aan de me
vrouw of je even weg mag gaan.
Op Vrijdag, zei Ka, ontstellend over de vraag,
dat kun. je begrijpen
Misschien héb je straks geen werkhuis meer
noodig, juffie. Wees toch wijs. Zal ik U voor je vra
gen?
Alstj©blieft, zei Ka en de ziel beefde van bet
hoofd tot de voeten.
Het buitengewoon geval had haar heelemaal uit
d'r gewone doen gebracht. Keukenmeid kwam juist
in de gang eens eventjes kijken, waar Kaatje in vre
desnaam bleef. Met strak nijdig gezicht, gereed om
streng standje te maken. Toen bracht hospita, haar
de vraag over. Toonde brief van notaris.
Tja, zei keukenmeid, u begrijpt, dat als de
huishoudster dat hoortU Is Vrijdag. Morgen
komt er visiteMaar Kaatje moet U zelf weten.
Neen, ik zal wel blijven, haastte werkvrouwtje
te verzekeren. Doch hospita kwam er tusschen. Zei
dat het een schande was, om in zoo'n geval iemand
nog niet eens 'n half uur vrij te laten. Zei nog meer.
Innig genietend van de mogelijkheid om in het fijne
voorname huis tegenover die astrante keukenprinses
eens te kunnen uitflappen Wat ze wou
Ga jijmaar, Kaatje, zei de keukenmeid, rich te
voornaam voelend om in te gaan op het gesnauw
van vrouwtje uit achterbuurt, ga maar dadelijk,
hoor. Je hoort er in alk geval wel nader van»
Ka volgde hospita met bevende knieén, trillende
lippen. Zij besefte, dat zij tien tegen een het
werkhuis kwijt zou raken. En wat zou die notaris
haar te zeggen hébben.
Een kwartiertje later liet klerk de vrouwen in
een wachtkamertje. Notaris had' juist bezoek. Maar
ze zouden wel heel gauw binnen kunnen komen.
Lang zal zij leven, lang zal zij leven, lang zal
zij leven in de gloriazongen zij dien avond
voor de zooveelste maal.
Kaatje Zeeuw zat in Zondagscben gemakstoel van
broer Janus. De hospita en haar familie, nicht Dina
en een stuk of wat kennissen waren in het ver
trekje vereenigd.
Kaatje Zeeuw voelde zich moe en duizelig, t Was
haar of zij in een droom leefde, die straks tot de
werkelijkheid zou overgaan. Het bezoek bij notaris
had niet lang geduurd. Notaris had haar aangeknTir
,Hoe maakt u het meneer Wagge? Het is erg
vriendelijk van u dat u hier komt.
Meneer Wagge keerde zich om. Zijn gezicht ver
toonde een terneergeslagen uitdrukking.
„Ik hoop dat u 't ook goed maakt, mevrouw. U
woont hier heel aardig, ik hou ook erg van bloe
men. Dat is altijd 'n stokpaardje van megeweest."
„Bloemen zijn een heele troost in Londen, vindt
u ook niet
„ja a; ik geloof zelfs dat u hier wel dahlia's zou
kunnen kweeken". En na aldus gehoorzaamd te
hebben aan de duistere instincten en te laten zien
dat hij „'t wist", gaf hij toe aan het een of andere
nog duisterder verlangen om te vleien, en voegde
er Dij: „Mijn dochter neeft me uw brief laten lezen.
Ik wou er liever niet schriftelijk op antwoorden
in zoo'n kiesche zaak ben ik liever 'vivey vocey*.
't Is erg vriendelijk van u, in de omstandigheden
waarin u verkeert; en ik moet zegge dat ik *t waar
deer. Ik probeer altijd zelf ook 'n goed Christen te
weze'. 't Lichaam is sterfelijk, en je weet nooit
wanneer je eigen beurt komt. En daarom zei ik
tegen m'n dochter dat ik u d'r zelf over wou gaan
SpiDat doet me genoegen. Ik had al gehoopt dat
u dat doen zondt/
Meneer Wagge schraapte de keel, en ging, met
schorrer stem voort
Ik wil waar u bij bent, niks onaangenaams zegge'
over 'n zekeren persoon, vooral niet nou ik uit de
krante' weet dat hij ziek is, maar ik moet anders
zeeee' dat ik niet goed weet hoe ik me goed moet
houe'. Ik kan mezelf d'r niet toe brengen om over
„eld te denke', in deze kwestie, maar an den ande- L'n
ren kant is 't 'n ernstig verlies voor m'n dochter ie
'n heel ernstig verlies. En dan moet ik ook m'n
familietrots niet uit 't oog verlieze'. M'n dochters
naam, - enfin, dienzeiiden naam draag ik ook;
en al zeg ik 't zelf, ik word gerespecteerd - tkga
geregelcf naar de kerk, zooals ik u geloof ik, a
verteld heb. Soms, dat kan ik u wel vertelle', voel
iYk dat ik me niet kan inhoue', en daardoor alleen
- en om u kan ik me intoome'. als ik 't «oomaar
^Terrojl1hïdifaile» zeide, klemde hij zijn handen
ineen en maakte za weder los en verplaatste tel
kens ziin lompe, glimmende schoenen. Gyp staarde
er ^aar^n durfde niet op te kijken naaroogen
terwijl hii daar al maar van den hak op den tak
sprong, van zijn christelijkheid °P jffjd, van_zijn
eigen eer op de wereld, van zijn woede op haarzelf.
U^zult^me wel willen toestaan te doen wat ik
aag, meneer Wagge. Ik zou 't erg akelig vinden
s ik dat weinige niet doen mocht"
e aangelegenheid, mevrouw," zeide
,,Ik weet heusch niet wat m'n plicht me voor-
vr:
Meneer Wagge snoot den neus,
't Is een kiescn*
schrijft".
Bij deze woorden keek Gyp op.
„'t Voornaamste is dat we Daisy lijden besparen,
niet waar?"
Meneer Wagge's gelaat nam een oogenblik lang
een beleedigae uitdrukking aan, als dacht hij:
„Liiden 1 Dat zou ik maar aan naar vader overlaten 1"
Toen begon hij te aarzelen. De eigenaardige,
steelsche warmte van het mannelijk wezen, aat
zich aangetrokken gevoelt, kwam een oogenblik
lang in zijn kleine oogjes. Hij wendde zich at en
kuchte eens. Gyp zeide zacht
„Om mij plezier te doen, dan."
Meneer Wagge's weder gewoon geworden blik,
bleef verward ter hoogte van haar middel steken.
Hij antwoordde op een toon, dien hij minzaam
trachtte te maken;
„Als u 't over dien boeg gooit, weet ik werkelijk
niet hoe ik zou moete' weigere'maar dan moet 't
tussche' ona tweeë' blijve' ik kan m'n houding
niet wijzige'."
Gyp mompelde:
„Neen, natuurlijk niet. Dank u zeer en over een
poosje zult u me van alles op de hoogte stellen, niet
waar? Nu mag ik uw tijd niet langer in beslag
nemen." En zij stak hem naar hand toe.
Meneer Wagge vatte haar aarzelend.
„Ik heb 'n afspraak die ik moet houe'," zeide hij.
Meneer te Campden Hill. Om twaalf uur gaat
op weg naar 't Kerkhof. Ik kom nooit te laat.
Goeden morgen.'
Toen zij zijn vierkante, zwarte gestalte door het
hek had heen zien gaan, waarbij hij ijverig zijn
glanzende, zwarte handschoenen weder dicht
knoopte, ging zij naar boven, en wiesch haar ge
zicht en handen.
Verscheidene dagen lang lag Fiorsen zeer ern
stig, doch zijn instorting was juist op tijd gekomen,
en met ieder uur werd het gevaar minder. Na ver
loop van veertien dagen, waarin hij een volkomen
rustig leventje leidde, bleef er volgens de woorden
van den dokter, niet meer over dan een herhaling
te vermijden van de aanleidende oorzaken, en hem
wat zeelucht te geven."
Gyp had alle cognac weggesloten en alle violen.
Zij had hem in haar macht zoo lang hij getemd
was door zijn eigen zwakte. Doch zij bracht eenige
zeer bittere aren door voor zij om haar kind es
Betty en de honden stuurde, en voor goed haar
leventie in haar kleine huisje weder opvatte. Zijn
schulden, met inbegrip van de duizend pond die
hij aan Roseck schuldig was, en de verliezen van
Daphne Wing waren betaald. Het meisje was ver
trokken naar het landhuisje waar niemand ooit
van haar had gehoord, om haar tij'd door te bren
gen in eenzaam verdriet en angst.
Augustus en de eerste helft van September wer
den doorgebracht in de buurt van Bude. Fiorsen'z
hartstocht voor de zee, een hartstocht, dien Gyp
kon deelen, maakte dat hii wonderbaarlijk matig
en vrij van onrast was. Hij had een heilzamen
angst opgeloopen, en een dergelijke angst wordt
niet zoo licht vergeten. Zij logeerden in een boer
derij, waar hij op z'n best was in zijn omgang met
de eenvoudige landlieden en als hij op z'n best
was, kon hii zeer innemend zijn. Hij probeerde
voortdurend om zijn „zeemeermin" zooals hij Gyp
was gaan noemen, weg te krijgen van het kind, en
haar voor zichzelven te heb oen, om met haar te
dwalen over de met gras begroeide rotsen en klip
pen en het gele strand van die weinig bezochte
kust. Zijn grootste genoegen was iederen dag een
nieuw hoekje te zoeken waar zij konden baden, en
zich drogen door in de zon te gaan zitten. En dan
leek ze inderdaad veel op een zeemeermin, zooals
zij daar zat op een met zeewier bedekte rotsblok,
met haar voeten dicht bij elkaar in een poeltje, en
terwijl haar vingers haar natte haar kamden, en
den zon als zilver op haar bloote lijf schitterde.
Als zij hem had liefgehad, zou het volmaakt ge
weest zijn. Doch hoewel hij dichtbij de natuur
en er zijn mannen op wie een stad werkt als ver
gif zooveel gemakkelijker te verdragen en zelfs
om van te honden was, opende zich haar hart niet
voor hem, beefde nooit van vreugde bij het hooren
van zijn stem, en klopte niet sneller onder zijn
kussen. Dergelijke dingen kan men niet dwingen.
De warmte in haar oogen als zij naar haar kind
keek en de koelheid waarmede zij hem aankeek,
waren zoo opvallend, dat zij zelfs geen man, en
die bovendien zooals Fiorsen een egoïst was, had
den kunnen ontgaan. En heimelijk begon hij die
kleine mededingster te haten, en Gyp begon dit
op te merken.
Zoodra het mooie weder gedaan was, werd hij
rusteloos en verlangde naar zijn viool, en alledrie
gingen zij blakend van gezondheid naar de stad
terug. Gedurende die weken had Gyp geen oogen
blik het gevoel van zich kunnen afzetten, dat het
slechts een tijdelijke rust was. van krachten die in