A PLANTENBOTER J Raad Barsingerhorn. WOENSDAG 19 NOVEMBER 1919 62ste Jaargang *io. fniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniffl DE VERBORGEN VALLEI UitgeversTliAPMAN Co. Brieven uit Engeland, FEUILLETON. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllliüi VOEDZAAM HEERLUK VOORDEELIG msr. SCHAGEN, LAAN D 5. Int. Teleph. No. 2a oog SCHAGER II er' COURANT. pit verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag. )o\iitr^ e" ^alert'aiï> Hij inzending tot 's morgens fr uur wer den i EN 1IËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Prijs per 3 maanden f 1.40. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN TIÉN van 1 tot 5 regels f 0E0, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend Amsterdam, 15 November 1919. ferwjjl men in Duitschland ijverig bezig is vast te jlalleu. wie He m'eeste sctiuid heeft am het uilibrér- j;en van dein oorlog, het uitblijven van den vrede, en. per slot van rekening, de nederlaag, gaat men aan fa overzijde van de Noordzee geregeld door met aan tl toornen, hoe hachelijk Engeland er menigmaal heeft voorgestaan. Het gevaar is voorbij:, en de Engelschmah kan, vei lig zittende bij 2ijn gezellig open vuurtje, al die ha- dialijke tijden aan zich voorbij laten gaan. Hij kan, al naar zijn aard is, moppen over een ry^eeriry die niet béter zorgde, óf, zich gelukkig prijzen, dat aies zoo goed is afgeloopen. Toeval, zal hij zeggen, wanneer hij .ïlles aandachtig leest. Toeval, dat wij den oorlog hebben gewonnen Als zijn •peniiartigliekl hem toestaat, zoover .te gaan. Want liefst zou hij natuurlijk beweren, dat alles op r' ile wijze in elkaar was gezet en dat liet zij n pand as. dan oorlog gewonnen heeft, dat alle bondgenoo- ten heeft gered van een wissen ondèrgang. Ongelukkig beweren de meeste bondgenooten dit ook vm zich zeiven, met hwer of minder reden: België, Frankrijk. Italië en niet het minst Amerika. En als va het boek van Admiraal Sir Reginald Bacon kun nen gelooven. komt de grootste eer aan Duitschland toe Een eer, wel te verstaan, door Duitschland niet als /dódanig op te vatten; de oorzaak te zijn geweest «wees!, dat de Geallieerden den oorlog gewonnén hebben. Hie Dover Patrol, 1915—1917, is de titel van Ady miraal Bacon's boek Goedkoop is (iet niet, laat ik dat voorop zeggen. Vier en dertig shilling, meer dan twintig gulden, otn te lezen, hoe goed deze admiraal zijn plicht heeft gedaan waaraan we toch al nifert twijfelden en hoe moeilijk Zijln positie dikwijls was. Het laatste willen we graag gelooven. Sir Regiinal Bacon's boek is feitelijk een rechtvaar diging en een aanklacht Midden in den oorlog, werd hij van zijn post ontheven. Natuurlijk moest hij dit zich laten welgevallen. Verdediging, in 't publiek, was tijdens den oorlog buitengesloten. Doch thans is de oörlog voorbij, en worden ,we letterlijk overstjalpt met boeken van admiraals en generaals. Admiraal Bacon was bij het begin va'n den oorlog niet meer aan de E ig'-lsche marine verbonden. Toen hij werd aangesteld als commandant van de Dovcf patrouille bevond hij zich in Frankrijk, voerde e>r een batterij houwitsers aan. Hij 'werd geroepen om Sir Horace Hood op te volgen. Men oordeelde hem' (iet best geschikt voor de moeilijke post. En natuur* lijk gehoorzaamde hij terstond aan de roqpstem van cjn land. Zeer zeker was zijn post moeilijk. Het Kanaal is maar smal. Voor de Duitschers was er alles aan ga- legen om de verbinding tusscheji Engeland en Frank rijk onmogelijk, of minst genomen, hoogst gevaarlijk 16 maken. Voor Engeland was het een levenskwestiej otn die verbinding open te houden. Was Engeland voorbereid voor deze taak? Wij heb ben het allen Onvoorwaardelijk geloofd, tijdiens den toorlog. Uit Admiraal Bacon's boek kunnen we mer ken. dat Engeland absoluut niet voorbereid was. Waarmee moest de verbinding beschermd worden? Met /de groote vloot? Dit was uit den aard der zaak buitengesloten. De kostbare oorlogsschepen zouden Meelijs een welkome prooi geweest zijn voor de ge vaarlijke duikbooten. Aan Admiraal Bacon werden gegeven oude torpedo- lagers. in elk opzicht van mindere gevechts waarde dan de torpedojagers van den vijand. Minder kanonnen, limdere draagkracht, mindere snelheid. Groot gebrek aan alk soort materiaal. Groot gebrek aan perso f- y *- I 1 BLANTAI door HUBERT FOOTNER, voor Nederland bewerkt door L. ALETRINO. Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht 9. Eindelijk zei Joe iets, dat Ralph het summum van Jjttnlijke verwaandlieid toescheen„Ik weet wel. hoe ik dat soort aan moet pakkea Ik wil weten wie ze is." Hij ging He dekhirt binnen met een air als ber •toonde de geheele wereld hein toe. Ralph zat op beeie kolen, wierp stoelsche blikken in de richting Ji;l de dekiiut en spande zich tevergeefs in om, te •doren wat neel. Onder bevel van Admiraal Bacon stonden voor namelijk matrozen van de koopvaardijvloot, visschers en pas aangeworven vrijwilligers, landrotten. Doch, zij allen waren vervuld van goeden wil. Toch. van hoe groot belang een goede geest onder matrozen en soldaten zijn moge. als we een Jan Rart aan den kant van den vijand gehad hadden, zou do heele zaak in het honderd zijn geloopen. /egt Admiraal Bacon. Onze politiek tegenover de Duitschers was een voudig èen politiek van grootdoenerij. We deden, als-, of er geen vuiltje aan de lucht was, en hielden ons vast. Maar ons systeem werkte boven verwachting. De troepentransporten gingen geregeld het Kanaal over. De schepen met levensmiddelen bereiktén Londén met een verlies van een half percent. Want de Duit schers lieten zich overbluffen. Zij zagen de Kanaal verdediging voor sterker aan, dan zij was. Het eerste deel van Admiraal Bacon's boek eindigt met een gedichtje, waarvan ik een vertaling zal geven, zonder te beproeven, natuurlijk, er ook in onze taal rijm of maat aan te geven. i Met de hemel boven ons en de mijnen onder ons, en een koude, scherpe wind, Wij 'lachten, jongens, en wij .schertsten, jongens, en jaagden op de „submarine". Met de hemel boven ons, en de zee boven ons, én een leegte, waar ons schip was geweest, 't Is onze trots, jongens, te zijn gestorven, jongens, bij 't jagen op de „submarine". Met de hemel boven je en de groind onder je, door onzen arbeid wandel je gerust. Maar denk dan ook eens aan de mannen, die stierven bij 't jagen op de „submarine". IT i .i i r\ j i i Een zeer belangwekkend gedeelte van „Thé Dovér Patrol" handelt over de voorgenomen landing op de Belgische kust. Dat een landing beproefd zou wolf den. geloofde iedere EngeCschman, geloofde waarschijn'* lijk ook het Duitsche legerbestuur. Maar het bleef een wachten, van week tot week, en van maand tot maand, zonder dat er iets gebeurde. Thans veru^* men we. uit Admiraal -Bacon's boek, dat de planrten er waren en tot in bijzonderheden uitgewerkt De tran^" portschepen lagen klaar, de tanks stonden gereed, de mannen waren er, om ingescheept te worden. Maar de zaken op het Westelijk front gingen niet, zooals men gewenscht en verwacht had. De inneming van Roulers zou het toeken -zijn, eln Roulers werd niet in^ genomen. Wat het gevolg geweest zou zijln, als in 1917, of eerder nog. e©n millioen mannen in België gelandl waren, behoeft niemand te vragen. De oorlog zou er belangrijk door verkort zijn. iets; waarom geen roensch rouwig geweest zou zijn, t zij hij behoorde tot de Cen'tralen. of de Geallieerden, of tot geen van beidé. De aanval op Zeebrugge en Ostende geschiedde na Sir Reginald, Bacon's ontslag. In zekeren zin zal het dus niemand verwonderen, dat de admiraal er kritiek op uitbrengt, een afkeurende kritiek. Tot nu' toe heen ieder echter in Engeland de onderneming als een volf ledig succes beschouwd, en dus is l#t wel van be lang te vernemen, wat iemand als Admiraal Bacon er op heeft aan te gierken. De Vindictive werd langs zij van den havemdam gebracht, en de mannen landden met kleine troepf' jes. Volgens Sir Reginald had men «en monitor co rnet don boeg op moeten laten loopen en in enkelé oogenblikken een groote .massa tnannen op dein. dam brengen. Nu was, volgens Admiraal Bacon, ondanks de ótioed door de onderne|miers betoont de geheélé onderneming een mislukking. Ook hieT zal do gcschief denis wel weer moe/ten uitmaken, wie gelijk heëftj. In een zoo ernstig boek a}s The Dover Patrol uit den aard der zaak is, komen toch ook af eln tde' wel eens anecdoten voor. Een daarvan bewijst, in welke moeilijkheden, een zeeman komen kan. die de spét- I van zijn taal niet volkomen onder de knie heeft en matroos aan boord van een trawler had rifeu- matiék gekregen, en nüoest, op bevel van den dokter, geland worden. De dokter droeg den kapitein van de trawler op, nu naar d« kust te seinen, en te vragen om .een draagbaar, waarop de patiënt dan terstond naar het hospitaal vervoerd kon worden. Daarop ver trok de dokter en wachtte te vergeefs op. den patiënt." i Wat bleek bij onderzoek? „We hebben geseind" zei de kapitein. ,.maar kregen bericht terug, dat wij twSalf honderd gulden boete zouden krijgen, als we hem aan land brachten". „Maar waarom?" vroeg .de genees-) heer. in stomme verbazing. „Ja" luidde het antwoord, „ziet u. we konden aan boord geen van allen itieu- matiekspellen, en toén hebben we maar geseind, dat ie pokken had." Wat het gevolg jvas voor deh patiënt, vermeldt de historie niet. Het gesprek wriiep als alledergelijke gesprékkén. «Zoo kmdjel" begon Joe. j Het meisje wendde hem een effen gélaat toé zon eenige uitdrukking. „Zool' zeide zij. Joe trok een kist naast de hare en ging zitten. ..«ik dacht zoo, dat je je misschien verveelde zoo "leen., vervolgde hij minzaam. 'louH vaui hüeen zijln met mezelf, ik" zeide zij, ®l oetn gemaakte naieveteit in houding en manier spreken. Joe keek haar scherp aan. Haar oogen hield zij Doorgeslagen. Hij constateerde, jjat ze in 't minst beleedigd was, en ging voort: "u® 'leei j®. kindje?" „Mary Black, om U te dienen." «Waar ligt je thüis?" Ilwraith-meer. Mijn vader die heet Jack Black. I zeer good jager." H#?aar schuwe, vreesachtige manieren moedigden Joe in at}n. Dat zaakje liep prachtig. „Waarom leef ie 'oor ^)6scllen?" zeide nij minzaam „Dat fe> nie|s Zv, ®ua meisje dat er zoo goed uitziet als jij 7j(°®H®r die wilden." II haalde onverschillig de schouders op. te "j® ®oest hier aan de rivier zijn daar is wat Blanken weten 'hoe ze het leven moétén Au' -^d® zij onderworpen, w sfJ? °P het Fort kwam, zou je alle meisjes de „Weken. Ze kunlnen niet bij je halen." ?ar 8®m huis." zeide zij. buis C, ^'eiaakkelijk te verhelpen. Ik zal je een Wok "(L ?1,®T. ®®M erver denken," zeide zij. VferLjH er een reuzenfeest op het fort.' ging «Webjk voort. „Wedstrijden en vuurwerk en er wordt gedanst, en iedereen heeft vrij étén m drinken. Zou ie dat prettig vinden?" „Ja. mijnheer.'' „Nou, kom dan eerst mij halen, dan gaan wij sa" men op ©en vlpt de rivier af.' Dank u,"- was tiet antwoord. Joe. vol blijdschap over de vorderingen die hij maakte trok zijn kist dichter naar haar toe, en legde een handpalm op eeh van haar -tengere polsen. Ralph. die de beweging zag, beet zich opnieuw op de lippen. „Je bant een verstandige mdid," vond Joe. „Jij en ik zullen goede vrienden worden Ik ben een goe" de kerel, al zeg ik het zelf. Een ïneisje, dat er goód uitziet, kan van mij gedaan krijgen wat ze maar wil'' Het meisje trok tiaar kist een eind weg. „Ze ziein u buiten," zeide zij waarschuwend, Joe lachte vettig. „Ben je bleu hé? Nou. dat mag ik wel. zoo'm beetje schuw den eersten tijd. Later, als er niemand in de buurt i§. spreken we eikaar nog wol eens nader.' Met het air van een overwinnaar keerde Joe naar de anderen terug. Ralph's rechtervuist balde zich au' willekeurig samen bij tiet zien van zijn vettige zelf genoegzaamheid, maar hij moest zich voor het oogen," blik ertoe bepalen, de plekken uit te zoeken, waar hij hem graag zou raken. „Aardige meid." knikte Joe goedkeurend. „Heel aardig." ,Hoe heet ze? Waar is ze vandaan?" vroeg Staley. Joe herhaalde wat ze hem had verteld! Ralplh haar de ruimer adem. „Ze heeft gelogen," zeide Staley kalm. „Zes jaar lang kom ik geregeld aan het Mc. Ilwraith-meer. Ik ken die streek dusalle lui die daar vandaan komen zijn klein, an hebben de oogen vlak pij elkaar." ,Nou, misschim is ze een halfblanke," onder stelde Joe. Ik heb haar aan het Mc. Ilwraith-meer nog van Vergadering op Dinsdag 18 November 1919, des middags 2 uur. Aanwezig alle leden Voorzitter de heer K. Breabaart Dz., burgemeester, secretaris de heer P. Eronder, NaH nog op- Mevrouw Bergmaan beeft op de 2e notulen, die zijn toegezonden, een aanmerking. Daarin staat het, even opening der vergadering vraagt voorzitter of er op- of aanmerkingen zijn op de 'notulen. aio In de Schager Courant opgenomen, over dat doods kindje en de twee zieke kinderen. Spr. heeft niet het doode maar de zieke kinderen geholpen. In een heele reeks van woorden licht spr. dit toe. Voorzitter: Herinnert nog een van de heeren hoe of het is geweest? Niemand herinnert het zddh. Voorzitter vraagt of mten er zich dan wee kan ver- eenigen dat het dan zoo veranderd wordt. De heer Blaauboer acht het niet der moeite waard, hetzelfde is er mee bedoeld. Mevrouw Bergman oonfeelt juist van niet. De heer Blaauboer meent dat het toch zoo gezegd is. Mevrouw Bergman is juist van anders meening, spr. kan het niet zoo gezegd hebben. Ik spreek ras, zegt spr. en was nog vol verontwaardi ging over de zaak. Tenslotte is niemand er tegen dat het veranderd wordt en onder dank aan den secretaris, worden de notulen verder goedgekeurd. Van den Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie is een schrijven ingekomen, dat met 1 Januari a.s. den geheelen telefoondienst in staatsexploitatie komt en wordt verzocht de betrokken ambtenaren en hulp- ambtenaren.van gemeentewege te ontslaan. Deze zul len allen door het Rijk worden overgenomen. Ge vraagd wordt de spreekcel die van de gemeente is, gratis af te stiaan, ook de sohelgeleiding naar den besteller. De diensturen worden voor Barsinger horn bepaald op 6 uur, n.L van 811, 121, 23 en van 67. Voor KoLhorn op 5>j uur, n.L van 912 2—3 en 67. Langere openstelling is mogelijk, maar voor gemeeenterekening. B. en W. stellen voor aan deze vragen geheel te vol doen; het personeel eervol te ontslaan, de spreekcel af te staar, onder verplichting van verder onderhoud voor het Rijk. Sdhelgoteiding is er niet. De heer Engel meent, dat het vanzelf sprak, dat als de gemeente de spreekcel afstond aan het Rijk, het Rijk ook het verdere onderhoud had. Voorzitter meent dat het voorzichtig is, deze be paling op te nemen. Algemeen wordt het voorstel van B. en W. goedge keurd. Van het Hbofdcomité voor de groote Landbouwten toonstelling te Schagen is het verzoek ingekomen om flnantieelen steun in den vorm van waarborgfonds en subsidie. Voorzitter zegt, dat de heer Smit en spr. deze zaak hebben behandeld, de heer Geertsema was ziek. ZIJ waren van oordeel, dat, hoewel deze tentoonstelling het algemeen belang bevorderde, het geen gemeente belang was om geldelijk te steunen, vooral niet omdat de afdeeling der HolL Maatschappij van Landbouw met lijsten rondging bij particulieren. De m eest be langhebbende n konden op deze wijze hun gaven ge ven. De heer Kooijman is het niet met B. eti W. een». t Spr. dacht, waar de landbouw de hoofdbron van b^ staan is voor het grootste gedeelte der gemeenté. hét wel degelijk op den tveg der gemeente lag. om fu nantied te steicnen. De heer Engel is het volkomen met den heer Kooi man eens. zoowel 'het landbouw, als het zuivelbedrijf later wellicht ook de tuinbouw, is een belangrijke bron van welvaart voor de gemeente. En daar spr. hoopt, dat in de komende tiiden ook de arbeiders .i^eerderé voordeden zullen trekken uit deze takken van bedrijf, acth spr. het wel degelijk een gemeenteteak, zulké nuttige zaken als deze tentoonstelling is. Jte steunen. Spr. wü echter geen subsidie, .maar alleen waarborgt fonds. Immers, waar deze exploitatie voordeel kan opleveren, zou hij niet graag willen, dat het gemeentel" geld daaronder behoort. Spr. wil1 alleen helpen, ala er tekort is en daarom in den vorm van waarborg fonds steunen. De heer Blaauboer Iran zich heat met den heer het minste behagen meer. Tegen het donker meerden zij aan een boom op den oever, en wierpen een plank uit. Onder de pdjnboo" men werd een groot vuur aangelegd, en toen de duisternis geheel was gevallen, vormde het een fan" tastiscli clair.obscur in rood en zwarthel vuur op" laaiend onder de groote boomtakken, de silhouetten der halfblainken die druk in de weer waren met het bereiden van het avondmaal en terzijde van de ri vier de kleine stoomboot,, die haar voorsteven .in den vuurgloed scheen te steken. Toen het avondeten klaar was. groepeerden zich de vijf blanken'om liet vuur. möar het mieisje Jnam, ondanks de welgemeende en'geestige uitnoodiging van rn'ti Jeven niet gezien", zeide Staley ,.En ik ken ze daar allemaal. Er is niemand die een goed jager is en Jack Black heet. Ze heeft je voor den mal «ehuden.f iét niemand die een goed jager is vier hunner, haar deel mee terug naar de boot „Laat haar maar zeide Joe. „Ze is veel te trotsch om in gezelschap te eten." Zijn toon van gezag was Ralph bijna te veel. Jog leverde zooals hij daar zat met de beenen over el-, kaar. zijn buik .neerhangend over zijn knieën, geen verheftenden aanblik op. rlij bad zich van /11e over tollige kleederön ontdaan Hijat en dronk met smak- tonggenot en zijn wangen en de kale niet op zijn hoofd werden purper van inspanning. Een velt, achtige zwarte lok' hing hemover h§t voortioofd, en theedruppels vieletn van de lange punten van zijn snor. Natinya zat rustig op het dek haar avondeten te ver orberen. zichtbaar voor de maninen, daar het nog niet«eiue i» nou u volkomen donker was. Ralph die haar ongemlarkt j zegd. op de stoomboot niet tegen mij te spraken, zat op te nemen, voelde een befemlmjeréndén angsjj bij de gedachte dat zij gedurende den nacht alleen op de boot zou jjjm. "Als /ij /elf bang was, dam liet zij dit in elk geval door niets blijken, en haar eetflust schéén er allerminst onder te lijden. Joe ving Ralph's blikken in de richting van de stoom boot op. en barstte in eein uitbundig lachen uit. ^Voor uit". piep hij, „trek fer op af {ze zal (e fniet bijten." Btalph had me! lief (je Joe de hersenen kunnen in slaan. Hij was echter 'genoopt zoo vriendelijk te gliirr- Ralph naderde haar tot dichtbij en liet zijn stem dalen; gejaagdheid maakte haar schor. „Hoe doe je vannacht?' vroeg hij. „Waarvoor wilt u dat weten?" zeide zij koel. zoar der hem aan te zien. Het bloed Yloog Ralph naar het gelaat; er was reeds veel van -zijn kalmte gevergd. „Ik dacht alleen maar aan je eigen veiligheid,zei bij driftig. .„Dat is niet noodig," luidde het antwoord. „Dt kan op mijzelf passen. „Weet je dat Joe Mixer doet. alsof je van hem bent?" ging Ralph voort. „Die smeerlap. Wat defllc je daaraan te doen?" „Het kan me niet schelen wat hij' zegt. ik weef wat mij te doen staat." In werkelijkheid verdacht Ralph haar niet. piaar het paste beter bij zijn verdrietige en booze stemming zich den schijn te geven, §ds deed hij hert wel; „Ik heb je toch vertrouwd", zeide hij bitter. Dit scheen het pantser van onverschilligheid te door boren. Een snelle, toornige blik tro fhem ,.Wat daén?" Mixer een klap laten stop, geen standjea. tioud hem alleen voor den gek." „Ohl," zuchtte Ralph met zijn houding verlegcK maar voelbaar verlicht Ga naar de andereln." zeide zij. „De heb u ge- Kan me niet schelen." zeide Joe. „ze. ziet er niét slechter om uit" In yden loop van den namiddag zochten de and/ère drie mannen elk een gelegenheid om het méisjé aan lachqn als hem ondeij deze omstandigheden miogelijk was. Op hetzelfde oogenblik kreeg hij pen idee. Hij zorgde dat hij eerder klaar was aan de anderen, en vraten ge oogjes genover allen hetzelfde; zij was eenvoudig, vriendelijk en onverschillig. Ralph wist niet wat nij aan haar had. Hij kon dit alles moeilijk verdragen De on gegeneerde grofheid der mannen ergerdé hém. maar ooi was hij boos op Nahnya, dat zij deze niet schegn ta voelen. In de schoonheid der rivier vond bij niet ïrgerd zij de op de boot toe. iets mompelend over tabak, die aij moeat halen. „Flink zool" riep Joe. „En nu ipaar brutaal Zijn; met halve maatregelen bereik je niets." „Een mooie avond," zeide Ralph tot Nahnya. luid genoeg om door de anderen gehoord te kunnen worden. „Ja antwoordde zij. op precies dezelfde wijgi als ze tot de anderen had gesproken. Hij stond een oogenblik beduusd. Toen ging hij het ruim in om tabak uit zijn reiszak te halen. Terugko mend zag hij' haar onbewegelijk, ver weg over de ri vier staren. ♦.„Maar gaj zijn allern&al een praatje met je komen maken." trachtte Ralph zich te rechtvaardigen. ,.Het valt op. als ik alleen het niet doe. Ze hebben Ier al wat over gezegd. Je hebt net zoolang met Ze gepraat, als zij zelf maar wilden. Waarom! kan je niet ook zoo tegen mij zijn?" „Ga been." zeide zij. „U kunt niet zoo tegen mij doen als zij. Ze zien het verschilt En als ik ge woon vriendelijk legen u bent. komt er ruzie Ga naar tien toe." Daar viel weinig tegen in te brengen. „Maar Ut lacht er aan..." begon hij weer, pu op bescheidener toon, „hoe doe je....?" Zij haalde de schouders op „Maak u daar niet bezorgd over. „Ik kan voor mijzelf zorgen. Het zijh Ze «betttaMKto .„Uete, die II »or v* Rallph ging de loopplank weer over; hij kon nog minder hoogte van haar krgijea dan vroeger, maar ti ij was ook veel minder ongerust. Haar zelfvertrouwen werkte aanstekelijk. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 1