Uit het Hart van Holland. De dingen om ons heen. HET ONBEREIKBARE. Zaterriaq 23 Augnstas 1919. 62ste Jaargang No. 6469. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Schetsen uit de Rechtzaal. derd^SmWn -tv?.,t,eclraf: ruim kon- 1de verwezenlijking -van bet Kienth&ler of Erftrrter tot onteigening van de mijnen. De kolenbaronnen Keld. ia noodde- e*7?IL E4* of Berner of Leedaer programma heil te verwacb- moeten verdwijnen. Eik. een. en dus ook een mijn- .'eawcorcV-- s->Jwu°°r "rolksverte- jen is, nu ja, die weten meestal— wat rij wil- werker, kreeg uit die honderdmaal herhaalde strljd- de v!nuD aangezien 'en, maar het volk, dat ten slotte het program in kreet den indruk, dat de kolenmijnen in het eigen en tKl^iïSK^ W ^rbeel<? F?* geyT d*ton sal omzetten, weet dit ni^ Daarom v^. -w» d p moet laten wach-1 moeten de leiders zulk een program vertalen in aat oe blaat dat go.d opneemteen leuze, die Wj hun massa pakt. 1. peldsdhieter loopt geenarledj Dat kan op verschillende nrm-nt«r«n geld I ^rS^dtoMJh£'gïïi Eöldechieter '.oopt geenerled Dat kan op verechillende manieren geecnieaen. ^ardi«0 Maar nooit kan het gebeuren róó, dat dVleus/Se nnn Hn i iincinru a&SFÜïm*"® schatkist, dat is dus: dj op den voorgrond stellen volkomen den Inhoud Hagenaars hebben den naam van uitermate nieuws gierig te zijn. Overal met hun neus bij te willen we zen. Ven elk naadje van eiken kous het fijne te willen weten. Hoever zij dit drijven, bleek dezer dagen toen de „telepeiath" Rudinl, die in Amsterdam, Den Haag en elders met veel doctorenreclame als gedachten- lezer optrad, ging trouwen. De herrie van nieuwsgierigen was zoo groot, dat de raadhuisbeambten het niet konden bolwerken en er politie aan te pas kwam om het publiek buiten •n het trouwpezelsrtaap «n de getuigen binnen de raadzaal te houden. Bij de handhaving der orde op straat tijdens de receptie van het jonge paar in een der hotels waren zelfs bereden agenten noodig Het verwijt van overnleuwisgiarigheid, zich uitend op een zeer onaangename manier, is dus wel af doende geleverd. Nu is een journalist de laatste man ter wereld, die mag klagen over de nieuwsgierigheid van het publiek. Waar bleven de couranten als het publiek eens geen belang stelde in de gebeurtenissen van stad en land, als er eens geen nieuwsgierigheid be stond? Maar toch valt ar iets te betreuren bij het be spreken dier Haagsche nieuwsgierigheid. Dit, ni. dat die deugd of ondeugd, naar men het nemen wil beperkt schijnt te zijn tot het gewone Haag sche publiek en dat dit te veel heeft, wat andere Hagenaars te weinig er van hebben. Met die „andere Hagenaars" bedoelen wij onze volksvertegenwoordiging, 'die blijkbaar totaal niet nieuwsgierig is uitgevallen en gewoonlijk wacht IMJ de Regeering omi inlichtingen aan te kloppen tot iedereen het antwoord, dat de vrager zal krijgen, zelf al wel kan formiuileeren. Het is niet alleen ten aanzien van de Groenen- dael-quaeetie, dat de Kamerleden geen mond open doen, terwijl het publiek brandt van nieuwsgierig heid om te weten of de rtgearing soms al te met bij gelegenheid iets denkt te zullen kunnen1 gaan beginnen te doen, doch ook ten aanzien van vele andere vraagstukken. Iedereen weet hoe moed lijk de toestand onzer Staatsfinanciën is en 'hoezeer zuinigheid geboden is ten aanzien onzer steeds stijgende schulden. Dit ie op zich zelf geen speciaal-Nederlandsoh verschijnsel. Andere landen staan voor hetzelfde, misschien nog wel voor erger feit Maar elders nu en dan blijkt het probeert men dan tenminste zuinig te zijn en bij noodzakelijk geachte inkoopen de grootste zui nigheid te betrachten. Zoo lazen wij dezer dagen» dat de Spaansche regeering vertegenwoordigers van het ministerie van oorlog met militaire en marine-ingenieurs naar Lon den en Parijs heeft gezonden om te zien of er bij het vele oorlogsmateriaal, rubber, metaal, leerwerk, conserven enz,, niet een en ander bij is voor het Spaansche leger geschikt en thans bij de „inven- tarisopmi i ml r>g" van Frankrijk en 'Engeland voor ver beneden inkoopsprijs te krijgen. We bedoelen volstrekt niet, dat Nederland zoo veel oorlogsmateriaal moet aankoopen, maar er is veel bij, dat ook in vredestijd noodig is en dat voor de beide genoemde landen een sta-in-dien-wieg is, om dat de voorraden te groot zijn. Van vliegmachines, die in Engeland verbrand werden, omdat men er geen weg mee wist, van telegraaf-, telefoon- en veldspoormateriaal, dat Amerika vernietigde, toen Frankrijk het niet hebben wilde, omdat het niet „vol gens de voorschriften" wiss, geldt dit in hooge mate, Dat er een Nederlandsche commissie naar Parijs, Londen en Coblemz waar Amerika uitverkoopt zou rijn gezonden, hebben wij niets gehoord. En het spijt ons, dat de Kamerleden, die toch alle genoeg Haagsche lucht hebben gehapt om met onze gemeentelijke ziekte, de nieuwsgierigheid, besmet te zijn geraakt blijkbaar zoo goed van die Infectie zijn afgekomen. Gaarne hadden vrij daarover een vraag aan de re geering hooren richten. Ook over een andere cpiaestie. In den loop der vorige week verscheen in de Staatscourant de gebruikelijke volmacht aan den minister van Financi&n om ten behoeve der loopende eJ?^JF1'L^!FL!n^oe'n gJlld€<ri P®1" rnaand. I van het programma vertegenwoordigt. kamerleden varen die den Immers, wanneer dit mogelijk ware geweest, wan neer een korte formule te vinden was, die volmaakt weergaf, wat het lange programma zegt, dan zouden deze volksleiders, bekwaam als zij rijn in het „be spelen van het klavier der volksconscientie", aan stonds die korte formule hebben opgesteld, daar deoe hun een onschatbaar groot voordeel zou heb ben verschaft Elke „vertaling" van een program is een leus, is dus uiteraard m¥n of meer een verval- sching. De leus zegt méér of minder, maar in elk ge val niet wat het program zegt Men schreeuwt „weg met het kapitalisme" wat als leus denkbaar is, doch de leiders bedoelen heel wat anders. Voor hen gaat het er om dat de pro ductiemiddelen niet in handen van een klein getal personen mogen zijn, doch dat de Staat d.wz de gemeenschap, die productiemiddelen moet bezitten wat een theoretische wensch is, die op een eco nomisch en politiek programma kan voorkomen. Maar voor dat theoretische programpunt krijgt men geen „massa" warm en zeker niet dat stadium van opwinding dat noodig is voor een revolutie. En geen enkele van de leiders onder de intelloctueele rovohitiodinairen zou er toe kunnen komen als we- PI I tenschappelijk denkend mensch onder de leuze „weg MaarKamerleden zijn niet nieuwsgierig. Via- met het kapitalisme" zijn naam te schrijven, omdat gen alleen, stemmen alleen, zooals de partijdisci- bil drommels goed weet, dat zonder de factoren van vilden voelen, zouden zij ver nemen, dat dit bedrag dat toch zelfs in onzen tijd van goochelen met milliarden niet zonder beteeke- nis mag worden geacht metterdaad verschuldigd ia En meer nog: verschuldigd wordt zonder nood- zaak. Alleen door do laksheid van liet departement van Finandèn. Want hoewel het dienstjaar van vermogens- en inkomstenbelasting op 1 Med begint en er dus reeds drletienden geïncasseerd hadden kunnen zijn, waardoor de schatkist over voldoende kasgeld had beschikt, is men nog steeds niet m2j tdtaendien' der aanslagbiljetten! I Hiervoor bestaat geen enkele verontschuldiging. De (zeer weinige) gemobiliseerde departementsamb tenaren rijn weer terug en hulpkrachten voor wat staatjeswark rijn na de opheffing van allrlei crisis- eALri?al1Xi hoopen te krijgen. Wanneer er desnoods 50 hulpkrachten f 100 per maand waren aangeno men, had dit vijf mille gekost. Zelfs, wanneer die vijf mille onder geen enkele begrootingspost waren te brengen, had de Kamer ze toch toegestaan, wan neer haar was duidelijk gemaakt, dat daardoor een milloen per maand aan rente van voorschotten te bezuinigen was geweest dam van een paar dozijn mililonnairs waren. En wat bleek uit een uitvoerig, wel gewaarborgd onderzoek. Dat het getal dengenen, die aandeel en in kolenmijnen bezitten, ongeveer 150.000 bedraagt ter wijl het getal der mijnwerkers circa zeven maal grooter is. Inplant» van dus bij duizenden door één .geldpat ser" te warden uitgebuit werkte dat millioen mijn arbeiders voor anderhalf honderdduizend beleggers groot en klein. Maar „weg met de kolenbaronnen" blijft toch de leus. UITKIJK. pline dat meebrengt Wat kan het hun schelen of op een jaarbegrooting een tien millioen doelloos wordt verknoeid, omdat een departement laks gelieft te zijn. Nu zegge men niet, dat die schatkistbiljetten geen jaar loopan, dat zij na een paar TTum-ndom wor den afgelost. Dit is inderdaad het geval. Maar ta-n worden zij veertien dagen later weer vervangen door een nieu we serie. Vaak circuleert de eene groep nog terwijl de andere reeds weer in omloop wordt gebracht In de tegenwoordige dagen zijn de sommen waar over het gaat hooger dan anders. Dit is niet te verwonderen. En ten slotte richten wij ons dan ook niet zoozeer tegen die weggesmeten tien millloeni, waar zoovele en zoo groote bedragen warden ver spild met of zonder noodzaak. Wij hebben alleen bezwaar tegen het feit, dat zulk een verspilling, die onmoedig is, kan plaats hebben, geregeld plaats heeft, en dat geen Kamerlid door vraag of interpellatie een eind poogt te maken aan de „lijntrekkerij" van Financiën, die dergelijke geld verspilling veroorzaakt Waarlijk, onze volksvertegenwoordigers zijn mis schien gelukkig te prijzen, dat rij de Haagsche „ul- tTe-nieuwBglarighaid" misloopcn, maar anderzijds zijn zij en is het volk te beklagen, dat zij zoo ge heel en al verstoken zijn van eik gepast nieuwsgie- righoidsgevoel. Waar het zooveel moeite kost om in de Kamer te komen .zou men toch mogen verwachten, dat een zoo voor de hand liggend middel om bij de natie te recht populair te worden, nam. bet hameren op be zuiniging, niet door de heieren in Den Haag zou wor den veronachtzaamd. Program en Lens. Duidelijker wordt de toestand in het algemeen zeer zeker niet Het dreigement van het Bolchewisme blijft bestaan en het is zeer moeilijk te zeggen of dit gevaar grooter wordt dan wel afneemt Van een „massa-beweging" in den eigenlijken zin van het woord is geen sprake, kan geen sprake zijn, zoolang het program van het bolchewisme niet zoo kort en zoo duidelijk kan worden geformuleerd, dat de „massa" begrijpt wat de leiders eigenlijk wen- schen. Zoo min als de Derlijners, die voor of tegen Spar- takus manifesteerden onder hun opgestoken paraplus het tot iets verders konden brengen, dan tot een „revolutie ijs en weder dienende", zoo min kan men een massa in beweging brengen, met een leuze als: „Op voor de verwezenlijking van het Kienthaler programma ten aanzien van de socialisatie der pro ductiemiddelen". Voor de aanstaande betoogera dat recept uit het hoofd kennen, is de wereldgeschiedenis een halve eeuw of daaromtrent verder gekomen. Daarom staat het ons inziens vast, dat de massa bij deze gelegenheid feitelijk heelemaal niet weet wat zij wil en waarom het gaat. De leiders, de eersteklass© aanvoerders, die het vraagstuk bestudeerd hebben en op grand van die studie tot de overtuiging zijn gekomen, dat alleen DOOR JOHN GALSWORTHY. UITGA VB VAN W. DB HAAN. UTRMHT. 28. Gyp ging naar haar plaats bij het bed terug Welk een ironie van het lotl Zij, wier eenig ver langen het was, vrij haar weg te mogen gaan, was voornamelijk oerzaak van zijn instorting. Als zij er niet geweest was, zou hij over niets getobd heb ben, want dan zou hij niet getrouwd geweest zijn. Terwijl zij hier somber over zat te peinzen, vroeg zij zich af of zij misschien ook de oorzaak was van zijn drinken, zijn schulden maken, en zelfs van zijn verhouding tot het meisje En toen zij getracht naa zichzelve en hem weder vrij temaken, was dit net resultaat geweest I Was er iets noodlottigs aan dat zi\ de mannen, waarmede zij in aan- f kwam, m het verderf moest storten Zij naa naar vader, monsieur Harmost, Roseck en Pa° ongelukkig gemaakt 1 Hoevelen hadden, ^f„i^°w^venL naar haar liefde gedongen, en 3Ï? heengegaan 1 En opstaand ging terneergeslagen''gade. S,°eg zichze,ve lan* en HOOFDSTUK XX. Drie dagen na haar vergeefsche poging om te vluchten schreef Gyp, na rijp beraad, aan Daphne Wing, en vertelde naar van Fiorsen's ziekte, en noemde een huisje dicht bij Mildenham, waar zij indien zij daarheen wilde gaan, volkomen op haar gemak zou zqn en beveiligd tegen alle nieuwsgierigheid, en verzocht haar eindelijk nog om alle verliezen, die zij mocht geleden hebben door verbroken danscontracten te mogen vergoeden. Den volgenden morgen vond zij meneer Wagge, met een hoogen hoed met breeden rouwrand in «jn zwart gehandschoende handen, in het midden van haar salon staan. Hij stond den tuin in te sta ren, als ware hem een blik gegund op dien war men avond toen het maanlicht zijn spookachtig scnijnse! wierp op de zonnebloemen, en zijn doch- buiten nad gedanst. Zij kon zijn dikken, .hals K°ed lien< met den omgeslagen boord, w!» v "n zwart strikdasje op een glanzend ttiido rij terwijl zij hem haar hand toestak, het kapitalisme geen productie mogelijk is. Tenzij op hot eiland van Robinson CrusoeAls het „ka pitalisme" verdwijnt houdt tevens de productie op. Als men de gemeenschap tot den eenigen kapitalist maakt en die gemeenschap dus de uitsluitende be schikking zou verkrijgen over (ongeveer) alles wat voor de productie-noodig is, zou men nog ver van den heilstaat blijven. Ai ware het aledhts, dat de gemeenschap elk denkend orgaan mist en hoogstens tn staat is tot het verrichten van ruw wenk van de allerlaagste soort. De gemeenschap kan straat ve gen, gesteld dat rij bezems beeft, maar de beslissing, welk© straat het eerst moet worden geveegd en waar men met het veegsel moet blijven, wie zal vegen en wie hei zal snijden, wie de bezems zal binden, die beslissing moet door een ander worden genomen. Omdat de gemeenschap niet alleen daarvan, doch zelfs in het geheel geen verstand heeft. Zelfs de gewone straatveger de man van het vak! kan td dergelijke aangelegenheden geen uitsluitsel geven. Er moet een ander zijn, die voor hem denkt. Die denker kan zich zelf opwerpen als leider, of de „gemeenschap" kan hem kiezen door algemeen stemrecht of zoo iets. In het eerste geval krijgt men een dictator, die het vermoedelijk kan; in het tweede geval is het de vraag of de leider der Riraatvegerij bekwaam is.M|IÜ I In beide gevallen ontstaat er gezag. Er komt Ie mand, die wat te commandeeren heeft, die meer heeft te zeggen, dan rijn medeburgers en die door de arbeid op zijn gezag door anderen verricht aanspra ken kan en zal doen gelden op een belooning, die grooter is dan wanneer de .gemeenschap" aan het vegen ging, zander leider en zonder te weten hoe zij aan nieuwe bezems moest komen als de oude versleten waren en zonder te weten of het veegsel nog eenige waarde had en waarmee men er naar toe moet Dit feit, zoo doodeenvoudig, behoorde algemeen bekend te zijn. Wanneer men het behoorlijk gekend had zou de „revolutie" in Rusland een ander verloop hebben gehad. Nu moet de Sovietrepubliek, nadat rij allerlei leiders gevangen heeft genomen of te- rechitstelde, tegen enorme salarissen leiders zoeken voor het werk dat moet worden gedaan, omdat men vermoedelijk wel te laat is gaan inzien, dat arbeidsprestatie in den wilde wieg, zonder leiders ondenkbaar is. Wat Lentn en de zijnen, in weerwil van de door hen uitgeoefende terreur, niet tot stand, konden brengen, een gemeenschap van vrije en gelijke wer kers, zal ook elders niet gelukken. Intel lectueele, organisatorische gaven, bekwaam heid, ontwikkeld door praktijk of studie, rijn voor een Sovietrepubliek even hard noodig als voor een kapitalistische samenleving. Tot de ontdekking van dit feit is Lenin en zijn club reeds gerudmén tijd ge komen, zooals trouwens uit de geschriften van Le- nin-zalf blijkt. Leus en programma stommen dus in het geheel niet met elkaar overeen. Doch om de massa in- beweging te krijgen, zoodat de kans op het bereiken van het doel ontstaat, is het noodig valsche Leuzen aan te heffen, leuzen, die Inslaan. Hoe vaak die leuzen er naast rijn, blijkt bijv. in Engeland, waar de revoluitionnaire leiders van het genre-Smlllie de arbeiders gek maken met hun eisch Zij rustte even uit, want *t deed nu weer erg pijn tn de lenden. Zij hijgde van vermoeidheid en telde na, hoeveel koperen roeden er nu nog moesten worden gelegd, toen de keukenmeid in het groote portaal verscheen. „Kaatje", riep ze, „daar is een juffrouw voor je". Ka schrok heel erg. Want dat moest iets heel bij zonders beduiden. Bij de menschen, waar rij in de kost was, wisten zij wel waar ze vandaag werkte. Maar dat rij nu bij haar kwamen, hier in het def tige huis van den notaris.Haar te spreken vroe genKa was er wit van geworden. Zij had moeite om op te staan en haar lippen beefden. Zij had ook geen flauw begrip van wat H kan wezen. Haar broer Janus woonde in Utrecht. Zou er met dien wat aan t handje zijn? Voor mij, vroeg Ka de werkvrouw. Maar de keukenmeid was al verdwenen. 'Langzaam liep Kaatje naar beneden in de hall Daar stond haar kostjuffrouw met een groeten brief in de hand. Zij fluisterde iets, onder den indruk van de omgeving. De brief droeg het adres van een notaris. Dus van iemand, net zooals meneer in het voorname huis, waar Ka tweemaal per week werk uren had. Voor mij, zei Ka nog eens en zij draaide dien brief tusschen haar natte dikke vingers rond. Wil lk ha voor Je lezen? vroeg kostjuffrouw. En Ka vond 't best Toen lazen zij. De notaris noodigde mejuffrouw Catharina Zeeuw uit te zijnen huize te willen verschijnen, daar hij haar eene voor H.Ed. belangrijke mededeellng had te doen. De vrouwen keken elkaar verbaasd aan. Maar kost- juffrouw was veel vriendelijker dan anders tegen Ka. Jil hebt vast georven, zei ze, vraag aan de me vrouw of je even weg mag gaan. Op Vrijdag, zei Ka, ontstellend over de vraag, dat kun. je begrijpen Misschien héb je straks geen werkhuis meer noodig, juffie. Wees toch wijs. Zal ik U voor je vra gen? Alstj©blieft, zei Ka en de ziel beefde van bet hoofd tot de voeten. Het buitengewoon geval had haar heelemaal uit d'r gewone doen gebracht. Keukenmeid kwam juist in de gang eens eventjes kijken, waar Kaatje in vre desnaam bleef. Met strak nijdig gezicht, gereed om streng standje te maken. Toen bracht hospita, haar de vraag over. Toonde brief van notaris. Tja, zei keukenmeid, u begrijpt, dat als de huishoudster dat hoortU Is Vrijdag. Morgen komt er visiteMaar Kaatje moet U zelf weten. Neen, ik zal wel blijven, haastte werkvrouwtje te verzekeren. Doch hospita kwam er tusschen. Zei dat het een schande was, om in zoo'n geval iemand nog niet eens 'n half uur vrij te laten. Zei nog meer. Innig genietend van de mogelijkheid om in het fijne voorname huis tegenover die astrante keukenprinses eens te kunnen uitflappen Wat ze wou Ga jijmaar, Kaatje, zei de keukenmeid, rich te voornaam voelend om in te gaan op het gesnauw van vrouwtje uit achterbuurt, ga maar dadelijk, hoor. Je hoort er in alk geval wel nader van» Ka volgde hospita met bevende knieén, trillende lippen. Zij besefte, dat zij tien tegen een het werkhuis kwijt zou raken. En wat zou die notaris haar te zeggen hébben. Een kwartiertje later liet klerk de vrouwen in een wachtkamertje. Notaris had' juist bezoek. Maar ze zouden wel heel gauw binnen kunnen komen. Lang zal zij leven, lang zal zij leven, lang zal zij leven in de gloriazongen zij dien avond voor de zooveelste maal. Kaatje Zeeuw zat in Zondagscben gemakstoel van broer Janus. De hospita en haar familie, nicht Dina en een stuk of wat kennissen waren in het ver trekje vereenigd. Kaatje Zeeuw voelde zich moe en duizelig, t Was haar of zij in een droom leefde, die straks tot de werkelijkheid zou overgaan. Het bezoek bij notaris had niet lang geduurd. Notaris had haar aangeknTir ,Hoe maakt u het meneer Wagge? Het is erg vriendelijk van u dat u hier komt. Meneer Wagge keerde zich om. Zijn gezicht ver toonde een terneergeslagen uitdrukking. „Ik hoop dat u 't ook goed maakt, mevrouw. U woont hier heel aardig, ik hou ook erg van bloe men. Dat is altijd 'n stokpaardje van megeweest." „Bloemen zijn een heele troost in Londen, vindt u ook niet „ja a; ik geloof zelfs dat u hier wel dahlia's zou kunnen kweeken". En na aldus gehoorzaamd te hebben aan de duistere instincten en te laten zien dat hij „'t wist", gaf hij toe aan het een of andere nog duisterder verlangen om te vleien, en voegde er Dij: „Mijn dochter neeft me uw brief laten lezen. Ik wou er liever niet schriftelijk op antwoorden in zoo'n kiesche zaak ben ik liever 'vivey vocey*. 't Is erg vriendelijk van u, in de omstandigheden waarin u verkeert; en ik moet zegge dat ik *t waar deer. Ik probeer altijd zelf ook 'n goed Christen te weze'. 't Lichaam is sterfelijk, en je weet nooit wanneer je eigen beurt komt. En daarom zei ik tegen m'n dochter dat ik u d'r zelf over wou gaan SpiDat doet me genoegen. Ik had al gehoopt dat u dat doen zondt/ Meneer Wagge schraapte de keel, en ging, met schorrer stem voort Ik wil waar u bij bent, niks onaangenaams zegge' over 'n zekeren persoon, vooral niet nou ik uit de krante' weet dat hij ziek is, maar ik moet anders zeeee' dat ik niet goed weet hoe ik me goed moet houe'. Ik kan mezelf d'r niet toe brengen om over „eld te denke', in deze kwestie, maar an den ande- L'n ren kant is 't 'n ernstig verlies voor m'n dochter ie 'n heel ernstig verlies. En dan moet ik ook m'n familietrots niet uit 't oog verlieze'. M'n dochters naam, - enfin, dienzeiiden naam draag ik ook; en al zeg ik 't zelf, ik word gerespecteerd - tkga geregelcf naar de kerk, zooals ik u geloof ik, a verteld heb. Soms, dat kan ik u wel vertelle', voel iYk dat ik me niet kan inhoue', en daardoor alleen - en om u kan ik me intoome'. als ik 't «oomaar ^Terrojl1hïdifaile» zeide, klemde hij zijn handen ineen en maakte za weder los en verplaatste tel kens ziin lompe, glimmende schoenen. Gyp staarde er ^aar^n durfde niet op te kijken naaroogen terwijl hii daar al maar van den hak op den tak sprong, van zijn christelijkheid °P jffjd, van_zijn eigen eer op de wereld, van zijn woede op haarzelf. U^zult^me wel willen toestaan te doen wat ik aag, meneer Wagge. Ik zou 't erg akelig vinden s ik dat weinige niet doen mocht" e aangelegenheid, mevrouw," zeide ,,Ik weet heusch niet wat m'n plicht me voor- vr: Meneer Wagge snoot den neus, 't Is een kiescn* schrijft". Bij deze woorden keek Gyp op. „'t Voornaamste is dat we Daisy lijden besparen, niet waar?" Meneer Wagge's gelaat nam een oogenblik lang een beleedigae uitdrukking aan, als dacht hij: „Liiden 1 Dat zou ik maar aan naar vader overlaten 1" Toen begon hij te aarzelen. De eigenaardige, steelsche warmte van het mannelijk wezen, aat zich aangetrokken gevoelt, kwam een oogenblik lang in zijn kleine oogjes. Hij wendde zich at en kuchte eens. Gyp zeide zacht „Om mij plezier te doen, dan." Meneer Wagge's weder gewoon geworden blik, bleef verward ter hoogte van haar middel steken. Hij antwoordde op een toon, dien hij minzaam trachtte te maken; „Als u 't over dien boeg gooit, weet ik werkelijk niet hoe ik zou moete' weigere'maar dan moet 't tussche' ona tweeë' blijve' ik kan m'n houding niet wijzige'." Gyp mompelde: „Neen, natuurlijk niet. Dank u zeer en over een poosje zult u me van alles op de hoogte stellen, niet waar? Nu mag ik uw tijd niet langer in beslag nemen." En zij stak hem naar hand toe. Meneer Wagge vatte haar aarzelend. „Ik heb 'n afspraak die ik moet houe'," zeide hij. Meneer te Campden Hill. Om twaalf uur gaat op weg naar 't Kerkhof. Ik kom nooit te laat. Goeden morgen.' Toen zij zijn vierkante, zwarte gestalte door het hek had heen zien gaan, waarbij hij ijverig zijn glanzende, zwarte handschoenen weder dicht knoopte, ging zij naar boven, en wiesch haar ge zicht en handen. Verscheidene dagen lang lag Fiorsen zeer ern stig, doch zijn instorting was juist op tijd gekomen, en met ieder uur werd het gevaar minder. Na ver loop van veertien dagen, waarin hij een volkomen rustig leventje leidde, bleef er volgens de woorden van den dokter, niet meer over dan een herhaling te vermijden van de aanleidende oorzaken, en hem wat zeelucht te geven." Gyp had alle cognac weggesloten en alle violen. Zij had hem in haar macht zoo lang hij getemd was door zijn eigen zwakte. Doch zij bracht eenige zeer bittere aren door voor zij om haar kind es Betty en de honden stuurde, en voor goed haar leventie in haar kleine huisje weder opvatte. Zijn schulden, met inbegrip van de duizend pond die hij aan Roseck schuldig was, en de verliezen van Daphne Wing waren betaald. Het meisje was ver trokken naar het landhuisje waar niemand ooit van haar had gehoord, om haar tij'd door te bren gen in eenzaam verdriet en angst. Augustus en de eerste helft van September wer den doorgebracht in de buurt van Bude. Fiorsen'z hartstocht voor de zee, een hartstocht, dien Gyp kon deelen, maakte dat hii wonderbaarlijk matig en vrij van onrast was. Hij had een heilzamen angst opgeloopen, en een dergelijke angst wordt niet zoo licht vergeten. Zij logeerden in een boer derij, waar hij op z'n best was in zijn omgang met de eenvoudige landlieden en als hij op z'n best was, kon hii zeer innemend zijn. Hij probeerde voortdurend om zijn „zeemeermin" zooals hij Gyp was gaan noemen, weg te krijgen van het kind, en haar voor zichzelven te heb oen, om met haar te dwalen over de met gras begroeide rotsen en klip pen en het gele strand van die weinig bezochte kust. Zijn grootste genoegen was iederen dag een nieuw hoekje te zoeken waar zij konden baden, en zich drogen door in de zon te gaan zitten. En dan leek ze inderdaad veel op een zeemeermin, zooals zij daar zat op een met zeewier bedekte rotsblok, met haar voeten dicht bij elkaar in een poeltje, en terwijl haar vingers haar natte haar kamden, en den zon als zilver op haar bloote lijf schitterde. Als zij hem had liefgehad, zou het volmaakt ge weest zijn. Doch hoewel hij dichtbij de natuur en er zijn mannen op wie een stad werkt als ver gif zooveel gemakkelijker te verdragen en zelfs om van te honden was, opende zich haar hart niet voor hem, beefde nooit van vreugde bij het hooren van zijn stem, en klopte niet sneller onder zijn kussen. Dergelijke dingen kan men niet dwingen. De warmte in haar oogen als zij naar haar kind keek en de koelheid waarmede zij hem aankeek, waren zoo opvallend, dat zij zelfs geen man, en die bovendien zooals Fiorsen een egoïst was, had den kunnen ontgaan. En heimelijk begon hij die kleine mededingster te haten, en Gyp begon dit op te merken. Zoodra het mooie weder gedaan was, werd hij rusteloos en verlangde naar zijn viool, en alledrie gingen zij blakend van gezondheid naar de stad terug. Gedurende die weken had Gyp geen oogen blik het gevoel van zich kunnen afzetten, dat het slechts een tijdelijke rust was. van krachten die in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 5