üdtp Ent
TWEEDE BLAD.
Uit het Hart Yau lioiiai.d.
Tweede Kamer.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
*Het Meisje van hiernaast.
Zaterdag 1 Mei 1920.
63ste Jaaryang. No. 6611.
Naar miem weet beeft Minister Heemskerk onlangs
eèn 'Wetsvoorstel ingediend, dat ten doel heeft dé
Revolutie te bestrijden of althans houvast te hebben
tegen een al te vurige bolsjewistische en revolution-
naire 'propaganda. Het is ons niet mog-eliik dit werk
stuk als juridisch product te bewonderen en wie ge.
looven dan ook niet, dat het er in de Kamer zonder
kleerscheuren door zal komendaartoe bevat het veel
te veel zwakke steeën, wil liet te veel régélén, waar
door het aan den eenen kant het doel voorbij schiet
en aan den anderen, kant allerlei leemteiii laat.
Toch zou een wet, zooals de heer Heemskerk ons
wil gevem,. niet geheel overbodig zijn, gezien het
gedoe van sommige onzer bolsjewisten en de exces
sen, waarin deze neeren nu ein dan in het gesprokeln
en geschreven woord meenen te moeten vérvalléin.
Zonder den minsten twijfel zijn zij eeh groot gevaar
voor onzo maatschappij en zoolang1 die in haar tpgen-
woordigen vorm bestaat, is hel de taak van de regee
ring maatregelen te treffen voor de verdediging der
samenleving, die 'wij nu eenmaal, omdat wij geen
andere van nabij kennen1, als „de geordende plegen
te beschouwen.
Wu leven ,nu eenmaal in die maatschappij en heb.
ben daarin zekere plichten en rechten tegenovér ons
zelf en tegenover anderen. Een van die plichten is:
zelfverdediging, en men zou met recht- voor lafaard
worden aangezien, wanneer men in de vervulling van
dien plicht tekort schoot. Dien plicht nu kan inen
op velerlei wijze vervullenmen kan lid worden van
de partij van orde", de schepping van den Haagsehein
t'ournalist Zegers de Beyl, men kan zich aansluitejn,
»U de vrijwilligie Burgerwacht en wekelijks een paar
patronen gaan verschietien, men kam het ook zoeken
pp den weg van bestrijding door middel van de wet
geving, zooals de heer Heemskerk, die, naar hij meent,
met zijn gewone strafwet niet uitkomt. Maar men kan
ook propaganda tegenover propaganda stellen en hum,
die met omwenteling dreigen, den wind uit de zeilen
te nemen. Dit laatste lijkt ons verreweg de aangewe
zen manier om tot het doel te geraken, vooral nu
het propagandamateriaal tegen de revolutie om zoo
te zegjen voor het grijpen ligt.
Wijnkoop en de zijnen hebben het volk zoolamg
de ooren volgeschreeuwd over de heerlijkhedén van
de Russische revolutie en over 'dien heilstaat, waarin
de Russische arbeider thans leeft, en wij weten, allen
zoo goed, dat al dit fraais en heerlijks slechts in de
fantasie van enkelen bestaat, dat het waarlijk geen
toer is dé praatjes van „De Tribune" en van zijn twee
of drie veel sprekende redacteuren aan den kaak té
stellen. Of is het niet verbijsterend, hel blad der
communisten te hooren uitpakken over verkorting
van den arbeidsdag, mogelijk geworden, doordien ie
dereen werkt en niet alleen maar eenigé armé omdér
drukte loonsla\en, wanneer men weet., dat In Rus
land een twaalfurigen arbeidsdag is ingevoerd en van
een wekeliikschen rustdag in vc e bedrijven zelfs géén
sprake meer is? De theorie klinkt zoo mooi en al wat
lijntrekker is (en de Tribune leest) gelooft, dat Rus.
land icen paradijs is. Maar als dan Lenin en de zijbettu
voor de praktijk staan en zien, hoe zelfs het vrucht
bare Rusland niet genoeg voedingsmiddelen, opbrengt
wanneer niet in zéér letterlijken rin de hand aan den
ploeg wordt geslagen, komt er herd wal anders kijken,
'Terwijl onze. bolsjewisten zich alt maken over de
viering van den Eersten Meidaa, vam het Feest van
den Arbeid, vaardigt Lenin een oekase uit. dat op
dien eersten Meidag door iedereen toch althans zes
uur moet worden gewerkt.. 1 Jat van algemeen niets
doen dien dag geen sprake mag zijn. Dit is
geheel iets anders, maar var. Wijnkoop zal men het
niet te hooren krijgen.
Deze heer heeft voor cenige dagen in Amstérdam
een van zijn bekende redevoeringen gehoudém, waar
in hu te velde trok tegen het voorstel-Heemskerfe.
Ditmaal waren het niel de bourgeois, die het in de
eerste .plaats moesten ontgelden, doch werd voor de
variatie de lamlendigheid der arbeiders zelf gecriti-
seerd. De arbeiders, zoo heette het, elén «ich zat aan
f-oote woorden over wat in het buitenland gebeurH,
ij inoësten liever opletten op wat de-eigen regéé-
ring doet en van plan is. Im. h e t ge h e i m kunben de
arbeiders niet, door welke actie dan ook, verhinde-'
ren,, dat deze wet er komt. Zij zullen massaal moe
ten optreden. Boch niet door een staking, vond Wijn
koop. het "zou gekheid zijn thans te gaan staken tot
de wét verworpen is en zelfs een staking op 5 Mei,
tls a« Ta mor met de behandeling nn het voorste, in
de afdeelingen begint, wilde Wunlcoop niet aanraden...
„want de arbeiders aoen het toch niet". Hoe is-ie?
De arbeiders onderschatten de beteekenis wan hét
wetje, dat bedoelt, de arbeiders van hun leidsmanne'n
te perooven. Als de communisten een .„putsch" in
den zin hadden, zooals in Duitschlamd, had Heemskerk
groot gelijk, dat hij maatregelen nam, maar daaraan
denkt geen communist, ómdat Rusland heeft bewe
zen, dat het niet pret relletjes te winnen is, doch
alleen door georganiseerd massaal optreden, preekt©
ha], om ten slotte tot de conclusie te komen, dat de
arbeiders tot den revolutionnairen stnjd moeten ko
men: „niet applaudisseeren, minder praten en meer
doen".
Waarop natuurlijk een hevig en welgemeend applaus
volgde en men besloot heelemaal niets te doen, dan
be staken vermoedelijk.
Als men nu bedenkt, dat wij het verslag volgejn
in de Telegraaf, die zelf tegen het voorsteLHeéms*
kerk is, zal men ons toch toegeven, dat het meer
dan droevig is, dat er menschen gevondein worden, die
naar dergelijk gepraat wenschen t© luisteren?
Met stakingen moet men zich een groot algemeeh
doel voor oogen stellen, men moet het kapitalisme
voortdurend bedreigen en in onrust houden, heette
het in een ander deel der rede.
Als dit iets méér beteekent, dan ©en paar groote
woorden, dan verwerpt Wijnkoop dus het stakings.
wapen als middel om tot lotsverbetering te komen!,
wil hij het alleen toepassen als politiek, revolutionnair
wapen. Onrust wil Tin zaaien, bedreigen wil hij en
elke groep van arbeiaers, .die zich daartoe wil Iee-
nen ,is hem blijkbaar van harte welkom.
Hier heeft men reeds het geval waarin de geméén-
scha pverpliciht is tot zelfverdediging. Bebrcigen en in
onrust houden wil de heer Wijnkoop, welnu, dan, zal
het dienen te blijken, dat hu niet de ©enigste is,
die. dat spelletje 'kan spelen. Zelfs het „verrotte ka
pitalisme" is in staat te dreigen en onrust te verwek
ken. Tégenover intimidatie van Wijnkoopianen kan
ook het kapitalisme met intimidatie aankomen en het
is zeer "de vraag, wie dan aan het langste eind trekt.
De verloren staking der havenarbeiders heeft ge.
leerd, dat het met dreigementen en groote woordén
alleen niet is te halen. Dat geschreeuw op een méé-
ting niet voldoende is, als de tegenpartij haar eigen
kracht kent en bereid is die kracht te toonen ein tot
uitdrukking te brqngen.
In den strijd tegen de communisten en andere revo
lutionnairen kan de samenleving vam de houding der
readers nog wfel wat leeren. A.
Minister De Visser heeft in de Kamer reeds ver
schillende sprekers beantwoord. In de eerste plaats
wilde de minister niets weten van een aparle actie
voor lichamelijke opvoeding. Geen meer vakonder
wijzers, oordeelde Zijne Excellentie. De redé van
den heer Gerhard, waarop de heer Ketelaar zijn cri"
tiek had laten hooren, éfs veel te onpractisch, had
ook de instemming van den minister niet. Waarmee
echter wilde de heer Gerhard de kinderen van .6 tot
9 jaar, betzig houden als ze geen lezen, schrijven ©n
rekenen mogen leeren? De kinderen willéin op dién
leeftijd gewoonlijk gréég leeren lezen. In 't alge-'
meen was de Minister van oordeel, dat de denkbeeld
den van den heer Gerhard in te vageln vonn werden
aangeboden en dat het vooralsnog niet mogelijk
zou bluken, ze in een wet te verwerken.
Toén begon de Kamer aan de artikelen, art. 1
en 2 zijn afgehandeld, nadat een paar amendementen
van den heer Rutgers. waarvan het ©ene den harT
denarbeid .onder pe facultatieve vakken bracht en
het andere de gezondheidsleer uitdrukkelijk dééd bé"
grijpen onder de kennis der natuur, waren aanger*
nomen.
's Avonds vermaakte de Kamer zich met de Post-
begrooting. Eerst was nog een wijziging vain de Ge
meentewet aan de orde, met betrekking tot den plaats"
vervangen den burgemeester
De wijziging van artikel 77 der Gemeentewet is in"
gegeven door den wensch ,de gemeente, bil oingéstéld
neid afwezigheid of ontstentenis van den burgemees",
ter, te behoeden voor een waarnemendeöi burgérvadér
die op den wethoudersstoel seniel of althans ten maas"
te bu kindsch is geworden. Voortaan zal niet steeds
de oudste wethouder den burgemeester vervangén,
maar zal die wethouder in zijn plaats treden, die daar"
toe door B. en W. is aangewezen. Bij ongesteldheid,
afwezigheid of ontstentenis van alle wethouders treedt
het oudste lid in jaren van den raad, dat aainwezig is,
als burgemeester op, tenzij de raad een ander lid met
de vervanging belast. Doch ook hieiVan kan weer wor"
den afgeweken; de commissaris der Koningin kan ten
allen tijde, inafwijking vna de twee eerste leden van
artikel 77 in de vervanging van dein burgemeester
Voorzien. Hij kan ook iemand die geen lid van den ge
meenteraad is, tot diens plaatsvervanger aanwijzen.
Dit komt hierop neer om een klacht uit de secties
over te nemen dat de vervanging feitelijk „geheel
aan het vrij arbitrium van den commissaris der Ko
ningin is overgelaten." Dit kan inderdaad ten gevol
ge hebben, dat eerbiedwaardige personen om politieké
of ruivw pénoonlijke r©d«i«n flepaywwd werden étn
een blaam van minderwaardigheid op zich gelegd zien.
De heeren Ketelaar en L. Hermans achtten dezé vér
sterking der machtspositie van den hoogen ambténaar
buiten de gemeente dan ook allerminst raadzaam; de
heer Stulemeyer en minister Ruys de Beerénbrouck
daarentegen verdedigden de voorgestelde wétswijzi"
ging. Aangezien er in de verste verte géén 51 lédén
aanwezig waren, zal de steifïming over 'het wetsonf
werp pas a.s. Dinsdag plaats hebben.
Dc~ -na kreeg minister König het woord. De post
etc. lemt nog steeds onder de gevolgen van den ach"
terstand in de oorlogsjaren ontstaan zoowel aan
ruimte, materiaal, personeel enz. enz. Dan kregén wij
nog 'het noodige over meer technische onderdeeZéh
en toen kwam de minister over den' Zondagsdienst.
Deze Zondagsdienst moest zooveel beperkt worden
als de belangen van het publiek maar ©enigszins toe"
lieten. Tot geheele opheffing kan niet worden over
gegaan, heette het, terwijl dezelfde ministér één oogén"
blik laten ijskoud beweerde, dat mettertijd in verband
met den vrijen Zaterdagmiddag wellicht de geheeld
Zondagshiestelling zou verdwijnen.
Daarover zal nog wei eens het een en ainder los
komen in de Kamer.
De mededeeling betreffende het niét méér béstéi"
lén van brieven, die na Zaterdag 12 uur zijin gepost
had slechts betrekking op verafgelegen kantoren; het
gerucht omtrent het met verzenden van sporttetef
gi-ammen op Zondag is onjuist, daar de telegraaf" en
telefoondienst al zooveel mogelijk Zondagsdienst heeft
en het is de bedoeling om de Zondagsbestelling <(a de
groote plaatsen te beperken tot een enkelé, é!n om
in de kleinere en op het platteland alle ZoindagSbe^
stellingen af te schaffen en alleen gelegenhéid tot
afhalen aan kantoren tè geven.
Dat het op deze manier een mooie toestand wordt
op het platteland, daarop wëzein de Vnjz-Dem. Teen
stra en Berensteijn, opmerkend, dat meln te platten
lande zal worden gedwongen tot het op eigen kosten
organiseeren van particuliere diensten. Overigens was
hu in het bijzonder ontstemd wegens 's ministers
beschouwing over de locale telefoonnetten. De héér
Berensteijn diende met eenige alnderé lédén één mo
tie in, waarin wordt uitgesproken, dat het overnemen
van locale netten slechts mag geschieden, volgdns
regelen bij de wet te stellen.
De antirev. neeren Smeenk en Weitkamp warén
het integendeel met den Zondagsdienst van den mi
nister zeer eens.
Dé heer Wiedtkamp diende voorts nog een motie in
betreffende de telefoonaansluitingen ten plattelandé,
waarin wordt te kennen gegeven dat voor alle aan
geslotenen blij leien kantoor eenzelfde tarief moét wor
den gestelde
LANGS DE STRAAT.
Leo in de Telegraaf schrijft:
De lente luwde, de bezoekers zaten onder hét zon
nezeil op het trottoir, de dikke, roode kellner leunde
tegen den post van de cafédeur.
Over de breede straat plaste een cascade van gou
den zonlicht.
Alles was'vreedzaam, guljiartig, blijmoedig, en voorT
al rustig.
Slechts de trams brachten telkens opnieuw het schril
nend geknjt hunner in de bocht schurende wielen
als wanklank aan.
Er naderde een buitenman met een grooten klep-
mand, vergezeld van een anderen buitenman.
Zu stonden stil voor den se reen en, rooden kellner.
die kortweg genoot van het heerlijke, dartele Ienté-
weder.
Mot u kippes? vroeg de eerste der buitenman
nen, die dus blijkbaar een Hagenaar was.
La maar us kijken je kippetjes, noodde de kell
ner indolent, zich niet verroereno. Kijken kuinpefaJ
we altijd.
Met klepten de monddeksels open.
En welke duivel der vrijheid en der wieélderigé lus
ten de dieren aanhitste vóór de buitenman had
kunnen toegrijpen, waren drie welgedane, brooddron
ken, buitensporige kippen aan het duister binnenste
van de warm_broeierige mand ontsnapt en galoppeer"
den spoorslags, vleugel_klapperend, onder oorverdoo"
jvend gekakel dwars de straat over.
Nu bedenke men welke gevolgen deze sénsatiou
nëele ontvluchting in een stad als Amsterdam na zich
moest sleepen.
Het was onbeschrijfelijk.
Daarom worde het ook niet beschreven, maar een
voudig naar waarheid verhaald
De kellner schudde eensklaps al zijn indolentie af.
Roode moordzucht glinsterde in zijn blik, toen hl]
zich opmaakt© om het kakelend gevogelte te achter
volgen.
Een der buitenmannen kreet:
De kippes i Hee jongetje hee jongetje
höd ze vas hö<I ze vas I
Dat was gericht tot een ventje van zes jaar, dat
op den 'ïveg der vluchtelingen stond, stijf van 'ont
hutsing. Natuurlijk liep het jongetje hara weg.
Er kwam een tram aan, die stopte, want er stondein
NAAR HET ENGELSCH VAN RUBY M. AYRES
DOOR W. J. A. ROLDANUS Jr.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht
16.
„O, ik ben zeker van plan gezond en wel. terug
te komen, wanneer ik er kans ,toe krijg. Ik heb geen
lust het hoekje om te gaan;nu ik iemand heb om
voor terug te komen". Hij stak een sigaret aan en
rookte een paar minuten zwijgend „Het is toch
eigenlijk precies een sprookje de kennismaking
met Joy en daarna al dat geld' enz., eniz."
„En het zal eindigen zooals een sprookje eindigt",
zedide ik opgewekt. „Met bruiloftsklokken en een lek
kere ouderwetscihe taart met snik er erop".
Don keek een anderen 'kant uit.
„Tk "hoop het", zeide hij kortaf en weer kreeg ik
het vreemde gevoel, dat hij toch iets voor mij ach
terhield, dat hij zoo graag zou willen dat ik wist.
„Wij gaan morgen nog voor het laatst eens plezier
maken in. Londen", zeide hij Öian. „Zóndag blijven
we thuis en pak ik alles in, en Maandag o ja,
slr, .wilt u mij naar het station brengen? Joy staat
er op mee te gaan, ofschoon ik ihet liever niet heb".
„Het zal veel beter zijn., als zij het niet doet", stem
de ik dadelijk toe. Tk voelde er niets voor, bij een
afscheid aanwezig te zijn. „Het dient nergens voor
haar te kwellen met een scène aan Waterloo-statdon
of ergens anders".
„Dat zeg ik ook al, maar zij staat erop. Ik wou,
dat ze me maar naar Frankrijk lieten vliegen. Eerst
zou het gebeurd zijnEnfin, we zullen nog wel
zien. Slaap lekker, sir!"
iNog. steéds fluitend liep hij met twee treden tege
lijk de trap op en ik hoorde hoe hij de deur van
zijn slaapkamer dichtsloeg.
'Ik keek nog eens in den tuini voor dk ging slui
ten, er brandde nog licht im 'het huis van den Lam
heids, maar alles was volkomen stil.
„En zal je me altijd liefhebben altijd? Beloof
me, dat je me nooit* vergeten zult beloof het me!"
De woorden, «die ik afgeluisterd had, lieten me
niet. los.
Wat had zij geantwoord, vroeg ik «mij af. 'En 'hald
zij het beloofd?
.Den Zaterdag bracht ik door in gezelschap van
Ragls. Hij kwamvlak na het ontbijt, precies alsof
hem goze'gdi was, dat izijia „vrouw" dan haaien dag
uit zou gaan. Toien zij en Don het tuinpad afliepen,
keek hij ze met een soort onverschillige belangstel
ling na; dan kwam hij naar mij tóe en ging met zijn
neus op mijn voeten liggeiu
„ik moet eerlijk bekennen, dat dk veel van den
ho«nd« «begon te houden; hij was in ied'er geval gezel
schap en toen ik 'a «middags een wandeling ging ma
ken, deed ik dat werkelijk om Ifeim wat'beweging te
geven.
Alsof- het ongeluk het zoo wilde, kwamlen we hal
verwege destraat Mrs. Kenyon tegen. Zooals ge
woonlijk ging zij natuurlijk weer haar neus in een
andermans zaken steken, maar toen zij mij zag,
bleef zij staan en wachtte tot ik haar ingehaald haJd.
„Ik heb met zooveel belangstelling het nieuwts ge
hoord", begon zij. „Ik heb uw neef altijd zoo be
wonderd, Mr. iBuchanan".
„Pardon?" zeide ik.
„Ik zeide, «dat ik uw neef altijd zoo bewiondeerd
heb", herhaalde zij. „En nu hij en dat .charmante
meisje geëngageerd 'zijn
„Donald is mijn. «neef niet", viel ik haar dn de rede.
„Wat zegt u?" .Zij d'eed alsof zij verbaasd, 'was,
ofschoon ik er zeker van hen, dat zij altijd geweten
heeft, dat Donald 'en ik in het geheel geen familie
zijn. Maar ik dacht er niet over haar .verdere expli
caties te geven en ik wilde weer verder loopen,
toen zij «opnieuw begon:
„(Hoe toevallig dat hij Rosabelle op die manier
heeft leeren kennen. Ik heb er natuurlijk alles van
gehoord'; heusch erg toevallig,! Hij heeft het u toch
zeker wel verteld?"
„Ik heb iets -van eien a,u«to-botsing gehoord'", ant
woordde ik. De. vrouw irriteerde mij verschrikkelijk,
en ik had absoluut geen lust verder met haar te
praten.
„U hebt mijn nicht, geloof ik, nooit ontmoet, Mr.
Buchanan", ging izij' vastberaden voort. „Ik heb
haar dikwijls te logeerén gehad, maar u hebt haar,
geloof ik, nooit ontmoet".
„iDat weet ik wel zéker", antwoordde ik. Ik was
nooit in het bruis van de vrouw geweest en ook niet
van plan' er ooit heien te gaan.
„Donderdag komt zij weer voor een paar dagen",
kletste zij verder. „Als u en Mr. Carey eens thee
willen komen diranken'\
„Donald gaat Maandag naar Frankrijk", zeide ik.
„U zult ons in die omstandigheden wel willen excu-
seeren
Ik weet niet of zij zich- zoo verdrietig voelde als
zij eruit zag, en Ihet kion ine niet schelen ook; ik
Was maar al te blij, dat ik van haar af wals.
'Nlatuurlijk had. zij haar eigen redenen om plot
seling zoo vrienidischppelijk te doen.
Ik vertelde Don niets van het gesprek. Welk be
lang kon hij er trouwens in stéllen, das Miss Rosa
belle Giriing Donderdag bij haar tante kwam lo
ge eren?
Ragls en ik deden onze wlandeling zonder veider
gestoord te worden, maar toen we «thuis kwamen,
stond Castle met een rood en verstoord gezicht aan
de «deur te wachten en zeid'e op fluisterenden toon
tegen me, dat Mr. Augustus Lambert in den salon
op mij zat te wachten.
Ik had den kerel niet gesproken na dien eersten
nacht, toon (hij een flesch whisky van me leende,
en ik bad na Wat er op den avond na het dinertje
van den ouden Jardine gebeurd was, heelemaal geen
luist de kennismaking te hernieuwen.
Ik had nooit iets goeds van hem gehoord en het
stuitte me tegen de bonst, dat ik hem in mijn eigen
huis imoest ontvangen.
Maar e.r viél niets aan te veranderen en ik ging,
onmiddellijk «door Rags gevolgd, naar den salon.
Mr. Augustus Lambert stond met zijn rug naar
den haard allessbelangstellend op te nemen, precies
alsof hij alles wat er in de kamer was taxeerde.
Het was een «groote, donkere man met een echte
„iboev entroaiie".
Hij kwam met een overdreven: „Zoo, mijn waarde
heer!" on een uitgestoken hand', die ik graag gene
geerd zou hebben, naar mij toe.
„Goeden midkiag", zeide dk heel stijf. „W'ilt u niet
gaan zitten?"
„Ik bewonderd© juiSt uiw kamer uw héél char
mante kamer", zeide hij, alsof wij oude vrienden wa
ren. „Dat porcelein op den schoorsteenmantel moet
veel, beslist veel waarde hebben".
„Ik wéét van de waarde niets af'.
Het was duidelijk, dat «hij niet gekomen was om
met me te praten over ou'd porcelein, en ik wachtte
nieuwsgierig op zijn. volgende opmerking, die zich
niet lang wachten liet
„Ik was al lang vian plan geweest u eens op te
zoeken", ging hij eenigszihs oratorisch voort. „Mijn
dochtertje de kleine Joy heeft mij verteld hoe
goed, hoe meer dan goed u en Donald voor
haar geweest zijn en het is niet meer dan natuur
lijk, dat ik u daiarover wil komen bedanken".
„Ik ben bang, dat Miss Lambert het geval over
dreven1 heeft", zeide ik vastberaden. „Zij is met mijn
pupil geëngageerd, zooals u weet
„Zooals ik tot mijn groot genoegen weet", viel
Mr. Aügrulstus Lambert mij in de rede. „Een aardige
jongen, een galante jongen! En dk zal heel trotsch
zijn, ais ik hem mijn zoon mag noemen
„O ja precies", zeide ik. I'k wist niet wat
ik zeggen moest; zijn theatrale manieren maakten
tl tien monsehen op de rail» «n die hiddtn wel mn
andere dingen te denken dan aan een tram.
Twee conducteurs namen dadeluk grimmig aan de
jacht deel.
En een tweede Hellner uit het café.
En d© smid op d©n hoek.
En d© kruideniersknecht
E;n d© knappe winkeljuffrouw uit de bakkeni.
En d© jongen uit den rijwielhandel
En dit gelooft natuurlijk niemand ein een
aanspreker met een regenscherm.
Daarop nog zdf conducteurs van zes andere trams.
En een brievenbesteller.
En het kippige jongetje van den slager, dat altijd
misgreep.
En een paar honderd andere menschen.
D© kippen kakelden, snaterden, renden> klapwiek
ten, zweetten bloed, zochten naar gaatjes in den
beenen-muur, 'die al 'nauwer op hen aanrukte.
De roo-de kellner vloekte hijgénd, sloeg vinnig met
z'n servet naar dje kippen, die maar rondholdeh<
rondholden.
En trams, «en trams, en trams...
En menschen, en mieinschen, en menschen...,
Tot eind«elijk na een jacht van oen kwartier, die
aamiechtige. dood.affe', half-gèwurgde pluimdieren weer
verdwenen in het somber duister der mand...
KDANDSToffnar.
Onderstaande cijfers geven een overzicht van de
brandstoffen, welke in het tijdvak 1 April 1916—1
April 1920 door bemiddeling van de Rij kskolendistriU
butie zijn gedistribueerd.
Van 1 April 1916—1 April 1917invoer uit Duitsch
land 3 377.533, uit Engeland 1.295,722, uit Belgie
619.439," totale invoer van gteenkolen, cokes en bri
ketten 5.292.694.
Vanf l April 1917—1 April 1918 bedroegen deze
invoercijfers resp. 2.701.110, 201,012. 169.877, totaal
3131 999
'Van 1 April 1918-1 April 1919 735.100, 92 376,
35.680, «en uit de Vereenigde Staten vatn Amerika en
Canada werd*84.491 ingevoerd; totaal 947.647.
Van Apjil 1919—1920 bedroegen deze cijfers resp.
1.230.000, 411.200, 1,293.000. 694.400. totaal 3.628.000. Dit
alles in tonnem van 1000 Kg.
De kolenverzending van de Limburgsche mijnen
bedroeg van 1 April 1916—1 April 1917 2.553.577, van
1 April 1917—1 April 1918 2.981.318, van 1 April 1918
1 April 1919 3.210.149 ee van 1 April 1919—1 April
1920 3.251.400.
Die bniinkoolverzending van dö Limburgsche groe
ven, tiaar verbratidiingswaarde omgerekend in kolen,
bedroeg van 1 April 1917—1 April 1918 46.053, van
1 April 1918—1 April 1919 526.886, en van 1 April
1919-1 April 1Q20 439.250.
In totaal werd er dus uit het binnenland aan kolen
en bruinkolen betrokken: van 1 April 1916—1 April
1917 2.553.577, van 1 April 1917—1 April 1918 3.027 371,
van 1 April 1918—1 April 1919 3./37.035 en van 1
April 1919—1 April 1920 3.690.650.
Verzending van turf van 1 April' 1916—1 April 1917
400.0Q0, vati 1 April 1917—1 April 1918 450.000. van 1
Aprü 1918—1 April 1919 650000 en van 1 April 1919—
1 April 1920 650.000, naar verhoudingswaarde omge
rekend in kolen. Die turf is slechts einde April 1917
tot léinde Juni 1919 in de distributie betrokken geweest,
zoodat gedeeltelijk schattingscijfers zijn gegeven.
Totaal werd dus in het binnenland aaln kolen, turf
en bruinkol«en betrokken over de vier tijdvakken resp.
2.953.577, 3.477 371. 4.387.035 en 4.340.650 en in totaal-
generaal bedragen deze resp. cijfers 8.246.271, 6,609.370,
5.334.682 en 7.969 250.
EOTERCONTROLESTATIQN.
Nu hier in Noordholland de boterproducenten een
eigen Botercontrolestation hebben opgericht, is het
zeer zeker gewenscht, dat de consumenten wat méér
op de hoogte komen .van de werking der Rijks boter"
controle. Zij kunnen alleen dan overtuigd zijn onveri
valschte natuurboter te verkrijgen met een gegaran
deerd vochtgehalte beneden 15.5 pot., wanneer op
de boter zelve het Rijksmerk is aangebracht, hetzij
in den vorm van een Rijksmerkpapiertje, of van het
Rijksmierkstempel of wanneer de boter verpakt is in
inwikkelpapieiren, waarop eveneens het Rijksmerk ge
drukt is. Opschriften als „Onder Rijkscontrole" of
„Onder Rijkstoezicht" zonder meer, welke imen zoo
veelvuldig op boterwikkelpapieren aantreft, zijn meest
al een aanwijzing, dat de betreffende inrichting of
handelaar juist niet aangesloten is bij bet Botercon
trolestation, dus meestal misleidend. Ons station {ge
vestigd Fnidsen 107, Alkmaar) is altijd gaarne bereid
inlichtingen te verschaffen, welke fabrieken en han
delaren „bij Kaar zijp. aangesloten.
SLACHTOFFERS VAN DE TRANSPORTARBEI
DERS STAKIN G TE AMSTERDAM.
Van de zijde der organisaties wordf meegedeeld,
dat ontslagen zijn bij de Nederlandsche Graansilo-
en Elevator-Maatschappij 68 stakers, bij de Steen-
kólemHiandelisvereeniiging 70, 'hij de Scheepvaart- en
Steen'kolenmaatschappij 3, bij d© Stoomvaart-Mij.
Nederland 4 bij de Nederlandsehe Rijnvaart-Maat
schappij 26 en bij de havenreserve 3.
Ook bij den Kon. Hollandsch.en Lloyd is thans hst
werk hervat.
mij niet wriendschappelijlker getrimd.
„Hef is iets of liever ik «mag wel zeggen, heel
veel in deze moeilijke tijden", ging hij voort met
een beesohe stem, waardoor (hij hef ongetwijfeld
wild© doen laten, voorkomen, dat hij aangedaan was,
„Het is een groot voorrecht te wdtep, dat, wanneer
ik weggenomen wordt, ik mijn eenig kind in lief
derijke handen achterlaat. Ik ben een arme man,
Mr. Buchiaman, en hef lof is mij niet gunstig ge
weest
„Velen verkeeren in hetzelfde geval", was mijn
schrale troost.
„O ja". Hij schraapte zijn keel en begon dian weer.
„Maar als man tegen man, Mr. Buchianan, en met hot
oog op hét feit, dat we toch spoedig in zekeren
zin familie van; elkaar wórden11
Ik bégreep, dat hij, wanneer ilk hema zijn gang liet
gaan, zoo tot in het oneindige doorratelen zou, waar
om dk hem Voorstelde naar mijn- studeerkamer te
gaan en aan -Castle vroeg, thee te brengen.
Doch Mr. Augustus Lambert mocht voor zijn «dok
ter, naar hij zeide, geen thee «drinken, maar wlanneer
hij een dropje whisky mocht hebben een klein
dropije maarNatuurlijk gaf ik hem wat en dat
scheen zijn tong wat losser te maJken, want hij liet
den theatralen stijl varen en werd vertrouwelijk
en na mij onthaald te hébben op een lang verhaal,
van zijn tegenspoed en onverdiende ongelukken,
vrtoeg hij mij heim vijftig pond te leen.
Dat was natuurlijk de reden «van zijn komst. Het
was een dringende zaak, verzekerde hij mij. O, «wat
hem persoonlijk betrof, kon het hem niet zooveel
schelen, maar hij moest rekening hóuden met zijn
dochter en «nu zij pais met Don geëngageerd, was, da
delijk een rechtzaak!
,;Een rechtzaak, zegtt u?"
Mr. Augustus Llambert trachtte heel waardig te
doen. Ik beleedi'gde zijn trots, zeide hij, «wanneer
Ik het op die manier opvatte; het was een eere
zaak een som geld®, welke hij geleend had van een
vriend, die helaas! niet fijngelvoelig genoeg was om
te begrijpen, dat het woord van een gentleman oven
góed tos als de bank.,
,,'U bedoelt, dat hij «u voor het gerecht wil dagen",
zeide ik kortaf.
Dat scheen het geval t)e «zijti.
„Het is alleen voor mijn dóchter", verzekerde de
oude schurk mij. „Ais haar naam er «niet «door in de
couranten kwam
(Weer viel ik hem ini de réde.
„Hebt u er met Don.over gespróken?"
Mr. Lam'beiit sloeg zijn oogen ten hemel. Hoe had
hij «over zoo iets mét den aanstaanden man van
zijn dochter kunnen spreken? Natuurlijk niet, maa*