Alicieti Hun-
ilisrtuiit- üittmHil
Dinsdag 10 Augustus 1920.
63ste *J<?argartQ. Mo. 6666.
B
UITGEVERS: TRAPMAN CO., SCHAGËN.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
DE DEGENSTOK.
SCHASER
COURANT.
Dit blad verjchijnt viermaal per week :Din«dag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m. 8 uur worden Advertentien
zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTCHEQUE en 01R0DIENST 23330. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.35. Losse nummers 6 cent'. ADVEKTh'N
TIÉN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
BLIKSEMGEVAAR VOOR DEN WIELRIJDER.
De kan», om in het open veld door den bliksem
getroffen te worden, is absoluut niet bijzonder hoog,
maar wel betrekkelijk, schrijft de „Kampioen".
Van de ruim dertig personen die, blijkens Dij het
Meteorologisch Instituut ingekomen berichten
jaarlijks hier te lande door den bliksem worden
getroffen, zal ongeveer drie vierde zich buiten
hebben bevonden, terwijl toch verreweg het groot
ste deel der bevolking binnenshuis is.
Deze verhoogde trefkans berust hierop, dat per
sonen in het open veld het hoogste punt van nun
onmiddellijke omgeving vormen.
Voor den wielrijder wordt het gevaar verhoogd
omdat metalen voorwerpen van eenigszins grootere
afmetingen gemakkelijk door den bliksem worden
getroffen. De trefkans voor het rijwiel neemt nog
toe, zoodra de banden en de bodem door regen
bevochtigd zijn. maar dan begint tevens het rijwiel
eenigszins'als bliksemafleider te werken en wordt
de kans kleiner dat bij treffen door den bereider
ernstig letsel wordt ondervonden. Ook is tn het
algemeen de kans op inslag het grootst, vóórdat
de slagregen is begonnen. In alle opzichten is dus
het gevaar voor den wielrijder het grootst vlak
vóór het overtrekken der bui.
Bij wenken voor een gedragslijn bij naderend
onweer moet nu onderscheiden worden tusschen
het warmte-onweer van den vollen zomer, dat
lang op eenzelfde plaats blijtt hangen, zonder
duidelijk^ verplaatsing en de storm en bui on*
vreders aie snel overtrekken, kort duren en zich
in een bepaalde richting bewegen.
De eerste soort kondigt zien. voor wie eenius-
zin» op het weer let. reeds lang van te voren
aan door de hoog-opgestapelde donderkoppen en
het geleidelijk betrekken der lucht; de wielrijder
zal bijna steeds den tijd hebben, nog vóór de bui
losbarst, een schuilplaats te vinden.
Overvallen zal eerder plaats kunnen vinden bij
de in een bepaalde richting trekkende buien. De
snelheid daarbij loopt zeer uiteen meestal ligt die
tusschen 15 n :50 K.M. per uur. Trekt nu de bui
langzaam en in eenzelfde richting als waarin de
wielrijder zich begeeft, wat men aan de lucht kan
zien waar de bui ee.n duidelijk front vertoont,
klaar kan hij door het tellen van de seconden
tusschen bliksem en donder trachten den afstand
vast te stellen (elke drie tellen is b K.M.) en na
gaan of hij de bui kan voorblijven tot de naaste
schuilplaats.
Trekt de bui snel de wielrijder tegemoet of
dwars, dan zal meestal geen schuilplaats (liefst
hard gedekt huis met bliksemafleider of metalen
goten) te bereiken zijn. Is dan de weg geheel
open, dan kan men het gevaar alleen verminderen
door het rijwiel plat neer te leggen en zelf op een
behoorlijken afstand van het rijwiel en alle metaal
draden enz. onder zijn regencape eveneens plat
op den grond te gaan liggen voor de bui te dicht
bij is. Zijn er boomen langs den weg, dan make
men onderscheid tusschen eiken, populieren, wil
gen en iepen, die vaak getroffen worden. Ónder
de laatsten kan men tamelijk veilig schuilen, mits
men het rijwiel onder een anderen boom plaatst
als dien waaronder men schuilt.
De eerstgenoemde boomsoorten gebruike men
liever als bliksemafleider; d.w,z. men boude het
midden van den weg; zoodra het flink regent is
er dan uiterst weinig kans dat men, zelfs wielrij-
dende, getroffen zal worden; vóór den regen is de
trefkans grooter, maar toeh veel geringer dan in
het open veld, zoodat gaan liggen overbodig schijnt
en afstappen en het rjjwiel op eenigen afstand
plaatsen reeds een zeer groote veiligheid geeft.
Detective-roman naar het Zweedseh van 8. JL DTJX
- B«werkt door W. J. A. R0UNIADDU6 Jr.
18.
Hij deed een onzichtbare, kleine deur open in de
houten lambrizeering aan net voeteneinde van zijn
bed. Een met ijzer beslagen kast of liever gezegd
een lade kwam te voorschijn, waarin allerlei papieren
en enveloppen lagen.
„Hierin vindt Je alles, 'wat aan mijn bewering ten
grondslag ligt, dat Frans Bonnei een schurk en de
moordenaar van Hepson is," zeide-Leo. „Hier heb je
een aanvulling van den gedeeltelijk verbranden brief
zooals ik die mij gedacht "heb. En eindelijk heb ik
kier een volledig rapport over de belangrijkste ge
beurtenissen van deze gecompliceerde geschiedenis
en van dat wat ermede in verband staat. Grootendeela
zijn het feiten en daarop gebaseerde conclusies, deels
echtor ook vermoedens. Hedenavond hoop ik te kun
nen constateeren of deze vermoedens juist zijn of niet
Ik geloof echter niet, dat ik er veel aan zal behoeven
te voranderen.'
„Is het Je bedoeling mij den sleutel van die geheime
lade te geven?"
„Je zoudt mij een grooten dienst bewezen, als Je
hem nam. Hier neb Je ook den sleutel van mijn kamer.
Mocht mij vanavond \iets overkomen en Ik heb een
gevoel, dat dat het geval zijn zal dan heb Je $e
vrijheid deze papieren te gebruiken, om Bonnei en con
sorten te pakken te krijgen."
„En de politie? Moet 8s die in den arm nemen?"
Je kunt je gerust tot Lener wenden, maar tot
niemand anders. Hij is weliswaar een opdringerig en
onaangenaam mensen, maar ongetwijfeld de beste be
roepsdetective, dien wij hebben. En ik geloof niet dat
Qjn wrok tegen mij zoo groot is, <Ht hij weigeren zou
ie te helpen."
„Ik zal mij tot hem wenden," relde ik, „wanneer het
foodig Is. Maar ik hoop, dat het niet noodig zal zijn.
/ij zult,het wel klaar spelen."
„Daar kan |o nooit iets van neggen."
„Waarom gebruik Ja Je brandkast niet voor die
pepieren?" 1 1
„In mijn hmndkast heb ik afschriften van alle».
*Mr daar liggen ook andere zaken van groote waarde.*
„ik ben erg nieuwsgierig naar Je aanvulling ra*
hal fragment va* cUns brief. Mag Ik dia zie*?"
DOODGESCHOTEN.
Te Den Hout, gemeente Ooaterhout (N.-B.) maak
te de veldwachter zijn revolver schoon, die blijk
baar niet ontladen was. Plotseling ging het wapen
af en het zevenjarig zoontje van den veldwachter
stortte doodelijk getroffen neer.
SCHAPENSCHURrT.
Op verschillende plaatsen in de grensgemeenten
wordt den laatsten tijd schurft gevonden bij de
heideschapen. Daarbij doen zich ernstige gevallen
van kopschurft voor.
DRAADLOOZE TELEFONIE.
Uit proeven, die door het rijksministerie van
posterijen met draadlooze telefonie genomen zijn,
is gebleken, dat het mogelijk is van één middel
punt ujt met geheel Duitschland te spreken. Men
noopt nu de technische middelen te vinden om
hiervan spoedig voor den algemeenen telefoondienst
gebruik te maken.
JONXER HUGO EN HET SPOOK.
In de Telegraaf vertelt de heer Sand:
Op de militaire academie die ik bedoel was er geen
die zóó snoeven en drinken kon als Jonker Hugo:
maar ook was er niemand die de sabel en het pistool
zoo onvervaard wist te hanteeren. Hij zeide voor nie
mand en voor niets bang te zijn en zijn leermeester,
de oude kapitein, zag in hem het ideaal van den toe-
komstigéti dragonderofficier.
Wat niet wegnam, dat Jonker Hugo de beminnelijk
heid en zachtheid in eigen persoon was, wanneer het de
meisjes van het garnizoen betrof. Dan gleed een wel
willende glimlach over zijn donker, knap gezicht en
dan Het hij de rijzweep triomfantelijk tegen ae verlakte
kappen van zijn zeemleeren broek klapperen.
In die gedaante vertoonde hij zich ook tijdens het
academiebal in het midden der vorige eeuw, waar Cu
pido's vleugeltjes ruischten en waar een zwoele at
mosfeer was van lavendel en rozen. In deze omgeving
voelde Hugo zich thuishier maakte hij zijn veroveringen
en deed dit somwijlen ten koste van zijn kameraden, die
hem alles zouden hebben vergeven, behalve dit. Het
gevolg van 's "Jonkers voortvarendheid was een com
plotje, dat in ae buurt van het buffet onder de noo-
dige glazen champagne gesmeed werd.
Ja, men zou Jonker Hugo voor goea den lust be
nemen te snoeven en zien te occ.upeeren met eens
anders roerend eigendom; men zou trachten hem be
lachelijk te maken, in het oog van het zwakke geslacht
van het oude garnizoensstadje.
Het liep tegen twee uur in den morgen. Er waren
slechts een dertigtal cadetten en danseuses in de stof
fige, benauwde balzaal overgebleven.
Jonker Hugo stond eenzaam in het midden. Het
was hem niet opgevallen, dat zijn makkers van de
zelfde klasse zich eenigen tijd geleden hadden terugge
trokken. Hij lette ook liever op andere zaken-.
De cadet stond eenigszins onvast op zijn gespoorde
beenen. Hij hield het champagneglas in. de hand en
hief dit op tegen het meisje met wie hij zooeven op
de fluweelen rustbank in de palmengalerij een luiste
rend gesprek had gevoerd.
Nauwelijks had hij het glas aan de lippen gebracht
of het gas van de luchters werd gedoofd. Er steeg een
vervaarlijk geloei op, alsof alle duivel» waren losge
broken. Het waren er echter slecht» tien. Maar welke 1
Sombere figuren, zwart als de ziel van Jonker Hugo.
Hun vurige oogen staarden hem onafgebroken uan. Van
alle zijden kwamen zij op hem toeloopen. Vlak bij hem
gekomen, voerden zij in hun donkere gewaden gehuld,
een afgrijselijken dan suit, die de omstanders het bloed
in de aderen deed stollen.
Een oogenblik verbleekten de wangen van den Jon
ker. Met rinkelênd geluid vloog het champagneglas op
den gladden baivloer in duizend scherevn. loen sprong
hij voorwaarts, greep een stoei en ranselde de dui
vels uit elkaar.
Morgen zal ik Jullie buiten wel tellen, riep hij
spottend.
„Met alle pleizier. Het zou ook geen kwaad kunnen
wanneer je die uit je hoofd leert Het geschrevene
kan altijd verloren gaan."
Leo nam een brief uit de lade en gaf mij dien.
Hij luidde
Lieve Broeder,
9 April 1912.
Je zwijgen maakt mij bang.
Mijn eerste brief is immers in je
bezit gekomen, dat bewijst de zegel
ring, dien je me gestuurd hebt. Kom je
me niet spoedig te hulp, dan geloof
ik, bij God, dat alles verloren Is.
De waanzinperioden worden
steeds langer. Ik moet naar
huis, wanneer ik hier niet liggen
blijven en bij deze schurken sterven moetl
„Zooals je ziet, heb ik me maar niet veel moeite
gegeven om de plaats van afkomst te weten te komen",
zeide Leo. „Waarschijnlijk is de brief hier in de staa
geschreven, maar zeker is het niet Volkomen zeker
echter is het, dat de brief nog langer was. En ten slotte
weten wij absoluut niet wie alen brief geschreven
heeft."
„Dat het origineel mij verdomme ook ontstolen
moest worden," prevelde ik, terwijl ik de aangevulde
regels las.
„Vindt Je? Zou je er dan nut van hebben, denk je?"
„Beslist, zeker. Het wil me maar niet Uit mijn hoofd,
dat het het handschrift van den bankier is."
„O,, is het dat? Dan kan je onmiddellijk van je dwa
ling genezen worden," zeide Leo en nij inaakte de
brandkast open. ..Hier heb Ie Bircherats brutalen
brief aan mij en nier heb je net gestolen fragment ln
het origineel.
En tot mijn onbeschrijfelijke verbazing legde hij
het verloren origineel voor mij neer.
„Hoe kom Je daar in Godsnaam aan?" barstte ik
uit
„Dat is van minder belang. Ik had mijn vermoedens
tegen den dief en het gelukte mij hem te overtroeven.
De hoofdzaak is, dat wfl het terug hebben."
Ik knikte toestemmend.
„Wanneer Je den brief, dien Bircherdt me een paar
dagen geleden geschreven heeft, met het fragment
vergelijkt, dan zal ?e zien, dat de gelijkenis weigroot
i», maar dat dezelfde hand dien niet geschreven kan
hebben."
Ik moest toegeven, dat ktf gdfjjk had. De door mij
Daarna verdween het peleton duivels. De vreemdste
bokkensprongen makende eri zich haastende zoo spoe
dig mogelijk in uniform de balzaal weer te bereiken.
Jonker Hugo was ontnuchterd. Met een kanten zak
doekje stoffelijk aandenken van de samenkomst in
de palmengalerij veegde hij het angstzweet van het
voorhoofd.
Den volgenden avond, toen hij op de chambrée kwam,
vond hij ae andere cadetten om zijn krib geschaard. Zij
wezen hem fosforesceerende letters, op bet houtwerk
van den muur.
Te middernacht zult gij sterven.
Jonker Hugo zeide niets, maar nam de revolver uit
de halster, laadde baar bij het licht van een kaars met
scherp en legde haar op de plank achter zijn brits.
Toen nam hij zijn wasenblik, vulde dit met water en
spoelde de vurige letters weg. En hij merkte de hand
niet, die naar de revolver werd uitgestrekt en de scher
pe patronen voor losse verwisselde.
Langzaam kondigde de torenklok middernacht aan.
Toen de twaalfde slag was weggestorven, klonken drie
bonken op de deur. Het signaal van de makkers, die
in het complot waren, om op te letten.
De deur werd open gedaan en een lichtende ge
stalte trad binnen. Haar zwarte kleedij was met verti
cale en horizontale fosforstrepen beaekt, zoodat de
nachtwandelear in het duister bedriegelijk veel op een
skelet geleek. Op de schouders droeg het spook ©en
grijnzend doodshoofd met hel-lichtenae oogen.
Jonker Hugo, zoo klonk een kraakstem over de
chambrée, het ;s middernacht. Verlaat uw krib en
volg mij.
Met een ruk vloog de cadet overeind. Zijn klamme
handen zochten dé revolver, die achter het hoofdeinde
op de plank lag.
EMo aardigheden beginnen me te vervelen, mak
kers, sprak hij met een lichte siddering in zijn slem.
Ik zal toonen, dat er met mij niet te spotten valt. Nog
éen stap en mijn pistool gaat af.
Jonker Hugo, hernam hét spook, uw kogels deren
niet. i
n langzaam schreed het skelet op de krib toe.
Jonker Hugo hief de revolver op, mikte en haalde
den trekker over. Scherp en hard klonk het 'schol
overde stille chambrée.
Het spook lachte, hief de hand op en wierp iet» naar
den caaet Het was een kogel.
Hier, Jonker Hugo, hier hebt go uw lood weer.
De jongeman was Gjkwit geworden. En weer hief
hij het wapen op en vuurde.
Hier is uw tweede kogel, Jonker Hugo.
Een stuk lood viel op de dekens van de krib.
De hand, die zooeven onbewegelijk de revolver had
gericht, begon te trillen.
Voor de derde keer braakte een schot en weer werd
de chambrée rossig verlicht, terwijl de ruiten rinkelden.
En ten derde male wierp het spook Jonker Hugo den
kogol toe.
Hier is uw derde kogel, verwaten Jonker Hugo.
Langzaam, onder doodsche stilte stapte de vreeselijke
verschijning, met den vinge op den cadet wijzende,
vooruit. t
Eensklaps viel de revolver met rinkelend geluid óp-
den grona. Toen zonk Jonker Hugo'i lichaam achter
over. De schrik had hem gedood.
Er werd een streng onderzoek Ingesteld. De schuldigen
werden deels disciplinair gestraft, deels van de acade
mie gejaagd. Behalve de jongeman, die voor spook had
gespeeld. Hij voltrok het vonnis aan zich zelf en joeg
zich een kogel door het hoofd. Zoo vond de oude
sergeant-majoor hem den volgenden dag, toen de klok
middernacht bad aangekondigd.
Zoo luidt de oude legende van Jonker Hugo, zooals
men die nog ten huidige dage in hét garnizoensstadje
in het Zuiden van on» land vertelt.
WAPENS VOOR POLEN.
De Voorwaarts (S.-D.) meldt, dat de Centrale Bond
"ln
Êevonden brief was veel onzekerder geschreven. De
rief van den bankier aan Leo had steiler, hoekiger
letters, die echter ook niet heelemaal geleken op het
handschrift, waarvan ik een proef voor me had.
„Je hebt ongetwijfeld gelijk zeidie ik. „Maar het
komt mij voor, dat Bircherdt's handschrift erg ver
anderd is."
„Dat is zoo heel vreemd niet. Wat hij aan je schreef,
is al zes jaar geleden. Is echter mijn aanvulling van
die regels juist en daar ben ik volkomen zeker van
dan is het absoluut onmogelijk, dat de bankier Alrik
Bircherdt de schrijver is. Wij moeten verder zoeken."
„Heb Je een vermoeden?"
„Ja. Ln ik hoop. dat ik vanavond nog zekerheid
daaromtrent krijg. Maar om op mijn plan terug te
komen, Je moet me helpen."
„Ik sta volkomen tot Je beschikking."
„Goed. Je moet den heelen avona Bonnel in het
oog houden. Alles wat hij zegt oi doet, dat je eenigs
zins verdacht voorkomt, moet je goed in je geheugen
prenten. En wanneer ik op mijn ontdekkingsreis ben,
moet Bonnel bewaakt worden tot ik terugkom. Onder
geen voorwaarde mag hij zich verwijderen. Je kunt
het inrichten, zooals Je zelf wilt, maar gedurende den
tijd van mijn inbraak moet hij vastgehouden worden.
Slechts dan kan het mij gelukken."
„Maak je maar niet ongerust, oude jongen. In geval
van nood zal ik geweld gebruiken. Hét verwondert
me alleen maar, dat hij uitgenoodigd is. Jeffert heeft
toch een even groote antipathie tegen hem als jij.
„Dat is op mijn wensch geschied," antwoordde
Leo. „Afgezien van het feit dat hij dezen avond niet
in zijn huis mag zijn, heb ik nog een kleine verrassing
in petto, die hem in geen geval ontgaan mag."
„En waarin bestaat die?"
„Je zoudt niet half zooveel pleizier hebben als je
het vooruit wist; daarom moet je het me niet kwalijK
nemen, als ik je er niet® van zeg. Maar ook daarbij
moet je me behulpzaam zijn."
„Het is anders zoo prettig niet alles met dichte
oogen te moeten doen."
„Onzin. Na het diner zal je me dankbaar zijn.
Luister eens. Natuurlijk zal het gesprek op den moord
en den diefstal komen. Het ia ondenkbaar, dat onder
zooveel guten er komen er, naar ik hoor, een
twintig niemand een zoo dankbaar onderwerp aan
roeren zou."
„Daarvan ben ik overtuigd."
..Nu moet Jij net doen alsof je absoluut niet» van
mjfn theorieën gelooft ongetwijfeld zal Je daarbij
ran verschillende kanten steun krijgen. En ik heb
er niets tegen, wanneor Je zoudt bewaren, dat ik in
van Transportarbeider» te Rotterdam Zaterdag bericht
ontving, dat in de Spoor ha ven oen Duitsch stoomschip
lag. dat onder onafgebrokon politiebewaking werd geladen.
Junius, bestuurder van de vakgroep zeelieden van
don Ce.itrafen Bona, vergezeld van den bejtuinder van
de Federatie Vos en een redacteur van het genoemde
dagblad gingen naar de aangeduide plaat». In de Spoor-
haven lag het Duitsche s.s. Echo, aezer dagen binnen
gekomen uit Huil en thansin lossing voor Dantzig.
Enkele leden der bemanning en de bootwerkers vertel
den, dat in het ruim 500 groote, grauw geverfde kisten
waren geborgen, waarin wapens verpakt waren, - *1. ge
weren en machinegeweren. Tijden» de lading was een
der kisten per ongeluk gevallen en kwam de inhoud
voor den dag.
De Duitsche bemanning vermoedde, dat deze wapens
voor Polen bestemd waren. Men ging naar den Duil-
schen consul, doch deze verklaarde met» aaa het geval
te kunnen doen, omdat Dantzig niet meer tot het Duit
sche rijk behoorde. Op het consulaat verwees men de
menschen naar den Transportarbeidersbond.
Toen de drie bezoekers zich aan boord hadden begeven
en den kapitein den heer Kachler te spreken vroegen,
trachtte deze de bestuurders van de organisaties van
boord te krijgen., De heer Junius verzekerde hem dat
dit niet zonaer zeer zou gaan. Daarop vroeg de kapi
tein uitstel van beslissing tot gistermiddag. Hij zou in
dien tjjd naar Duitschland telegrafeeren en als werke
lijk bleek, dat de wapens voor Polen bestenjd "waren,,
zouden de 500 kosten weer gelost worden. Hij weiger
de echter toe te staan, dat de bestuurders met de beman
ning in het volkslogies vergaderden. De bestuurder»
verlieten toon het schip en de gansche Duitsche beman
ning volgde hen. Op den wal werd den menschen duide
lijk gemaakt, wat de plannen van den kapitein waron.
Eenparig verklaarden daarop allen, dat niet gevaren
«ou woroen, zoolang de kisten aan boord bleven. Echter,
zou tot gistermiddag gewerkt worden om het antwoord
uit Duitschland van don kapitein te vernemen. Dan zou
opnieuw vergaderd worden om de houding vast te «tel
len.
De redacteur van de Voorwaarts zegt verder gele
genheid gehad te hebben om zich ervan te overtuigen,
dat er werkelijk een zeer groot aantal lange kisten
in de ruimen was. Er stond op geschilderd„Transport-
kisten fur Waffen'7 NoDe lading kisten wa» aan
gebracht door een stoomboot uil Amsterdam, vermoe
delijk uit Dordrecht. Een andere herkomst was niet
uit te visschen. Ofi de vrachtbrieven was als inhoud
der kisten aangegeven: „IJzër".
PAARDEN NAAR HET BUITENLAND.
Deze week zijn uit Friesland 30 spoorwagens met
paarden geladen naar Duitschland en Oostenrijk ver
zonden.
RUIS BEDRAG WATERSNOODXOSTEN.
Bij de behandeling in de Statenvergadering van het
reglement voor het hoogheemraadschap Nobrdhollands
Noorderkwartier werd het vorig jaar aangenomen een
amendement van den heer Kooiman dat van een even
tueel© rijksbijdrage aan de provincie de helft te* goede
zal komen aan het hoogheemraadschap. Na een om
vangrijke correspondentie tusschen Gedeputeerde Staten
van Noordholland en den Minister van Waterstaat heeft
laatstgenoemde zich thans bereid verklaard te bevorderen
dat het eerste Jaar aan de provincie een rijksbijdrage
wordt verleend van ruim f 260.000, terwijl ook voor
volgende jaren een bijdrage in uitzicht wordt gesteld.
Hiervan zal dus een niet onbelangrijke vermindering
van de lasten? welke door gebouwde en ongebouwde
eigendommen in het hoogheemraadschap opgebracht zul
len moeten worden, het gevolg zijn.
DE HAAG8CHE HOTELS.
Wij lezen in „Het Vad."
„Er dreigt een crisis in ons (het Haagsche?) hotelwe
zen. Op der^ goudentijd van de laatste oorlogsjaren is
een groote inzinking gevolgd, leder weet, dat de laatste
iaren door groot vreemdelingenverkeer, interneering, enz.,
bijzonder goed waren. Onder den gouden regen voelde
mijn qualiteit van amateur detective een zwende
laar ben."
Ik kwam daartegen op. Leo wist hoe hoog ik zijn
theorie schatte.
„Er is geen sprake van je werkelijke inzichten,"
zeide hij, „maar van dat, wat je zeggen moet om mij
te helpen en de verrassing des te grooter te doen zijn.
Hoe meer de gasten van aen juwelier tegen mijn theo-
riën opkomen, des te beter."
Ik beloofde ook in dit geval mijn uiterste best te
zullen doen.
HOOFDSTUK X.
Leo speelt x ij n troef uit.
De meeste gasten wóren reeds aanwezig, toen Leo
en ik ln Jeffert's villa kwamen. Behalve aen bankier
met zijn dochter vonden wij er verscheidene financiers
en enkele collega's, van den bankier. Hel was éen zeer
respectabel gezelschap, en de dames gaven met haar
elegante toiletten en kostbare juweelen aan het geheél
een feestelijk aanzien. 4
Nauwelijks was ik in de kamer of ik zag Bonnel.
Bij het zien van ons schrok hij en wendde zich met
een misnoegd gebaar tot Jeffert. Het leek wei alsof
hij dacht hier even brutaal te kunnen optreden als
bij den bankier. Maar de juwelier negeerde hem vol
komen en haastte zich ons te komen begroeten.
Speciaal scheen hij erop gesteld Carring aan de andere
gasten voor te stellen. t
Tot mijn groote vreugde mocht ik Tyra Jeffert
naar tafel leiaen, terwijl Leo verzocht werd Degmar
Bircherdt rijn arm aan te bieden. Bonnel, die Carring
met woedende blikken aankeek, luisterde nftuwlijks,
toen de gastheer hem verzocht een Jonge dame naar
tafel te leiden. Als aan den grond vastgenageld#
stond hij Leo en zijn dame, die dadelijk in een ver
trouwelijk gesprek verdiept waren, aan te kijken.
Eerst toen de gasten zich naar ae eetzaal begaven
kreeg Bonnei zijn tegenwoordigheid van geest terug.
Voor" de deur van de eetzaal kwam Leo naar mij tos
en stopte mij een pakje in mtjn hand.
„W$I je dat zoolang bewaren? Je bewijst er mij een
grooten dienst mede, zeide hij. „Maar pas er goed op
want het is breekbaar en ook kostbaar.^ Ik zal je
een wenk geven, zoodra ik het noodig heb.s'
Verbaasd stak ik het pakje in d9n binnenzak va*
mijn rok. Wat zou het kunnen zijn, dat hij er «a* t®
voren met geen woord over gesproken had?
Wordt vervolgd