en Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Noordboiland (Het P.E.N.) TWEEDE BLAD. ik UI len er n Brieven uit Rome. FEUILLETON. Donkere Schaduwen Uit het Hart van Holland. Zatnrdag 29 Januari 1921. 64ste Jaargang. No. 6763. eclie ER, le ordl [aat JV1ACHT S OVERSCHRIJDING EN PLICHTSVERZAKING In miin vorig artikel stelde ik de vraag, of even- fueele schuld alleen den directeur zou moeten trefHjn. Daarop wensch ik thans nader in te gaan. Men weet niet of de secretaris van de directie bij het P.E.N. (mr. Van Lijndcn)wel aan den directeur en of de secretaris van den Raad van Toezicht Mr. Scheltema) wel aan den raad van toezicht die hulp hebben verleend, welke uit kracht van hun ambt in het algemeen of van hun instructie in het bijzonder van hen mocht worden verwacht. Evenmin of niet de provipicale verificateur (de heer Van Deursen) en de chef der financieele afdeeling ter Provinciale Griffie (Mr. Hooft van Iddekinge) hun plichten hebben ver zaakt. Men versta mij wel: ik beweer niet dat zulks het geval is en het is ook door niemand in de Sta tenvergadering gezegd, maar.... er dient naar te wor den onderzoent Onderzoek en openbaarheid, de meest mogelijke openbaarheid, ziedaar dn deze gebiedende taood- zakelijKheden. Het bedrijf is er voor de verbruiker» en voor hen alleen en zij èn de oelastingplichtigepl der provincie, op wier risico toch immers het geheel©' bedrijf wordt gevoerd hebben er recht op te weten, dat niets, niets, geheim wordt gehouden. Slechts dan ook kan het bedrijf dat vertrouwen heriwnnen, zonder hetwelk het nimmer goed zal kunnen slagen. Boven dien: dit overhei as bedrijf moet slagen,, èn omdat het belang van de inwoners onzer schoone provincie in zoo ernstige mate daarmede samenhangt èn omdat oen dergelijk bedrijf door particulieren niet kin worden gevoerd. Men moge over overheidsbe-.t drijven in het algemeen denken zoo men wil, voor ieder, die ©enigszins in de zaken doordring^ moet het duidelijk zijn, dat anders dan van overheidswege 'hetzij dan rechtstreeks of door middel van een naam- oze vennootschap) in de electriciteitsvoorziening van r geheel gewest niet naar behooren kan worden voorzien. Dit te meer moet dwingen tot de hoogste Itrachtsinspanning van de zijde der overheid, tot de Biecst mogelijke openbaarheid, tot -ernstig onderzoek telkens wanneer daarvoor reden aanwezig is, tot een handelen in alle gevallen zonder aanzien des persoons. Om al deze redenen zal ten slotte niet mogen wor den geschroomd trouwens allen die bij de zaak betrokken kunnen zijn, zullen volledig onderzoek en de meest mogelijke openbaarheid zelf wel ten zeerst^ op prijs moeten stellen om ook pa te gaan of en in hoever leden van den raad van toezicht en van Ge deputeerde Staten, tegenwoordige eh vroegere (ook de oud-Gedeputeerde Mr. Slingenberg, die tot voor ander half jaar voorzitter was van den Raad van Toezicht, het «hei tegelijk geholpen vildw werfaru «te! te v«el fft g«Tergd van één persoon, hoe krachtig deze dan ook werd gesteund aoor anderen, bijv. het gedelegeerd, lid van den raad van toezicht, Dr. Van der Waerden; of niet als in groote naamlooze vennootschappen ook bij dit provinciaal grootbedrijf, naast een tech nisehen had moe ten worden gesteld een financieel-administratieven di recteur Tevens moet worden nagegaan of niet de tegenwoor dige bestuursinrichting der Provincie, zooals deze is vastgelegd in de Provinciale wet, en of niet de gel dende provinciale regelingen den raad van toezicht en Gedeputeerde Staten in de Uitoefening van hun taak hebben bemoeilijkt; of niet ook de verantwoordelijk-, heid van een geheel college, bestaapd© uit verschei dene personen, ook ditmaal wederom oorzaak is ge weest, dat al te gemakkelijk de een het liet aan komen op den ander. Gedeputeerde Staten hebben op verzoek van de he©- ren Duijs en Kleerekoper uitvoerige inlichtingen toe gezegd, zoowel omtrent de financieele zijde van de zaak overlegging ook Van een Op uitnoodiging van Gedeputeerde Staten uit te brengen accountantsrapport als ten aanzien van wijziging in de organisatie van het bedrijf, de bestuursinrichting daaronder begrepen. Ikzelf nad bereids in de Statenvergadering betoogd de wenschelijkheid van instelling eener bijzondere Sta tencommissie tot het instellen van een volledig on derzoek naar het voorgevallene en naar den tegen woor- digen toestand en de vooruitzichten van het bedrijf, een commissie met een onbeperkt crediet en met be voegdheid zich door deskundigen te doen bijstaan, welke commissie binnen den korist mogel ijken tijd verslag van haar bevindingen zou moeten uitbrengen, verge zeld van de noodige voorstellen. Nadat Gedeputeerd© Staten, bij monde van den Commissaris der Koningin zeiven, die te recht bij, de Staten groot vertrouwen geniet, de bovengenoemde toezeggingen hadden gedaan en het zich liet aanzien, dat deze belofte met groo- ten spoed zou worden ingelost, waarop dan natuurlijk een buitengewone Statenzitting zal moeten volgen, hébj ik mijn voorstel tot instelling van een enquete-com- missie voorloopig teruggehouden. Het is zeker ieders wensch, dat de inlichtingen en ophelderingen van Gedeputeerde Staten zoozeer volledig en van dien Bard mogen zijn, dat indiening van het voorstel definitief achterwege kan blijven. In 'een volgend artikel schrijf ik nog iets over de tariefsverhoogingen voor gemeenten, waterschappen, en groot-industrieën. Punnerend. D. KOOIMAN. zijn H f Statenvergadering meeir of minder ernstig 'beschuldigd nn I te hebben gedaan hetgeen van hen mocht worden uil ver'engel en verwacht. Een sterke indruk heeft zich aanvankelijk bij meerdere Statenleden gevestigd, dat zij niet voldoende toezicht hebben gehouden op'aen gang van zaken bij het bedrijf, dat zij niet hebben zorg gedragen voortdurend genoegzaam daarmede bekend en vertrouwd te zijn. Daarom ook nu het eenmaal zoo ver is gekomen kan nader diepgaand onderzoek niet achterwege blijven. Ook op de mate van schuld van den directeur is het niet geheel zonder invloed in hoever de boven hein gestelde machten hem, wanneer hij aan bestaand© l voorschriften eens niet volledig de hand hield, dan ook maar zijn gang hebben laten gaan, zoodat het wellicht kwam van kwaad tot erger. Niet altijd wordt, als een ambtenaar moet worden gelaakt, in het oog gehouden of en in hoever bestuurders med© schuldig staan door het niet uitoefenen van voldoende toezicht. Men mag ook niet uit het oog verliezen, dat bij mogelijk onvoldoend toezicht vooral voor dezen directeur de verleiding groot was al te eigenmachtig op te treden. Voortgekomen Uit het particulier bedrijf is het niet altijd even gemakkelijk zich aan ambtelijke voorschrif ten aan te passen, vooral niet als men is een ener gieke, krachtige persoonlijkheid, met ontegenzeggelijk tal van uitnemende hoedanigheden waaronder op timisme, voortvarendheid en groot® liefde voor het be drijf, zooals met .den hoor Smit Kleine het geval is. Het is ook de vraag of in de moeilijke jaren, welke het bedrijf doormaakte, in zeer buitengewone om-' standigheaen, terwijl alles riep om meer licht en ieder ks- Geen land lijdt wellicht mieer onder de naweeën van den grooten oorlog, dan Italië, dat er half tegen zijn zin in 1915 ingetrokken werd. Gedurende anderhalf jaar hadden van de ééne zijde de geallieerden, van d© andere riide de verlaten bondgenooten, pogingen aan gewend, het actief partij tp laten kiezen; nu eens deden deze, dan gene ©en lokaas aan den hengel', maar het politiek Italië wist zich altijd heen en weer J 11© kronkelen en de anderen in onzekerheid te houden, I want het was niet klaar voor den oorlog tegen Oos-1 tenrijk en het yolk zou altijd tegengestribbeld hebben I I om gezamenlijk met den landsvijano, met den gëha- j I ten Franz Jozet op te trekken. 1 De toestand wera ai meer gespannen en de intelLec- i i tueelen, de studenten en professoren vooral drongen naar den oorlog. Populair was deze niet. Ik vertoefde in die dagen in een plaatsje niet ver van Genua en 1 het,,.a Lasso Ia guerra'' kon men overal op de j deuren met krijt zien geschreven. Ook 'was het pijn- j l lijk de kreten ta hooren, die we soms uit de wagons I van de naar het front rijdende treinen hoorden. Daar in waren de jonge kerels als beesten opeen gepakt, enkelen staken de hoofden uit de raampjes, zwaai den met de armen en riepen hartstochtelijk data i basso la guerra, weg met den oorlog! Geheel anders was het in' Padua, de universiteitstad, waar ik die dagen was; daar hielden de .professoren opgewond©:; redevoeringen, de studenten klommen op net stand beeld van Garibaldi, dien ze de driekleur in de hand gaven en een pop, die Giolilli, den toenmaligen eersten minister, voorstelde, die Duitsch gezind, den oorlog wilde 1 tegenhouden, werd op straat gehoond en verbrand. Het volk van Rome, opgezweept door de couranten, ont stak in woede tegen Giolitti en wierp barrikades in de straten op. Militairen bewaakten zijne 'Woning. Zijn leven was toen niet zeker. D'Annunzio, hield gloeiende redevoeringen vanaf het balkon zijner hotelkamer en gooide bloemen op het volk. Eindelijk was de teerling geworpen en werd den 21sten Mei 1915 den oorlog aan Oostenrijk verklaard. Zoolang mogelijk bleef Italië onzijdig tegenover Duitsch- land en zijn gezant von Bullow, die een Italiaansche vrouw getrouwd 'heeft, werd een sympathieke uitge leide gedaan. Men wist dat hij Italië een goed hart toedroeg en men wist ook dat, wanneer ae oorlog eens voorbij zou zijn, de vriendschappelijke verhouding met zijn land spoedig weer hersteld -zou wezen. En nu, terwijl Italië weliswaar als overwinnaar, maar econo misch geriïneerd uit dezen oorlog te voorschijn treedt, I werd Giolitti weer tot het ambt' van eerste minister geroepende premier verklaarde aan dencorrespon dent van het „Berlinar Tageblatt", dat een nauwe aan- eensluiting van Italië en Duitschland absoluut noodig I is voor de industrieel® belangen der beide volk©rei$ en den Ssten Januari werd. met vgft p^cht m praai h$t huwelijk voltrokken tutKiwn Bona van §®voye, een nientis van den koning, en Kc«n?a«d von wit- telsbach, uit het Beiersche vorstenhuis. Men behoeft maar een beetje met d© menschen hiejr te praten, 'om tot de overtuiging te komen, dat de vijanden van gisteren de vrienden van heden zijn ge worden en vice versa, met name geldt dit van Duitsch land en Frankrijk. Droomen de Duitschers nu reeds van een revanche tegen het Frankrijk wat hun zoo meedoogenloos te pletter sloeg, de Italianen zoud©ü morgen aan den dag met enthousiasme optrekken to gen de zusternatie, die hun uit jalousie ae vruchten afgriste van een overwinning, die ze met zooveel in spanning en bloed bevochten. Zóózeer vreesden de geallieerden de uitbreiding van Italië aan de Mïddellanasche Zee, dat ze het zwakke, karakterlooze Griekenland toestopten wat ze konden. Triest en Zara alleen werden nu Italiaansch. maar Fiume, waarvoor de dichter-vlieger-soldaat Gabriele d'An nunzio bereid was zijn leven te offeren, omdat de Fiumanen gesmeekt hadden om door het moederland te worden geannexeerd Fiume werd dezer dagen bij het verdrag van Rapallo tot een vrije stad ver klaard. Daarmede' vreezen de .jlridenti' (Fiumanen van Italiaanschen stam) weer zoetjes aan onder de Jugo- Slaven te komen, die ze in den grond van hun Jiart haten. Natuurlijk was het verstandiger van d'Annunzio ge weest, wanneer hij zich direct bij het tractaat van Ra pallo had neergelegd, maar kon men verwachten, dat een dichter en hartstochtelijk patriot aanstonds zijn visie op zou geven? Hij hoopte een oogenblik, dat een krachtdadig verzet tegen het feit dat Fiume ver kocht was om de handelsbelangen van Italië elders te dienen, nog tot iets goeds kon ledden, maar het gouvernement verstond geen scherts en op den eersten Kerstdag vlogen de kogels 'de verdedigers van Fiume om de ooren en doodden er verscheidene. Een eeuwig# smaad voor Italië. Maar hebben de Italianen ook niet bij Aspromonte op hun bevrijder' Garibaldi geschoten? In zijn ongeëvenaard mooi Italiaansch zond d'An nunzio eenige brieven naar den aanvallenden generaal en naar het gouvernement 'te Rome. Hij rukte de eereteekenen ar, die de koning hem verleende voor zijn heldendaden tijdens den oorlog bedreven en stuur de die aan den vorst terug. In een begeleidend schrij ven zeide hij, dat het Italië, dat de Fiumanen in den steek liet en hun bloed had laten vloeien, niet meer waard was. dat hij er zijn leven voor wagen zou. Hij onderteekende zich Gabriel d'Annunzio, „mu- tilato di guerra". (door den oorlog verminkt; een oog werd hem toen hij als vliegenier dienst deed, uitge schoten). Het legioen van vrijwilligers, dat met hem In Fiume streed, hoeft nu de havenstad verlaten en keert naar Italië terug. D'Annunzio gaat. "haar Venetië, hij wil een boek schrijven over wat hij ondervonden heeft. Anderen zecgen, dat hij een krant zal oprichten, waarin hij de daaen van het gouvernement meedoogen loos zal geeselen. En zóó verbitterd is de dichter, zóó vlijmend z'n pen, zóó aanzienlijk zijn aanhang dat de oppositie die hij tegen de regeering zal voe ren, de positie van deze niet versterken zal. Én hoe hield de bevolking van Fiume zich onder dit gebeuren? Ze wensch ten immers zoo vurig kinderen van Italië te worden? Ja, ze wensch ten .dit toen, ze dachten daar wel bij te zullen varen, hun Ieege beurs maakte hen op teen gegeven oogenblik 'tot gloeiende patriotten, de idealist d'Annunzio was daar do dupe van; de Fiumanen begrijpen nu, dat de Jugo-Slaven ze geldelijk vooruit bunnen brengen, dat hun stad zich waarschijnlijk ten koste van Tnëst ontwikkelen zal, dat er geld te verdienen valt op die manier en met e'ep paar vriendelijke woorden laten ze het Legioen met hun commandant aftrekken, ze hebben geen bevrijders maar alleen .geld noodig. En aan geld verdienen denkt heel Italië. Het leven is er schrikbarend, duur gewordefn. de loonen stijgen, d® industrie ligt stil en er is geen geld om koren of steenkool te koopenl De ouderen van dagen schudden het hoofd. „Arm Italië, wat moet er van worden," zeggen ze, maar de jongeren ballen do vuist. Hebben onze broeders dan hun jonge leven voor niets gegeven? Werden ze opgeofferd om de vij anden van het Fransche front af te trekken? En naar mate hier meer moreel en physiek geleden wordt, wordt de vriendschap met Duitschland grooter en neemt de jonge generatie zich heimelijk voor, meester te worden aan de Middellandsche zee en met Frankrijk, dat hen nu nog de baas Is, op een goeden dag af te rekenen., Ph. v. E: DOOR NATHALY VON ESCHSTRUTH. 36. Zij weet, wat van dit uur afhangt. „Kurt," fluistert zij zacht, „waarom kwelt gij mij? Waarom beloont gij mijne oprechte liefde met zooveel harteleedl Ach, wee mij, aat toen mijn hartstocht voor u grooter was dan mijn verstand, dat ik dwaz© meende, dat mijne zwakke handen sterk genoeg zouden zijn om alle hinderpalen, die mij van uw hart scheid den, uit den weg te Kunnen ruimen. Geloof mij, Kurt, ik heb voor onze liefde gestreden als een© leeuwin, maar toch heb ik niet overwonnen." „Werkelijk? zie eens aan," spot hij. „Tegen wien hebt gij dan gestreden?" Zij' ontwijkt zijn blik. „Tegen «de vooroordeelen van mijne bloedverwanten." „Van uwe moeder?" „Zoowel tegen de hare als tegen die van mijn voogd en van mijne broeders." „Zij willen uw huwelijk met een man afs Ik niet toestaan? Ze ziin trotsch bra zulk een® mesalliance goed te keuren? „Kuirtl Bedenk Toch, dat zij in zulke begrippen opgegroeid en oud geworden zijn." Zeker, ik neem het hun niet kwalijk. Laten zij hun wil doorzetten als wij ook den onzen maar doorzetten." Zij ziet verbaasd op. „Hoe bedoelt gij dat?' I „Een knoop, die niet ontward kan worden, moet men Doorhakken." „Ik zou niet weten hoe „Zeer eenvoudig. Gij ontvlucht ®n wordt zonder hun Jegen mijne vrouw. Ik heb 'alles voorbereid, reeds heden avond kan ik u in stilte naar het station bren gen, van waar gij het kleine landgoed of laat ons eerlijker zeggen de boerderij mijner ouders kunt bereiken." Zij valt achterover, als door den bliksem getroffen, nauwelijks is rij in Btaat zich te beheerschen; hare °egen fonkelen hem toornig en vol verachting tegen, ®j opent reeds cle lippen voor een driftig woord maar rij dringt het terug en krimpt ineen. Onmogelijk, Kurt' Waarvan zuilen wij leven? Be uenk, hoe vreeselijk verwend ik ben." O, de liefde duldt en ontbeerdt immers gaarne." „Daarvoor ben ik te zwak, ook als ïk het wilde, ik zou het niet kunnen." Hij heeft haar nauwkeurig gadegeslagen, bijt de tanden op elkaar en lacht luid: „O ja, als barones Thunganj is het leven gemakkelijker."" Joriède haalt diep aaem. Zij moet het nu tot eene beslissing brengen, maar in vrede. Zij. grijpt zijne hand en buigt haar gloeiend voor hoofd daarover. Zij weent. „Gij weet dus reeds, dat men mij* gedwongen heeft hem het jawoord te geven? O. Kurt als gij mede lijden kent, toon het dan nu jegens mij. Gij weet, dat ik u liefheb dat ik slechts het ijzeren moeten ge hoorzaam. Laat ik u vertellen Hij slingert haar van zich af en richt zich hoog en dreigend op. Zijn oog ziet woest op haar neer. „Leugenaarster 1" roept hij haar toe. „Nu heb ik genoeg vari het komediespelen! Gij hebt mij lief? Men heeft u gedwongen? Zeg mij dan eens; wie dwong u aan het sterfbed van de oude barones m Thüngens armen? Wie beval u, hem om den hals te vallen?" Nu heeft zij zich ook opgericht en staat bevend van toorn en ergernis voor hem. „Onbeschaamde leugens! Wie heeft het gewaagd mij zoo te belasteren?' „Dat deden mijne oogen, en die zien te scherp om te liegen.' „Belachelijk Gij waart immers volstrekt niet in het kasteel." „Maar voor het kasteel I Daar, op het balkon, heb ik gedurende dien ganschen nacht gezeten, en in de ziekenkamer gezien, omdat .men mij had gezegd, dat gij dien nacht zoudt waken, Joriède. Joriède wankelde achteruit, haar gelaat werd even bleek als de zakdoek in hare hand. gij waart in dien nacht op het balkon?" Ie zij. „Gijgij hebt in de kamer gezien [et een van 'haat fonkelenden blik sloeg hij de armen over elkander. „O, en wat heb ik niet al gezien.' Eene siddering ging door hare loden, rij greep wan kelende naar de leuning der bank. „Kurt!" fluisterde zij met flikkerenden blik, als dal waar is." „Ik zweer het u bij mijne zaligheid.' Hare tanden klapperden, zij klemde de handen samen en hief ze als bezwerend naar hom op. „Kurt' gilde zij „bij imijn leven zweer mij, dat gij zult zwijgen. Zijn blik brandde in den Iharen. Eene woeste, razende Jaloerachheid overviel hem. Hij hief da bevend© vuist We hebben in onze goede gemeente Den Haag nog steeds het noodige aantal nooden. Het zal wel eenige jaren duren voor we met deze erfenis van den oorlog hebben afgerekend en voor al deze nooden overwonnen rijn. Een der belangrijkste is de woningnood nog steeds. Het woningvraagstuk is een onverzadigbaar monster. De honger neemt schijnbaar toe met het aantal hui zen dat ter verrijst. Geheele straten worden bijge-f bouwd, want men (bouwt hier met straten tegelijk. Tot aan de grenslijn van de stad en Loosduinen is thans het stratenplan uitgebreid. Overal verrijzen steen- hoopen en worden fundamenten gegraven, en. huizen gezet die reeds verhuurd rijn vanaf net oogenblik, dat de eerste steen ligt èn te betrekken els ze gereéd zullen rijn, maar wanneer dat precies zal rijn is op geen paar meenden r*at «testes- tegenwoordig geen termijn met? voor een bouw. W© riet? op dit geftted de eoFderftflgSte dingen. Op «en etuk duin bij de Kievit staat oen groot bord mtt de zonderlinge imededeeling, dat er.in het voorjaar van 1920 een groot café-restaurant zal worden geopend. In de Weimarstraat wordt een ..badhuis gebouwd, welks opening in den zomer van het vorig jaar is aange kondigd, en aan de voorbijgangers in de Hoogstraat is reeds oen jaar lang de opening van een groot levens middelen magazijn beloofd,, waar alles op heit gebied van eetwaren te krijgen zal wezen en waar een restau rant van de eerste orde aan zal worden verbonden. Evengroote teleurstellingen als de ondernemers van deze gebouwen hebben ondervonden van de misère in het bouwvak, ondervinden natuurlek ook de particulie ren, die hebben ingeschreven op de verschillende wo ningen in de nieuwe buurten, die in aanbouw zijn- Jarenlang hebben trouwlustigen reeds gewacht op een woning en ten slotte hebben ze het er maar op ge waagd om te trouwen en zich zoolang te behelpen met samen op ©en kamer te gaan wonen of ©en huis te deelen met vrienden. Het is lang niet meer all^n in de [mindere stand, dat een gezin zich op een kamer behelpt en de overtredingen van bepalingen in huurcontracten betreffende onderverhuren rijn zoo tal rijk, dat de huiseigenaren er de hand maar niet meer aan houden, wanneer de onderhuurders maar rustige en fatsoenlijke menschen rijn. De bouwers hebben het zoo te kwaad gekregen, van woningbegeerigen, dat z© hun telefoon van den haak nemen, om eenige rust te hebben op hun kantoor. Hen persoonlijk te spreken te krijgen is bijna een onmogelijkheid geworden. Eerder wordt men tot een persoonlijke audiëntie bij een minister toegelaten, dan tot het kantoor van een bouwer. Ge reedstaande huizen ,zijn er h&ast niet te huur, alleen kan men die nog koopen tegen vrij', hoogen prijs en vele bouwers laten huizen zelten met een bomje, dat te koop zijn, als er nauwlijks het fundament ligL Hoe het huis, dat je koopt in den onvolmaakten toestand van kuil met Latten en een kalkbak er zal uitzien, als je het betrekt, kan je op de teekening 'nazien. Dan is er verder ziekenhuisnooa. Over een nieuw ziekenhuis, dat den Haag bitter noodig heeft, is reeds gepraat voor den oorfog uitbrak en het valt dus ge makkelijk na te gaan, hoe hoog dia rtood thans wel gestegen is. Er rijn terreinen voor het nieuw© zieken huis aangewezen en er ziin ook gelden bijeengebracht, maar nooit is tot een behoorlijk® beslissing gekomen. Telkens komt het vraagstuk opnieuw aan de orde en telkens springen er plannen af op' financieele en andere bezwaren. Er is ons een groot ziekenhuis ach ter bij* de Laan van Meerdervoort beloofd en deze plannen zijn zeer ver gevorderd geweest, maar niet zoo ver, dat er aan is begonnen. De gemeente heeft be raadslaagd over een ziekenhuis achter Houtrust, maar de kosten liepen zoo geweldig hoog,dat men dit plan oot niet heeft aangedurfd. En nu is er een plan van uitbreiding van het Katholieke ziekenhuis en e©n plan voor een hieuw ziekenhuis van het Roode Kruis, bij Hanenburg. Men oordeelt dat deze twee onderne mingen grooter succes zullen hebben en beter geëx ploiteerd zullen worden, dan de gemeente in staat is te doen en zonder dat men zich daarvoor op het stand punt van al dan niet gemeéïfte-exploitatie behoeft te stellen, is er voor deze bewering iets te zeggen, daar toch en de Katholiek© ziekenverpleging en riet werk van 't Roode Kruis voldoende waarborgen bieden om op 'n behoorlijke exploitatie te mogen rekenen. De beste ge meente-exploitatie kan zich nooit met de Katholieke ziekenverpleging meten, en het valt natuurlijk wel? ©enigszins te betreuren, dat 'de gemeente een déél van de verzorging harer zieken aan de Roomsche kerk moet overlaten, maar wanneer we een flink groot zie kenhuis van het Roode Kruis krijgen, welke vereeni- ging volkomen neutraal is, moet deze inrichting de concurrentie maar overnemen en zorgen, dat niemand nood gedrongen hulp aanvaardt van een religieuse in stelling, welks beginselen hem vijandig zijn. Een derde nooa is onze hotelnood. De geruchten van hotelplannen circuleeren hier steeds. Hoe groot de nood is, is gebleken indertijd toen de kwestie van Hotel des Indes, dat aan de N.U.M. ver- kocht was, aan de orde was. Men weet dat dit gebouw i weder als hotel moest wofden ingericht, omdat we 1 het als residentie, met voorname gasten onmogelijk konden missen. De gevolgen van dezen nood zijn min der dan men wel vermoeden zou, vooral uit een oog punt van internationale politiek, We rijn als zetel on zer regeering en als neutrale mogendheid niet in Btaat buitenlandsche diplomaten voor een conferentie van groote beteekenis te ontvangen. Met ons prachtige Vre despaleis, het "aangewezen gebouw voor conferentie'» over internationale vraagstukken, hebben we het moe ten aanzienj dat de vrede niet hier werd gesloten en dat het kleine Zwitserland ging strijken met voorrech ten, idhe óns volkomen toekwamen. We hebben geen waardige logies voor buitehlandsch© staatshoofden met hun gevolg. In den zomer biedt Schevingen eenige ruimte, maar wanneer het seizoen voorbij is, is er voor iemand die eein groote staat wil voeren geen vol doende gelegenheid. Het is eenter niet alleen aan hotelruimte voor gas ten van groote beteekenis of voor buitenlandsche mi nisters dat het ons mangelt. Ook voor het gewone eenvoudige publiek is er een tekort. Hét oude be roemde hotel de Twee Steden, is gesloten. Dit is een verlies, vooral omdat het een hotel met een goeden naam niet alleen maar ook met een oude traditie was. Het is het oude gebouw van de twee steden Alkmaar tegen haar op. „Ellendige I Gij verlangt nog, dat ik zal zwijgen, nadat gij het moede zijt een eerlijk man nog langer voor den gek te houden? Van mij verlangt gij zwij gen?' Weer lachte hij luid: „Hoe slecht kent gij mij toch nog I Ja, Joriède, er was eens een tijid, 'dlait ik verblind© diwiaias >u .beimdnde., te ©der van gian-sohiecr harte, trouw en waiar. Dalt is lang ge leden. Nu hiajat ik nu venachit ik u! en daar ik u ■■alLtij'd (heb gefcegd, dlafc ik mam genoeg ben om mijn vertrapt hiart te wreken •zoio zal ik niet zwijgen, maar uwe diaia-d de ©ehesLe wereld aai' hét lotor schreeu wen. "Wij hebben ook onzen troltsi, -denk daar aan gravin!" De -takken sloegen (telgen ©lkacolden, heit 'toornige gel aait was verdwenen, de schreden van den jongen man stierven wieg in hleit park. iGtnavin Perpignam bleef in woeste wianlboop achter en \sitak de gebalde handen maar hem uit. „Ook dat nog! olok diait! Nu is de maat toch vol!" klonk het van. de verwrongen, bleeke lippen, en Joriede zonk achterover op de fram/k els een afge jaagd wild, dat door den pijl dqs jagers doodelijk ds getroffen. DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De tweede concertavond' had plaats en de zaal was bijna nog meer bezet dam die eerste maJal. Maurus had den geheelen dag te vergeefs gehoopt Sigmora SO'lana te zien deze wais dlchtgesluierd in een wiagen gestapt en. maar een nabijgelegen woud gereden, zij liet zich na haar terugkeer het diner al leen op haar kamer brengen en bleef zel-Ds voor de Leden' van 't gezelschap- onzichtbaar. Dies natmididlaigs oefende zij zich, evenals in de vroege morgenuren, in het harpspel en M'aurits luisterde peinzend; naar de enkele, zwaarmoedige akkoorden, die tot zijn kamer doordrongen. Eene steeds toenemende opgewondenheid en ver langen maakte zich van hem meester. Nauwelijks had hij nog geduld den- avond af te wachten. De eerste nummers van het programma hadden weinig aantrekkingskracht voor hem, integendeel zij verhoogden: de folterende kwellingen vi&n hiet wach ten. Hij: wilde -niet op zijn genniramerdie plaats in1 de eerste rij gaan zitten/, -liet die .aan eene dame over en ging zijwa/aris aan den' wand staan dicht naast het toomeel. ■Th-ungen voedde zijn haart tolt in die keel kloppen. Zijn blik rusttle brandend op haar gelaat, zijne lip pen kllemdien zich saimen .alsof zij, ©en kreet vian veir- irukikinlg, moesten terugdringen. Ziet zij hem? Haar blik hoe roerloos ook haar (bleek, marme ren gelaat schijnt vliegt toch, als zoekend over de eersite- rijen, dwaalt dlan zijwaarts en valt op hem. Hummie' oogien ruisten in'elkaar en waarlijk-. is het slechts een droombeeld? verbeeldt -hij het zich? mieen, wieeir' vliegt een purperen gloed1 over hiaar gezicht >en die slanke vingers trillen ovér de gouden snaren. iSajlvaitore St!ra,titia, diie dicht miaasit Soliana tegen de coulissen leunt en dien/ blik niet van haar afwendt, maakt -eene haastige, eemigszihis ongeduldige bewe ging en .kucht, en iSoliana sddld'emt' voor ieder ander misschien omperk'baaln en laait het vermoedde ■droomerige geiaiat dieper op die borst zinken. 'Langzamerhand verdwijnt die gloed op haiar gelaat, •en de -dónkere oogen richiten zich strak, bijna met moeite, naar een andleren) klant. Maurus 'had op alles gelet, (het bloed stijgt hem maar het hoofd] en hij1 heeft een gevoel, alsof hij in alles vergetende; opgewondenheid maar die- onbekende molet' toe snellen, hlare hiandep grijpen en vragen: „Vian waar. kent giji miji? en waarom bloost gij1 hij mijn aanblik?" iMiaar hijs diwingt zich-1 met gewield tolt kalmte, hij kleanit d'e handen om zijne handschoenen' en zegt tot zich zelf zoo rustig en nuchter als het hem dn dit ooIgebbLik mogelijk 'is: ,yZij> heeft zich- even lals alle kunisteniairessen georienteerd over haar publiek en heeft vernomen, idiatt ik de ongehuwde bezitter van Tribeng ben". Hij; strijkt met de hiand oven bet vobcrhJooiid, alsof 'hij die leeiijke gedachte kom wegvegen.;, die hem pijin •doet iJa, iai]is -zij niet op 'zijn 'Marlgairella geleek d'am mmochlt ,ziji coquettieeren evenals hare -kunstzusters, maar voor die reine, verheerlijkte gelaatstrekken' van eene dooide 'komt zulk een1 blos hem als -eene ont wijding voor. En bediri'egt hij zich toch niet? iSo-Hana heeft nieit wie»en naar Maiurus omgezien. Alle handen zijn in beweging, een storm van toe juichingen bruist dloor de zaal, en heit roepen om die bed die anti/sten wordt zoo (stormachtig en 'houdt zoolang aan-, dat Sailvatore eindelijk voor d-en wil Van de menigte móet hukken. Op zijn wenk gaat heit gordijn weer op. „Solaria! Sodiama!" jubelt' en gilt en trapt men in' de zaal. Maurus hiadi met bevende» hand achter zich getast.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5