Schagep Courant EEN LIEFDE IN DE WILDENNIS. lilt het Had van Holland. Ingezonden Stukken. Uit en Voor de Pers. Birmenlandsch Nieuws. TWEEDE BLAD, FEUILLETON. Een J<rora«M«t feta alle motie venSraflen ronder dat het zijn zenuwen noemenswaardig schokt; maar het wachten op berichten, die hij niet krijgen kali, is deels wat hem) dol maakt. «Ben van. hen verklaar de op een gegeven ©ogenblik dan ook verontwaar digd aan een collega aan' zijn klad met wien hij te lefoneerde: als morgen die keuzeer plotseling over lijdt weten jullie het aam de krant waarschijnlijk eerder dan wij in 'Doorn. Wie zijtn hier eenvoudig geïsoleerd. Onder zulke omstandigheden wordt natuurlijk ieder, die geacht wordt, nieuws te kunnen verstrek ken, zonder dat hij' tot de offdcieele personen be- hoontfc een oman van gewicht. Zulk een personage is de boekhandelaar te Doorn. Om niet volkomen duidelijke redenen beschouwt men hem. als iemand die weet wiat er omgaat achter de afgeslotenheid van' het kasteel. En daarom wordt hij op allerlei lis tige wijzen omsingeld en wil men hem dwingen tot het doen van mededeehngen waarvan' hij zelf ver klaart, dat hij ni-ets kan zeggen, omdat hij niets weet. Deze verzekeringen gelooft niemand, want als de journalisten weer aan het vragen gaan, oerwij zen zelfs de 'veldwachters maar den boekhandelaar, die natuurlijk met de allergmoitate onderscheiding door ieder bejegend wordt. Zonder aenig resultaat overigens. Want hij zegt toch niets, hetzij omdat hij werkelijk niets weet, hetzij omdat hij geheimhou ding beloofd heeft, hetzij omdat hij .de hoop koes tert, dat d'e Amerikaansche journalisten, die ter plaatse zijn, ook Atoeriloaansoh te werk zullen giaan en hem zijn nieuws afkoopen. Zoo heerscht er in he tanders zoo stille Doom een zenuwachtige bedrijvigheid en opwinding, waar in zelfs d'e dorpelingen, en in' het bijzonder de straatkinderen, wonden meegesleept. Zij willen ook inlichtingen geven en brullen van' tijd tot tijd voor het hotel -waarin de journalisten hun intrek heb ben genomen: de keizer staat aan het hek! Wat natuurlijk altijd loos alarm blijkt te zijn. De drukte wordt vermeerderd! door het «af- en aanrijiden van auto's en vooral 'door d'e aankom-sit van een 'groot aantal (marechaussees, die waarschijnlijk bestemd zijn voor het handhaven van de orde bij de over brenging van het lijk naar Maairn waar het in den extra-trein zal worden gezet, dia het naar 'Duitsch" land -zal voeren. Hoewel volgens de berichten uit Berlijn deze over brenging zou zijn uitgesteld' tot Zondag, is het toch moer dan waarschijnlijk, dat op het ©ogenblik dat deze regelen onder de oogen der lezers 'komen alle drukte vooibij is en het dn Doorn weer stil is als voorheen. Slechts in het kasteel zal er iets veran derd zijn. Daar zal een leege plaats zijn en de ban neling, die achter is gebleven, zal eenzamer zijn dan voorheen en zijn lot zal' hem zwaarder drukken. lEini haan, die is heengegaan, die stil en beweging loos en, voor altijld1 onbereikbaar en ongevoelig voor aardsche zorgen en aardsche grootheid en aardsche macht terugkeert halar den grond', die zij1 als ban neling heeft verlaten, om diaar te rusten hij het stof dergenen, wier grootheid ook is vergaan, zij het op andere wijze, k)an slechts de wensch volgen: zij ruste in vrede! W. P. Geachte Redactie, Beleefd verzoek ik eenige plaatsruimte voor het navolgende. Bij voorbaat mijnen dank. Zooals misschien bekend, wordt te Schagen, even als elders, sedert eenigen tijd aan jongelieden gele genheid gegeven te worden vóórgeoefend bij den Vrij willigen Landstorm, ten eind6 na het verkrij gen van een diploma van „individueel geoefend man" bij eventueele militieplicht een verkorten diensttijd te erlangen of bij aanneming van de nieu we wet „geheel te worden vrijgesteld". Hiervan wordt te Schagen, lettende op het belang rijke voordeel, niet zoo gretig gebruik gemaakt, als zou mogen worden verwacht. De oorzaak? Och, voor hier geldt het spreekwoord: „Onbekend maakt onbemind". Waren de belanghebbenden, en \ooral de ouders overtuigd van het groote belang waarvoor het gaat, dan zou het oefeningslokaal spoe dig te klein blijken te zijn, om het aantal oefenen den te kunnen bevatten. Men bedenke toch en men leze hier niet vluchtig over heen, dat als straks de nieuwe dienstplichtwet in werking treedt, de jongelieden die aan de eischen van vóórgeoefendheid voldoen, „in 't geheel niet be hoeven te dienen". Men heeft lang geroepen om verlichting van mili taire lasten, welnu, hier biedt de Regeering door deze nieuwe regeling de gelegenheid om den dienst plicht zoo gemakkelijk mogelijk te kunnen vervul len. Het gaat hier niet om belangen van militairen aard, doch hier zijn sociale belangen in 't spel en deze nieuwe regeling kan met recht een maatschappelijke verbetering en daarom een stap in de goede rich ting worden genoemd. Ouders, het laat u toch zeker niet koud, dat uw zoon, door slechts gedurende eenigen tijd 4 uren per week te oefenen, deennede kem ontkomen aan de noodzakelijkheid om gedurende zes maandep of lan ger aan zijn maatschappelijke bezigheden te wor den onttrokken? Jongelieden, het kan u toch zeker niet onverschil lig zijn of ge later al of niet al do onaangenaam heden van het kazerneleven moet medemaken, waar aan ge kunt ontkomen door gebruik te maken van de gelegenheid u geboden, om op een aangename en var.eerende wijze in uwe woonplaats te worden ge oefend? En gij lezers die buiten deze zaak staat, doch die meent, dat ge uit een, „hier althans" misplaatst gevoel van anti-militairisme, de menschen meent te moeten ontraden van deze gunstige gelegenheid te profiteeren, ge bewijst er hen heusch geen dienst mede en ze zullen u later waarlijk niet dankbaar zijn, uw raad te hebben gevolgd wanneer anderen vrij zijn van opkomen on zij genoodzaakt zullen zijn een geruimen tijd het ouderlijk huis tc moeten verlaten cn in de kazerne te moeten doorbrengen. J DE JONG. Helder, April 1921. HET CLERIGAAL LIBERALISME. „De fluit des Vogelaars". De anti-revolutionnaire „Standaard" waarschuwt tegen „de fluit des vogelaars" van het gefusioneerd liberalisme met „de witte das", dat 2ich uitput in waardeerende woorden over „de beteekenis van den godsdienst in het volksleven", zooals het in Vrijheids- bondstale heet. Want waarin deze geestelijke leidslieden ook mo gen verschillen van de liberalistische vaderen, die hen voorafgingen, hierin zetten ze de oude traditie getrouwelijk voort, dat zij van de Heilige Schrift als Gods Woord, van de vastigheid der heilswaarheden niets, moeten hebben. Niet God geopenbaard in Zijn Woord, maar de mensch in zijn godsdienstig gevoel staat bij hen voorop. Niet eerbied voor Gods ordinatiën, maar het besef van de waarde van dat godsdienstig gevoels leven voor staat en maatschappij drijft hen aan, om met de liberale traditie te breken, die zulk religieus leven onverbiddelijk verbande naar de binnenkamer. Voor ons is van deze kentering alzoo niets te ver wachten, ze beteekent voor ons niet anders dan een waarschuwing, om nieuwe elementen en argumenten in onze bestrijding van het liberalisme op te nemen, opdat de soms schoone schijn niemand onder ons misleide. Maar voor de liberale politiek zelf in den alouden zin kan deze strooming gevaarlijk worden, omdat ze de hartader van het Nederlandsche libera lisme, het anti-clericalisme, ernstig bedreigt. Wan neer de bittere haat tegen rechts, de bestrijding te vuur en te zwaard van de „vermenging van gods dienst en politiek", van de „heerschzucht der Kerk" en wat dies meer zij, onder den invloed dezer nieuwe liberale stroomingen mocht verflauwen en inzinken, wat blijft er dan nog over aan levenskracht voor het reeds zoo deerlijk afgetakeld liberalisme? Het politiek liberalisme moet het van de kiezers hebben. En die kiezers voelen voor dit nieuwe religie- lievend liberalisme .minder dan niets. Zij zijn en blijven de oude anti-clericalen van voorheen. Het nieuwe modernisme zal op ons volksleven in breede- ren kring e-?en weinig vat hebben als het oude in opbouwenden zin. Wij hebben daarom onzerzijds van deze strooming niets goeds te wachten. Het ware naïef zelfbedrog to wanen, dat tegenover Kerk en religie door haren Invloed een vriendelijker houding is te wachten voortaan van liberale zijde. De ontvangst der nieuwe geestverwanten is niet bepaald hartelijk. DE BRANDEN IN DB VENEN. iMet betrekking tot 'den grooten brand' im de venen op gisteren kan nog worden gemeld, diat in het Weerd'mgerveen, inlbegrepen het Noordveen, het Ros- winkelerveen en het iSdepelveen, in totaal twintig huizen zijn at gebaand, te Vialthermond' minstens 3, te Ex loërveen minstens 2 Donderdagmorgen was door den inmiddels geval len regen het vuur veel in' kracht verminderd. Zal het vuur echter afdoende worden beteugeld', dan is eenige dlagen regen noodig. De spuiten dn de ge meente Emmen waren Woensdag reeds voor het aanwakkeren van' (het vuur in actie en konden Woensdagmiddag, zoo-als we ikOndien waarnemen, twee perceelen, vormende vier woningen, behouden. De gemeenteopzichter Klinkhamer brak bij den ar beid zijn schouder. Woensdagavond arriveerde de stoomspuit uit Mep- pel en vertrok -te 10 uur nalar het westelijke terrein van den brand, om te trachten daar' hot vuur krach tig te beperken. In totaJal zijn 42 gezinnen, alleen in do -gemende Emmen, nog dakloos; de overigen zijn ondergebracht. Het Rood e Kruis ver«tT4kte ook Wcxmsdag «a Don derdag weerom dekens en kleeding. 'Woensdagavond ontstonden nog nieuwe branden te O.hanj'edotrp, in1 oen geheel ander deel van: H veen, waar totnogtoe geen -turf verbrandde. (Men is ech ter dien brand meester geworden. Eveneens ds dit voorloopig het geval (te Borger Compascuum, van waaruit imen (Woensdagavond nog den toestand! als ernstig seinde. Daar waren spuiten behulpzaam van de Scholten's Maatschappij. In de zanddorpen Weerdinge, (Valthe en Exloo zijn brandwachten ingesteld, om veiliger den nacht te kunnen ingaan, ©en mededeeling, als zou te Nieuw- Weerdinge Donderdagnacht een persoon- door arbei ders ter dooidl gebracht izijh, kan 'voorloopig slechts als gerucht worden gemeldi NEDERL. TENTOONSTELLING TE MADRID. De opening van de Nederlandsche Tentoonstelling te Madrid is thans definitief vastgesteld op 9 Mei. In de beide 'tentoonstellingsgebouwen in het Parque del Retiro, waar nu reeds de tulpen en hyacinten in vollen MoetL staan en algemeen die aandacht trek ken, wordt naarstig gewerkt aan' de vele exposities, waarmede de Hollandsche nijverheid., landbouw en kunst, benevens de Nederlandsche koloniën aan dacht zullen Vragen voor hetgeen Nederland op ver schillend gebied' vermag. Gedurende deze tentoon stelling, welke drie weken zal duren, zullen prof. Vogel-song, prof. Diepenhorst, prol Quanjer en dr. M-oreöco verschillende conferenties houden en zal Willem 'Mengelberg te Miadrid een tweetal concerten dirigee-ren. Voorts zal er -een schimmenspel worden gegeven, zal de nieuwe film Nederland er worden vertoond-, terwijl de voorzitster der Spaonsche com missie van de Vereeniging „Nederland in den vreem de" voor 12 Mei een luisterrijk costuumfeest heeft georganiseerd. AANSPRAKELIJKHEID VAN OUDERS VOOR HUNNE MINDERJARIGE KINDEREN. In 1918 brandde te Ridderkerk een schuur met ge reedschappen «Uz. af. Verzekering dekt de schade. De brand! bleek te zijn aangestoken door eon jongen van 8 jaren. De verzekeringmaatschappij,, die de schade vergoedde, eisch-te daarna van dan vader van den j eugdigen dader, dat -deze 'haar de betaalde scha devergoeding zou terugigêVen, wielke ongeveer f 11000 bedroeg. De vader ontkende, dat 'hij' voor di'e scha de zou aansprakelijk zijn -en dat hij ook in de on mogelijkheid had! verkeerd! die te verhoeden. Het gerechtshof te 's Gravenhage heeft toen beslist, dat, indien de vader bewijst hetgeen door hem is ge steld, hiji dan de schade nifet zal behoeven te beta len. De voorstelling, van de zaak, door den vader gegeVen, kwam diani hierop neer: 'Hij1 zeilf was -door de beroepsbezigheden van- huis. Zijb vroiuw was zijn zieke moeder gaan bezoeken. De zorg voor zijn bei de, kinderen van 7 en 8 j. wias overgelaten iaan een volwassen zuster en een dienstbode. De kinderen zijn toen, met itoestemming van die zuster en dienst bode, gaan spélen tin -een schuur van een buurman, welke schUur steedis open was. Toen heeft de jon gen met een lucifer het daar laohwezige hooi aan gestoken, met het bovenvermelde gevolg. Het Hof was vian oordeel, dat, indien -die hieibe- doeldie jongen een normale jongen was, dus iemand, die bijlzonder (toezicht, vereisohte, die vader dan in dit geval kon> geacht worden in de onmogelijkheid te hebben verkeerd, de daad van zijn zoon te voor komen. Met deze ^onmogelijfkheiidT wordt duis blijkbaar bedoeld! een relatieve onmogelijlkhleidl en niet een absolute onmogelijkheid, want voor het laatste zou men toch. kunnen eischen, dat ouders de kinderen direct onder -hun toezicht hielden en dat zij, dit .toe zicht aan onderen overlaltendi, of het slechts uitoefe nend, dit deden vóór eigen rekening en risico. ■Men heeft er wel eens zóó over gedocht en voor de beslissing van detae quoestiie is de bedoelde uit spraak zeker van belang. Of heit opgelegde bewijs nu al dan. niet! wordt geleverd, doet natuurlijk voor de vraag,, hoeVer die aansprakelijkheid van ouders voor de diad enhunner kinderen gaat, minder ter zake. A. Crt, HOE DE HOUTEN SCHEPEN VERDWIJNEN. In 1908 bestond de zee-visschersvloot uit 862 sche pen. Hiervan waren er 647 van hout, zoodat het aan tal houten schepen toen juist driemaal zoo groot was als het aantal ijzeren schepen. In 1914 bestond de vloot uit 890schepen; het aan tal houten schepen was toen geslonken tot 445, zoo dat er nu zes jaar geleden evenveel houten als ijze ren schepen waren. Thans is het aantal hokten schepen geslonken tot iets meer dan 200, zoodat de verhouding tot de ijze ren schepen nu juist andersom is (n.1. als 1:3) als in 1908. Als het aantal houten schepen met dezelfde vaart blijven afnemen, zullen ze in 1927 „uitgestorven" zijn! „Visscherij". WATERGEBREK. In de gemeente Worm er heerscht groot gebrek aan drinkwater. De meeste regenbakken zijn leeg, goede puitten zijn er weinige en de waterleiding 'laat nog op zich wachten. Zaterdag 16 April 1921. 64ste Jaargang. No. 6806. Een gebeurtenis, die wel geene groote ontroering in c«;s hoeft gebracht, maar dlie toch velen met be langstelling beeft 'vervuild, is het verscheiden der ex- kedtoerim op het kasteel te-Doorn geweest Ware haar UJiden hiiet van' zoo. sleependen aard geweest, de be langstelling voor haar ziekte zou waarschijnlijk grooter zijn geweest, ial vond ze ook niet haar grond in monarchistische of politieke gevoelens. Deze vrouw met haar groote, warme hart, die dn den vol sten. zin des woords een goede vrouw ds geweest, maakte .aanspraak op sympathie ook, en misschien vooral' in de '.jaren Van haar ballingschap. Deze sym pathie heeft ze ongetwijfeld in -de harten van velen gehold1. Maar d'e ziekte, die met haar steeds terug- keerende, verraderlijke aanvallen de overhand kreeg was zoo langdurig, dat men er zich nauwelijks re kenschap meer van gaf, zoodat, hij alle verwach tingen van een naderend einde, toch nog onver wacht hét heri'cht van overlijden kwam. Natuurlijk bracht dit bericht een aantal ijournalisten naar Doorn, dat nu plots het middelpunt van veler be langstelling en nieuwsgierigheid werd. 'En. in het bijzonder cohoentreendie detz-e belangstelling zich op het kasteel, waar de veldwachters voor het hek zit ten om te zorgen dat er nieman in- of uitgaat, die daar niet het volle recht toe heeft en waar verder niets te vernemen, en niets te bespeuren valt. Br hangt een waas van geheimzinnigheid om dat slot, dat 'd'e journalisten razend maakt. Niets kunnen ze te weten komen. Beleefd jeni hoffelijk weliswaar worden' ze aan het Iiofmansctoallamfbt afgewezen, maar afgewezen worden ze. Men vindt het volstrekt niet noodig inlichtingen te verstrekken aan deze Krent cnvertegenwoordigers. 'Wel zendt het Hofmar- scha!I-ambt vrij uitvoerige inlichtingen naar dé Lo- kal Amzeiger dn Berlijn, maar dot Is natuurlijk een gansch ander geval; 'dat is het .monarchistische, Duitsche blad en dat heeft natuurlijk recht op zeke re consideratie. Aian den anderen kant is het nu ook zoo heel verwonderlijk niet, dat men weinig voor komendheid te dezen opzichte aan dén dog legt •We mogen immers aannemen, dat de Duitsche be ambten, die hun. meesters in ballingschap gevolgd zijn, trouwe aanhankelijkheid en genegenheid koes terden voor haar, die in hun oogen nog immer hun keizerin was. iFJn im dat geval, betreuren ize het heengaan van hum gebiedster, voelen ze waarschijnlijk, neen, zeer zéker, innig cn oprecht verdriet Wat is dan in zul ke omstandigheden natuurlijker en begrijpelijker, dat men. het gevraag om inlichtingen van journalis ten, die geen landgenoot-en zijn, van wier sympathie men voltrekt niet overtuigd is, alleen maar onder vindt als hinderlijke nieuwsgierigheid, zoodat het ml heel mooi ds, als men nog genoeg hoffelijkheid kan vinden om zijn gedacht?, verveel me niet lan ger en verdwijn, in beleefde bewoordingen te klee- den. Maar de Journalisten,, binnen- zoowel als buixen- landache, die zijd uitgezonden om berichten op te doen en verslag te geven van wat er voor belang rijks gebeurt, zijn met een dergelijke verklaring voor de juistheid waarvan trouwens ook niemand kan instaan niet tevreden. Zij moeten berichten hebben en dus zullen ze die ook hebben. Ze wor den halve detectives en speuren en zoeken naar nieuws. IedeTe auto'wordt met doorborende blikken onderzocht, ieder, die iets nieuws zou kunnen me- dedeelen, wordt ondervraagd en in de haast om een bericht, dat ieder, die het vangt, voor zich houdt als een kostbaar bezit, maar. zoo spoedig mogelijk de wereld in' te sturen, wordt zorgvuldige controle over de juistheid! er van wel .eens nagelaten. Zoo •hebben we de berichten gekregen, die elkaar tel kens tegenspreken. De kroonprins ds er niet. Ja wel, hij is er toch; hij is aangekomen, zonder dat iemand het gemerkt heeft; neen, hij is er toch niet. De prinsen uit Duitsch land zijn aangekomen: neen, ze zijn er niet. Jawel, ze logeeren in: die en. die villa. Neen, het is een vergissing. Maar ze zeiden, het toch daar cn daar en dio en die heeft E'itel ©rledirich gezien. Tot je dian een Duitsche krant onder de «ogen krijgt, waarin verteld wordt, dat alle prin sen in Bu.itschian'd zijn en alleen prins Oscar naar Doorn zal gaan om bij de overbrenging haar. Pots dam tegenwoordig te zijn. Geen wonider, dat ijoumaliis tenzen/u wen tegen zul ke wederwaardigheden niet volkomen bestand' zijn. ROMAN VAN HULBERT FOOTNBR. Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanus Jr. UI TG. W. DE HAAN, UTRECHT. 10. „Ellendige zwakkeling!" schold hij zichzelf uit. „Alleen omdat zij mooi is, vergeet je al het andere. Er zijn nog heel wat dingen, die een nadere verkla ring noodig hebben. Maar jij slikt alles! Wat heb jij met meisjes te maken? Je» hebt wel andere pro blemen op te lossen. Wees toch een kerel in Gods naam!" Terwijl hij zoo met zichzelf lag te redeneeren, kwam de sierlijke voorsteven van een kano om de bocht van het kleine, door gras omzoomde beekje beneden hem. Dan volgde, knielend op den achter steven, Bela met haar kalm gezicht en fonkelende oogen; met onnavolgbare gratie bewoog zij den riem. Zij dreef geruischloos naar hem toe en bracht dan vlak voor hem den kaDO tot stilstand. ..Stap in", zeide zij, op den voorsteven wijzend. „Maar wees voorzichtig!" Het was Sam's eerste ksnnismaking met een in- Jandscho boot. Zij scheen hem rank toe. Voorzichtig ging hij met zijn buik op den oever liggen. Toen hij met zijn voeten den bodem van den kano vond, ging hij behoedzaam recht op staan. De kano schommelde onheilspellend onder hem en haastig greep hij den rand van den oever weer. Een groote graszode liet echter los. Hij verloor zijn evenwi'cht en werd overboord geslingerd. Hij kwam, met een dwaze uitdrukking van verbazing op zijn gezicht in een zittende houding in het water terecht. Bela, die rei had zien aankomen, redde zichzelf van cen- zelde lot door zich voorover in den kano te laten vallen. Sam's druipnat hoofd kwam nog met dezelfde ver baasde uitdrukking uit de kreek boven. Het water kwnra tot zijn middel. Bela keek naar hem en barst te dan in een schaterlach uit. Sam knipoogde en zette een boos gezicht en schud de hot water uit zijn oogen. Zijn gezicht drukte de meest afwisselende gewaarwordingen uit. Eerst probeerde hij met haar mee te lachen, maar haar &£*nwaa onuitstaanbaar. Dan barstte hij plotse- „Scheid toch uit! Het klinkt zoo idioot". Hoe boozer hij werd, des te harder moest'Bela lachen. Er klonk iets verontschuldigende in, maar de tranen liepen toch over haar wangen. iSanii begon ite denken, dat zij het met opzet ge daan' had, en zeide dat. „Neen, neen!" hijgde (Bela. ,Ze wees naar de over zijde, van de kreek. .„Daar is het ondiep en kan je makkelijk instappen." Sam echter stapte in het volle besef van zijn waar digheid op den wal en begon naar de hut terug te loopen. Bela werd nu onmiddellijk kalm. „Wacht!" riep zij. „Ga je niet met me mee?" Hij deed of hij haar niet hoorde. „Het spijt me, dat ik zoo gelachen heb", zeide zij met oprecht berouw. „Maar maar je zag er ook zoo grappig uit!" En weer dreigde een lachbui haar te overweldigen. „Kom als het je belieft terug, Sam!" „Ik kan toch zoo niet meegaan, wel'" zeide hij toen. „Natuurlijk wel! Ik zal een groot vuur aanleggen. Dan droog je weer gauw." Geleidelijk liet hij zich overhalen. Tenslotte nam hij met een waardigheid, die door zijn nat uiterlijk eenigszins bedorven werd, heel voorzichtig plaats in den voorsteven. Bela beet op haar lippen, om haar lachen in te houden. „Ik wou heelemaal niet lachen',' zeide zij naief. „Maar iets binnen in mij liet mij lachen. Je gezicht was ook zoo grappig, toen je in het water zat. Pre cies een beer, wanneer hij een geluid hoort!" Sam bieef boos kijken en zwijgen. Zij deed al haar best om zijn booze blikken weg te tooveren. „Kijk papa beverrat eens", zeide zij. „Wat zit hij daar stijf onder de bladeren. Hij denkt dat \vij niets zien. Hij zit net als een oude man met zijn handen op zijn buik. En wat hijkt hij boos. Precies Musq'oosisl" Inmiddels stuurde zij den kano handig om de gra zige bochten van het kleine stroompje en onder de wilgen, die op sommige punten over de kreek heen bun takken om elkaar slingerden en cp die wijze een tunnel vormden. Eindelijk, toen zij dicht bij de bosschen aan het eind der weide kwamen, liet zij de boot in een smal haf gaan en don heel zacht op den oever loopen. Zij ging hem voor onder de wilgen en bracht hem in een waar Titania's bekend uit de Oberon - prieel, geheel omringd door bloeiende struiken. Dat was haar schuilplaats. Haar dekens lagen netjes opgerold in een kleed. Op den deksel van haar etenskist had zij zware steo- nen gelegd om viervoetige stroopers te beletten het voedsel weg te nemen. Haar pantoffels hingen aan de takken te drogen. Zij liet Sam 'in den feilen zonneschijn zitten en had in een oogwenk een knetterend vuurtje van droge takken aangelegd. Hij trok zijn jas uit en hing die te drogen. „Doe je hemd ook maar uit", zeide zij. „Dan droogt het gauwer!" Sam kreeg een kleur en knikte van neen. „Kom schiet op!" zeide zij. „Je hebt nog wel een an der hemd ook aan!" Het blauwe flanellen hemd volgde de jas. Zij gaf hem een handdoek om zijn haar te drogen. Dan haalde zij een kam. „Ik zal je haar mooi kammen", zeide zij. Verschrikt ging Sam wat achteruit zitten en stak zijn hand naar den kam uit. Met een blik vol spijt op zijn dik glanzend haar gaf zij hem dien. Dan ging zij thee zetten. „Wees nou niet boos op me, omdat ik gelachen beb", zeide zij vleiend. „Een anderen keer val ik misschien in het water. En dan mag je net zooveel lachen als je wilt". Hij keek haar verbaasd aan. Hij durfde niet den ken aan een toekomst met haar. Toch liet hij zich ondanks zichzelf vermurwen. En hij zou nog eerder vermurfd zijn wanneer zij hem niet zoo dikwijls van streek gebracht had door te maken, dat hij blozen moest. Natuurlijk nam hij haar dat kwalijk. Intusschen was het een heerlijk lichamelijk gevoel daar zoo in de beschutting der wilgen te zitten, van buiten verwarmd door den lekkeren zonneschijn en het knetterende vuur en van binnen door de heete thee. Zijn nieuwsgierigheid omtrent haar was nog steeds groot. Hij dacht over wat zij daareven gezegd had, en vroeg: „Wie is Musqooses?" Zij glimlachte om zijn uitspraak. „Musq'oosis", verbeterde zij. „Die naam beteekent kleine beer. Hij is mijn vriend. Hij was ook een vriend van mijn vader. Hij is klein, meer ingekrom pen. Hij weet alles". ■>,Waar woon je, Bela'" vroeg hij. „Aan den overkant van het meer bij Hah-wah- sepi", antwoordde zij dadelijk. Maar bij nader inzien verbeterde zij. „Neen, daar heb ik vroeger gewoond. Mijn moeder woont daar. Nu wóon ik waar ik ben. Ik heb geen thuis meer. Ik heb geen familie meer". „Maar als je moeder daar woont, i9 daar je tehuis toch", zeide hij. „Bela haalde haar schouders op. „Zij is bij haar man", antwoordde zij. „En die is niet goed". „Waarom ben je weggegaan?" vroeg Sam. Zij vond het moeilijk om dat in het Engelsch uit te drukken: „Die menschen zijn arm en niet goed wijs en vuil", zeide zij. ,.ZiJ houden niet veel van mij en ik niet van hen. Alleen van mijn moeder. Ik heb daar vroeger gewoond, omdat ik niets wist. Op een goeden dag heb ik mijn vader met een stok gesla gen ik bedoel, den man van mijn moeder. Toen vertelde mijn moeder mij, dat mijn vader een blanke v. as. Haar vader was ook een blanke. Dus ben ik voor het grootste deel, een blanke. En daarom bén ik van die menschen weggegaan". „Maar je moet toch een tehuis hebben iemand waar je mee woont", zeide* Sam. Zij keek hem door haar oogwimpers aan. Zij haal de haar schouders op. „Musq'oosis zal mij zeggen wat ik doen moet", zeide zij eenvoudig. „Hij is mijn vriend". In zijn bezorgdheid voor haar liet Sam alle voor zichtigheid varen. „Hè, ik zou ook graag Je vriend zijn", stamelde hij. Bela glimlachte vriendelijk tegen hem. „Dat hoor ik je nou graag zeggen", antwoordde zij eenvoudig. Weer volgde een stilte; beiden voelden zij zich verlegen, maar toch niet ongelukkig. Er was iots heerlijks en gevaarlijks tevens in .dat intieme samen zijn in dien geheimen kring. Beider oogen bekenden dat. „Wil je eten?" vroeg Bela. „Ik heb brood en visch". Hij knikte van neen. „Ik moet gauw weg", ant woordde hij met een blik op de zon. Haar gezicht betrok. „Ik geef iemand, die bij mij komt, graag wat te eten", zeide zij droefgeestig. „Nou, ga dan je gang maar", stemde Sam glim lachend toe. Zij maakte vlug een eenvoudig maal klaar. Sam vond het heerlijk naar haar gracieuse bewegingen bij het vuur te kijken. „Wat voor kwaad kan dat?" vroeg hij aan den waakhond in zich. Trouwens, die hond was al aardig slaperig geworden. Maar nu wilde Bela op haar beurt haar nieuws gierigheid bevredigen. „Waar heb je gewoond voor Je hier kwam', Sam?" vroeg zij. „In een stad, New-York. Het is geen echt wo nen". „Ik weet wat een stad is!" riep zij uit. „Mus'qoo- sis heeft het mij verteld. Zij hebben daar huizen hoog als de grootste boomen. En ramen zoo breed als een rivier. En 's nachts hangen er wel duizend manen om den menschen licht te geven". „Precies!" zeide Sam. „Ik ben benieuwd wat je tegen een wolkenkrabber zou zeggen!" „Wat is een wolkenkrabber?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5