Uil hel Hart Yati Holland. Het Meisje van hiernaast. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Brieven uit Engeland. Uit en Voor de Pers. Tweede Kamer. Zaterdag 21 April 1920 63ste Jaargang No. 6607. Mei uitzondering van de direct-gegadigden voor tractementsverhooging heeft men bi]zonder weinig bec langstelling getoond voor de onderwïjsdebatien in de Tweede Kamer. Nu het openhaar onderwijs onder de leuze van „pacificatie" toch gedwongen werd het veld te ruimen voor sectescholen van allerlei slag, die ten overvloede het bewijs leveren, dat de séctégan' gers zelf bevreesd zijn, dat hun doctrines geen wor-1 lel kuninien schieten oi] jonge menschen, die niet van kindsbeen af daarvoor zijn geprepareerd, is er geen redeil dat men zich druk maakt over een paar bank biljetten meer of milnder. De pacificatie is er nu éénmaal en natuurlijk zonT der dat' iemand bevredigd is. Het opeinbaar onderwijs is vernield door de wet, Inadat de ,,roode" onderwij" ziers den weg daartoe hadden gebaand. Onderwijzers hebben hun faam altijd wat anders te villen dan een gewoon mensch, waarlijk niet ge stolen. Ainder gemeentepersftneet staakte of dréigdé wanneer het loonsverhooging wilde. De onderwijzers niet. Zij stelden zich tevreden met allerlei campagnes teyen hot hoofdschap, tegdn bijslag voor verschillende aden, tegen.... alles en nog wat, maar een directe loonc&mpagne voerden zij nooit Toch was die in hun politiek kader van vroeger zeer zeker mogehik geweest. Omdat zij er den voorkeur aan .gaven hun abel iancs een omweg te „bereiken, hadden zij naf tuurlijk bases noodig. Ein het is bekend, dat iemand, die zich op politiek gebied in frases begeeft, onher roepelijk eindigt met sociaal-democraat' te worden. Zoo §oed ais de dagelijksche lezing van. de halfslachtighe- óii valei „Het Volk", elk consequent denkend mensch in do S.D.A.P, ten slotte in de armen van Wijnkoop dool belanden, wanneer hij door de studie van de loer des H. Marx, naar de beschrijvingen Troelstra'js} genoeg vam zijn verstand en zijn uitgangspunt is af gedwaald. Van afdwalen gesproken.... We begonnen mol te wijzen ojp de weinige belangrijkheid dor Kamerder batten en zitten nu een snuifje te nemen iin do hooge politiek. Maar die afdwaling brengt ons, ^ij hot fangs een omweg, toch tot de twee dingen die, den Hagenaar deze week interesseerden, n£ cie vérjaardagén. Dié \an Prins Hendrik en die van Troelstra zeil Die van den prins werd gevierd, door géén parade, géén re ceptie ten hove, géén algemeene illuminatie, maar door de opvoering ter gelegenheid van dit feest van liqt toonoelstuk ^Mesalliance", zooals een der Haagsche bladen schrander mededeelde eh verder door hét sé~ (jert eenige jaren, niet meer vertoonde Jé drogén han" geil va/n een aantal tot vaandeltjes verknipte zwenr- broeken tusschen pelen in hol Voorhout, zoomede van hot eloctrisch verlichten van verschÜLende re- geeringsgobouwen, Hetgeen fraai en tameliik kostbaar zal zijn gowieest, gezien de prijzen, die de gepéénté rekent voor electriciteit, Aangezien het mooi weef was konden alle ambtenaren van staat, gemeente' ein, provincie hun gezin meeneihen om naar de dichtjes to gaan kijken, wat een waardig besluit was van den halven vrijen dag, waarmode elk feest voor hefi is verbonden. Anders vallen de zwoegers er ook bij neer. Drinkebroers (den Haag wordt op zulke dagen drooggelegd) moesten hum fortuin in Rijswijk zoeken, waar do anti-alcoholbeschavinig nog niet is doorger drongen. De andere verjaardag, die van Troelstra, werd zon" der lichtjes door een groot deel der bevolking werke lijk gevierd. De leider maakte zijn vijfde dozijm vol en werd derhalve door allerlei menschen en bladen, die anders geen goed woord voor hem over hebben, plotseling bevorderd tot groot mam en tot staatsman. Als het voldoende is politicus te Zijin om staatsman te mogen heeten, komt die titel ongetwijfeld dén jut* biiaris toe. Misschien is hij wei de 'eenige, wi-en net ooit gelukte met een dergelijke hoogist Onstabiel© par tij achter zich van den beginne dictator te 'Zijn en te bliiven. I'n weerwil van allerlei wisselvalligheden heeft, hij zijn panij, op..hot wegloopeu der Ravensteijners na, bij elkaar weten te houden en te vergroeien. Al lerlei menschen die nooit van Marx hebben gehoord, heeft hij voor zijn groep gewonnen biet zijn tweiei cenico troevenwelbespraaktheid en onteivrédénhéidL Als hel voldoende is voor het veroveren van den sfaatsmanstitel drie, vier uur achtereem te kunnen spreiron en 'aan ieder, die ontevreden is, ©én panacéé aan de hand te doen, telt Nederland vele staatslieden, NAAR HET ENGELSQH VAN RUBY M. AYRES DOOR W. J. A. ROLDANUS Jr. Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht. 14 Ik antwoordde boos, dat er geen sprake was valn brpijoft. Dat hij heel goed wist, dat Don beloofd had te wachten itot de oorlog voorbiji was. „Je moet hem 'van die belofte ontslaap" zeide de oude Jardi-ne op den main af. „Waar moeten zij op wachten? Hiji .heeft achtduizend polnd om zijn vrouw na te laten, wanneer bet ergste mocht gebeuren, 'wat niet het geval zijn zal én in de gegeven omstandigT heden, zeg ijc, dat je hem van die belofte moet ont slaan." „Hij wil het niet," zeide ik 'scherp. ,,Hij heeft er zelfs niet op gezinspeeld." Er volgde een kleine pauze. „Heeft hij jou daarom soms hierheen gestuurd r vroeg ik boos. „Lieve hemel, neem", zeide de oude Jardin. „Of of anders het meisje?" vroeg ik. Jardine werd vuurrood. „Waar zie je me in 's hemels naam voor aain, Bu- chanan?" vroeg hiji verontwaardigd. „Ik zie je aan voor 'een goedhartigeh philantroop, die niet l>estand is tegen een knap gezichtje," ant woordde ik lachend. «Jij' lijkt wel een vos, die de passie preekt Dacht je soms, dat ik blind was? Dacht je soms dat ik niet zien kan. dat het meisje jou heel wat meer onder den duim hoeft dan miji je behoeft niet koo boos te kijken," voegde hij graan- toe, toen ik hem veront" waardigd aankoek. „Je moet niet dénken, dat ik het je kwalijk neem. Geen quaestie va'n. Zij is aardig, verduiveld aardig. En ik bewonder je, dat je haar die japon .gestuurd hebt, waarachtig waar. Maar het is beetje cd te gek. dat 'je mij een goédhartigéln philantroop noemt Het diende -nergens voor mij nog langer te verzet ten. Ik gaf het op. „En wie heeft je dat gezegd van die japoh vroeg ik aarzelend. „Niemand wist het ik heb het ding alleen gekocht, omdat ik zoom 'medelijden met haar had -omdat Don gezegd had, dat haar vader er geen voor haar koopen zou. Wie heeft je dat verteld, dat zou ik wel eens graag willen weten." De oude Jardine leunde achterover in zijn stoei en giebelde. „Lieve hemel, ae heeft het me zelf vértéld.** wiarvan er ook enkele fn dc Kamer terecht zijn ge komen.... De een doet het met pinkplllen, de ancLejr met „stemt rood", de derde met weer wat anders. Troelstra is o.i. het slachtoffer van het feit, dat hij in zijtn partij een der zeef weinigen is, die eejn imr telliectueele rol spelen e!n tevens praotisoh politiék werkzaam kuninien zijn. Als er leidende mannen onder de sociaal-democraten genoeg waren om het proef tisch werk en de iinteliectueède leiding ter vérdéélén,. zou Troelstra waarschijnlijk als leider veel hooger staan, dan thans het geval is. - Nu moe^t hij tegelijkertijd optreden als voormanjn het bedrijf en als bedrijfsleider in de fabriek, waar de heilstaat wordt vervaardigd. Het spreekt, dat dit enorme moeilijkheden medebrengt Een meesterknécht kan zich verspieten en een bedrijfsleider kan zich ver gissen. Maar in het eerste geval is de bednjfsleiclejr daar om de fout van zijn employe recht te zetten en iln het tweede geval kan de chef zich verontschul digen met het zeer geldig excuus, dat hij biet van elk onderdeel van het bedrijf op de hoogte.kan zijn. De man, die beide fulncties tegelijk vervult, die als theo reticus zich rekenschap moet geven .abstracte begrip pen ein theoretische consequenties., maar tevens als practicus tot het volk moet spreken, dat alleen om feiten geeft, om daadzaken en tastbare dingen, zulk een man stelt zich onophoudelijk bloot aan tegen spraak met zichzelf. En nu is het ongeluk, dat niet ieder gehpor, niet iedere partij, zoo volgzaam is als die der antirevolutionairen, waar een Kuyperiaansch ,,oude plunje", 'in'frase over ;)het boetekleed, dat denman niét ontsiert", yoldoemde is om alle tegenspraak te doen ophouden. Het volk i!n het algemeen laat zich met zulke frases niet paaien, het pleegt iemand te houdejn aan het edns gesproken woord. Dat het in .Traels tra's bijna veertigjarige carrière als volksman zoo zelden tot ernstige conflicten is gekomen en dat men hem zoo zelden heeft kunnen netrappen op tegenspraak met zichzelf, is bijna een wonder, gezien de positie, waar in hij is geplaatst. Geen wonder dan ook dat zijn le venskracht, iniet door zijn jaren alleen, doch in hoofd zaak door de onbeperkte toewijding, die hij gaf aan wat hij zijn levenstaak meent te zijn, er niet op vooruit ging. Dit is te betreuren voor hem zoowel als voor zijn partij, als voor het geheele laihd. Want Troelslra, hoe ook marxist en theoretisch revolutionair heeft toch steeds het besef behouden Nederlander te zijn en bleef steeds nuchter als 'n Nederlander staan tegenover allerlei uit den vreemde geïmportéérdé éx- cessen. Zonder den drang van Wijnkoop toen Troel" stra z'n positie iln de beweging bedreigd zag, had hij verx" moeclelijk in November 1918 gedn voet verzet Doch had hij chet niet gedaaJn, dan zou zijn piositie als lei" der, ^ooveel jaren ingenomen, in de verdrukking zijn gekomen. Hij had dus geai keus. Maar hoeveel dergenen, ^ie in latere jaren samén zullen hokken pp den dictatórsloel, die hij nu SUeen inlneemt, zullen den moed hebben niet aanstonds, als een amdere Wijnkoop maar van revolutie kikt, zonder dat zij er, als TToelstra in 1918, toe gedwongen wor den. aanstonds op eigen houtje een graai naar de macht te.doen? Als wn dus wenscheln dat Troelstra nog lange jaren de leider der sociaal-democratie in Nederland zal blij." ven. dflin is dit niet uit bijzonder groote sympathie, met die partij, doch veeleer uit de overweging, dat Nederland veiliger is zoolang hij partijleider van een groot deel der arbeiders is, dan wanneer allerlei theo retici zonder practijk én practici zonder theorie de leiding iln handen zouden nemén. Amsterdam, 17 April 1920. In Maart 1919, ruim een jaar geleden dus, verscheen een boek in, Ëlngeland, dat heel spoedig heel vieél opgang maakte. Het droeg den titel; Dagboek vain een Teleurgesteld jVfan. Men las het dagboek, men sprak er over. Er werd over geschreven. In alle bladen en tijdschriften ver schenen kritieken Over één ding waren alle beoor deelaars het eensdit dagboek was een geniaal werk. Het was ver van prettige lectuur, juist het tegenge stelde. Het was zóó diep tragisch, en scheen daarbij zóó waar, zóó uit het leven gegrepen te -zijn, dat de meeste lezers en bewonderaars van harte hoopten, dat het een niet ware geschiedenis bevatte, dat er geen man was, die werkelijk het leven had geleefd, dat daar op zulk een aangrijpende wijze beschreven was. ('Zij, die zoo hoopten, hadden wel eenige reden om te gelooven, dat hun hoop niet ij-del was. De ware naam van den schrijver was niet vermeld, slechts een pseudoniem, met de bijvoeging: een jeugdig be ambte .van het Natural History Museum in South Ktensington. Bovendien, het bevatte een inleiding van dien welbekenden schrij'ver H. G. Wells, zou het zoo te verwonderen zijn, ajs JVells en de jeugdige be ambte een en dezelfde persoon waren Dergelijke dingen zijn meer vertoond. Sir Walter Scott was er een groot liefhebber van. Helaas, wie zoo dacbten -hadden zich vergist, wat spoedig bleek. Al heel gauwi waren er menschen, die. I kkeek hem aan en vóelde, dat ik eeta kleur kreeg als een pioen. „Heeft zij; het verteld?" De oude Jardine knikte „Ja rij. jongen. Dat meisje kaïn je heel moeilijk verschalken. Zij: wist van wie de japoin was voor rij hem uit de (loos haalde, daar wed ik wat om. „Maar hoe waarom?" Ik wist geen woorden te vinden. De oude Jardine knikte philosophisch „Jiji bent geen tegenpartij voor een vrouw, mijn jongen," zeide hiji „Dat .zijin we trouwens geen van allen." „En zij 'lachte er zeker om?" vroeg ik woedend. „Neen, zijl lachte niet. -Zij zeide maar ineen, ik heb geen recht te herhalen wat zij; 'iln vertrouwen tegén me gezegd heeft" „Nou je zooveel verteld hebt, kan je het restje ook wel zeggen," zeide ik droogjes. Maar de oude Jar dine kon koppig zijln, als hij wilde, en hij zeilde geen woord meer: Dus had rij al dien tijd geweten, dat die japoin van mij kwam. Hoe had zij het in 's hemelsloaam ont dekt? Ik had haar nooit in mijln leven een cadeautje ge geven ik had nauwlijks een vriendschappelijk gesprek met haar gehad, en toch had zij geweten, dat die vervloekte japon van mij: kwam. Ik kon slechts ver onderstellen, dat wat de menschen „vrouwelijk in stinct" noemen daarvoor verantwoordelijk gesteld mocht worden. Er lag een schrale troost in dé wetenschap, dat zij er mij niet otrn uitgelachen had. Maar toch zou ik graag geweten hebben wat rij gezegd had. Zij droeg die japon vanavond., Ik had haar een uur geleden met Don zien. wegrijden in het rijtuigje, dat naar strooi rook en er altijd uitzag, of het schooui gemaakt moest worden. Ik dacht aan haar zóoals rij: er dien avofnd pp Jardine's dinertje uitgezien had met dien blos 'op haar wangen en die schittering in haar o-ogen, en toen dacht ik aan 'de marnier waarop die avond ge ëindigd was,-ein ik vroeg me at t>r Doln nog eens zoo dwaas zou zijn of dat die eene scène genoeg was om hem te genezen. Want hij had het meisje ongetwijfeld lief; maar hoe lang zou de lief-de duren? Dit Was de groote vraag. Hoeveel Rosabelle Girlings zouden er nog, in eijn leven komen? „Ek geloof altijd", zeide de oude Jardine, als kon hij mijn gedachten lezen, „dat, wanneer een man jong trou-wt, hij meer kans -krijgt om gelukkig te zijn Ihet geeft hem een belang, iemand om voor te wer ken, iemand, om naar terug te komen den icbrljver kenden. het boek laten, en begrepen, wie er achter het pseudoniem verscholen was, Ook schreef Wells in een dagblad, dat in het dagboek slechts twee dingen onjuist waren: de naam van den schrij'ver en de datum van rijm overlijden. Die diatum was gegeven als 31 'December 1917, terwijl de schrijver in weeitkelijkheeid de verschijning van zijn wetic in druk ruim een half jaar overleefde: hij stiei f den 30sten October 1919. 1 Bi -bellioDj werd geboren deni Ten September 1889. Zijn rader was dagbladcorrespondent ergens in Devoiuöhire, en toen de zoon op den leeftijd kwam, waarop hij een werkkring moest gaan kiezen, werd hem aangewezen, meer dan dat hij ze koos, de loop baan van zijn vader. Zoo gaat bet zeker in meer dan vijftig gevallen van de honderd. Maar dan koin!t er vaak bij., dat de zoon, al heeft hij geen bepaalde liefde voor het vak van zijn vader, evenman voorliefde heeft voor eenig ander vak. Met Babbellion was dit -niet het geval. Hij had niet een voorliefde voor een zekere loopbaan, doch een zuivere hartstocht. Hij wou en/ zou natuurkundige worden. iDe natuurlijke historie beheersebte al zijn gedachten en verlan gens sinds zijn vroegste kindeijj-areTi. Hij herinnerde zich en wie kan hem dat naizeggen de eerste maal, dat hem een vogelnest werdi getoond. Bij de meeste kinderen één indruk uit honderden. .O'ok bij Ranbellion, maar een alles overheersohend-e. Dat Barbellion de loopbaan van zijn vader moest gaan volgen, zal niemand) dien vader kwalijk ne men. Natuurlijke historie is een mooi vak, maar het is niét e'en van de ddngen, waarmee iruen zoo maar zijn dage'lijksch brood verdiént. 'Doch de jonge Journalist had niet alleen een diepe liefde voor zijn uitverkoren studievak, hij bé zat tevens een onverzettelijken wil. -Bij hem sttond het vast van den beginne, dat hij vroeger of later de dagbladpers zou verlaten en zich wijden aan wat hij beschouwde als zijn roeping. De gelegenheid daartoe kwam spoediger, dan men zou mogen verwachten. In 1911 kwam een betrek king open aan- het Natural History Museum in South Kensington. Barbellion was onder degenen, die er naar dongen, en hoewel bij zijn kennis op school noch universiteit had opgedaan, slechts zich zelf had onderwezen* wedd "hem boven alle anderen de voor keur gegeven. De journalistieke loopbaan zei hij vaarwel.' i Weinig zal hij toen vermoed hebben, de eerzuch tige jonge man, dat hij' zich juist als schrijver naam Jou maken, en niet als natuurkundige. Voor het aatste werd hem de tijld niet gegund. In 1911, op twee en 'twintigjarigen leeftijd aanvaardde hij zijn arbeid aan het Museum. Zes jaar later zag hij zich genoodzaakt dien te staken. Na herhaaldelijk ^ziekte verlof gehad te hebben, moest hij in Juli 1917 ont slag nemen uit een betrekking, zoo hoopvol aan- .vaard. Wel mocht zijn dagboek heeten, dat van een teleurgesteld man. Toch, zelfs vóór hij aan het South Kensington Museum benoemd werd, was de toekomst al niet meer hoopvol voor Barbellion. Sinds 1909 verschijnt er in zijn dagboek eien onderwerp, dat vdn even groot belang wordt langzamerhand als zijn geliefd studievak, om het ten slotte over het h-oofd te groeien: de toestand van zijn gezondheid. Reeds dan schrijft hij: „Met het ooig iop de kortheid, de -bitter heid en de onzekerheid van het leven, schijnt alle wetenschappelijke arbeid mij waardeloos". Gedachte aan en vrees voor dén dood beheerschen Barbellion meer en mieer. Ln welken vorm hij zou komen, was hem nog onzeker. Hij vreesde afwisselend blindheid, verlamming, tering, De werkelijke miadjedeé" ling zou komen hard eu onverwacht. Dat was in den trein in November 1915. Twee m&air i den van te voreln was hij getrou wd. De dokter had in zijn huwelijk toegestemd, Barbeliio-n had zich. meer dan ooit. hevig ongerust gemaakt Ih zijn vacantie, buiten doorgebracht, was hij gevallen, eh had tijdelijk een gedeeltelijke verlamming gehad Doch de doktér had net geval heel luchtig behandeld en in September was Barbellion getrouwd Dit was nog vóór in Engeland dienstplicht werd ingesteld Twee maandeta. na zijn huwelijk meldde Bar bellion zich aan voor het leger. Zijin dokter had hem, om bij de keuring te overhandigen, een brief meegé- geven. Dien brief had hij J5zegeld. Barbellion had den brief Ontvangen en in dén rak gestoken, niet vermoedend, dat het zegelen van dén brief eenige bijzondere beteeke'nis had. Térwijl hij in den trein zat, kwam plotseling de wensch bij hem op, het certificaat te lezen. Het was een doodsvonnis. Daar zag hij voor zijin oogen, wat al zijofamilieleden reeds lang wisten, wat ook zijd vrouwl wist en geweten had vóór het-huw-elilk, dat hiji lijdende was sinds alnder half jaar aan e©n Ongeneeslijke ziekte. Ook dat dei val van éeniged tijd geleden het einde had yerhaast Zoo werd Barbellion's twijfel zekerheid. De volgende drie jaren wared jaren van lijden waar" in alleen het schrijvén en vooral later de ontvangst vair zijn dagboek ©enig licht brachtén. Vreemd genoeg ver zocht de oorspronkelijke uitgever, toen het "werk reeds gedeeltelijk gezet was, van ziin verplichting ontslagen te mogen worden. Hij vreesde blijkbaar dat het dagboek een geldelijk verlies zou worden.' Maar eed anderé „Slaat dat op Don?" vroeg ik. ,y'Het slaat op Don en op iederen jongen man. Het is mijn schuld niet, dat ik op mijn eenden-vijftigste jaar getrouwd ben; als mijn vrouw, God1 hebbe baar ziel mij den eersten keer maar genomen hadl Maar daar zouden we het niet over hebben,En hij zuchtte diep. „Je denkt dus zéker, dat ik, wannéér ^en vrouw een jaar of vij-ftien geleden medelijden met me ge had had', iets van mijn levên gemaakt zou (hebben in plaats van te zijn iwat ik nu ben?" „De' aanwezigen zijn altijd buitengesloten",- zeide de oude J-ardine; „maar a-ls je bet me vraagt, durf ik zeggen, dat je een gelukkiger man geweest zoudit zijn, wanneer er vanavond een vrouw tegenover je gezeten had in plaats van, een ouden, kletsmajoor als ik". Ik keek naar den ledigen- stoel, waarin. Joy Lam- bert altijd zat, wanneer zij naar mij toe kwam en 'n oogenblik verbeeldde ik me dat ik haar slank fi guurtje op den arm ervan kon zien., terwijl baar kleine voetjes in de nette schoentjes een paar duim van den grond bengelden en het zonlicht op haar viel. Maar bet was slechts een oogenblik en het volgende lachte ik alweer. „Mogelijk zou rij al lang genoeg hebben van mij en van mijn- ■zwakheid", zeide ik, „en mij in den steek gelaten hebben". De oude Jardine baalde zijnv scho-uders op. „Als je zoo gaat redeneeren", protesteerde bij. ,Jk redeneer heelemaal niet Maar je zult me moe ten toegeven, idat je iederen dag van- huwelijken boort, die op zoo'n mander eindigen. Vanochtend nog las ik in de courant „Couranten maken alleen melding van ongeluk kige huwelijken, denk daar wel aan1", zeide hij. „Ik heb wel eens gedacht, dat het heel wat beter zo-u zijn, als ze dn' plaats daarvan een kolom met goede huwelijken gaven! De miannen en de vrouwen, die dertig jaar of langer gelukkig samen geleefd heb ben. Je mag me uitlachen, als je er zin in hebt, Bu- chanan, maar ik geloof dn de ouderwetsche liefde voor eeuwig en langer! Die moderne ken-me-een- balf-uur-en-laten-we-trouwen-manier bevalt mij hee lemaal niet". „En toch wou je ,dht ik Don liet trouwen!" riep ik verontwaardigd uit. „Of behoort zijn engagement soms niet tot de nieuwerwetsche?" Maar de oude Jardine gaf zich niet gewonnen; er was op iederen regel een uitzondering, beweerde hij. „-En je vindt, dat Don die uitzondering is?" vroeg ik droogjes met een bittere herinnering aan wat Joy Lambert mij gezegd had op den dag, dat wij in de weide met boterbloemen liepen. uitgaver werd terstond gevonden en rootls bn de ver schijning h«t dagboek bleek, had die efcn beteren kijk op de zaak gehad. De laatste maaanden werdön zeer verlicht voor Bar bellion. Groote ftnaiucieele moeilijkheden waren zijn leven komen verzwarein en de fcorg voor de toekomst van een lnijet sterke vrouw en zijn in 1916 geboren doch tertje. Doch hij, die geschreven had:„Ge kunt de ger schiedénis doorzoeken inaar een eerzucht sterker dan dé mij ne en ze niet vinden. Neen, niet bijl Napoleon, noch Wilhelm II, noch Ke(ts", hij rag die eerzucht wei vol daan, toen kort voor zijn dood een commissie van groo te letterkundigen gevormd werd om t-e zorgen, voor de toekomst van zijn vrouw én kind. SOCIALISATIE. Het weekblad In- eD Uitvoer bevat een uitvoerig artikel van. den heer G. Kruseman over het Rap port van de socialdsatie-commiasie uit de S.D.A.P. en den landbouw. Schr. vindt de landbouwpara- graaf „een verwarde samenvoeging van allerlei Wen- sclhen, zonder een oplossing "te geven, die behoorlijk aan de uitvoerbaarheid is getoetst en zonder 'dat het voor de landarbeiders-Benig verschil'maakt." Doen de voorstellen v-oor. de arbeiders niets, schr. be- tooigtt even-eens, waarom hetzelfde ten aanzien van de gemeenschap geldt. Het kiomt hem voo-r, „dat de heeren commissieleden van het landbouwvraagstuk niet veel begrepen hebben, terwijl de steller van dit gedeelte van het rapport zich v eik eken heeft op de uit/komsten, die door de stad Groningen behaald zijn met de eigen exploitatie van een paar boerde rijen". „Hoe meer besluit hij men zich indenkt in de gevolgen van de voorstellen tot socialisatie, hoe sterker men den indruk krijgt, dat de commissie over haast heeft, gehandeld met dit zeer omvangrijke voorstel en tevens, dat. zij ztooveel wenschen tegelijk in hetzelfde keurslijf bijeen tracht te brengen, dat het reeds daarom onmogelijk is een redelijk loopen- de organisatie te ontwerpen. •I.n'diien de commissie ziich had beperkt tot de op lossing der moeilijkheden bij het vaststellen van goe de vormen voor georganiseerd overleg bijvoorbeeld bij de Post en Telegrafie o-f bij het Legerbestuur en de Marine-en zij had daarbij werkelijk practische goed uitvoerbare denkbeelden ontvouwd, dan ware er een gilon-d slag gevortmd om verdeir te kijken en te praten. Nu zijn heit feitelijk niet meer dan leuzen en onuitvoerbare gedachten, die slechts teleurstelling kunnen geven. Juist de zoo bekw-ame voorzitter der commissie heeft in zijn eigen crisis ervaring zoo goed het innerlijk karakter der menschen kunnen leeren kennen en zoo goed kunnen zien hoe nauw alles samenhangt, dat helt moet bevreemden, dat hij niet scherp heeft onderscheiden tusschen 'het wensche- lijke en het mogelijke. Deizelfde fouten, die dit rap port aankleven, heeft men In Amsterdam gemaakt met de voordracht voor de groentevoorziening en eigen verbouw,, der centrale keuken, de gemeente lijke waschinrichting; steeds weid alleen het goede doel, nooit de middelen, om dat doel te berikan, bestudeerd. Bk zou de heeren den raad Willen geven: begin in het klein en neem een bereikbaar en dank baar onderwerp ter hand; beschouw dat kritisch en grondig, dan is er kans dat de meerderheid van de juistheid en de uitvoeTbaarheid is te overtuigen. Ér is inderdaad op dat gebied veel te doen en veel tot stand te brengén, doch voor alles moeten de voor stellers de onderwerpen machtig zijn en de bezwa ren kennen. Zij winnep niets met hun eigen partij- genooten (teleurstellingen te verschaffen. Het begin was de stemming over de moties Ketelaar en Ossendorp, die beiden zijn gekelderd. Zooals bekend liep de motie van Ossendorp over de onderwijzersT salarissen en deze werd verworpen met 45 tegen 35 stemmen. Tegen, rechts plus de heer Braat. Die van den heer Ketelaar betrof het iin de wet opnemén van de achtjarige leerverplichting voor de lagere school en deze ging verloren met 47 tegen 34 stemman. Tegen de rechterzijde, de Vrije Liberalen én dé heer Braat En toen ging die: Kamer verder met de behandeling van de artikelen van het wetboek van strafvordering Het eenige debat van beteekenis liep hiérbij ovér dein toegang van den advocaat tot -den verdachte, die in voorloopige hechtenis zit Hierover kregen wij tw-ee oördeelen te hooién, aan de eene zijde dé mogéhjk heid van het werdn van 'den raadsman bij zijn cliënt, als dit in het belalng van het onderzoek noodig is, en aain de andere zijde het niet weigeren van dén raadsman, Üus alfeeln in het oog houden het belang van dén beschuldigde. De omgang van advokaat en beschuldigde behoorde volgens deze meening, volk of men vrij te zijin. Het was ook de heer Marchant die deze laatste meening aanhing. Spr. zeide, dat de opc positie tegen dit artikel voortkomt uit de vrij algemeesx „Ik vind, dat hij, als hij het niet is, het zijn moest",* zeide de oude Jardine met nadruk. „Met zoc'n meis- Ik giaf de discussie op. I-k begreep* dat het toch nergens toe leiden zou. Maar wat Pon's huwelijk betreft, ik geloof niet, dat hij of het meisije er bijzonder op gesteld waren te trouwen voor hij naar Frankrijk ging; geen van beiden had er tenminste direct op gezinspeeldwaar om zou ik dus hun dat denkbeeld in het boo-fd pren ten? Het, was een u-ur, toen ik hen in het gewone sta- tionisrijtuig hoorde thuiskomen; ik draaide» het licht uit'en was reeds de trap op, toen Don- de voiondeur openmaakte en -maar binnenkwam. Hij moet mij gehoord hebben, want hij riep: ,yls u dat, Sir?" „Ik wou juist naar bed gaan", zeide ik, maar ik •kwam weer naar beneden. „Ook brieven?" vroeg Don. „Eén", zeide ik; „op den schoorsteenmantel van mijn studeeikamer". „Ik volgde hem en geen van beiden spraken we, toen hij de enveloppe openscheurde; dan begon hij opgewonden te lachen. iyMarschorders", zeide hij. „Maandag mobt ik weg". Bn vandaag was het Vrijdag. IrZe geven, je niet veel tijd", zeide Don, terwijl hij den brief in zijn zak verfrommelde. We verme den het elkaar aan te kijken, „Typisch", ging hij voort, „maar vanavond zei Joy, dat zij een voorgevoel had, dat de brief zou komen. Typisch zooals dat meisije het go-ede instinct 'heeft Ik zelf had het de eerste dlagien niet verwacht". We bleven nog, een half uurtje zitten' praten. Don wias erg rusteloos en bleef de kamer op en neer loo- pien. Het was precies -alsof er iets was, dat hij mij wilde vertellen, maar hij niet wist hoe hij moest be ginnen. Br was iets zenuwachtigs in zijn manier vain doen, en eerst toen' we opstonden om naar bed te gaan, aeidie hij, toen ik de -voordeur grendelde, van uit -het pórtaal: „Joy heeft me wel zes keer de bons gegeven voor we het werkelijk eens geworden zijn. Het is heele maal mijn schuld, alles wat er gebeurd is." Ik sloot eerst de deu-r en volgde hem dan zonder iets te zeggen. - „Zij is een heeleboel te goed voor mij", zeide Don zijn slaapkamer was. Dan zweeg hij opnieuw, maar ook ditmaal leek een opmerking mijnerzijds over bodig. „Goeden avond", zeide Don en weg was hij. Den volgenden ochtend bij het ontbijt vroeg hij mij, of ik er bezwaren tegen had om Joy te vertel len, dat hiji des Maandags wneg moest

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1920 | | pagina 5