EEN LIEFDE IN DE WILDENNIS.
[let Hoogheemraadschap
Noordhollands Noorderkwartier.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Uit het Hart van Holland.
Binnenlandsch Nieuws.
Mager Courant
Zaterdag 23 April 192L
64sle Jaargang. No. 6810.
Het hoogheemraadschap Noordhollamdis Noorder
kwartier- Het ia nu alweder twee jaar geledte®, dat
de voorgenomen oprichting daarvan veel van zich
deed spreken. Het was ook geen kleinigheid, de
vorming v.an een geheel nieuw waterschap zóó
groot en met zoo een gewichtige en omvangrijke
taak als er bij lange na geen nog dn onis land be-
ptortd.
Vijf jaren zijn reeds verstreken sedert de storm
vloed onze mooie Zuiderzeedijken hier ernstig teis
terde en grooiten angst voor overstrooming deed
ontstaan, daar inderdaad' die dijken deed bezwij
ken en groote gedeelten van Noordhollamds mooie
dorpen en 'vruchtbare landouwen geruimen tijd den
waterwolf prijs gaf. Hoé ver liggen 'die tijden reeds
weder achter ons. Andere groote gebeurtenissen' blij -
vende onzekerheid ook na het beëindigen van den
wereldoorlog, werkten er toe mede, dat die angst
voor overstrooming, die verschrikkingen van den
watersnood', langer geleden schijnen dan toch inder
daad het geval is.
Ik heb nog eens nagelezen de mooie rede, welke
de Commissaris der Koningin in de provincie (Noord
holland, Jhr. Mrr. Dr. Roëll, udteprok in de buiten
gewone Statenzitting op 1 Februari 1916, beilegd
naar aanleiding van deze in den nacht van 13 op 14
Januari te voren over onze provincie gekomen ont
zettende ramp. De Commissaris der Koningin her
innerde daarbij aan' deonbeschrijfelijke verwoes
ting, aan het verlies van menschenlevens, aam de
onnoemelijke scbad'e aan have en vee; aan de deel
neming alom in den landei, krachtig zich ook uit
sprekende .in het bieden van' stoffelijke hulp.
'De commissaris sprak ook over de maatregelen
tot herstel en tot beveiliging va® -de provincie tegen
nieuwe rampen
Ilij achtte het onredelijk den eisch te stellen, dat
de verdediging overal bestand had' moeten zijn ge
weest tegen een aanval, zóó krachtig en zóó onvoor
zien, als zij ditmaal had) te doorstaan gehad. Daar
om óok noemde hij hei onmogelijk maatregelen te
némen, die tegen een herhaling van de ramp. .abso
lute zekerheid bieden.
„Maar aldus verder de Commissaris der Ko
ningin dit ontslaat niemand, wiens taak het as
aan de bescherming van' Noordholland tegen over-
sirooming medé te werken, van den duren plicht,
bedacht te zijn op alles, wat voor de toekomst meer
dere zekerheid geven kan', het verkrijgen van die
zekerheid met 'alle krachten eni middelen 'te be-
wrderen.
„Het aal daarbij, oen vraag zijn, of idti't. doel zal
kunnen wordlen bereikt zonder aantasting van de
op pon historie van1 eeuwen gegrondveste autonomie
der waterschappen, of "althans de verdediging van
de provincie tegen de zee niet op andere grondsla
gen zal moeten rusten,'
Wel gaf de bek leader van' 'het' hoogste gezag in
onze provincie met deze woordéru zelfs dn die -aller
eerste dagen van don watersnood reed» blijk zijn
gedachten niet te bepalen) -tot het ©ogenblikkelijk
noodiige en opende hij hiermed'e ook aan anderen
een vooruit'zienden blik.
Het waren al spoedig de Vereenlgimg tot ontwik
keling van' dén llandbouw 1® IHollandis Noorder
kwartier en de Noordhollandsche Bond voor Wa-
tersdhapsbelangen en verkeersw'egen, die krachtig
zich uitspraken voor grootere centralisatie ini het
dijksbebeer. Zelfs kwam: daarbij' ook wel ter spra
ke overbrenging van' alle Zuiderzeedijken en van
de Hondsbossche zeewering in recbtstreeksch be
heer en onderhoud) by, de provincie zelve. Beheer
en onderhoud door de provincie zouden ongetwij
feld hebben geleid!tot vrijwel algeheele opheffing
van.de autonomie der waterschappen. Het is maar
■gelukkig, dat belanghebbenden zich niet hebben la
ten leiden door dien schijn: alsof met overbrenging
bij do provincie ook de kosten voor een grooter of
kleiner 'deel van hen 'zouden zijn1 afgewenteld. Meer
■toch don schijn wa» dat niet.
De 'Noordibollonders met hun over het algemeen
democratische opvattingen 4k gebruik hier het
woord democratie in zijn werkelijke beteekenis van.
regeeren door het volk zplf in al zijn geledingen,
ROMAN VAN HULBBRT FOOTNER.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanos Jr.
UI TG. W. DE HAAN, UTRECHT.
11.
Bela was geen katje om zonder handschoenen
aan te pakken. Het eene booze woord lokte het
apdere uit. Doodsbleek en met een woedenden blik
keek zij hem aan.
„Geen vrouw wil jou hebben", riep zij uit. „Jij,
een kokl Je bent maar een halve manl Je bent te
bang om voor een vrouw te vechten. Je praat al
leen maarl Ga weg. Ik neem een man tot echtge
noot!"
Buiten zichzelf van woede, deed hij een paar pas
sen voorwaarts en hief zijn gebalde vuist boven
haar hoofd op. Bela lachte hem in zijn gezicht uit.
Plotseling scheen hij zichzelf van den buitenkant te
zien en werd hij vervuld met beschaamden af
schuw.
Zich omkeerend nam hij zijn jas en zijn hemd en
verdween tusschen de wilgen.
„Ga jij maar koken, hoor!" riep Bela hem na.
Beia's schuilplaats lag aan den anderen kant van
de kreek ais de hut der mannen. De eenige plek,
waar Sam die over kon komen zonder een tweede
nat pak, waren de steenen bij het meer. Hij ging
naar de pijnboomen, waar het loopen makkelijker
was.
Allerlei gedachten flitsten door zijn brein. Hij
stond verbaasd over den stroom van hartstocht,
die al zijn zinnen voor een oogenblik verdron
gen had. Hij had niet geweten, dat hij tot dergelijke
dingen in staat was. Bijna had hij een vrouw ge-
slagon. Afschuwelijk!
Natuurlijk verweet hij het haar. Een duivelin
om mannen tot zoo'n graad van krankzinnigheid te
Sm v enI Maar hij had nu afgerekend met haar.
Dij had haar nu in haar ware gedaante leeren
Kennen. Zij was slecht! Daar viel niet verder over
te redeneeren. Als hij verder nog iets met haar te
maken wilde hebben, dan mochten ze hem krank
zinnig noemenl
Zich een weg door het kreupelhout banend, strui-
utLvii °jVer tortels, in kleine holen wegzakkend,
nep hij de weide om. Toen hij langs de doorwaad
bare plaats kwam, hoorde hij dringend zijn naam
noemen.
„Sam! Saml"
hetgeen met veel of weinig geld uditlgevon niets heeft
te molken de Noordhollandlers dam wild'en zelf
het beheer van hum dijken dn. handen houden. Dg
mannen onder hen met vooruitetrevenden zin er
kenden bet belang van centralisatie in dat dijks
bebeer, een centralisatie dde thans grooter kan zijn
da® voorheen, nu. het bezwaar vaar groote afstan
den niet meer als vroeger behoeft te wegen.
iZij voorkwamen met -dJeze grootere centralisatie
ook, dat bun eigen geliefd dijksbebeer, waarop de
Ncordhollanidiez vSèdeit eeuwen her met zoo reebt-
matigen trots mag terugzien, bun- zou behoeven te
worden ontnomen en dat ddJt geheel naar die pro
vincie zou worden overgebracht
Deze stemmen uit dé kringen der belanghebben
den zelf vonden bijl bet provinciaal' bestuur gereé-
den weerklank. De „aantasting van. dei op eien his
torie vian' eeuwen gegrondveste autonomie der wa
terschappen)", dloor don 'Commissaris der Koningin
ln. die eerste plaats genoemd, bleek gelukkig ach
terwege te kunnen blijven, zijn subsidiair uitgespro
ken gedachte, 'dat dé verdediging van de provincie
tegen dé zee op andere grondslagen zal moeten rus
ten, werd werkelijkheid.
(Gedeputeerde Staten wensebten Ide verdediging
tegen de zee 'dloor middel van de .Zuidérzeedijken
en. vian dé- .Hondsbossche Zeewering ite brengen „in
één hand", door deze op te dragen aan een geheel
nieuw waterschap: het hoogheemraadschap Noord-
hollands Noorderkwartier.
(Maar bovendien werd 'aan. dit hoogheemraadschap
nog oen andere taak toegedacht, een taaka waarhij,
■naar de ervaring wel eens zou kunnenleeren
meer van dankbaarheid zal kunnen worden getuigd
dian- dat dlank zal worden geoogst, deze: namelijk dat
het zou moeten medé werken 'tot delging van een
groot gedeelte der schuld, welke de provincie ten
behoeve' van' dé belanghebbende waterschappen
heeft aangegaan' tot dekking van do kosten voor
herstel van' de Zuidérzeedijken.
Toen de door Gedeputeerde 'Staten ontworpen re
gelingen bekend' werden rees daartegen bij tal; van
waterschapsbesturen sterk verzet. De bezwaren wa
ren velerlei: "een zoo sterk gecentraliseerd' lichaam
zou de" zaken niet beter, integendeel minder goed
kunnen behartigen; het zou., ook dloor een grooten
staf van ambtenaren, duurder werken; het was on-1
billijk, hen, die thans met 'het dijksbebeer belast
waren, 'dit te ontnemen; de lasten, op bet hoog
heemraadschap te leggen, waren voor dé ingelan
den niet te dragen en moesten geheel of voor een
veel grooter deel op rekening van' de- provincie wor
den gesteld'. Het laatste bezwaar, het geldelijke,
vond nagenoeg algemeenen bijval, ook bij de orga
nisaties d(ie op overdracht vian' het dijksbebeer aan
een meer gecentraliseerd1 beheer van den aanvang
■af krachtig hadidien aangedrongen. De instelling van
het hoogheemraadschap zelf bleven zij! vooral de
Vereeniging tot ontwikkeling van -den landbouw in
Hollands Noorderkwartier en de Noordhollandtsche
Bond voor waterschappen en verkeerswegen met
den meesten aandrang aan het provinciaal bestuur
aanbevelen. Een groot voordeel daarvan was vooral
ook, dat ingelanden zelf bun vertegenwoordigers
de hoofdinigeianidlen en hoofdingelanden-plaatsver
vangerszouden kunnen 'blijven kiezen, een taa'k
waartoe zij dan nu binnen enkele maanden geroe
pen zullen worden.
De Statenvergadering nam na uitvoerige schrif
telijke en mondelinge behandeling het voorstel van
Gedeputeerd© Staten na eenige wijziging met bijna
algemeen© stemmen aan.
Ziedaar in 'groote trekken epn en ander met be
trekking itot de totstandkoming van' het hoogheem
raadschap.
In volgende artikelen denk ik op eenige bijzon
derheden in 'te gaan:, vooral ook van belang nu
binnenkort het hoogheemraadschap zal gaan' wer
ken, dloor het 'uitschrijven van verkiezingen, door
overneming van1 dijken en... helaas ook door het
opleggen van dé Ols gevolg van dijkherstellingen
op hem gelegde fitmancieele lasten. Nu ree dis enke
le jaren moeiten verloopen, alvorens begonnen ikom
worden met de eigenaars van gebouwde en onge
bouwde eigendommen ilnl die lasten te doen dragen,
is het gevaar wel groot dat velen gewild of onge
wild voor het vooruitzicht daarvan1 de ©ogen heb
ben gesloten. Mochten zij- wat dit aangaat maar al
tijd blijven slapen. Doeh blaas kan hun niet an
ders worden toegewenscht, dan dat zij niet al te
zeer mogen schrikken' biji bet' ontwaken!
iPurmeremcL D. KOOIMAN;
We hebben kort na bet officieele bezoek van de
Koningin .aan Amsterdam in Den IHaag -dén ver
jaardag van1 den Prins gevierd, en dit geeft aanlei
ding om een kleine vergelijking tuisschen het ka
rakter van' Amsterdam en Den IHaag te maken. Nu
is wel' is waar de -eene gebeurtenis 'belangrijker dan
do ilaat&te, maar daarvoor kunnen we herinneren
aan grootere feesten, in Den Haag en kleinere ge
beurtenissen in' Amsterdam, waarbij' toch steeds
Niettegenstaande zijn woede en hoéwei hij' zoo
even nog zulke goede voornemens gehad had, vond
die stem zijn hart als een kogel. Hij bleef stok
stijf staan en keek verschrikt in de richting, van-
waaruit die stem kwam.
Vlug schoot de kano de bocht in <Je kreek om.
Zij ging boven de kleine stroomversnellingen aan
land en vloog naar hem toe. Hij wachtte met don
kere oogen op haar.
Op drie passen van hem af bleef zij staan, bang
dichterbij te komen. Het woeste in haar was ver
dwenen. Haar gezicht was verzacht door ontroe
ring.
„Sam, het spijt mij, dat ik je uitgescholden heb.
Het was mijn krankzinnigheid die uit mijn mond
sprak. Ik denk die dingen niet in mijn hart. Ver
geet het als het je belieft".
Zijn oogen doorboorden haar geheel en al.
„Een nieuwe truc om je te pakken te krijgen?"
vroeg de innerlijke stem hem.
„Kijk me niet zoo aan", stamelde zij.
„Hoe weet ik wat ik gelooven moet?" zei.de Sam
woest. „Je zegt zooveel".
„Ik houd juist die andere mannen voor den gek",
zeide zij. „Ik trouw met geen van vieren. Ik spring
net zoo lief in het meer".
„Een heimelijke vreugd deed Sams hart luider
kloppen. „Is het heusch waar?" vroeg hij.
„Heusch waar", antwoordde zij.
Hij keek haar aan, niets liever willend dan haar
gelooven, maar toch nog argwanend. Zijn langza
mer werkende natuur kon zulk een snelle frontver
andering niet gelooven..
„Kijk me ïiiet zoo aan", zeide zij weer. „Wat wil
je dat ik doe?"
„Weggaan".
Verbaasd staarde zij hem aan..
„Als het je werkelijk ernst is geen onaangenaam
heden meer te veroorzaken", zeide hij heesch, „dan
rr.oet je weggaan zonder een hunner nog terug te
zien".
Haar oogen drukten diepe wanhoop uit. „Zeg je,
dat ik gaan moet?" fluisterde zij.
Sam zocht een uitvlucht. „Ik heb er niets mee te
maken. Jij moet beslissen."
Hij was meer dan ooit een raadsel voor haar.
„Wat ga je doen?" vroeg zij.
„Ik?" antwoordde hij geprikkeld. „Ik ga natuur
lijk met de anderen naar het begin van het meer".
Er volgde een pijnlijke stilte, gedurende welke
Bela in haar geest vergeefs naar een verklaring
voor zijn vreemde houding zocht Haar instincht zeide
haar, dat hij haar liefhad, maar zij kon hem er niet
toe brengen dit te zeggen.
„Je denkt, dat ik een slecht meisje ben, Sam",
het groote verschil in. karakter naar voren toni
Amsterdam is uitbundig, het heeft een neiging
tot uitgelatenheid, als de gelegenheid! tot feestvie
ren zih voordoet, het grijpt elke gelegenheid daar
toe aoni, om' pret en jool te maken.
Den Haag is deftiger, is afficdeeler, laat geen ver
jaardag van bet vorstelijk hiuda voorbij' gaan, maar
viert diii op gepaste, gedistingeerde wijze.
'Een Am'sterdamscb oranje feeisit lis een volksfeest
bij uitmuntendheid, waarbij: tot laat in' dien nacht
gezongen en gejoeld' wordl
Den Haag viert diit als een bescheiden rustdag,
met eenig uiterlijk vertoon eenj enkele muziekuit
voering., wat illuminatie, en wat vlaggenvertoon.
'Bij oud en jong, in alle rangen en standen toe
kent zich drtitl verschil af.
Geen -enkele publieke instelling of groot lichaam
laat een verjaardag van bet 'Koninklijk Huls voor
bij gaan zonder 'te vlaggen, alle gem eenteinste llin-
gen, als ook rijks- en provinciale bureaux geven hun
personeel een vrijen dag. Ook alle schoolkinderen
krijgen vrij. Tot hofpartijen, tot joelen langs de
straat, tot) uitbundigheid1 of uitgelatenheid.: echter
komt het nergens.
Misschien draagt hiertoe bij die maatregel, dat de
Hofstad; op zulke 'dagen wordt drooggelegd.. Over
schatten moeit men de gevolgen van. deize® drais-
'tiscben maatregel échter niet, want ook vóór deze
instelling bleef den Haag itn rumoerigheid en opge
wondenheid) o;p feestdagen biji Amsterdam verre ten
achter.
Het is hoofdzakelijk dé volksaarde Amsterdam
heeft een ongebreidelder bevolking. Er wordt har
der en intoniser gewerkt, harder en intenser geleefd.,
en daarom ook viroolijiker en luidruchtiger feestge
vierd. Den Haag is deftiger en' minder intens, min
der hartstochtelijk en meer op decorum'gesteld! Den
Haag is meer luxe stad. Heit dfl' een stad' met een
voorname bevolking, dn zooverre, dat de niet voor
name bevolking graag in deftigheid en gemaniereerd
beid), d ehoogere standen dmiteeren -Eeni Haagsche
arbeider voelt zich te voornaam om opgetuigd met
veel oranje zingend en 'brullend langs die straat te
slepen.
Een zekere woolijikhed'd) heeft onze stad! reedis bij
het ontwaken jAiain -alle trams ziet men de groote
slinger van vlaggetjes waarmede 'de geheele 'boog
is versierd. Dit geeft een g^zelligen aanblik en al
zou er weinig' gevlagd; worden, dan toch nog brengt
deze versiering aan lederen tramwagen een zekere
gezelligheid in de stad.
.Maar weinig gevlagd wordt er niet, want er zijn
vele regeeringagebouwen in het midden der stad en
wanneer zich daar enkele groote magazijnen en in
stellingen bijvoegen, krijgt men al heel spoedig een
feewtelijken tooi van de middenstad, waar ook do
verschillende gezantschappen zijn, die nooit een ver
jaardag vami het Koninklijk huis -zullen overslaan;
Het vlaggen van particulieren schijnt echter sterk
uit de mode te geraken. In de buitenstad' zijn vlag
gen; altijd eenigszdms zeldzaam, moor dat is heel
'begrijpelijk, en staat gheèel ilos van' gevoelens voor
het vorstenhuis.
Het is nik heel bezwaarlijk om in 'een eitagewondng
een vlag uit te steken, want daken, waar men de
vlag op uitsteken kan door een dakraam zijn er
ongeveer niet. Bovendien kon men toch bezwaarlijk
dm ganschen dag met een eind vloggenstok in de
kamer eneen opgeschoven raam zitten, in1 dezen
tijd van' het 'jaar en verder zou men met een vlag
van eenigen omvang van de eerste verdieping, het
licht bij de benedenburen van gelijkvloers en van
de tweede verdieping bij' de bewoners der eerste
verdieping ontnemen.
Daar nu de buitenwijken bijna uitsluitend uit eta
gewoningen bestaan, behoeft het gebrek aan' de va
derlands che driekleur hier geen verwondering te
baivin.
De schoolkinderen, hebben vrij, en in sommige
achterbuurten vindt) men er, die met oranje sjerpen
getooid zijn en met een vlaggetje in dé hand loo
pen, en 'die een „eerepoort" bouwen van serpetines
en oranje papier, en papieren vlaggetjes.
Maar 'een net Haagsch kiind mag niet zoo opval
lend en „armeiuisachtig" langs de straat zwerven.
Enkele bedelaars komen verder te voorschijn met
overdreven bewijzen van' verknochtheid aan het
oranjehuis en maken het bezoekers van caféterras
sen ©enigszins lastig. Ook sjofele schooiertjes met
marmotjes zijn daarbij en op 'groote oranjefeesten
verschijnt er altijd een jongen met een aap. Waar
■die aap dé andere 364 dagen van het jaar verblijf
houdt, is me altijd een raadsel, en men zou bijna
vei onderstellen, dat h.ef dier voor dien éénen dag
uit den Dierentuin1 geleend wordt.
Verder wandelen er trouwe ambtenaren met een
bescheiden ©ranjecocarde. Ze hebben een vrijen dag
en besteden die zooals (Goeden Vrijdag en Hemel
vaartsdag besteden.
Aan de 'ministeries zij® de niet zeer fraaie Hlu-
minatie-apparaften- opgehangen. Deze bestaan -uit de
toepasselijke letters, H, B, J, of W, i® groene gudr-
londien, die 's avonds een groote hoeveelheid elec-
trisch licht verspreiden.
Mooie illuminatie bestaat er niet meer, sinds dé
electriciteit het monopolie der feestveriichting ge
prevelde zij.
„Hoe weet ik wat je bent?" vroeg hij honds. „Je
hebt nu gelegenheid te bewijzen, dat je het niet
bent?"
„Moet ik weggaan om jou te doen gelooven, dat
ik goed ben?"
„Ja!" antwoordde hij gretig.
„Je bent toch een gekke kerel", zeide zij droef
geestig.
„Maar begrijp je het dan niet?" riep hij uit.
„Neen", zeide zij. „Maar ik zal doen wat jij zegt.
Ik ga vannacht".
„Dat is goed", zeide hij met een vreemden blik
van dankbaarheid in zijn pijnlijk-smartelijke oogen.
Bela wachtte vergeefs. Wat haar zelf betreft, zou
zij hem dadelijk gezegd hebben, dat zij hem lief
had, doch haar tong was gebonden door de uit
drukkelijke instructies van Musq.'oosis. En dus bleef
die noodlottige stilte tusschen hen heerschen.
„Misschien komt er een dezen kant uit", zeide
Bela. „En dat geeft dan weer last. Ga mee in mijn
kano.
Maar Sam knikte van neen. „Ik moet nu naar de
hut terug".
„Je ziet me niet meer. Heb je me niets te zeg
gen?" vroeg Bela wanhopig, terwijl haar hand de
zijne zocht.
„Wat zou ik kunnen zeggen?" riep Sam radeloos
uit. „Waartoe zou het dienen? Vaarwel!" En hij
trok zijn hand uit de hare en liep, zonder om ,te
kijken, vlug de steenen over.
Toen Sam de hut binnenkwam, keek Joe hem
woest aan. „Waar ben jij geweest?"
„Dat is jouw zaak niet", antwoordde Sam, die
niet in een humeur was om gedwee te zijn.
„Dat zal ik je gauw anders leeren", zeide Joe,
terwijl hij hem zijn gebalde vuist onder zijn neus
hield. „Ben je bij Bela geweest?"
Juist door Joe's dreigement achtte Sam het .be
neden zich te liegen. „Ja", zeide hij «kortaf.
„Nou, wat heb ik Je gezegd?" riep Joe opgewon
den uit tegen de anderen. „Ik heb gehoord, dat zij
hem riep. Het is geen zuivere koffie. Hij heeft de
geweren ook verstopt!"
„Weet je waar haar schuilplaats is?" vroeg Jack.
Sam zag de noodzakelijkheid niet in om die vraag
naar waarheid te beantwoorden.
„Neen", zeide hij. „Zij kwam naar mij toe, toen
ik aan het kijken was naar de strikken, die ik voor
de beverratten gespannen heb".
„Je liegt", schreeuwde Joe. „En daarvoor zal ik je
een pak op je donder geven".
Maar Jack kwam onmiddellijk tusschenbeide.
„Ik ben hier de baas", zeide hij woest. En dan te-
kregen heeft. Alles ie ooit op dit1 gebied1 te overtref
fen door de vetpotjes, met hunne beweeglijke flak
kerende vlammetjes, die d'e contouren van' oude
voorname huizen afteekendén of in slimgereen figu
ren waren gebracht, als enorme broches met dia-
munten. Wit, fél en haast zakelijk, maar verre vian
feestelijk en stemmi® gsgevoe 1 is electriisch licht.
Nog een paar igas-figuran hebben we over en hoe
wel' deze ook niet die fijnten gezelligen schijn: ge
ven van) die vetpotjes» toch. zij® ze verre te verkie
zen, met hu® flakkerend bewegend licht met blau
we golvingen, 'boven die felle weinig poëtische ver
lichtingen der groote electrische apparaten.
Toch trekken ideze dMumdnatiea nog heel wat be
kijks.
lOns feestterrein iö verder hélt Voorhout. Daar zijn
een paar poorten opgericht en verder is er vlaggen-
vertoon in dé boome®, wat zeer genoegedijk kleurt
in het ijonge groen.
Vele kinderen komen daar kijken en' daar is dan
's middlaJgs een genoeglijke drukte, en een gezelli
ge snraathandéï in molentjes, vlaggetjes en bal
lonnetjes.
'En 's avonds is er. muziek. Daar drentelt don het
Haagsche publiek rustig en gezellig rond. Het is
er druk, zeer «druk, niet ongezellig ook, maar zon-,
der eenige sporen van) uitgelatenheid, zonder feest
vreugde, d)ie dloor zingen of joelen wordt ged'emon-
•stireerd. En "s avonds 'laat verloopt dit feest heel
rustig, zonder naklank van late .troepjes, waardoor
heel vaak feesten gekenmerkt worden.
De café's hebben het verder een beetje drukker
dan' andere avonden. Soms stelt de Witte haar ge
bouw op het (Plein voor dlaJmes open en zorgt voor
wat muziek.
(Wat' er echter ook gebeuure moge en waaruit' die
feestelijkheden oék' mogen bestaan', de feestvreugde
in onze stad' (böijlft steeds binnen bepaalde perken,
heeft altijd een rustig karakter, is nooit erg 'liaot af-
gelioopen en is zeer zelden uitgelaten ©n uitbundig,
want Dten Haag is een deftige stad. W. P,
DE AMBTENARIJ.
De schrijver van een Dagboek van een Amster
dammer hekelt op de volgende rake marnier de amb-
tenariji die in- Amsterdam en elders tegenwoordig
hoogtij viert.
•Een meneer, wonende, laat ons zeggen in de huurt
va® de Heerenmarktt), ging verhuizen en bij! het ont
ruimen van dé oude woning schelde hij; de gemeen
te-reiniging op en vroeg haar oen hoop vuilnis, die
hij niet aan de nieuwe bewoners wildé overdoen,
weg te halien.
Dat kan gebeuren, zei de .Reiniging, doch weest
u dan zoo' beleefd de sectio Teerpiea® op te schel
len. Daar ressorteert uw woning onder.
De heer van die Heerenmarkt schelde dé secties-
Te erplein op.
Mieneer, zei-ie, ik heb oen IhoOp vuilnis, die ik
gaarne zou willen zien weggehaald!. De (Reiniging
verwijst miji naar u en
Voortreffelijk, meneer, .daar wordt voor gezorgd
Doch zoudlt u zoo beleefd willen zijn de seotie-
Groénittenmarkt op te schellen Daar ressorteert de
Heerenmarkt onder.
En men zei miji
Groenterunuarkit, meneer. (Morgen, meneer.
De heer van de Hoerenmiarkt schelde de sectie-
Groentenmarkt op, 'En deed) zijln verhaak
Weghalen, meneer? Onmiddellijk meneer, 'doch
zoudlt <u zoo beleefd willen zijn
Ik ben niet meer beleefd, brulde de heer van
de Heerenmarkt.
En) do scctio-Posseerdiergracht op te schellen?
Die zorgt er instantelijk voor.
De heer vato de Heerenmarlklf zuchtte, schelde dé
Piameendargracht oip ©n vroeg:
Bien ik hier terecht? -
Waarvoor., meneer? werd beleefdelijk gevraagd
Voor het weghalen va® vuilnis, 'mieneer.
Dan .is u hier aam. 't rechte kantoor meneer.
Da® 'ben ik verkeerd! schreeuwde de heer van
de Heerenmarkt en wilde afbellen, doch hij bedacht
zich .en deed' z'n verhaal. Ein waarachtig: de Hee
renmarkt erssorteent onder sectie-Passeerdergracht
Wel zeker, meneer, zei die IPosseerdergracht,
wij' zullen iemand sturen.
Dén volgenden dag verscheen op de Heerenmarkt
aen heer met gouden bamidl om z'n pet' en maakte
zich bekend «als een inspecteur der Reiniging, ge
komen om het vuil te dnSpecteeren.
Hij inspecteerde en deelde den heer der Heeren
markt mede, dat het weghalten f 1.50 zou kosten.
AJ1 moest het vijftien- pop kosten, zei de heer,
maar laat heet alsjeblieft weghalen
Het zal gebeuren ^spratk de inspecteur ten ging.
Den volgenden dag verscheiDen twee 'andere ge-
meente-heerten, 'bekeken d!e hoop vuilnis en confe
reerden daarna.
Dit is geen vuilnis, sprak die oudste, die de
leiding van het pel e ton scheen te hebben.
Wat is het dia®!? brulde de heer van de Hoe-
gen Sam. „Ik sla nooit iemand zonder van te voren
te waarschuwen. Maar nou ben je gewaarschuwd.
Wij dulden geen inmenging van een kok. Jij houdt
je erbuiten. En als je het niet doet, dan moge God
je helpen. Nou weet je het!"
„En als hij het niet doet",- voegde Joe er aan toe,
„dan zal ik je zonder eenig gewetensbezwaar plat
knijpen als een vloo!"
„Maak het avondeten klaar", zeide Jack.
Sam klemde zijn tanden op elkaar en zeide niets
meer.
In het midden van den nacht werd in de hut
Sam wakker met een drukkend gewicht op zijn
borst ;hij ging rechtop zitten in zijn dekens en keek
om zich heen.. De nog even gloeiende asch v&n het
vuur wierp een flauw licht op zijn drie makkers,
die naast hem op den grond lagen. Husky had nog
het alleen-gebruik van het bed.
Het dak weerkaatste het gesnurk. Sam voelde
een zware beklemming op zijn borst. De atmos-
pheer was als het ware vergiftigd. Met een min
achtend opkrullen van zijn lip keek hij naar de
liggende gedaanten. Was het haat, die hem wakker
gemaakt had? Hij had al zooveel zwijgend van hen
moeten verderen.
Een manestraal viel schuin door het raam boven
zijn hoofd en scheen hem te lokken als een lied.
Hij stond zacht op, pakte zijn bed bij elkaar en
ging naar buiten.
De dennen waren als een regiment reusachtige
soldaten, die onder den hemel op de plaats rust
stonden en met elkander fluisterden, terwijl zij op
bevelen wachtten. Hun geur hing als een zegening
in de stille lucht: De laag in het zuidoosten staande
maan gluurde tusschen de stammen.
Bij den mond van de kreek, waar de kleine
stroomversnellingen in stilstaand water overgin
gen, was een zandbank, waar zij zich altijd wasch-
ten.
Sam, die dacht, dat het zand wel een lekker bed
zou zijn, ging erheen langs het pad, dat zij daar
heen gebaand hadden. Toen hij het huisje omliep,
bewoog zich een schaduw achter een den en volgde
hem geruischloos van boom tot boom. -~
Sam ging in het zand zitten. De mond van de
kreek was het eenige plekje langs den oever, dat
tot dusverre vrij van ijs was. Hij keek door de ope
ning van het meer. In het licht der laagstaande
maan had het water de kleur van pasgegoten ijzer.
Ergens in de verte moest Bela aan het roeien
zijn, dacht hij, als zij tenminste al niet thuis was.
Hij voelde een verlichting, dat hij niet langer op
zijn hoede tegenover haar behoefde te zijn. Hij vond
dat zij per slot van rekening toch wel aardig was.
Had hij er eigenlijk wel goed aan gedaan haar weg