Uil hel Hart Yati Holland.
Het Meisje van hiernaast.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Brieven uit Engeland.
Uit en Voor de Pers.
Tweede Kamer.
Zaterdag 21 April 1920
63ste Jaargang No. 6607.
Mei uitzondering van de direct-gegadigden voor
tractementsverhooging heeft men bi]zonder weinig bec
langstelling getoond voor de onderwïjsdebatien in de
Tweede Kamer. Nu het openhaar onderwijs onder de
leuze van „pacificatie" toch gedwongen werd het
veld te ruimen voor sectescholen van allerlei slag, die
ten overvloede het bewijs leveren, dat de séctégan'
gers zelf bevreesd zijn, dat hun doctrines geen wor-1
lel kuninien schieten oi] jonge menschen, die niet van
kindsbeen af daarvoor zijn geprepareerd, is er geen
redeil dat men zich druk maakt over een paar bank
biljetten meer of milnder.
De pacificatie is er nu éénmaal en natuurlijk zonT
der dat' iemand bevredigd is. Het opeinbaar onderwijs
is vernield door de wet, Inadat de ,,roode" onderwij"
ziers den weg daartoe hadden gebaand.
Onderwijzers hebben hun faam altijd wat anders
te villen dan een gewoon mensch, waarlijk niet ge
stolen. Ainder gemeentepersftneet staakte of dréigdé
wanneer het loonsverhooging wilde. De onderwijzers
niet. Zij stelden zich tevreden met allerlei campagnes
teyen hot hoofdschap, tegdn bijslag voor verschillende
aden, tegen.... alles en nog wat, maar een directe
loonc&mpagne voerden zij nooit Toch was die in
hun politiek kader van vroeger zeer zeker mogehik
geweest. Omdat zij er den voorkeur aan .gaven hun
abel iancs een omweg te „bereiken, hadden zij naf
tuurlijk bases noodig. Ein het is bekend, dat iemand,
die zich op politiek gebied in frases begeeft, onher
roepelijk eindigt met sociaal-democraat' te worden. Zoo
§oed ais de dagelijksche lezing van. de halfslachtighe-
óii valei „Het Volk", elk consequent denkend mensch
in do S.D.A.P, ten slotte in de armen van Wijnkoop
dool belanden, wanneer hij door de studie van de
loer des H. Marx, naar de beschrijvingen Troelstra'js}
genoeg vam zijn verstand en zijn uitgangspunt is af
gedwaald.
Van afdwalen gesproken.... We begonnen mol te
wijzen ojp de weinige belangrijkheid dor Kamerder
batten en zitten nu een snuifje te nemen iin do
hooge politiek.
Maar die afdwaling brengt ons, ^ij hot fangs een
omweg, toch tot de twee dingen die, den Hagenaar
deze week interesseerden, n£ cie vérjaardagén. Dié
\an Prins Hendrik en die van Troelstra zeil Die van
den prins werd gevierd, door géén parade, géén re
ceptie ten hove, géén algemeene illuminatie, maar door
de opvoering ter gelegenheid van dit feest van liqt
toonoelstuk ^Mesalliance", zooals een der Haagsche
bladen schrander mededeelde eh verder door hét sé~
(jert eenige jaren, niet meer vertoonde Jé drogén han"
geil va/n een aantal tot vaandeltjes verknipte zwenr-
broeken tusschen pelen in hol Voorhout, zoomede
van hot eloctrisch verlichten van verschÜLende re-
geeringsgobouwen, Hetgeen fraai en tameliik kostbaar
zal zijn gowieest, gezien de prijzen, die de gepéénté
rekent voor electriciteit, Aangezien het mooi weef
was konden alle ambtenaren van staat, gemeente' ein,
provincie hun gezin meeneihen om naar de dichtjes
to gaan kijken, wat een waardig besluit was van den
halven vrijen dag, waarmode elk feest voor hefi is
verbonden. Anders vallen de zwoegers er ook bij
neer. Drinkebroers (den Haag wordt op zulke dagen
drooggelegd) moesten hum fortuin in Rijswijk zoeken,
waar do anti-alcoholbeschavinig nog niet is doorger
drongen.
De andere verjaardag, die van Troelstra, werd zon"
der lichtjes door een groot deel der bevolking werke
lijk gevierd. De leider maakte zijn vijfde dozijm vol
en werd derhalve door allerlei menschen en bladen,
die anders geen goed woord voor hem over hebben,
plotseling bevorderd tot groot mam en tot staatsman.
Als het voldoende is politicus te Zijin om staatsman
te mogen heeten, komt die titel ongetwijfeld dén jut*
biiaris toe. Misschien is hij wei de 'eenige, wi-en net
ooit gelukte met een dergelijke hoogist Onstabiel© par
tij achter zich van den beginne dictator te 'Zijn en te
bliiven. I'n weerwil van allerlei wisselvalligheden heeft,
hij zijn panij, op..hot wegloopeu der Ravensteijners
na, bij elkaar weten te houden en te vergroeien. Al
lerlei menschen die nooit van Marx hebben gehoord,
heeft hij voor zijn groep gewonnen biet zijn tweiei
cenico troevenwelbespraaktheid en onteivrédénhéidL
Als hel voldoende is voor het veroveren van den
sfaatsmanstitel drie, vier uur achtereem te kunnen
spreiron en 'aan ieder, die ontevreden is, ©én panacéé
aan de hand te doen, telt Nederland vele staatslieden,
NAAR HET ENGELSQH VAN RUBY M. AYRES
DOOR W. J. A. ROLDANUS Jr.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht.
14
Ik antwoordde boos, dat er geen sprake was valn
brpijoft. Dat hij heel goed wist, dat Don beloofd had
te wachten itot de oorlog voorbiji was.
„Je moet hem 'van die belofte ontslaap" zeide de
oude Jardi-ne op den main af. „Waar moeten zij op
wachten? Hiji .heeft achtduizend polnd om zijn vrouw
na te laten, wanneer bet ergste mocht gebeuren, 'wat
niet het geval zijn zal én in de gegeven omstandigT
heden, zeg ijc, dat je hem van die belofte moet ont
slaan."
„Hij wil het niet," zeide ik 'scherp. ,,Hij heeft er
zelfs niet op gezinspeeld."
Er volgde een kleine pauze. „Heeft hij jou daarom
soms hierheen gestuurd r vroeg ik boos.
„Lieve hemel, neem", zeide de oude Jardin.
„Of of anders het meisje?" vroeg ik.
Jardine werd vuurrood.
„Waar zie je me in 's hemels naam voor aain, Bu-
chanan?" vroeg hiji verontwaardigd.
„Ik zie je aan voor 'een goedhartigeh philantroop,
die niet l>estand is tegen een knap gezichtje," ant
woordde ik lachend.
«Jij' lijkt wel een vos, die de passie preekt Dacht
je soms, dat ik blind was? Dacht je soms dat ik niet
zien kan. dat het meisje jou heel wat meer onder den
duim hoeft dan miji je behoeft niet koo boos
te kijken," voegde hij graan- toe, toen ik hem veront"
waardigd aankoek. „Je moet niet dénken, dat ik het
je kwalijk neem. Geen quaestie va'n. Zij is aardig,
verduiveld aardig. En ik bewonder je, dat je haar
die japon .gestuurd hebt, waarachtig waar. Maar het
is beetje cd te gek. dat 'je mij een goédhartigéln
philantroop noemt
Het diende -nergens voor mij nog langer te verzet
ten. Ik gaf het op.
„En wie heeft je dat gezegd van die japoh
vroeg ik aarzelend. „Niemand wist het ik heb
het ding alleen gekocht, omdat ik zoom 'medelijden
met haar had -omdat Don gezegd had, dat haar
vader er geen voor haar koopen zou. Wie heeft je
dat verteld, dat zou ik wel eens graag willen weten."
De oude Jardine leunde achterover in zijn stoei
en giebelde.
„Lieve hemel, ae heeft het me zelf vértéld.**
wiarvan er ook enkele fn dc Kamer terecht zijn ge
komen.... De een doet het met pinkplllen, de ancLejr
met „stemt rood", de derde met weer wat anders.
Troelstra is o.i. het slachtoffer van het feit, dat hij
in zijtn partij een der zeef weinigen is, die eejn imr
telliectueele rol spelen e!n tevens praotisoh politiék
werkzaam kuninien zijn. Als er leidende mannen onder
de sociaal-democraten genoeg waren om het proef
tisch werk en de iinteliectueède leiding ter vérdéélén,.
zou Troelstra waarschijnlijk als leider veel hooger staan,
dan thans het geval is. -
Nu moe^t hij tegelijkertijd optreden als voormanjn het
bedrijf en als bedrijfsleider in de fabriek, waar de
heilstaat wordt vervaardigd. Het spreekt, dat dit enorme
moeilijkheden medebrengt Een meesterknécht kan
zich verspieten en een bedrijfsleider kan zich ver
gissen. Maar in het eerste geval is de bednjfsleiclejr
daar om de fout van zijn employe recht te zetten
en iln het tweede geval kan de chef zich verontschul
digen met het zeer geldig excuus, dat hij biet van elk
onderdeel van het bedrijf op de hoogte.kan zijn. De
man, die beide fulncties tegelijk vervult, die als theo
reticus zich rekenschap moet geven .abstracte begrip
pen ein theoretische consequenties., maar tevens als
practicus tot het volk moet spreken, dat alleen om
feiten geeft, om daadzaken en tastbare dingen, zulk
een man stelt zich onophoudelijk bloot aan tegen
spraak met zichzelf. En nu is het ongeluk, dat niet
ieder gehpor, niet iedere partij, zoo volgzaam is als die
der antirevolutionairen, waar een Kuyperiaansch ,,oude
plunje", 'in'frase over ;)het boetekleed, dat denman niét
ontsiert", yoldoemde is om alle tegenspraak te doen
ophouden. Het volk i!n het algemeen laat zich met
zulke frases niet paaien, het pleegt iemand te houdejn
aan het edns gesproken woord. Dat het in .Traels tra's
bijna veertigjarige carrière als volksman zoo zelden tot
ernstige conflicten is gekomen en dat men hem zoo
zelden heeft kunnen netrappen op tegenspraak met
zichzelf, is bijna een wonder, gezien de positie, waar
in hij is geplaatst. Geen wonder dan ook dat zijn le
venskracht, iniet door zijn jaren alleen, doch in hoofd
zaak door de onbeperkte toewijding, die hij gaf aan
wat hij zijn levenstaak meent te zijn, er niet op vooruit
ging. Dit is te betreuren voor hem zoowel als voor
zijn partij, als voor het geheele laihd. Want Troelslra,
hoe ook marxist en theoretisch revolutionair heeft
toch steeds het besef behouden Nederlander te zijn
en bleef steeds nuchter als 'n Nederlander staan
tegenover allerlei uit den vreemde geïmportéérdé éx-
cessen. Zonder den drang van Wijnkoop toen Troel"
stra z'n positie iln de beweging bedreigd zag, had hij verx"
moeclelijk in November 1918 gedn voet verzet Doch
had hij chet niet gedaaJn, dan zou zijn piositie als lei"
der, ^ooveel jaren ingenomen, in de verdrukking zijn
gekomen. Hij had dus geai keus.
Maar hoeveel dergenen, ^ie in latere jaren samén
zullen hokken pp den dictatórsloel, die hij nu SUeen
inlneemt, zullen den moed hebben niet aanstonds, als
een amdere Wijnkoop maar van revolutie kikt, zonder
dat zij er, als TToelstra in 1918, toe gedwongen wor
den. aanstonds op eigen houtje een graai naar de
macht te.doen?
Als wn dus wenscheln dat Troelstra nog lange jaren
de leider der sociaal-democratie in Nederland zal blij."
ven. dflin is dit niet uit bijzonder groote sympathie,
met die partij, doch veeleer uit de overweging, dat
Nederland veiliger is zoolang hij partijleider van een
groot deel der arbeiders is, dan wanneer allerlei theo
retici zonder practijk én practici zonder theorie de
leiding iln handen zouden nemén.
Amsterdam, 17 April 1920.
In Maart 1919, ruim een jaar geleden dus, verscheen
een boek in, Ëlngeland, dat heel spoedig heel vieél
opgang maakte. Het droeg den titel; Dagboek vain
een Teleurgesteld jVfan.
Men las het dagboek, men sprak er over. Er werd
over geschreven. In alle bladen en tijdschriften ver
schenen kritieken Over één ding waren alle beoor
deelaars het eensdit dagboek was een geniaal werk.
Het was ver van prettige lectuur, juist het tegenge
stelde. Het was zóó diep tragisch, en scheen daarbij
zóó waar, zóó uit het leven gegrepen te -zijn, dat de
meeste lezers en bewonderaars van harte hoopten,
dat het een niet ware geschiedenis bevatte, dat er
geen man was, die werkelijk het leven had geleefd,
dat daar op zulk een aangrijpende wijze beschreven
was.
('Zij, die zoo hoopten, hadden wel eenige reden om
te gelooven, dat hun hoop niet ij-del was. De ware
naam van den schrijver was niet vermeld, slechts
een pseudoniem, met de bijvoeging: een jeugdig be
ambte .van het Natural History Museum in South
Ktensington. Bovendien, het bevatte een inleiding van
dien welbekenden schrij'ver H. G. Wells, zou het zoo
te verwonderen zijn, ajs JVells en de jeugdige be
ambte een en dezelfde persoon waren Dergelijke
dingen zijn meer vertoond. Sir Walter Scott was er
een groot liefhebber van.
Helaas, wie zoo dacbten -hadden zich vergist, wat
spoedig bleek. Al heel gauwi waren er menschen, die.
I kkeek hem aan en vóelde, dat ik eeta kleur
kreeg als een pioen.
„Heeft zij; het verteld?"
De oude Jardine knikte
„Ja rij. jongen. Dat meisje kaïn je heel moeilijk
verschalken. Zij: wist van wie de japoin was voor rij
hem uit de (loos haalde, daar wed ik wat om.
„Maar hoe waarom?" Ik wist geen woorden te
vinden.
De oude Jardine knikte philosophisch
„Jiji bent geen tegenpartij voor een vrouw, mijn
jongen," zeide hiji „Dat .zijin we trouwens geen van
allen."
„En zij 'lachte er zeker om?" vroeg ik woedend.
„Neen, zijl lachte niet. -Zij zeide maar ineen, ik
heb geen recht te herhalen wat zij; 'iln vertrouwen tegén
me gezegd heeft"
„Nou je zooveel verteld hebt, kan je het restje
ook wel zeggen," zeide ik droogjes. Maar de oude Jar
dine kon koppig zijln, als hij wilde, en hij zeilde
geen woord meer:
Dus had rij al dien tijd geweten, dat die japoin
van mij kwam. Hoe had zij het in 's hemelsloaam ont
dekt?
Ik had haar nooit in mijln leven een cadeautje ge
geven ik had nauwlijks een vriendschappelijk gesprek
met haar gehad, en toch had zij geweten, dat die
vervloekte japon van mij: kwam. Ik kon slechts ver
onderstellen, dat wat de menschen „vrouwelijk in
stinct" noemen daarvoor verantwoordelijk gesteld mocht
worden.
Er lag een schrale troost in dé wetenschap, dat zij
er mij niet otrn uitgelachen had. Maar toch zou ik
graag geweten hebben wat rij gezegd had.
Zij droeg die japon vanavond., Ik had haar een
uur geleden met Don zien. wegrijden in het rijtuigje,
dat naar strooi rook en er altijd uitzag, of het schooui
gemaakt moest worden.
Ik dacht aan haar zóoals rij: er dien avofnd pp
Jardine's dinertje uitgezien had met dien blos 'op
haar wangen en die schittering in haar o-ogen, en
toen dacht ik aan 'de marnier waarop die avond ge
ëindigd was,-ein ik vroeg me at t>r Doln nog eens
zoo dwaas zou zijn of dat die eene scène genoeg was
om hem te genezen.
Want hij had het meisje ongetwijfeld lief; maar
hoe lang zou de lief-de duren? Dit Was de groote
vraag. Hoeveel Rosabelle Girlings zouden er nog, in
eijn leven komen?
„Ek geloof altijd", zeide de oude Jardine, als kon hij
mijn gedachten lezen, „dat, wanneer een man jong
trou-wt, hij meer kans -krijgt om gelukkig te zijn
Ihet geeft hem een belang, iemand om voor te wer
ken, iemand, om naar terug te komen
den icbrljver kenden. het boek laten, en begrepen,
wie er achter het pseudoniem verscholen was, Ook
schreef Wells in een dagblad, dat in het dagboek
slechts twee dingen onjuist waren: de naam van
den schrij'ver en de datum van rijm overlijden. Die
diatum was gegeven als 31 'December 1917, terwijl de
schrijver in weeitkelijkheeid de verschijning van zijn
wetic in druk ruim een half jaar overleefde: hij
stiei f den 30sten October 1919. 1
Bi -bellioDj werd geboren deni Ten September 1889.
Zijn rader was dagbladcorrespondent ergens in
Devoiuöhire, en toen de zoon op den leeftijd kwam,
waarop hij een werkkring moest gaan kiezen, werd
hem aangewezen, meer dan dat hij ze koos, de loop
baan van zijn vader.
Zoo gaat bet zeker in meer dan vijftig gevallen
van de honderd. Maar dan koin!t er vaak bij., dat
de zoon, al heeft hij geen bepaalde liefde voor het
vak van zijn vader, evenman voorliefde heeft voor
eenig ander vak. Met Babbellion was dit -niet het
geval.
Hij had niet een voorliefde voor een zekere
loopbaan, doch een zuivere hartstocht. Hij wou
en/ zou natuurkundige worden. iDe natuurlijke
historie beheersebte al zijn gedachten en verlan
gens sinds zijn vroegste kindeijj-areTi. Hij herinnerde
zich en wie kan hem dat naizeggen de eerste
maal, dat hem een vogelnest werdi getoond. Bij de
meeste kinderen één indruk uit honderden. .O'ok
bij Ranbellion, maar een alles overheersohend-e.
Dat Barbellion de loopbaan van zijn vader moest
gaan volgen, zal niemand) dien vader kwalijk ne
men. Natuurlijke historie is een mooi vak, maar
het is niét e'en van de ddngen, waarmee iruen zoo
maar zijn dage'lijksch brood verdiént.
'Doch de jonge Journalist had niet alleen een
diepe liefde voor zijn uitverkoren studievak, hij bé
zat tevens een onverzettelijken wil. -Bij hem sttond
het vast van den beginne, dat hij vroeger of later
de dagbladpers zou verlaten en zich wijden aan
wat hij beschouwde als zijn roeping.
De gelegenheid daartoe kwam spoediger, dan men
zou mogen verwachten. In 1911 kwam een betrek
king open aan- het Natural History Museum in South
Kensington. Barbellion was onder degenen, die er
naar dongen, en hoewel bij zijn kennis op school
noch universiteit had opgedaan, slechts zich zelf had
onderwezen* wedd "hem boven alle anderen de voor
keur gegeven. De journalistieke loopbaan zei hij
vaarwel.'
i Weinig zal hij toen vermoed hebben, de eerzuch
tige jonge man, dat hij' zich juist als schrijver naam
Jou maken, en niet als natuurkundige. Voor het
aatste werd hem de tijld niet gegund. In 1911, op
twee en 'twintigjarigen leeftijd aanvaardde hij zijn
arbeid aan het Museum. Zes jaar later zag hij zich
genoodzaakt dien te staken. Na herhaaldelijk ^ziekte
verlof gehad te hebben, moest hij in Juli 1917 ont
slag nemen uit een betrekking, zoo hoopvol aan-
.vaard. Wel mocht zijn dagboek heeten, dat van een
teleurgesteld man.
Toch, zelfs vóór hij aan het South Kensington
Museum benoemd werd, was de toekomst al niet
meer hoopvol voor Barbellion. Sinds 1909 verschijnt
er in zijn dagboek eien onderwerp, dat vdn even
groot belang wordt langzamerhand als zijn geliefd
studievak, om het ten slotte over het h-oofd te
groeien: de toestand van zijn gezondheid. Reeds dan
schrijft hij: „Met het ooig iop de kortheid, de -bitter
heid en de onzekerheid van het leven, schijnt alle
wetenschappelijke arbeid mij waardeloos".
Gedachte aan en vrees voor dén dood beheerschen
Barbellion meer en mieer. Ln welken vorm hij zou
komen, was hem nog onzeker. Hij vreesde afwisselend
blindheid, verlamming, tering, De werkelijke miadjedeé"
ling zou komen hard eu onverwacht.
Dat was in den trein in November 1915. Twee m&air
i den van te voreln was hij getrou wd. De dokter had in
zijn huwelijk toegestemd, Barbeliio-n had zich. meer
dan ooit. hevig ongerust gemaakt Ih zijn vacantie,
buiten doorgebracht, was hij gevallen, eh had tijdelijk
een gedeeltelijke verlamming gehad Doch de doktér
had net geval heel luchtig behandeld en in September
was Barbellion getrouwd
Dit was nog vóór in Engeland dienstplicht werd
ingesteld Twee maandeta. na zijn huwelijk meldde Bar
bellion zich aan voor het leger. Zijin dokter had hem,
om bij de keuring te overhandigen, een brief meegé-
geven. Dien brief had hij J5zegeld.
Barbellion had den brief Ontvangen en in dén rak
gestoken, niet vermoedend, dat het zegelen van dén
brief eenige bijzondere beteeke'nis had. Térwijl hij in
den trein zat, kwam plotseling de wensch bij hem op,
het certificaat te lezen. Het was een doodsvonnis.
Daar zag hij voor zijin oogen, wat al zijofamilieleden
reeds lang wisten, wat ook zijd vrouwl wist en geweten
had vóór het-huw-elilk, dat hiji lijdende was sinds alnder
half jaar aan e©n Ongeneeslijke ziekte. Ook dat dei val
van éeniged tijd geleden het einde had yerhaast Zoo
werd Barbellion's twijfel zekerheid.
De volgende drie jaren wared jaren van lijden waar"
in alleen het schrijvén en vooral later de ontvangst vair
zijn dagboek ©enig licht brachtén. Vreemd genoeg ver
zocht de oorspronkelijke uitgever, toen het "werk reeds
gedeeltelijk gezet was, van ziin verplichting ontslagen
te mogen worden. Hij vreesde blijkbaar dat het dagboek
een geldelijk verlies zou worden.' Maar eed anderé
„Slaat dat op Don?" vroeg ik.
,y'Het slaat op Don en op iederen jongen man. Het
is mijn schuld niet, dat ik op mijn eenden-vijftigste
jaar getrouwd ben; als mijn vrouw, God1 hebbe baar
ziel mij den eersten keer maar genomen hadl
Maar daar zouden we het niet over hebben,En
hij zuchtte diep.
„Je denkt dus zéker, dat ik, wannéér ^en vrouw
een jaar of vij-ftien geleden medelijden met me ge
had had', iets van mijn levên gemaakt zou (hebben in
plaats van te zijn iwat ik nu ben?"
„De' aanwezigen zijn altijd buitengesloten",- zeide
de oude J-ardine; „maar a-ls je bet me vraagt, durf
ik zeggen, dat je een gelukkiger man geweest zoudit
zijn, wanneer er vanavond een vrouw tegenover je
gezeten had in plaats van, een ouden, kletsmajoor
als ik".
Ik keek naar den ledigen- stoel, waarin. Joy Lam-
bert altijd zat, wanneer zij naar mij toe kwam en 'n
oogenblik verbeeldde ik me dat ik haar slank fi
guurtje op den arm ervan kon zien., terwijl baar
kleine voetjes in de nette schoentjes een paar duim
van den grond bengelden en het zonlicht op haar
viel. Maar bet was slechts een oogenblik en het
volgende lachte ik alweer.
„Mogelijk zou rij al lang genoeg hebben van mij
en van mijn- ■zwakheid", zeide ik, „en mij in den
steek gelaten hebben".
De oude Jardine baalde zijnv scho-uders op.
„Als je zoo gaat redeneeren", protesteerde bij.
,Jk redeneer heelemaal niet Maar je zult me moe
ten toegeven, idat je iederen dag van- huwelijken
boort, die op zoo'n mander eindigen. Vanochtend nog
las ik in de courant
„Couranten maken alleen melding van ongeluk
kige huwelijken, denk daar wel aan1", zeide hij. „Ik
heb wel eens gedacht, dat het heel wat beter zo-u
zijn, als ze dn' plaats daarvan een kolom met goede
huwelijken gaven! De miannen en de vrouwen, die
dertig jaar of langer gelukkig samen geleefd heb
ben. Je mag me uitlachen, als je er zin in hebt, Bu-
chanan, maar ik geloof dn de ouderwetsche liefde
voor eeuwig en langer! Die moderne ken-me-een-
balf-uur-en-laten-we-trouwen-manier bevalt mij hee
lemaal niet".
„En toch wou je ,dht ik Don liet trouwen!" riep
ik verontwaardigd uit. „Of behoort zijn engagement
soms niet tot de nieuwerwetsche?"
Maar de oude Jardine gaf zich niet gewonnen; er
was op iederen regel een uitzondering, beweerde hij.
„-En je vindt, dat Don die uitzondering is?"
vroeg ik droogjes met een bittere herinnering aan
wat Joy Lambert mij gezegd had op den dag, dat wij
in de weide met boterbloemen liepen.
uitgaver werd terstond gevonden en rootls bn de ver
schijning h«t dagboek bleek, had die efcn beteren
kijk op de zaak gehad.
De laatste maaanden werdön zeer verlicht voor Bar
bellion. Groote ftnaiucieele moeilijkheden waren zijn
leven komen verzwarein en de fcorg voor de toekomst
van een lnijet sterke vrouw en zijn in 1916 geboren doch
tertje. Doch hij, die geschreven had:„Ge kunt de ger
schiedénis doorzoeken inaar een eerzucht sterker dan dé
mij ne en ze niet vinden. Neen, niet bijl Napoleon, noch
Wilhelm II, noch Ke(ts", hij rag die eerzucht wei vol
daan, toen kort voor zijn dood een commissie van groo
te letterkundigen gevormd werd om t-e zorgen, voor de
toekomst van zijn vrouw én kind.
SOCIALISATIE.
Het weekblad In- eD Uitvoer bevat een uitvoerig
artikel van. den heer G. Kruseman over het Rap
port van de socialdsatie-commiasie uit de S.D.A.P.
en den landbouw. Schr. vindt de landbouwpara-
graaf „een verwarde samenvoeging van allerlei Wen-
sclhen, zonder een oplossing "te geven, die behoorlijk
aan de uitvoerbaarheid is getoetst en zonder 'dat het
voor de landarbeiders-Benig verschil'maakt." Doen
de voorstellen v-oor. de arbeiders niets, schr. be-
tooigtt even-eens, waarom hetzelfde ten aanzien van
de gemeenschap geldt. Het kiomt hem voo-r, „dat de
heeren commissieleden van het landbouwvraagstuk
niet veel begrepen hebben, terwijl de steller van dit
gedeelte van het rapport zich v eik eken heeft op de
uit/komsten, die door de stad Groningen behaald
zijn met de eigen exploitatie van een paar boerde
rijen".
„Hoe meer besluit hij men zich indenkt in
de gevolgen van de voorstellen tot socialisatie, hoe
sterker men den indruk krijgt, dat de commissie over
haast heeft, gehandeld met dit zeer omvangrijke
voorstel en tevens, dat. zij ztooveel wenschen tegelijk
in hetzelfde keurslijf bijeen tracht te brengen, dat
het reeds daarom onmogelijk is een redelijk loopen-
de organisatie te ontwerpen.
•I.n'diien de commissie ziich had beperkt tot de op
lossing der moeilijkheden bij het vaststellen van goe
de vormen voor georganiseerd overleg bijvoorbeeld
bij de Post en Telegrafie o-f bij het Legerbestuur en
de Marine-en zij had daarbij werkelijk practische
goed uitvoerbare denkbeelden ontvouwd, dan ware
er een gilon-d slag gevortmd om verdeir te kijken en te
praten. Nu zijn heit feitelijk niet meer dan leuzen en
onuitvoerbare gedachten, die slechts teleurstelling
kunnen geven. Juist de zoo bekw-ame voorzitter der
commissie heeft in zijn eigen crisis ervaring zoo goed
het innerlijk karakter der menschen kunnen leeren
kennen en zoo goed kunnen zien hoe nauw alles
samenhangt, dat helt moet bevreemden, dat hij niet
scherp heeft onderscheiden tusschen 'het wensche-
lijke en het mogelijke. Deizelfde fouten, die dit rap
port aankleven, heeft men In Amsterdam gemaakt
met de voordracht voor de groentevoorziening en
eigen verbouw,, der centrale keuken, de gemeente
lijke waschinrichting; steeds weid alleen het goede
doel, nooit de middelen, om dat doel te berikan,
bestudeerd. Bk zou de heeren den raad Willen geven:
begin in het klein en neem een bereikbaar en dank
baar onderwerp ter hand; beschouw dat kritisch en
grondig, dan is er kans dat de meerderheid van de
juistheid en de uitvoeTbaarheid is te overtuigen. Ér
is inderdaad op dat gebied veel te doen en veel tot
stand te brengén, doch voor alles moeten de voor
stellers de onderwerpen machtig zijn en de bezwa
ren kennen. Zij winnep niets met hun eigen partij-
genooten (teleurstellingen te verschaffen.
Het begin was de stemming over de moties Ketelaar
en Ossendorp, die beiden zijn gekelderd. Zooals bekend
liep de motie van Ossendorp over de onderwijzersT
salarissen en deze werd verworpen met 45 tegen 35
stemmen. Tegen, rechts plus de heer Braat. Die van
den heer Ketelaar betrof het iin de wet opnemén van
de achtjarige leerverplichting voor de lagere school
en deze ging verloren met 47 tegen 34 stemman.
Tegen de rechterzijde, de Vrije Liberalen én dé
heer Braat
En toen ging die: Kamer verder met de behandeling
van de artikelen van het wetboek van strafvordering
Het eenige debat van beteekenis liep hiérbij ovér
dein toegang van den advocaat tot -den verdachte, die
in voorloopige hechtenis zit Hierover kregen wij tw-ee
oördeelen te hooién, aan de eene zijde dé mogéhjk
heid van het werdn van 'den raadsman bij zijn cliënt,
als dit in het belalng van het onderzoek noodig is,
en aain de andere zijde het niet weigeren van dén
raadsman, Üus alfeeln in het oog houden het belang
van dén beschuldigde. De omgang van advokaat en
beschuldigde behoorde volgens deze meening, volk of
men vrij te zijin. Het was ook de heer Marchant die
deze laatste meening aanhing. Spr. zeide, dat de opc
positie tegen dit artikel voortkomt uit de vrij algemeesx
„Ik vind, dat hij, als hij het niet is, het zijn moest",*
zeide de oude Jardine met nadruk. „Met zoc'n meis-
Ik giaf de discussie op. I-k begreep* dat het toch
nergens toe leiden zou.
Maar wat Pon's huwelijk betreft, ik geloof niet,
dat hij of het meisije er bijzonder op gesteld waren
te trouwen voor hij naar Frankrijk ging; geen van
beiden had er tenminste direct op gezinspeeldwaar
om zou ik dus hun dat denkbeeld in het boo-fd pren
ten?
Het, was een u-ur, toen ik hen in het gewone sta-
tionisrijtuig hoorde thuiskomen; ik draaide» het licht
uit'en was reeds de trap op, toen Don- de voiondeur
openmaakte en -maar binnenkwam.
Hij moet mij gehoord hebben, want hij riep:
,yls u dat, Sir?"
„Ik wou juist naar bed gaan", zeide ik, maar ik
•kwam weer naar beneden.
„Ook brieven?" vroeg Don.
„Eén", zeide ik; „op den schoorsteenmantel van
mijn studeeikamer".
„Ik volgde hem en geen van beiden spraken we,
toen hij de enveloppe openscheurde; dan begon hij
opgewonden te lachen.
iyMarschorders", zeide hij. „Maandag mobt ik weg".
Bn vandaag was het Vrijdag.
IrZe geven, je niet veel tijd", zeide Don, terwijl hij
den brief in zijn zak verfrommelde. We verme
den het elkaar aan te kijken,
„Typisch", ging hij voort, „maar vanavond zei
Joy, dat zij een voorgevoel had, dat de brief zou
komen. Typisch zooals dat meisije het go-ede instinct
'heeft Ik zelf had het de eerste dlagien niet verwacht".
We bleven nog, een half uurtje zitten' praten. Don
wias erg rusteloos en bleef de kamer op en neer loo-
pien. Het was precies -alsof er iets was, dat hij mij
wilde vertellen, maar hij niet wist hoe hij moest be
ginnen. Br was iets zenuwachtigs in zijn manier
vain doen, en eerst toen' we opstonden om naar bed
te gaan, aeidie hij, toen ik de -voordeur grendelde, van
uit -het pórtaal:
„Joy heeft me wel zes keer de bons gegeven voor
we het werkelijk eens geworden zijn. Het is heele
maal mijn schuld, alles wat er gebeurd is." Ik sloot
eerst de deu-r en volgde hem dan zonder iets te
zeggen.
- „Zij is een heeleboel te goed voor mij", zeide Don
zijn slaapkamer was. Dan zweeg hij opnieuw, maar
ook ditmaal leek een opmerking mijnerzijds over
bodig. „Goeden avond", zeide Don en weg was hij.
Den volgenden ochtend bij het ontbijt vroeg hij
mij, of ik er bezwaren tegen had om Joy te vertel
len, dat hiji des Maandags wneg moest