EEN LIEFDE IN DE WILDENNIS. [let Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Uit het Hart van Holland. Binnenlandsch Nieuws. Mager Courant Zaterdag 23 April 192L 64sle Jaargang. No. 6810. Het hoogheemraadschap Noordhollamdis Noorder kwartier- Het ia nu alweder twee jaar geledte®, dat de voorgenomen oprichting daarvan veel van zich deed spreken. Het was ook geen kleinigheid, de vorming v.an een geheel nieuw waterschap zóó groot en met zoo een gewichtige en omvangrijke taak als er bij lange na geen nog dn onis land be- ptortd. Vijf jaren zijn reeds verstreken sedert de storm vloed onze mooie Zuiderzeedijken hier ernstig teis terde en grooiten angst voor overstrooming deed ontstaan, daar inderdaad' die dijken deed bezwij ken en groote gedeelten van Noordhollamds mooie dorpen en 'vruchtbare landouwen geruimen tijd den waterwolf prijs gaf. Hoé ver liggen 'die tijden reeds weder achter ons. Andere groote gebeurtenissen' blij - vende onzekerheid ook na het beëindigen van den wereldoorlog, werkten er toe mede, dat die angst voor overstrooming, die verschrikkingen van den watersnood', langer geleden schijnen dan toch inder daad het geval is. Ik heb nog eens nagelezen de mooie rede, welke de Commissaris der Koningin in de provincie (Noord holland, Jhr. Mrr. Dr. Roëll, udteprok in de buiten gewone Statenzitting op 1 Februari 1916, beilegd naar aanleiding van deze in den nacht van 13 op 14 Januari te voren over onze provincie gekomen ont zettende ramp. De Commissaris der Koningin her innerde daarbij aan' deonbeschrijfelijke verwoes ting, aan het verlies van menschenlevens, aam de onnoemelijke scbad'e aan have en vee; aan de deel neming alom in den landei, krachtig zich ook uit sprekende .in het bieden van' stoffelijke hulp. 'De commissaris sprak ook over de maatregelen tot herstel en tot beveiliging va® -de provincie tegen nieuwe rampen Ilij achtte het onredelijk den eisch te stellen, dat de verdediging overal bestand had' moeten zijn ge weest tegen een aanval, zóó krachtig en zóó onvoor zien, als zij ditmaal had) te doorstaan gehad. Daar om óok noemde hij hei onmogelijk maatregelen te némen, die tegen een herhaling van de ramp. .abso lute zekerheid bieden. „Maar aldus verder de Commissaris der Ko ningin dit ontslaat niemand, wiens taak het as aan de bescherming van' Noordholland tegen over- sirooming medé te werken, van den duren plicht, bedacht te zijn op alles, wat voor de toekomst meer dere zekerheid geven kan', het verkrijgen van die zekerheid met 'alle krachten eni middelen 'te be- wrderen. „Het aal daarbij, oen vraag zijn, of idti't. doel zal kunnen wordlen bereikt zonder aantasting van de op pon historie van1 eeuwen gegrondveste autonomie der waterschappen, of "althans de verdediging van de provincie tegen de zee niet op andere grondsla gen zal moeten rusten,' Wel gaf de bek leader van' 'het' hoogste gezag in onze provincie met deze woordéru zelfs dn die -aller eerste dagen van don watersnood reed» blijk zijn gedachten niet te bepalen) -tot het ©ogenblikkelijk noodiige en opende hij hiermed'e ook aan anderen een vooruit'zienden blik. Het waren al spoedig de Vereenlgimg tot ontwik keling van' dén llandbouw 1® IHollandis Noorder kwartier en de Noordhollandsche Bond voor Wa- tersdhapsbelangen en verkeersw'egen, die krachtig zich uitspraken voor grootere centralisatie ini het dijksbebeer. Zelfs kwam: daarbij' ook wel ter spra ke overbrenging van' alle Zuiderzeedijken en van de Hondsbossche zeewering in recbtstreeksch be heer en onderhoud) by, de provincie zelve. Beheer en onderhoud door de provincie zouden ongetwij feld hebben geleid!tot vrijwel algeheele opheffing van.de autonomie der waterschappen. Het is maar ■gelukkig, dat belanghebbenden zich niet hebben la ten leiden door dien schijn: alsof met overbrenging bij do provincie ook de kosten voor een grooter of kleiner 'deel van hen 'zouden zijn1 afgewenteld. Meer ■toch don schijn wa» dat niet. De 'Noordibollonders met hun over het algemeen democratische opvattingen 4k gebruik hier het woord democratie in zijn werkelijke beteekenis van. regeeren door het volk zplf in al zijn geledingen, ROMAN VAN HULBBRT FOOTNER. Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanos Jr. UI TG. W. DE HAAN, UTRECHT. 11. Bela was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Het eene booze woord lokte het apdere uit. Doodsbleek en met een woedenden blik keek zij hem aan. „Geen vrouw wil jou hebben", riep zij uit. „Jij, een kokl Je bent maar een halve manl Je bent te bang om voor een vrouw te vechten. Je praat al leen maarl Ga weg. Ik neem een man tot echtge noot!" Buiten zichzelf van woede, deed hij een paar pas sen voorwaarts en hief zijn gebalde vuist boven haar hoofd op. Bela lachte hem in zijn gezicht uit. Plotseling scheen hij zichzelf van den buitenkant te zien en werd hij vervuld met beschaamden af schuw. Zich omkeerend nam hij zijn jas en zijn hemd en verdween tusschen de wilgen. „Ga jij maar koken, hoor!" riep Bela hem na. Beia's schuilplaats lag aan den anderen kant van de kreek ais de hut der mannen. De eenige plek, waar Sam die over kon komen zonder een tweede nat pak, waren de steenen bij het meer. Hij ging naar de pijnboomen, waar het loopen makkelijker was. Allerlei gedachten flitsten door zijn brein. Hij stond verbaasd over den stroom van hartstocht, die al zijn zinnen voor een oogenblik verdron gen had. Hij had niet geweten, dat hij tot dergelijke dingen in staat was. Bijna had hij een vrouw ge- slagon. Afschuwelijk! Natuurlijk verweet hij het haar. Een duivelin om mannen tot zoo'n graad van krankzinnigheid te Sm v enI Maar hij had nu afgerekend met haar. Dij had haar nu in haar ware gedaante leeren Kennen. Zij was slecht! Daar viel niet verder over te redeneeren. Als hij verder nog iets met haar te maken wilde hebben, dan mochten ze hem krank zinnig noemenl Zich een weg door het kreupelhout banend, strui- utLvii °jVer tortels, in kleine holen wegzakkend, nep hij de weide om. Toen hij langs de doorwaad bare plaats kwam, hoorde hij dringend zijn naam noemen. „Sam! Saml" hetgeen met veel of weinig geld uditlgevon niets heeft te molken de Noordhollandlers dam wild'en zelf het beheer van hum dijken dn. handen houden. Dg mannen onder hen met vooruitetrevenden zin er kenden bet belang van centralisatie in dat dijks bebeer, een centralisatie dde thans grooter kan zijn da® voorheen, nu. het bezwaar vaar groote afstan den niet meer als vroeger behoeft te wegen. iZij voorkwamen met -dJeze grootere centralisatie ook, dat bun eigen geliefd dijksbebeer, waarop de Ncordhollanidiez vSèdeit eeuwen her met zoo reebt- matigen trots mag terugzien, bun- zou behoeven te worden ontnomen en dat ddJt geheel naar die pro vincie zou worden overgebracht Deze stemmen uit dé kringen der belanghebben den zelf vonden bijl bet provinciaal' bestuur gereé- den weerklank. De „aantasting van. dei op eien his torie vian' eeuwen gegrondveste autonomie der wa terschappen)", dloor don 'Commissaris der Koningin ln. die eerste plaats genoemd, bleek gelukkig ach terwege te kunnen blijven, zijn subsidiair uitgespro ken gedachte, 'dat dé verdediging van de provincie tegen dé zee op andere grondslagen zal moeten rus ten, werd werkelijkheid. (Gedeputeerde Staten wensebten Ide verdediging tegen de zee 'dloor middel van de .Zuidérzeedijken en. vian dé- .Hondsbossche Zeewering ite brengen „in één hand", door deze op te dragen aan een geheel nieuw waterschap: het hoogheemraadschap Noord- hollands Noorderkwartier. (Maar bovendien werd 'aan. dit hoogheemraadschap nog oen andere taak toegedacht, een taaka waarhij, ■naar de ervaring wel eens zou kunnenleeren meer van dankbaarheid zal kunnen worden getuigd dian- dat dlank zal worden geoogst, deze: namelijk dat het zou moeten medé werken 'tot delging van een groot gedeelte der schuld, welke de provincie ten behoeve' van' dé belanghebbende waterschappen heeft aangegaan' tot dekking van do kosten voor herstel van' de Zuidérzeedijken. Toen de door Gedeputeerde 'Staten ontworpen re gelingen bekend' werden rees daartegen bij tal; van waterschapsbesturen sterk verzet. De bezwaren wa ren velerlei: "een zoo sterk gecentraliseerd' lichaam zou de" zaken niet beter, integendeel minder goed kunnen behartigen; het zou., ook dloor een grooten staf van ambtenaren, duurder werken; het was on-1 billijk, hen, die thans met 'het dijksbebeer belast waren, 'dit te ontnemen; de lasten, op bet hoog heemraadschap te leggen, waren voor dé ingelan den niet te dragen en moesten geheel of voor een veel grooter deel op rekening van' de- provincie wor den gesteld'. Het laatste bezwaar, het geldelijke, vond nagenoeg algemeenen bijval, ook bij de orga nisaties d(ie op overdracht vian' het dijksbebeer aan een meer gecentraliseerd1 beheer van den aanvang ■af krachtig hadidien aangedrongen. De instelling van het hoogheemraadschap zelf bleven zij! vooral de Vereeniging tot ontwikkeling van -den landbouw in Hollands Noorderkwartier en de Noordhollandtsche Bond voor waterschappen en verkeerswegen met den meesten aandrang aan het provinciaal bestuur aanbevelen. Een groot voordeel daarvan was vooral ook, dat ingelanden zelf bun vertegenwoordigers de hoofdinigeianidlen en hoofdingelanden-plaatsver vangerszouden kunnen 'blijven kiezen, een taa'k waartoe zij dan nu binnen enkele maanden geroe pen zullen worden. De Statenvergadering nam na uitvoerige schrif telijke en mondelinge behandeling het voorstel van Gedeputeerd© Staten na eenige wijziging met bijna algemeen© stemmen aan. Ziedaar in 'groote trekken epn en ander met be trekking itot de totstandkoming van' het hoogheem raadschap. In volgende artikelen denk ik op eenige bijzon derheden in 'te gaan:, vooral ook van belang nu binnenkort het hoogheemraadschap zal gaan' wer ken, dloor het 'uitschrijven van verkiezingen, door overneming van1 dijken en... helaas ook door het opleggen van dé Ols gevolg van dijkherstellingen op hem gelegde fitmancieele lasten. Nu ree dis enke le jaren moeiten verloopen, alvorens begonnen ikom worden met de eigenaars van gebouwde en onge bouwde eigendommen ilnl die lasten te doen dragen, is het gevaar wel groot dat velen gewild of onge wild voor het vooruitzicht daarvan1 de ©ogen heb ben gesloten. Mochten zij- wat dit aangaat maar al tijd blijven slapen. Doeh blaas kan hun niet an ders worden toegewenscht, dan dat zij niet al te zeer mogen schrikken' biji bet' ontwaken! iPurmeremcL D. KOOIMAN; We hebben kort na bet officieele bezoek van de Koningin .aan Amsterdam in Den IHaag -dén ver jaardag van1 den Prins gevierd, en dit geeft aanlei ding om een kleine vergelijking tuisschen het ka rakter van' Amsterdam en Den IHaag te maken. Nu is wel' is waar de -eene gebeurtenis 'belangrijker dan do ilaat&te, maar daarvoor kunnen we herinneren aan grootere feesten, in Den Haag en kleinere ge beurtenissen in' Amsterdam, waarbij' toch steeds Niettegenstaande zijn woede en hoéwei hij' zoo even nog zulke goede voornemens gehad had, vond die stem zijn hart als een kogel. Hij bleef stok stijf staan en keek verschrikt in de richting, van- waaruit die stem kwam. Vlug schoot de kano de bocht in <Je kreek om. Zij ging boven de kleine stroomversnellingen aan land en vloog naar hem toe. Hij wachtte met don kere oogen op haar. Op drie passen van hem af bleef zij staan, bang dichterbij te komen. Het woeste in haar was ver dwenen. Haar gezicht was verzacht door ontroe ring. „Sam, het spijt mij, dat ik je uitgescholden heb. Het was mijn krankzinnigheid die uit mijn mond sprak. Ik denk die dingen niet in mijn hart. Ver geet het als het je belieft". Zijn oogen doorboorden haar geheel en al. „Een nieuwe truc om je te pakken te krijgen?" vroeg de innerlijke stem hem. „Kijk me niet zoo aan", stamelde zij. „Hoe weet ik wat ik gelooven moet?" zei.de Sam woest. „Je zegt zooveel". „Ik houd juist die andere mannen voor den gek", zeide zij. „Ik trouw met geen van vieren. Ik spring net zoo lief in het meer". „Een heimelijke vreugd deed Sams hart luider kloppen. „Is het heusch waar?" vroeg hij. „Heusch waar", antwoordde zij. Hij keek haar aan, niets liever willend dan haar gelooven, maar toch nog argwanend. Zijn langza mer werkende natuur kon zulk een snelle frontver andering niet gelooven.. „Kijk me ïiiet zoo aan", zeide zij weer. „Wat wil je dat ik doe?" „Weggaan". Verbaasd staarde zij hem aan.. „Als het je werkelijk ernst is geen onaangenaam heden meer te veroorzaken", zeide hij heesch, „dan rr.oet je weggaan zonder een hunner nog terug te zien". Haar oogen drukten diepe wanhoop uit. „Zeg je, dat ik gaan moet?" fluisterde zij. Sam zocht een uitvlucht. „Ik heb er niets mee te maken. Jij moet beslissen." Hij was meer dan ooit een raadsel voor haar. „Wat ga je doen?" vroeg zij. „Ik?" antwoordde hij geprikkeld. „Ik ga natuur lijk met de anderen naar het begin van het meer". Er volgde een pijnlijke stilte, gedurende welke Bela in haar geest vergeefs naar een verklaring voor zijn vreemde houding zocht Haar instincht zeide haar, dat hij haar liefhad, maar zij kon hem er niet toe brengen dit te zeggen. „Je denkt, dat ik een slecht meisje ben, Sam", het groote verschil in. karakter naar voren toni Amsterdam is uitbundig, het heeft een neiging tot uitgelatenheid, als de gelegenheid! tot feestvie ren zih voordoet, het grijpt elke gelegenheid daar toe aoni, om' pret en jool te maken. Den Haag is deftiger, is afficdeeler, laat geen ver jaardag van bet vorstelijk hiuda voorbij' gaan, maar viert diii op gepaste, gedistingeerde wijze. 'Een Am'sterdamscb oranje feeisit lis een volksfeest bij uitmuntendheid, waarbij: tot laat in' dien nacht gezongen en gejoeld' wordl Den Haag viert diit als een bescheiden rustdag, met eenig uiterlijk vertoon eenj enkele muziekuit voering., wat illuminatie, en wat vlaggenvertoon. 'Bij oud en jong, in alle rangen en standen toe kent zich drtitl verschil af. Geen -enkele publieke instelling of groot lichaam laat een verjaardag van bet 'Koninklijk Huls voor bij gaan zonder 'te vlaggen, alle gem eenteinste llin- gen, als ook rijks- en provinciale bureaux geven hun personeel een vrijen dag. Ook alle schoolkinderen krijgen vrij. Tot hofpartijen, tot joelen langs de straat, tot) uitbundigheid1 of uitgelatenheid.: echter komt het nergens. Misschien draagt hiertoe bij die maatregel, dat de Hofstad; op zulke 'dagen wordt drooggelegd.. Over schatten moeit men de gevolgen van. deize® drais- 'tiscben maatregel échter niet, want ook vóór deze instelling bleef den Haag itn rumoerigheid en opge wondenheid) o;p feestdagen biji Amsterdam verre ten achter. Het is hoofdzakelijk dé volksaarde Amsterdam heeft een ongebreidelder bevolking. Er wordt har der en intoniser gewerkt, harder en intenser geleefd., en daarom ook viroolijiker en luidruchtiger feestge vierd. Den Haag is deftiger en' minder intens, min der hartstochtelijk en meer op decorum'gesteld! Den Haag is meer luxe stad. Heit dfl' een stad' met een voorname bevolking, dn zooverre, dat de niet voor name bevolking graag in deftigheid en gemaniereerd beid), d ehoogere standen dmiteeren -Eeni Haagsche arbeider voelt zich te voornaam om opgetuigd met veel oranje zingend en 'brullend langs die straat te slepen. Een zekere woolijikhed'd) heeft onze stad! reedis bij het ontwaken jAiain -alle trams ziet men de groote slinger van vlaggetjes waarmede 'de geheele 'boog is versierd. Dit geeft een g^zelligen aanblik en al zou er weinig' gevlagd; worden, dan toch nog brengt deze versiering aan lederen tramwagen een zekere gezelligheid in de stad. .Maar weinig gevlagd wordt er niet, want er zijn vele regeeringagebouwen in het midden der stad en wanneer zich daar enkele groote magazijnen en in stellingen bijvoegen, krijgt men al heel spoedig een feewtelijken tooi van de middenstad, waar ook do verschillende gezantschappen zijn, die nooit een ver jaardag vami het Koninklijk huis -zullen overslaan; Het vlaggen van particulieren schijnt echter sterk uit de mode te geraken. In de buitenstad' zijn vlag gen; altijd eenigszdms zeldzaam, moor dat is heel 'begrijpelijk, en staat gheèel ilos van' gevoelens voor het vorstenhuis. Het is nik heel bezwaarlijk om in 'een eitagewondng een vlag uit te steken, want daken, waar men de vlag op uitsteken kan door een dakraam zijn er ongeveer niet. Bovendien kon men toch bezwaarlijk dm ganschen dag met een eind vloggenstok in de kamer eneen opgeschoven raam zitten, in1 dezen tijd van' het 'jaar en verder zou men met een vlag van eenigen omvang van de eerste verdieping, het licht bij de benedenburen van gelijkvloers en van de tweede verdieping bij' de bewoners der eerste verdieping ontnemen. Daar nu de buitenwijken bijna uitsluitend uit eta gewoningen bestaan, behoeft het gebrek aan' de va derlands che driekleur hier geen verwondering te baivin. De schoolkinderen, hebben vrij, en in sommige achterbuurten vindt) men er, die met oranje sjerpen getooid zijn en met een vlaggetje in dé hand loo pen, en 'die een „eerepoort" bouwen van serpetines en oranje papier, en papieren vlaggetjes. Maar 'een net Haagsch kiind mag niet zoo opval lend en „armeiuisachtig" langs de straat zwerven. Enkele bedelaars komen verder te voorschijn met overdreven bewijzen van' verknochtheid aan het oranjehuis en maken het bezoekers van caféterras sen ©enigszins lastig. Ook sjofele schooiertjes met marmotjes zijn daarbij en op 'groote oranjefeesten verschijnt er altijd een jongen met een aap. Waar ■die aap dé andere 364 dagen van het jaar verblijf houdt, is me altijd een raadsel, en men zou bijna vei onderstellen, dat h.ef dier voor dien éénen dag uit den Dierentuin1 geleend wordt. Verder wandelen er trouwe ambtenaren met een bescheiden ©ranjecocarde. Ze hebben een vrijen dag en besteden die zooals (Goeden Vrijdag en Hemel vaartsdag besteden. Aan de 'ministeries zij® de niet zeer fraaie Hlu- minatie-apparaften- opgehangen. Deze bestaan -uit de toepasselijke letters, H, B, J, of W, i® groene gudr- londien, die 's avonds een groote hoeveelheid elec- trisch licht verspreiden. Mooie illuminatie bestaat er niet meer, sinds dé electriciteit het monopolie der feestveriichting ge prevelde zij. „Hoe weet ik wat je bent?" vroeg hij honds. „Je hebt nu gelegenheid te bewijzen, dat je het niet bent?" „Moet ik weggaan om jou te doen gelooven, dat ik goed ben?" „Ja!" antwoordde hij gretig. „Je bent toch een gekke kerel", zeide zij droef geestig. „Maar begrijp je het dan niet?" riep hij uit. „Neen", zeide zij. „Maar ik zal doen wat jij zegt. Ik ga vannacht". „Dat is goed", zeide hij met een vreemden blik van dankbaarheid in zijn pijnlijk-smartelijke oogen. Bela wachtte vergeefs. Wat haar zelf betreft, zou zij hem dadelijk gezegd hebben, dat zij hem lief had, doch haar tong was gebonden door de uit drukkelijke instructies van Musq.'oosis. En dus bleef die noodlottige stilte tusschen hen heerschen. „Misschien komt er een dezen kant uit", zeide Bela. „En dat geeft dan weer last. Ga mee in mijn kano. Maar Sam knikte van neen. „Ik moet nu naar de hut terug". „Je ziet me niet meer. Heb je me niets te zeg gen?" vroeg Bela wanhopig, terwijl haar hand de zijne zocht. „Wat zou ik kunnen zeggen?" riep Sam radeloos uit. „Waartoe zou het dienen? Vaarwel!" En hij trok zijn hand uit de hare en liep, zonder om ,te kijken, vlug de steenen over. Toen Sam de hut binnenkwam, keek Joe hem woest aan. „Waar ben jij geweest?" „Dat is jouw zaak niet", antwoordde Sam, die niet in een humeur was om gedwee te zijn. „Dat zal ik je gauw anders leeren", zeide Joe, terwijl hij hem zijn gebalde vuist onder zijn neus hield. „Ben je bij Bela geweest?" Juist door Joe's dreigement achtte Sam het .be neden zich te liegen. „Ja", zeide hij «kortaf. „Nou, wat heb ik Je gezegd?" riep Joe opgewon den uit tegen de anderen. „Ik heb gehoord, dat zij hem riep. Het is geen zuivere koffie. Hij heeft de geweren ook verstopt!" „Weet je waar haar schuilplaats is?" vroeg Jack. Sam zag de noodzakelijkheid niet in om die vraag naar waarheid te beantwoorden. „Neen", zeide hij. „Zij kwam naar mij toe, toen ik aan het kijken was naar de strikken, die ik voor de beverratten gespannen heb". „Je liegt", schreeuwde Joe. „En daarvoor zal ik je een pak op je donder geven". Maar Jack kwam onmiddellijk tusschenbeide. „Ik ben hier de baas", zeide hij woest. En dan te- kregen heeft. Alles ie ooit op dit1 gebied1 te overtref fen door de vetpotjes, met hunne beweeglijke flak kerende vlammetjes, die d'e contouren van' oude voorname huizen afteekendén of in slimgereen figu ren waren gebracht, als enorme broches met dia- munten. Wit, fél en haast zakelijk, maar verre vian feestelijk en stemmi® gsgevoe 1 is electriisch licht. Nog een paar igas-figuran hebben we over en hoe wel' deze ook niet die fijnten gezelligen schijn: ge ven van) die vetpotjes» toch. zij® ze verre te verkie zen, met hu® flakkerend bewegend licht met blau we golvingen, 'boven die felle weinig poëtische ver lichtingen der groote electrische apparaten. Toch trekken ideze dMumdnatiea nog heel wat be kijks. lOns feestterrein iö verder hélt Voorhout. Daar zijn een paar poorten opgericht en verder is er vlaggen- vertoon in dé boome®, wat zeer genoegedijk kleurt in het ijonge groen. Vele kinderen komen daar kijken en' daar is dan 's middlaJgs een genoeglijke drukte, en een gezelli ge snraathandéï in molentjes, vlaggetjes en bal lonnetjes. 'En 's avonds is er. muziek. Daar drentelt don het Haagsche publiek rustig en gezellig rond. Het is er druk, zeer «druk, niet ongezellig ook, maar zon-, der eenige sporen van) uitgelatenheid, zonder feest vreugde, d)ie dloor zingen of joelen wordt ged'emon- •stireerd. En "s avonds 'laat verloopt dit feest heel rustig, zonder naklank van late .troepjes, waardoor heel vaak feesten gekenmerkt worden. De café's hebben het verder een beetje drukker dan' andere avonden. Soms stelt de Witte haar ge bouw op het (Plein voor dlaJmes open en zorgt voor wat muziek. (Wat' er echter ook gebeuure moge en waaruit' die feestelijkheden oék' mogen bestaan', de feestvreugde in onze stad' (böijlft steeds binnen bepaalde perken, heeft altijd een rustig karakter, is nooit erg 'liaot af- gelioopen en is zeer zelden uitgelaten ©n uitbundig, want Dten Haag is een deftige stad. W. P, DE AMBTENARIJ. De schrijver van een Dagboek van een Amster dammer hekelt op de volgende rake marnier de amb- tenariji die in- Amsterdam en elders tegenwoordig hoogtij viert. •Een meneer, wonende, laat ons zeggen in de huurt va® de Heerenmarktt), ging verhuizen en bij! het ont ruimen van dé oude woning schelde hij; de gemeen te-reiniging op en vroeg haar oen hoop vuilnis, die hij niet aan de nieuwe bewoners wildé overdoen, weg te halien. Dat kan gebeuren, zei de .Reiniging, doch weest u dan zoo' beleefd de sectio Teerpiea® op te schel len. Daar ressorteert uw woning onder. De heer van die Heerenmarkt schelde dé secties- Te erplein op. Mieneer, zei-ie, ik heb oen IhoOp vuilnis, die ik gaarne zou willen zien weggehaald!. De (Reiniging verwijst miji naar u en Voortreffelijk, meneer, .daar wordt voor gezorgd Doch zoudlt u zoo beleefd willen zijn de seotie- Groénittenmarkt op te schellen Daar ressorteert de Heerenmarkt onder. En men zei miji Groenterunuarkit, meneer. (Morgen, meneer. De heer van de Hoerenmiarkt schelde de sectie- Groentenmarkt op, 'En deed) zijln verhaak Weghalen, meneer? Onmiddellijk meneer, 'doch zoudlt <u zoo beleefd willen zijn Ik ben niet meer beleefd, brulde de heer van de Heerenmarkt. En) do scctio-Posseerdiergracht op te schellen? Die zorgt er instantelijk voor. De heer vato de Heerenmarlklf zuchtte, schelde dé Piameendargracht oip ©n vroeg: Bien ik hier terecht? - Waarvoor., meneer? werd beleefdelijk gevraagd Voor het weghalen va® vuilnis, 'mieneer. Dan .is u hier aam. 't rechte kantoor meneer. Da® 'ben ik verkeerd! schreeuwde de heer van de Heerenmarkt en wilde afbellen, doch hij bedacht zich .en deed' z'n verhaal. Ein waarachtig: de Hee renmarkt erssorteent onder sectie-Passeerdergracht Wel zeker, meneer, zei die IPosseerdergracht, wij' zullen iemand sturen. Dén volgenden dag verscheen op de Heerenmarkt aen heer met gouden bamidl om z'n pet' en maakte zich bekend «als een inspecteur der Reiniging, ge komen om het vuil te dnSpecteeren. Hij inspecteerde en deelde den heer der Heeren markt mede, dat het weghalten f 1.50 zou kosten. AJ1 moest het vijftien- pop kosten, zei de heer, maar laat heet alsjeblieft weghalen Het zal gebeuren ^spratk de inspecteur ten ging. Den volgenden dag verscheiDen twee 'andere ge- meente-heerten, 'bekeken d!e hoop vuilnis en confe reerden daarna. Dit is geen vuilnis, sprak die oudste, die de leiding van het pel e ton scheen te hebben. Wat is het dia®!? brulde de heer van de Hoe- gen Sam. „Ik sla nooit iemand zonder van te voren te waarschuwen. Maar nou ben je gewaarschuwd. Wij dulden geen inmenging van een kok. Jij houdt je erbuiten. En als je het niet doet, dan moge God je helpen. Nou weet je het!" „En als hij het niet doet",- voegde Joe er aan toe, „dan zal ik je zonder eenig gewetensbezwaar plat knijpen als een vloo!" „Maak het avondeten klaar", zeide Jack. Sam klemde zijn tanden op elkaar en zeide niets meer. In het midden van den nacht werd in de hut Sam wakker met een drukkend gewicht op zijn borst ;hij ging rechtop zitten in zijn dekens en keek om zich heen.. De nog even gloeiende asch v&n het vuur wierp een flauw licht op zijn drie makkers, die naast hem op den grond lagen. Husky had nog het alleen-gebruik van het bed. Het dak weerkaatste het gesnurk. Sam voelde een zware beklemming op zijn borst. De atmos- pheer was als het ware vergiftigd. Met een min achtend opkrullen van zijn lip keek hij naar de liggende gedaanten. Was het haat, die hem wakker gemaakt had? Hij had al zooveel zwijgend van hen moeten verderen. Een manestraal viel schuin door het raam boven zijn hoofd en scheen hem te lokken als een lied. Hij stond zacht op, pakte zijn bed bij elkaar en ging naar buiten. De dennen waren als een regiment reusachtige soldaten, die onder den hemel op de plaats rust stonden en met elkander fluisterden, terwijl zij op bevelen wachtten. Hun geur hing als een zegening in de stille lucht: De laag in het zuidoosten staande maan gluurde tusschen de stammen. Bij den mond van de kreek, waar de kleine stroomversnellingen in stilstaand water overgin gen, was een zandbank, waar zij zich altijd wasch- ten. Sam, die dacht, dat het zand wel een lekker bed zou zijn, ging erheen langs het pad, dat zij daar heen gebaand hadden. Toen hij het huisje omliep, bewoog zich een schaduw achter een den en volgde hem geruischloos van boom tot boom. -~ Sam ging in het zand zitten. De mond van de kreek was het eenige plekje langs den oever, dat tot dusverre vrij van ijs was. Hij keek door de ope ning van het meer. In het licht der laagstaande maan had het water de kleur van pasgegoten ijzer. Ergens in de verte moest Bela aan het roeien zijn, dacht hij, als zij tenminste al niet thuis was. Hij voelde een verlichting, dat hij niet langer op zijn hoede tegenover haar behoefde te zijn. Hij vond dat zij per slot van rekening toch wel aardig was. Had hij er eigenlijk wel goed aan gedaan haar weg

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5