Alicieti Hun- ilisrtuiit- üittmHil Dinsdag 10 Augustus 1920. 63ste *J<?argartQ. Mo. 6666. B UITGEVERS: TRAPMAN CO., SCHAGËN. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. DE DEGENSTOK. SCHASER COURANT. Dit blad verjchijnt viermaal per week :Din«dag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m. 8 uur worden Advertentien zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTCHEQUE en 01R0DIENST 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden f 1.35. Losse nummers 6 cent'. ADVEKTh'N TIÉN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend BLIKSEMGEVAAR VOOR DEN WIELRIJDER. De kan», om in het open veld door den bliksem getroffen te worden, is absoluut niet bijzonder hoog, maar wel betrekkelijk, schrijft de „Kampioen". Van de ruim dertig personen die, blijkens Dij het Meteorologisch Instituut ingekomen berichten jaarlijks hier te lande door den bliksem worden getroffen, zal ongeveer drie vierde zich buiten hebben bevonden, terwijl toch verreweg het groot ste deel der bevolking binnenshuis is. Deze verhoogde trefkans berust hierop, dat per sonen in het open veld het hoogste punt van nun onmiddellijke omgeving vormen. Voor den wielrijder wordt het gevaar verhoogd omdat metalen voorwerpen van eenigszins grootere afmetingen gemakkelijk door den bliksem worden getroffen. De trefkans voor het rijwiel neemt nog toe, zoodra de banden en de bodem door regen bevochtigd zijn. maar dan begint tevens het rijwiel eenigszins'als bliksemafleider te werken en wordt de kans kleiner dat bij treffen door den bereider ernstig letsel wordt ondervonden. Ook is tn het algemeen de kans op inslag het grootst, vóórdat de slagregen is begonnen. In alle opzichten is dus het gevaar voor den wielrijder het grootst vlak vóór het overtrekken der bui. Bij wenken voor een gedragslijn bij naderend onweer moet nu onderscheiden worden tusschen het warmte-onweer van den vollen zomer, dat lang op eenzelfde plaats blijtt hangen, zonder duidelijk^ verplaatsing en de storm en bui on* vreders aie snel overtrekken, kort duren en zich in een bepaalde richting bewegen. De eerste soort kondigt zien. voor wie eenius- zin» op het weer let. reeds lang van te voren aan door de hoog-opgestapelde donderkoppen en het geleidelijk betrekken der lucht; de wielrijder zal bijna steeds den tijd hebben, nog vóór de bui losbarst, een schuilplaats te vinden. Overvallen zal eerder plaats kunnen vinden bij de in een bepaalde richting trekkende buien. De snelheid daarbij loopt zeer uiteen meestal ligt die tusschen 15 n :50 K.M. per uur. Trekt nu de bui langzaam en in eenzelfde richting als waarin de wielrijder zich begeeft, wat men aan de lucht kan zien waar de bui ee.n duidelijk front vertoont, klaar kan hij door het tellen van de seconden tusschen bliksem en donder trachten den afstand vast te stellen (elke drie tellen is b K.M.) en na gaan of hij de bui kan voorblijven tot de naaste schuilplaats. Trekt de bui snel de wielrijder tegemoet of dwars, dan zal meestal geen schuilplaats (liefst hard gedekt huis met bliksemafleider of metalen goten) te bereiken zijn. Is dan de weg geheel open, dan kan men het gevaar alleen verminderen door het rijwiel plat neer te leggen en zelf op een behoorlijken afstand van het rijwiel en alle metaal draden enz. onder zijn regencape eveneens plat op den grond te gaan liggen voor de bui te dicht bij is. Zijn er boomen langs den weg, dan make men onderscheid tusschen eiken, populieren, wil gen en iepen, die vaak getroffen worden. Ónder de laatsten kan men tamelijk veilig schuilen, mits men het rijwiel onder een anderen boom plaatst als dien waaronder men schuilt. De eerstgenoemde boomsoorten gebruike men liever als bliksemafleider; d.w,z. men boude het midden van den weg; zoodra het flink regent is er dan uiterst weinig kans dat men, zelfs wielrij- dende, getroffen zal worden; vóór den regen is de trefkans grooter, maar toeh veel geringer dan in het open veld, zoodat gaan liggen overbodig schijnt en afstappen en het rjjwiel op eenigen afstand plaatsen reeds een zeer groote veiligheid geeft. Detective-roman naar het Zweedseh van 8. JL DTJX - B«werkt door W. J. A. R0UNIADDU6 Jr. 18. Hij deed een onzichtbare, kleine deur open in de houten lambrizeering aan net voeteneinde van zijn bed. Een met ijzer beslagen kast of liever gezegd een lade kwam te voorschijn, waarin allerlei papieren en enveloppen lagen. „Hierin vindt Je alles, 'wat aan mijn bewering ten grondslag ligt, dat Frans Bonnei een schurk en de moordenaar van Hepson is," zeide-Leo. „Hier heb je een aanvulling van den gedeeltelijk verbranden brief zooals ik die mij gedacht "heb. En eindelijk heb ik kier een volledig rapport over de belangrijkste ge beurtenissen van deze gecompliceerde geschiedenis en van dat wat ermede in verband staat. Grootendeela zijn het feiten en daarop gebaseerde conclusies, deels echtor ook vermoedens. Hedenavond hoop ik te kun nen constateeren of deze vermoedens juist zijn of niet Ik geloof echter niet, dat ik er veel aan zal behoeven te voranderen.' „Is het Je bedoeling mij den sleutel van die geheime lade te geven?" „Je zoudt mij een grooten dienst bewezen, als Je hem nam. Hier neb Je ook den sleutel van mijn kamer. Mocht mij vanavond \iets overkomen en Ik heb een gevoel, dat dat het geval zijn zal dan heb Je $e vrijheid deze papieren te gebruiken, om Bonnei en con sorten te pakken te krijgen." „En de politie? Moet 8s die in den arm nemen?" Je kunt je gerust tot Lener wenden, maar tot niemand anders. Hij is weliswaar een opdringerig en onaangenaam mensen, maar ongetwijfeld de beste be roepsdetective, dien wij hebben. En ik geloof niet dat Qjn wrok tegen mij zoo groot is, <Ht hij weigeren zou ie te helpen." „Ik zal mij tot hem wenden," relde ik, „wanneer het foodig Is. Maar ik hoop, dat het niet noodig zal zijn. /ij zult,het wel klaar spelen." „Daar kan |o nooit iets van neggen." „Waarom gebruik Ja Je brandkast niet voor die pepieren?" 1 1 „In mijn hmndkast heb ik afschriften van alle». *Mr daar liggen ook andere zaken van groote waarde.* „ik ben erg nieuwsgierig naar Je aanvulling ra* hal fragment va* cUns brief. Mag Ik dia zie*?" DOODGESCHOTEN. Te Den Hout, gemeente Ooaterhout (N.-B.) maak te de veldwachter zijn revolver schoon, die blijk baar niet ontladen was. Plotseling ging het wapen af en het zevenjarig zoontje van den veldwachter stortte doodelijk getroffen neer. SCHAPENSCHURrT. Op verschillende plaatsen in de grensgemeenten wordt den laatsten tijd schurft gevonden bij de heideschapen. Daarbij doen zich ernstige gevallen van kopschurft voor. DRAADLOOZE TELEFONIE. Uit proeven, die door het rijksministerie van posterijen met draadlooze telefonie genomen zijn, is gebleken, dat het mogelijk is van één middel punt ujt met geheel Duitschland te spreken. Men noopt nu de technische middelen te vinden om hiervan spoedig voor den algemeenen telefoondienst gebruik te maken. JONXER HUGO EN HET SPOOK. In de Telegraaf vertelt de heer Sand: Op de militaire academie die ik bedoel was er geen die zóó snoeven en drinken kon als Jonker Hugo: maar ook was er niemand die de sabel en het pistool zoo onvervaard wist te hanteeren. Hij zeide voor nie mand en voor niets bang te zijn en zijn leermeester, de oude kapitein, zag in hem het ideaal van den toe- komstigéti dragonderofficier. Wat niet wegnam, dat Jonker Hugo de beminnelijk heid en zachtheid in eigen persoon was, wanneer het de meisjes van het garnizoen betrof. Dan gleed een wel willende glimlach over zijn donker, knap gezicht en dan Het hij de rijzweep triomfantelijk tegen ae verlakte kappen van zijn zeemleeren broek klapperen. In die gedaante vertoonde hij zich ook tijdens het academiebal in het midden der vorige eeuw, waar Cu pido's vleugeltjes ruischten en waar een zwoele at mosfeer was van lavendel en rozen. In deze omgeving voelde Hugo zich thuishier maakte hij zijn veroveringen en deed dit somwijlen ten koste van zijn kameraden, die hem alles zouden hebben vergeven, behalve dit. Het gevolg van 's "Jonkers voortvarendheid was een com plotje, dat in ae buurt van het buffet onder de noo- dige glazen champagne gesmeed werd. Ja, men zou Jonker Hugo voor goea den lust be nemen te snoeven en zien te occ.upeeren met eens anders roerend eigendom; men zou trachten hem be lachelijk te maken, in het oog van het zwakke geslacht van het oude garnizoensstadje. Het liep tegen twee uur in den morgen. Er waren slechts een dertigtal cadetten en danseuses in de stof fige, benauwde balzaal overgebleven. Jonker Hugo stond eenzaam in het midden. Het was hem niet opgevallen, dat zijn makkers van de zelfde klasse zich eenigen tijd geleden hadden terugge trokken. Hij lette ook liever op andere zaken-. De cadet stond eenigszins onvast op zijn gespoorde beenen. Hij hield het champagneglas in. de hand en hief dit op tegen het meisje met wie hij zooeven op de fluweelen rustbank in de palmengalerij een luiste rend gesprek had gevoerd. Nauwelijks had hij het glas aan de lippen gebracht of het gas van de luchters werd gedoofd. Er steeg een vervaarlijk geloei op, alsof alle duivel» waren losge broken. Het waren er echter slecht» tien. Maar welke 1 Sombere figuren, zwart als de ziel van Jonker Hugo. Hun vurige oogen staarden hem onafgebroken uan. Van alle zijden kwamen zij op hem toeloopen. Vlak bij hem gekomen, voerden zij in hun donkere gewaden gehuld, een afgrijselijken dan suit, die de omstanders het bloed in de aderen deed stollen. Een oogenblik verbleekten de wangen van den Jon ker. Met rinkelênd geluid vloog het champagneglas op den gladden baivloer in duizend scherevn. loen sprong hij voorwaarts, greep een stoei en ranselde de dui vels uit elkaar. Morgen zal ik Jullie buiten wel tellen, riep hij spottend. „Met alle pleizier. Het zou ook geen kwaad kunnen wanneer je die uit je hoofd leert Het geschrevene kan altijd verloren gaan." Leo nam een brief uit de lade en gaf mij dien. Hij luidde Lieve Broeder, 9 April 1912. Je zwijgen maakt mij bang. Mijn eerste brief is immers in je bezit gekomen, dat bewijst de zegel ring, dien je me gestuurd hebt. Kom je me niet spoedig te hulp, dan geloof ik, bij God, dat alles verloren Is. De waanzinperioden worden steeds langer. Ik moet naar huis, wanneer ik hier niet liggen blijven en bij deze schurken sterven moetl „Zooals je ziet, heb ik me maar niet veel moeite gegeven om de plaats van afkomst te weten te komen", zeide Leo. „Waarschijnlijk is de brief hier in de staa geschreven, maar zeker is het niet Volkomen zeker echter is het, dat de brief nog langer was. En ten slotte weten wij absoluut niet wie alen brief geschreven heeft." „Dat het origineel mij verdomme ook ontstolen moest worden," prevelde ik, terwijl ik de aangevulde regels las. „Vindt Je? Zou je er dan nut van hebben, denk je?" „Beslist, zeker. Het wil me maar niet Uit mijn hoofd, dat het het handschrift van den bankier is." „O,, is het dat? Dan kan je onmiddellijk van je dwa ling genezen worden," zeide Leo en nij inaakte de brandkast open. ..Hier heb Ie Bircherats brutalen brief aan mij en nier heb je net gestolen fragment ln het origineel. En tot mijn onbeschrijfelijke verbazing legde hij het verloren origineel voor mij neer. „Hoe kom Je daar in Godsnaam aan?" barstte ik uit „Dat is van minder belang. Ik had mijn vermoedens tegen den dief en het gelukte mij hem te overtroeven. De hoofdzaak is, dat wfl het terug hebben." Ik knikte toestemmend. „Wanneer Je den brief, dien Bircherdt me een paar dagen geleden geschreven heeft, met het fragment vergelijkt, dan zal ?e zien, dat de gelijkenis weigroot i», maar dat dezelfde hand dien niet geschreven kan hebben." Ik moest toegeven, dat ktf gdfjjk had. De door mij Daarna verdween het peleton duivels. De vreemdste bokkensprongen makende eri zich haastende zoo spoe dig mogelijk in uniform de balzaal weer te bereiken. Jonker Hugo was ontnuchterd. Met een kanten zak doekje stoffelijk aandenken van de samenkomst in de palmengalerij veegde hij het angstzweet van het voorhoofd. Den volgenden avond, toen hij op de chambrée kwam, vond hij ae andere cadetten om zijn krib geschaard. Zij wezen hem fosforesceerende letters, op bet houtwerk van den muur. Te middernacht zult gij sterven. Jonker Hugo zeide niets, maar nam de revolver uit de halster, laadde baar bij het licht van een kaars met scherp en legde haar op de plank achter zijn brits. Toen nam hij zijn wasenblik, vulde dit met water en spoelde de vurige letters weg. En hij merkte de hand niet, die naar de revolver werd uitgestrekt en de scher pe patronen voor losse verwisselde. Langzaam kondigde de torenklok middernacht aan. Toen de twaalfde slag was weggestorven, klonken drie bonken op de deur. Het signaal van de makkers, die in het complot waren, om op te letten. De deur werd open gedaan en een lichtende ge stalte trad binnen. Haar zwarte kleedij was met verti cale en horizontale fosforstrepen beaekt, zoodat de nachtwandelear in het duister bedriegelijk veel op een skelet geleek. Op de schouders droeg het spook ©en grijnzend doodshoofd met hel-lichtenae oogen. Jonker Hugo, zoo klonk een kraakstem over de chambrée, het ;s middernacht. Verlaat uw krib en volg mij. Met een ruk vloog de cadet overeind. Zijn klamme handen zochten dé revolver, die achter het hoofdeinde op de plank lag. EMo aardigheden beginnen me te vervelen, mak kers, sprak hij met een lichte siddering in zijn slem. Ik zal toonen, dat er met mij niet te spotten valt. Nog éen stap en mijn pistool gaat af. Jonker Hugo, hernam hét spook, uw kogels deren niet. i n langzaam schreed het skelet op de krib toe. Jonker Hugo hief de revolver op, mikte en haalde den trekker over. Scherp en hard klonk het 'schol overde stille chambrée. Het spook lachte, hief de hand op en wierp iet» naar den caaet Het was een kogel. Hier, Jonker Hugo, hier hebt go uw lood weer. De jongeman was Gjkwit geworden. En weer hief hij het wapen op en vuurde. Hier is uw tweede kogel, Jonker Hugo. Een stuk lood viel op de dekens van de krib. De hand, die zooeven onbewegelijk de revolver had gericht, begon te trillen. Voor de derde keer braakte een schot en weer werd de chambrée rossig verlicht, terwijl de ruiten rinkelden. En ten derde male wierp het spook Jonker Hugo den kogol toe. Hier is uw derde kogel, verwaten Jonker Hugo. Langzaam, onder doodsche stilte stapte de vreeselijke verschijning, met den vinge op den cadet wijzende, vooruit. t Eensklaps viel de revolver met rinkelend geluid óp- den grona. Toen zonk Jonker Hugo'i lichaam achter over. De schrik had hem gedood. Er werd een streng onderzoek Ingesteld. De schuldigen werden deels disciplinair gestraft, deels van de acade mie gejaagd. Behalve de jongeman, die voor spook had gespeeld. Hij voltrok het vonnis aan zich zelf en joeg zich een kogel door het hoofd. Zoo vond de oude sergeant-majoor hem den volgenden dag, toen de klok middernacht bad aangekondigd. Zoo luidt de oude legende van Jonker Hugo, zooals men die nog ten huidige dage in hét garnizoensstadje in het Zuiden van on» land vertelt. WAPENS VOOR POLEN. De Voorwaarts (S.-D.) meldt, dat de Centrale Bond "ln Êevonden brief was veel onzekerder geschreven. De rief van den bankier aan Leo had steiler, hoekiger letters, die echter ook niet heelemaal geleken op het handschrift, waarvan ik een proef voor me had. „Je hebt ongetwijfeld gelijk zeidie ik. „Maar het komt mij voor, dat Bircherdt's handschrift erg ver anderd is." „Dat is zoo heel vreemd niet. Wat hij aan je schreef, is al zes jaar geleden. Is echter mijn aanvulling van die regels juist en daar ben ik volkomen zeker van dan is het absoluut onmogelijk, dat de bankier Alrik Bircherdt de schrijver is. Wij moeten verder zoeken." „Heb Je een vermoeden?" „Ja. Ln ik hoop. dat ik vanavond nog zekerheid daaromtrent krijg. Maar om op mijn plan terug te komen, Je moet me helpen." „Ik sta volkomen tot Je beschikking." „Goed. Je moet den heelen avona Bonnel in het oog houden. Alles wat hij zegt oi doet, dat je eenigs zins verdacht voorkomt, moet je goed in je geheugen prenten. En wanneer ik op mijn ontdekkingsreis ben, moet Bonnel bewaakt worden tot ik terugkom. Onder geen voorwaarde mag hij zich verwijderen. Je kunt het inrichten, zooals Je zelf wilt, maar gedurende den tijd van mijn inbraak moet hij vastgehouden worden. Slechts dan kan het mij gelukken." „Maak je maar niet ongerust, oude jongen. In geval van nood zal ik geweld gebruiken. Hét verwondert me alleen maar, dat hij uitgenoodigd is. Jeffert heeft toch een even groote antipathie tegen hem als jij. „Dat is op mijn wensch geschied," antwoordde Leo. „Afgezien van het feit dat hij dezen avond niet in zijn huis mag zijn, heb ik nog een kleine verrassing in petto, die hem in geen geval ontgaan mag." „En waarin bestaat die?" „Je zoudt niet half zooveel pleizier hebben als je het vooruit wist; daarom moet je het me niet kwalijK nemen, als ik je er niet® van zeg. Maar ook daarbij moet je me behulpzaam zijn." „Het is anders zoo prettig niet alles met dichte oogen te moeten doen." „Onzin. Na het diner zal je me dankbaar zijn. Luister eens. Natuurlijk zal het gesprek op den moord en den diefstal komen. Het ia ondenkbaar, dat onder zooveel guten er komen er, naar ik hoor, een twintig niemand een zoo dankbaar onderwerp aan roeren zou." „Daarvan ben ik overtuigd." ..Nu moet Jij net doen alsof je absoluut niet» van mjfn theorieën gelooft ongetwijfeld zal Je daarbij ran verschillende kanten steun krijgen. En ik heb er niets tegen, wanneor Je zoudt bewaren, dat ik in van Transportarbeider» te Rotterdam Zaterdag bericht ontving, dat in de Spoor ha ven oen Duitsch stoomschip lag. dat onder onafgebrokon politiebewaking werd geladen. Junius, bestuurder van de vakgroep zeelieden van don Ce.itrafen Bona, vergezeld van den bejtuinder van de Federatie Vos en een redacteur van het genoemde dagblad gingen naar de aangeduide plaat». In de Spoor- haven lag het Duitsche s.s. Echo, aezer dagen binnen gekomen uit Huil en thansin lossing voor Dantzig. Enkele leden der bemanning en de bootwerkers vertel den, dat in het ruim 500 groote, grauw geverfde kisten waren geborgen, waarin wapens verpakt waren, - *1. ge weren en machinegeweren. Tijden» de lading was een der kisten per ongeluk gevallen en kwam de inhoud voor den dag. De Duitsche bemanning vermoedde, dat deze wapens voor Polen bestemd waren. Men ging naar den Duil- schen consul, doch deze verklaarde met» aaa het geval te kunnen doen, omdat Dantzig niet meer tot het Duit sche rijk behoorde. Op het consulaat verwees men de menschen naar den Transportarbeidersbond. Toen de drie bezoekers zich aan boord hadden begeven en den kapitein den heer Kachler te spreken vroegen, trachtte deze de bestuurders van de organisaties van boord te krijgen., De heer Junius verzekerde hem dat dit niet zonaer zeer zou gaan. Daarop vroeg de kapi tein uitstel van beslissing tot gistermiddag. Hij zou in dien tjjd naar Duitschland telegrafeeren en als werke lijk bleek, dat de wapens voor Polen bestenjd "waren,, zouden de 500 kosten weer gelost worden. Hij weiger de echter toe te staan, dat de bestuurders met de beman ning in het volkslogies vergaderden. De bestuurder» verlieten toon het schip en de gansche Duitsche beman ning volgde hen. Op den wal werd den menschen duide lijk gemaakt, wat de plannen van den kapitein waron. Eenparig verklaarden daarop allen, dat niet gevaren «ou woroen, zoolang de kisten aan boord bleven. Echter, zou tot gistermiddag gewerkt worden om het antwoord uit Duitschland van don kapitein te vernemen. Dan zou opnieuw vergaderd worden om de houding vast te «tel len. De redacteur van de Voorwaarts zegt verder gele genheid gehad te hebben om zich ervan te overtuigen, dat er werkelijk een zeer groot aantal lange kisten in de ruimen was. Er stond op geschilderd„Transport- kisten fur Waffen'7 NoDe lading kisten wa» aan gebracht door een stoomboot uil Amsterdam, vermoe delijk uit Dordrecht. Een andere herkomst was niet uit te visschen. Ofi de vrachtbrieven was als inhoud der kisten aangegeven: „IJzër". PAARDEN NAAR HET BUITENLAND. Deze week zijn uit Friesland 30 spoorwagens met paarden geladen naar Duitschland en Oostenrijk ver zonden. RUIS BEDRAG WATERSNOODXOSTEN. Bij de behandeling in de Statenvergadering van het reglement voor het hoogheemraadschap Nobrdhollands Noorderkwartier werd het vorig jaar aangenomen een amendement van den heer Kooiman dat van een even tueel© rijksbijdrage aan de provincie de helft te* goede zal komen aan het hoogheemraadschap. Na een om vangrijke correspondentie tusschen Gedeputeerde Staten van Noordholland en den Minister van Waterstaat heeft laatstgenoemde zich thans bereid verklaard te bevorderen dat het eerste Jaar aan de provincie een rijksbijdrage wordt verleend van ruim f 260.000, terwijl ook voor volgende jaren een bijdrage in uitzicht wordt gesteld. Hiervan zal dus een niet onbelangrijke vermindering van de lasten? welke door gebouwde en ongebouwde eigendommen in het hoogheemraadschap opgebracht zul len moeten worden, het gevolg zijn. DE HAAG8CHE HOTELS. Wij lezen in „Het Vad." „Er dreigt een crisis in ons (het Haagsche?) hotelwe zen. Op der^ goudentijd van de laatste oorlogsjaren is een groote inzinking gevolgd, leder weet, dat de laatste iaren door groot vreemdelingenverkeer, interneering, enz., bijzonder goed waren. Onder den gouden regen voelde mijn qualiteit van amateur detective een zwende laar ben." Ik kwam daartegen op. Leo wist hoe hoog ik zijn theorie schatte. „Er is geen sprake van je werkelijke inzichten," zeide hij, „maar van dat, wat je zeggen moet om mij te helpen en de verrassing des te grooter te doen zijn. Hoe meer de gasten van aen juwelier tegen mijn theo- riën opkomen, des te beter." Ik beloofde ook in dit geval mijn uiterste best te zullen doen. HOOFDSTUK X. Leo speelt x ij n troef uit. De meeste gasten wóren reeds aanwezig, toen Leo en ik ln Jeffert's villa kwamen. Behalve aen bankier met zijn dochter vonden wij er verscheidene financiers en enkele collega's, van den bankier. Hel was éen zeer respectabel gezelschap, en de dames gaven met haar elegante toiletten en kostbare juweelen aan het geheél een feestelijk aanzien. 4 Nauwelijks was ik in de kamer of ik zag Bonnel. Bij het zien van ons schrok hij en wendde zich met een misnoegd gebaar tot Jeffert. Het leek wei alsof hij dacht hier even brutaal te kunnen optreden als bij den bankier. Maar de juwelier negeerde hem vol komen en haastte zich ons te komen begroeten. Speciaal scheen hij erop gesteld Carring aan de andere gasten voor te stellen. t Tot mijn groote vreugde mocht ik Tyra Jeffert naar tafel leiaen, terwijl Leo verzocht werd Degmar Bircherdt rijn arm aan te bieden. Bonnel, die Carring met woedende blikken aankeek, luisterde nftuwlijks, toen de gastheer hem verzocht een Jonge dame naar tafel te leiden. Als aan den grond vastgenageld# stond hij Leo en zijn dame, die dadelijk in een ver trouwelijk gesprek verdiept waren, aan te kijken. Eerst toen de gasten zich naar ae eetzaal begaven kreeg Bonnei zijn tegenwoordigheid van geest terug. Voor" de deur van de eetzaal kwam Leo naar mij tos en stopte mij een pakje in mtjn hand. „W$I je dat zoolang bewaren? Je bewijst er mij een grooten dienst mede, zeide hij. „Maar pas er goed op want het is breekbaar en ook kostbaar.^ Ik zal je een wenk geven, zoodra ik het noodig heb.s' Verbaasd stak ik het pakje in d9n binnenzak va* mijn rok. Wat zou het kunnen zijn, dat hij er «a* t® voren met geen woord over gesproken had? Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1920 | | pagina 1