Alumni NiBnws-
RAAD VAN SCHAGEN.
Woensdag 23 Juni 1920.
SGHAGE
63st* no. No. 6C39.
Dit blad verschijnt viermaal per week Dinsdag. Woensdag. Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m. 8 uur worden Advertentien
zooveel mogelijk In het eerstuitlcomend nummer geplaatst,
UITGEVEHSTRAPMAN CU., SCHAGEN.
POSTCHEQUE en 01S0D1ENST 23330. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.55. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN
TIÉN van 1 tot 5 regels f 1,10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno
Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
Vergadering van den Raad op Dinsdag 22 Juni
1920, dea morgens half tien.
Afwezig de heer Van Nulamd, die een oogenblik la
ter ter vergadering verscheen.
Voorzitter de heer J. Cornelissen, burgemeester,
secretaris de heer A. G 'Roggeveen.
Toen we onder het luiden van het klokje ter ver
gadering verschenen, was de vergadering reeds ge
opend en was de heer Helder aan het woord.
De heer Helder dan was bezig mede te deelen
waarom de Raad verleden week meende te moeten
staken, van welke staking de oorzaak reeds door
dit blad is medegedeeld. Spr. wijst er op, dat B.
en W. met het uitschrijven van do vorige vergade
ring zich blijkbaar met den datum hadden vergist.
Het w'as voor den Raad hoogst onaangenaam door
d.en voorzitter te wOrden weggestuurd, maar de ver
gissing zou, men hebben kunnen vergeven wanneer
qa de aanbesteding die raadsvergadering onmiddel
lijk weer was begonnen. B. en W. meenden even
wel na de aanbesteding een conferentie te moeten
houden met den opzichter over de gunning van het
werk on daarom werden de raadsleden verzocht heen
te willen gaan. Dit nu was in strijd met dan goeden
vorm, want wanneer B. en (W. het noOdig oordeelden
tijdens do raadsvergadering hièrover een beslissing
te nemen, dan had de goede vorm geëischt dat B.
en W. zich naar de commissiekamer of naar. de
secretarie hadden begeven en de raadszaal voor de
raadsleden over te laten. Evenwel is aan uw verzoek
voldaan en zijn de leUen vertrokken, maar toen daar
over later door mij eenige aanmerkingen zijn ge
maakt, toen bent u opgetreden op een manier, dat
de leden zeer terecht meenden daartegen te moeten
protesteeren. Na uw vertrek is er een hoofdelijke
stemming gehouden, de wethouders hielden zich bui
ten stemming over de vlaag hoe de Raad zou too
ien zich deze handelwijze niet te laten welgevallen
en met algemeene stemmen is toen besloten niet
terug te keeron. Die afkeuring over uw optreden d'at
ongepast en onbeschoft was, werd in dat besluit vast
gelegd. De burgerij heeft door een artikel in het
plaatselijk blad hiervan reeds kennis genomen, doch
ik heb dit nog even willen meedeelen, opdat iedereen
weet waarom de 'Raad meende Op een dergelijke
wijze te moeten optreden. Ik hoop, burgemeester,
dat het de laatste maal zal zijn dat een dergelijk
conflict zal 'voorkomen, omdat de eenige 'die er
onder lijdt is de gemeente Schagen.
Voorzitter: Ala ik er even cp mag antwoorden.
Terecht heeft u opgemerkt dat het uitschrijven Van
die vergadering op den dag der aanbesteding op een
misverstand berustte. Het uitschrijven van een raads
vergadering is aan mij, doch ik pleeg altijd overleg
met de wethouders en het Is dan ook juist d'at B. en
W. niet aan de aanbesteding hadden gedacht "met
het uitschrijven der vergadering. Na de a'apbesteding
meenden B. en W. toch even te moeten overleggen
aan welken inschrijver het werk zou worden gegund
en het is waar, dat het niet gO.ed geweest is dat we
die bespreking bier hebben gehouden en we niet
naar de secretarie of de commissiezaal zijn gegaan.
Het. ia jammer dat dit niet 'is gebeurd* Maar het is
ook niet d.e kwestie dat u daarover aanmerking
maakte, maar „c'est ie ton qui fait la musique", het
Is de onaangename toom, 'die u altijd aan
neemt, uitdrukkingen als het niet te p'as
komen, die snau'wende toon, daarover maak ik
me altijd boos. We zullen geen oude koeien uit sloot
halen, maar u is wel meer op een dergelijke ma
nier opgetreden. In andere plaatsen is mij-dat nooit
overkomen en ik meen dat u als raadslid niet ge
rechtigd is een man van mijn leeftijd-, ik ben toch
37, te behandelen als een jongens ik zal maar niet
zeggen als een kwajongen. Ik ben voor alle aan
merkingen toegankelijk en let op allerlei klach
ten, ik hen overtuigd dat ik alles behalve volmaakt
hen, maar het is den toon die me altijd prik
kelt. 'En omdat ik daarover geprikkeld was ben ik
weggeloopen. W&hneer u zoo opgetreden was tn mijn
kamer, dan zou ik u gevraagd hebben de kamer te
verlaten, hier kon ik dat niet doen omdat het uw
lokaal was en toen ik voelde dat ik -driftig werd, ben
ik weggeloopen en dat is niet- goed. Ik heb toen
snauwerig gezegd: kwart over een terug te komen,
maar als je kwaad wordt, zeg je wel meer wat dat
niet goed is. Maar uitdrukkingen- van- u als: ,„1t komt
niet te pas, -u wordt er voo-r betaald" enz., zuilen me
altijd prikkelen. 'Dat is de repliek die ik meende te
moeten geven.
De heer Helder zegt er weinig op te zullen zeg
gen, omdat het thans een zeer persoonlijke kwestie
wordt. Het optreden van u was ongemotiveerd en
onbeschoft en wanneer u u ergerde aan- mijn toon,
dan had u dat expres tegen mij moeten zeggen, maar
niet een dergelijke houding aannemen tegenover alle
raadsleden. Wanneer ik meen aanmerkingen te moe
ten maken, dan zal ik dat blijven doen-, waar en
wanneer ik dat noodig oordeel en me er niet aan
storen of u tegen de uitdrukking: het komt niet te
pas, kar. Ik vind dat geen ongepaste uitdrukking.
Voorzitter kan er niets aan veranderen, dergelijke
uitdrukkingen strijden tegen zijn persoon-. In den
tegenwoordigen -tijd jzoü u dat ook niet tegen een
and-er zeggen, wanneer u een ondergeschikte had.
Als burgemeester en op mijn leeftijd kan ik daar
niet tegen.
Do -heer Meurs wdl er alleen van zeggen, dat in
hetgeen de heer Helder heeft gezegd, niets prikke
lends was. Eigen-lijk hen ik, zegt spr., de oorzaak
geweest, omdat ik gezegd heb, burgemeester laten
we nu eerst naar beneden gaan en koffiedrinken en
toen heeft de heer Helder een paar woorden gezegd
en sprong u op als buskruit. Dat frappeerde m-e heel
erg, om-dat het me geheel ontgaan was wat de aan
leiding was voor zoo'n optreden.
Voorzitter: Dat komt omdat wanneer u Iets zegt
het op een heel andere toon is. De woorden die u
zei, waren geen reden om op te stuiven. Tegen den
toon ko-m -ik op. Wanneer de heer Helder meent deze
toon -te moeten blijven kiezen, welnu, dan zal ik pok
mij.n toon uitkiezen.
De heer Trapman zegt ook niet te behooren tot
drie mensohen die den toon weten te treffen die voor
zitter aangenaam aandoet. Hij onderstreept ten volle
dat door mijnbeer Helder niets is gezegd'dat aan
leiding kon geven Voor voorz. om op te stuiven als
door hem is gedaan. Misschien is er iets gebeurd op
andere vergaderingen, waar bet optreden van den
heer Helder niet goed was, spreker weet dat niet,
maar dan is thans gevroren op oud ijs. iZooals wij
hier tegenwoordig waren was het optreden van den
heer Helder volkomen correct, zeer parlementair,
terwijl het optreden van u in alle mogelijke opzich
ten niiet was zooals het behoorde te zijn. En dat de
Raad in zijn geheel niet met dat optreden accoord
ging, bleek -ten duidelijkste doordat -met algemeen#
stemmen werd besloten niet terug te komen en u
moogt daaruit de conclusie trekken dat we ons in de
toekomst een dergelijke wijze van optreden absoluut
niet zullen laten welgevallen.
Voorzitter zegt in deze ander.e opvattingen te heb
ben over den toon. Als geen -der andere heeren meer
het woord verlangt, verzoek ik den secretaris de no
tulen te 'willen voorlezen.
Die notulen worden gelezen en onveranderd- goed
gekeurd.
In verband met de meerdere uitgaven -dan die op
de begroeting van 1919 voorkwamen, is door een der
leden het i-dée naar voren gebracht de begrooting
over 1920 te- verho-ogen en als tegen-wicht -den hoofde-
lijken omslag te verhoogen.
Voorzitter leest nu diverse posten voor -die zou
den m-oeten worden verhoogd, wat tot gevolg zou
hebben dat de post hoofdelijken omslag met fli480
zou worden verhoogd en gebracht op ruim f93000.
Goedgevonden.
B. en >W. stellen voör een geldleenlng van f38000
aan te gaan, noodig voor het dempen, rloleeren en
straatwerk van -het Noord. De lecning aan te gaan
tegen een rente van ten hoogste 6H pot., jaarlijks
minstens f1000.af te lossen, eerste aflossing 1921.
De heer Trapman vraagt of de gunning van dat
werk is geschied on of het geen gewoonte is dat de
Raad van dergelijke dingen mededeelingen krijgt.
Voorzitter: Goed.
De heer Trapman: Er is bovendien door den -Raad
hei, besluit genomen het Noord 'te dempen, waarbij
eon kostenbedrajK van f 30.000 genoemd. Nu de laagste
Inschrijver f5000 boven die begrooting was, was nu
•de beslissing dat werk te gunnen wel aan B. en W.
of was -die beslissing -aan den -Raad? Spr. meent dat
het raadscollege zijn sanctie hieraan had behooren
te gev-en, want wfüineer B. en W. nu -do consequentie
door zouden voeren, -dan. zouden zij een werk dat
10 h 12000 gulden boven d'e 'begrooting was, wel kun
nen gunnen. Ik geloof niet, zegt spr., dat B. en W.
eene juiste opvatting van hun' taak -hebben en dat
het de aangewezen weg was aan den Raad opnieuw
te vragen hoe men wilde. Ik geloof niet, dat B. en
W. in deze hebben gedaan wat. ze behoorden te doen
en ik geloof en hoop dat dit een vingerwijzing zal
wezen het raodscollege te geven waar het recht op
heeft.
Voorzitter: Ik geloof niet secretaris dat de Raad
een voorbehoud gemaakt heeft?
Secretaris: Neen, burgemeester en volgens artikel
179a van de Gemeentewet is aan B. en W. de uit
voering van' de besluiten, door den Raad genomen,
opgedragen. In den regel echter is het usance dat
wanneer bij 'aanbestedingen de laagste inschrijver
boven de begrooting is, de Raad er in geboord wordt.
Voorzitter zegt' dat de begrooting was van het'
laatst van Februari en f 30.000 aangaf en B. en -W,
meenden dat we niet goedkooper klaar zouden ko
men.
Dé heer Trapman zegt, dat voorzitter er den na
druk oplegt, dat B. en W. dachten dat het niet la
ger dan door den iaagsten inschrijver opgegeven be
drag' zou kunnen worden uitgevoerd. Maar dat is de
kwestie niet. B. en W. hebben hder iets gedaan dat
ik als recht van -de raadsleden opeisch. Die beslis
sing was aan den Raad. Als we de -gedachte van
B. en W'. consequent .zouden doorvoeren, don zou
den ze elke gunning kunnen doen al liep ze nog zoo
exorbitant boven de begrooting. Wanneer een werk
boven de begrooting komt, dan -heeft elk raadslid
en elk tegenstander het recht daarover zijn oordeel
te vellen. Ik zeg daarmee niet dat ik in dit geval
wat de gunning betreft, andera gedaan zou hebben
dan B. en W.
.Voorzitter deelt dan nu mee, dat het werk gegund
is aan IE Doorn te Zijpe voor f35900 en zooveel, in
elk geval ongeveer f36000.
De heer Helder wil weten of we dus afspreken dat
wanneer voortaan d-e laagste inschrijver hoven de
begrooting, is, de beslissing van de gunning aan den
Raad komt. iSpr. heeft vers chili ende collega's van
voorzitter gesproken en die vertelden dat dit alge
meen- de gewoonte is. Ik maak er daarom een voor
stel van-, dat wanneer ook in .Schagen de laagste in
schrijver boven de begrooting 'is, de beslissing aan
den Raad- i-s. Ik ben een tegenstander van het dem
pen van- -het Noord, niet in beginsel, maar om het nu
te doen en ik zou nu opniebw -het voorstel in bespre
king kunnen brengen het -Noord niet te dempen,
maar ik zal dat niet doen, ik leg me er bij -neer.
Voorzitter zegt dat als B. en W. verplicht zijn in
zoo'n géval weer met een voorstel in den Raad te
komen dan zullen we dat natuurlijk doen. Dat zul
len de wethouders wel met me eens zijn.
De heer Koster noemt dit antwoord van voorzit
ter geen gelukkig antwoord. Hij wil de verplichting
uitschakelen en omdat de billijkheid wordt ingezien,
toezegging doen.
De -heer Meurs vindt het zoo logisch dat hij zou
zeggen dat we er geen Woord over behoeven vutil te
maken. Wanneer men er voor is een werk uit te
doen voeren van f 30.000, d-an kan men- er zeer zeker
tegen wezen dat werk te -doen uitvoeren voor 35 k
36.000 gulden en daarom is het zeer logisch dat dan
aan den Raad' gevraagd wiordt of het goed is dat het
werk voor dat verhoogde bedrag wordt uitgevoerd'.
Er is toch niet besloten -dat het Noord -dicht moet,
het kost wat het kost.
Voorzitter dacht, dat waar met groote meerder
heid besloten was het Noord' te dempen en de be
grooting dateerde van Februari en hij bovendien nog
van een der wethouders -hoorde dat het bedrag nog
meeviel, het logisch was het werk aan den Iaagsten
inschrijver te gunnen.
De heer Helder: Het was heel wat handiger ge
weest in-plaats van ons uit wandelen te sturen, den
Raad bijeen te roepen en te vragen wat hij ervan
dacht.
Voorzitter: Kunnen de leden er zich mee vereeni
gen de geldleening ad f38000 aan te gaan?
Goedgevonden.
Voorzitter deelt mede, dat van- de fa. Gebr. De
Rooij is ingekomen een verzoek, van de gemeente te
mogen koopen bet achterste gedeelte van de steeg
i tusschen de perceelen Dekker en Zaanlandscbe
1 Bank, teneinde zooveel -mogelijk te voldoen aan- arti
kel 20 van de bouwverordening, betrekking hebben-
I de op het een der-de onbebouwd' laten. Adressante
heeft voor dit doel reeds een stuk tuin gekocht van
de Zaanlandsche Bank. ,B. en W. stellen naar aan
leiding hiervan voor de gemeentesteeg aldaar tot
een oppervlakte, van 12 bij 1.76 M. aan adressante te
verkoopen voor de som van f100.
De beer Trapman vraagt of er geen mogelijkheid
bestaat dat door den Raad van 't betrekkelijk art.
dispensatie wordt verleend. 'Spr. la zelf zakenman en j
kan zich levendig indenken dat wanneer de firma De
Rooij behoefte gevoelt de zaak uit te breiden, hét een
tegenslag zou wezen wanneer dit door -dit artikel niet
zou -kunnen. B. en W. komen nu met het voorstel het j
achterste gedeelte van'die straat aan adressante te
verkoopen, voor een -p-rijs die -mij .veel en veel te
laag is en wijizen er verder op dat'de Gebr. De Rooij
een -stukje tuin van de, Zaanlandsche -Bank hebben
gekoqht. Het is misschien wel wat intiem', maar ik
heb vernomen dat dê Gebr. De Rooij voo-r -dat stukje
tuin- de -geweldige som van- f50.betalen, onder
I die voorwaarde -dot zoo-dra het bewuste artikel wordt
I herzien en door autoriteiten is goedgekeurd, het
stukje tuin weer komt aan de Zaanlandsche Bank.
Deze manier -nu vind ik zoo'n schijnmanoeuvre waar
aan ik als raadslid mijn goedkeuring niet kan hech
ten. Ik wil graag de Gebr. De Rooij helpen, maar
niet door een achterdeurtje een of an-dè-r wetsartikel
te ontduiken; een dergelijke manier daar hou ik
niet van. Als we dat artikel hebben en geen dispen
satie mogen geven, dan moeten wij het handhaven.
•Voorzitter zegt dat er in de bouwverordening
geen artikel voorkomt, waardoor de Raad dispensa
tie kan verleenen. In de oude verordening bestond
zoo'n artikel wel. We zouden nu regelmatig moeten
handelen, de Gezondheidscommissie om advies moe
ten vragen en dan de goedkeuring aan Ged. Staten.
De heer Trapman is het er mee eens dat het wat
stagnatie zal veroorzaken, maar hij acht dat een
regelmatige oplossing. Wij als raadscollege mogen er I
niet aan meewerken een toestand te schéppen zooals I
zou ontstaan wanneer we zonder meer op het Inge-1
I komen verzoek ingaan. Laten we -dan liever na 3 da-1
Lgen terug komen, direct de Gezondheidscommissie i
om advies vragen.
Voorzitter: U heeft volkomen gelijk. Ik wist daar
i niet vanaf. Wanneer een verklaring van de Zaan- j
land'sche Bank wordt overgelegd-, dat zij afstand doet
van den tuin, dan behoeven we dat toch niet te onder
i zoeken. -Spr. wijst er op, dat vroeger eeorobeerd is I
ontheffing van dat artikel te krijgen en daartoe een j
20-tal redacties zijn o^estuurd.
I De heer Trapman: Wij weten dat en daarom is de
I kans grcct dat het niet. goedgevonden wordt Ën
daarom wil ik liever niet aan die schijnmanoeuvre
meedoen .Het zou een handelwijze wezen van het
raadscollege die èn tegenover de Gezondheidscom
missie èn tegenover Ged."-Staten niet te pas komt
Voorzitter: Volkomes waar.
De heer Koster zegt dat dit verzoek in B. en W.
is behandeld en die als voorwaarde hebben willen
stellen -dat aan -de wettelijke bepalingen zou worden
voldaan. Tot zoover ging, onze verantwoordelij'kheid
en dat men later, wil trachten die bepaling te ont-
j duiken, dat moeten de menschen voor zich weten,
j Wij hebben de pertinente verzekering, willen hebben
j dat het in eigendom was overgegaan.
De heer Trapman oordeelt dit, standpunt niet juist,
l omdat a-an het eigendomsrecht van dien tuin vast
zit de verkoop van de gemeentesteeg. Zoolang de
Gebr. De Rooij die steeg niet hebben, hebben ze niets
aan -dien tuin. Het ontduiken van onze verordening
mogen we niet in de hand werken.
liet voorstel van 'B. -en W. Wcrdt verworpen. Vóór
alleen de heer Hopman. De heer Koster zei: Nu hen
ik" er ook tegen.
Voorzitter zegt dat zoo spoedic mogelijk een re-
dactie voor de wijziging zal worden gezonden naar
de Gezondheidscommissie.
Volgt rondvraag.
De heer Trapman zegt dot het bekend is welke j
ramp de gemeente heeft getroffen door die
heel gevaarlijke vleesch kwesti e. Ik zal er niet
1 over spreken wie de schuld treft, maar naar v-oren
b re neen dat eruit gebleken is dat de keuringsdienst
i op uit noo'dgeslacht vee van nul en -van geener waar- i
de is. Ik geloof, zegt snr., dat het de plicht wan de
gemeente is, dat er gezocht wordt naar andere mid
delen, waardoor we kunnen krijgen- een hetere keu
ring van uit nood-geslacht vee. Een heel resoluut mid
del is me voorgekomen al hst uit nood- geslacht vee
in de kuil te stoppen, -doch den- laatsten tijd hebben
andere menschen dip meer op de hoogte waren, mij
sgh ander idéé aan de hand gedaan dait me wel aan
nemelijk voorkomt. N.l. het maken van een zeer pri
mitief gebouwtje waarin een bacteriologisch onder
zoek van het uit nood geslacht vee zou kunnen wor
den gedaan, terwijl ook werd gewezen op het be
staan van het abattoir te Alkmaar en het wel mo
gelijk zou zijn bijv. per motorfiets vleesch ten onder
zoek naar Alkmaar te zenden. Na bet bacteriologisch
onderzoek zou het resultaat telefonisch of -telegra
fisch kunnen worden meegedeeld en met een der
gelijk onderzoek zou -een 2420 uur zijn gemoeid.
Na -dat onderzoek zou permissie tot al of niet ver
koop kunnen worden- gegeven. Ik breng dit idéé ter
tafel niet om vandaag reeds een beslissing te nemen,
maar om het bij B. en W. in overweging te geven,
opdat zij met g-roóten spoed' een onderzoek naar een
en and$r kunnen instellen,,on opdat we hier krijgen
een keuringsdienst, waarin de menschen- meer ver
trouwen kunnen, stellen. Het -is gebleken -dat de keu
ringsdienst ook in .andere gemeenten in zoo'n hoogst
hedenkelijken toestand verkeert, dat ik durf aandrin
gen op allen spoed.
Voorzitter wil dit volkomen beamen en wijst er
op dat er een nieuwe wet op de keuring van vleescih
en visch is aangenomen, .maar nog niet in werking is.
Daarbij zullen In verschillende plaatsen laborato
riums worden ge'sticht en het land verdeeld worden
in verschillende districten. Ook is eenige jaren gele
den een vergadering gehouden bij Igesz over den
keuringsdienst in omliggende gemeenten, welke ver
gadering was uitgeschreven door de Gezondheids
commissie.
Spr. vraagt den heer Hopman, of deze daarover later
nog iets heeft gehoord.
De heer Hopman weet er niets van. Hij heeft er
na dien niets meer van-gehoord.
Den heer Trapman is die nieuwe wet bekend ,gn
ook die vergadering van de omliggende gemeenten,
maar waar we van de laatste niets meer hooren en
de eerste er niet morgen of overmorgen wezen
zal, lijkt het spr. niet onverstandig, dat een andere op
lossing aan de hand wordt gedaan. Zoo'n gezamenlijke
keuringsdienst bestaat ook aan den Langedijk en het*
is daar ook, dat men alleen met oog, neus en hand keurt.
Het blijken hulpmiddelen te zijn, aie onvoldoende zijn.
Laten B. en W. zich daarom zoo spoedig mogelijk met
de gemeente Alkmaar in verbinding stellen, opdat een
bacteriologisch onderzoek kan worden ingesteld.
De heêr Helder wijst op de noodzakelijkheid dat
direct wordt ingegrepen, natuurlijk in overleg met den
keurmeester. De keurmeester zal dan niet eerrdep per
missie mogen geven het vleesch te verkoopen vóór
het bacteriologisch onderzoek bekend is. De keurmees
ter is een bevoegd man, is een man met een geweten^
maar hij mag het vleesch nog zoo goed vinden, hij
zal toch niet met een zuiver geweten kunnen zeggen,
dat het vleeschgerust gegeten kan worden.
De heer Trapman dringt daarom op spoed aan. Als
de verordening voor den keuringsdienst niet is gewij
zigd, kan het niet gebeuren.
Voorzitter vraagt, of het vleesch in den zomer wel
zoo lang kan blijven liggen tot het onderzoek is af-
geloopen.
De heer Trapman meent van wel. Als het vleesch
§een 24 uur goed blijft, dan is dat het beste ,bewjj»
lat het niet deugt. Wanneer dit vleesch 24 uur was
blijven liggen, dan was het wel niet gebruikt geworden.
Voorzitter zegt onderzoek too.
De heer Trapman zegt, dat door het P.E.N. ver
schillende kennisinstellingen worden bediend van electri-
citeit. Bestaat er een regeling te dien opzichte tusschen
de gemeente en de provincie? Wanneer er ten opzichte
van electriciteit wat valt te verdienen, dan is net de
gemeente die er aan behoort te verdienen.
Voorzitter zegt, dat het afgesproken is, dat het P.E.
N .voor alles zou zorgen, voor de aansluiting, en dat
de gemeente 5 pet. van alle gemaakte winst zou krijgen
en niet heeft bij te dragen in een eventueel verllés.
De heer Helder zegt, cfat in de Lichtcommis9ie .een
heel ander besluit is genomen. De kosten van aanleg
zouden zijn voor het P.E.N.^ voor rekening van de
aan te sluiten inrichtingen, de gemeente zou leveran
cierster worden -en de consumenten zouden stroom
betalen 'volgens het bestaande tarief. Dat is het bt-
sluit van de Lichtcommiissie.
De heer Trapman: Hoe is het nu?
Voorzitter: Ja.
De heer Helder: Ja.
Voorzitter: Het P.EjN. heeft geschreven op hst
voorstel van de iLichtcommissie niet te kunnen in
gaan en heeft het voorstel gedoah zooals zooeven
door mij is meegedeeld.
De heer Helder: Dat voorstel is tenminste voor het
P.E.N. bdzon-der mooi. Maar mijnher Van Vliet en
ook de secretaris waren er bij dat de ILichtcommissie
besloten heeft zooals ik zeg."
Secretaris: Maar de ga-sdirecteur is later bij den
heer Memelink geweest on heeft getelefoneerd dat
het P.EiN. niet met dat voorstel van de Lichtcom
missie accoord gdng.
Voorzitter: Ein toen zijn (B. en W. ingegaan- op het
voorstel van het >P.E.N.
De ihee-r Helder: En heeft u toen mijnheer Meme
link gezegd hoe de Lióhtcominissie er over da echt
Voorzitter: Neen.
De -heer Helder: Neen, dat heeft u vergeten en tn-
tusschen zijn 'de zaken van het Gemeentelijk Elec-
triciteitsbedrijf heel aardig benadeeld..
Voorzitter tot den Secrofcoris;*U heeft «r zeker ook
niet aan gedacht.
Secretaris: Neen.
De heer Trapman zegt dat deze kwestie door B.
en W. is afgehandeld, terwijl het geheel en al een
kwestie Is die de Lichtcommissie aangaat en bui
ten B. en W. behoort te blijven. J3 .en W, hebben
hier een beslissing genomen, waartoe B. en W. geen
recht hadden. Wij hebben als raadsleden gemeend
voor de lichtbedrijven een licbtcommissie te benoe
men, -die commissie is benoemd, bestaande uit de
heeren Van Vliet en Helder en dan is het toch een
eigenaardige geschiedenis die ik niet goed kan keu
ren, dat wanneer er wat voor die Lichtcommissie
te doen is, dat door B. en W. wordt gedaan. Dat is
toch geen houding, dat gaat toch niet op. Mijnheel'
Helder en mijnheer Van Vliet wonen in de plaats en
behooren op de hoogte te zijn van wat er gebeurt. V
mag zeggen het vergeten te hebben, maar dat is geen
excuus. Als college moeten B. en W. voelen dat zij
zich niet mogen inlaten met het werk van de (Licht
commissie. 'Stel u voor dat de Lichtcommissie zich
met zaken van B, en *W. bemoeiden.
Voorzitter: De schuld ligt aan mij.
De heer Trapman: Aan- het -heele college. B. en
W.. hebben niets te maken met de -lichtzaken. B. en
W. behooren de commissie de-gelegenheid te geven
hun werkzaamheden te verrichten en hun niet to*
dooddoener te stempelen eü in een hoek te duwen*
Als ik lid van- een commissie ben, dan draag ik als
zoodanig de verantwoordelijkheid, en dan wensch
ik niet dat een ander voor mij doet wat mij op
de schouders is gelegd. B. en W. behooren rekening
te houden met de Lichtcommissie. Wat voor figuur
maakt op 't oogenblik de Lichtcommissie, terwijl B.
en W. tot een heel verkeerd inzicht zijn gekomen.
Het voorstel dat door -de Lichtcommissie naar vo
ren wordt gebracht, lijkt me veel heter dan da over
eenkomst door B. en W. met het P.E.N. aangegaan.
Wanneer er wat bij groote firma's te halen is dan is
het P.E.N. er als de kippen- bij. Als er wat te ver-
dien'en is dan behoort 't P,EiN. dat ndet (te verdienen.
Ben dergelijke concurrentie tusschen een Provin
ciaal en Gemeentelijk bedrijf is een toestand, die niet
te pas komt en daar zou ik als B. en W. en Licht
commissie niet aan mee willen helpen.
Voorzitter: Het spijt me, dat het zoo gegaan- is.
Herhaalt u nog eens mijnheer Helder wat de Licht
commissie wilde.
De heer Helder: Dat geven de notulen van de
Lichtcommissievergadering weer.
Voorzitter: Zijn die notulen klaar, secretaris.
Secretaris: Neen, burgemeester, maar ik zal de
aanteekeningen halen.
Secretaris haalt het bewuste cahier, «nuffeit wat
en zegt de heel9 kermis niet te kunnen vinden.
De heer Helder: Den heeft u het niet genoteerd.
Voorzitter herinnert zich niets van het döor d«a
heer Helder gesprokene.
De heer Helder: Maar ik beschouw deze zaak .niet
als afgedaan, U heeft eerlijk erkend gezondigd te