Alpiiü Nieuws-
Almtniie- LnHiifUil
CORET's SPDRTHANDEL
EEN EIEFDE IN DE WILDERNIS.
Mijn indrukken oyer
Tsjecho-Slowakije.
LAAT 142 TELEF. 452 ALKMAAR.
Woensdag 8 Juni 1921.
64ste Jaargang Ho. 6834=
UITGEVERS: TRAPMAN 4 CO., SCHAGEN.
Vraag prijsopgave.
FEUILLETON.
Gemengd Nieuws.
SSSi
Dii blad verschijnt viermaal per weck .Dinsdag, Woensdag. Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m.8 uur worden AdvertentiCn
zoovëöl mogelijk in het eerstuitlcomend nummer geplaatst.
POSTCHEQUE en OIROOIENST 23330. INT. TE1 EF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN
TIËN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno
inbegrepen). Groote (letters worden naar plaatsruimte berekend
Onder de vele veranderingen die de oorlog bracht
is de onafhankelijkheid van Tsjecho-Slowakije er
een. Sedert drie eeuwen onder Oostenrijksch regime,
begint nu voor haar een totaal ander staatkundig
bestaan. Het récht op dit bestaan, de stand van hun
beschavingi wegneming van vele wanbegrippen, aan
vallen van onwetendheid, dó,t is een van de voor
naamste redenen die ons, leden van het interna
tionaal Studentencongres in Praag, een reis door dat
land heeft doen genieten van de interessantste en
mooiste deelen, in de meest mogelijke aangename en
voorkomende condities. Dit i9 de aanleiding en te
vens het onderwerp van deze brieven.
De uitgestrektheid van Tsjecho-Slowakije is veel
grooter dan menigeen zich denkt: ruim 2Va maal
Boheme's oppervlakte; plm. 8 maal Nederland. De
reis van Tetschen, grensstation tusschen het vroegere
Saksen en Bohemen naar Praag bijv., is 7 uur, 10
uur sporens vandaar ligt Ostrowa in het Oehrgebied,
dan is pas het halve land in de lengte doorgetrokken,
liun landstalen zijn Tsjechnisch en Slavische dialec
ten, terwijl bovendien op de scholen, die wat meer
geven, Russisch, Poolsch en Fransch onderwezen
wordt. Duitsch kennen ze wel maar spreken het
zelden. Spreekt men iemand in het Duitsch aan,
dan krijgt men half of geen antwoord;, Engelsche of
Fransche vragen echter worden onmiddellijk met een
bereidwillig: „hitte", enz. in een Duitsch gesprek
voortgezet. Er zitten natuurlijk nog veel Duitschers
en Oostenrijkers hier, meest op de grensgebieden en
in de groote steden. Veel industrie is in Duitsche
handen. Percentage opgaven wisselen echter sterk.
Overal merkt men den overgang naar het Oosten.
Het volkstype is vuil, druk gebarend en pratend,
donker van haar en lui in 't werken, echter behulp
zaam en vriendelijk. Huizen kunnen binnen verzorgd
zijn of niet, buiten zijn ze vuil 'en onoogelijk, archi
tectuur lijkt meer op Duitsche. De verschillen met
het Duitsche volk treden vooral op in 't veel gerin
gere lclasêegevoel; ze voelen zich een geheel. Dit
schijnt in den oorlog en vrijmakingscampagne een
voorname factor geweest te zijn. Wij merkten het
sterk hij onze aankomst in Ostrawa, een stad in het
'industriegebied b. cL Oder-oorsprong. Perron en om
geving stond .stampvol met belangstellenden, tijdens
't rijden met extra trams naar de hotels, overal groe
ten en gejuich, terwijl het toch enkel van intellec-'
tucelen uitging. Op straat werden we tijden verge
zeld door belangstellenden, die trachtten zich in
het Duitsch verstaanbaar te maken of enkel maar
vriendelijk lachend mee opliepen. Zulke spontane
uitingen van vriendschap kan ik me van een Am-
sterdamsch arbeider bijv. niet voorstellen. Ook de
bevolking aan de stations of langs den weg woven
en schreeuwden vol animo.
In zijn uitgestrektheid bevat het land allerlei ge
bieden: groote vlakken .bouwland wisselen af met
reusachtige industrie-complexen, bergland met
sneeuw is er even goed als vlakten met kalme ri
vieren. Hun landbouw wordt zeer in bet groot ge
dreven, te oordeelen naar de zeldzaamheid der boer
derijen op uitgestrekte velden, de grootte hiervan en
de massa's weckenden op een stuk land. Vooral
vrouwen ziet men daar aan hePwerk, soms wel een
uur of meer van een woning. Alles gaat nog zeer
e. nvoydig te werk; het ploegen wordt voornamelijk
door stéllen ossen gedaan, veel meer dan met paar
den. Trouwens ook bij allerlei ander werk ziet men
ossen gebruiken. Eenspannen zijn zfeldzamer, wel
vaak een leege kar met een os naast den dissel
boom. Verder zog ik vrouwen met groote houten
immers de harde, droge aarde-klompen na ploegen
kapot slaan. Zaaien ook met de hand, dit zag ik
slechts mannen doen; 't moeilijke werk dus wel zelf
gedaan.
Ondanks deze eenvoudige bewerking van voor
stoomploegen enz. zeer geschikte landen, toch veel
en ruim met kunstmest gewerkt, zal wel aan nabij
heid kalizouten vindplaatsen te wijten zijn. Het ge
heel ziet er zeer ordelijk' en goed onderhouden uit.
Zoo ziet men uit den trein lange lappen groen, uitge
strekt over de heuvels en ernaast weer strooken met
ploegvoren, van den trein tot den horizon. Ook wel
op heuvels veel kleinere afgrenzingen te zien, deed
aan tuinbouw denken, vooral aan zuid-zij heuvels.
Overal ziet men vruchtboomen hier, langs wegen en
j boomgaardjes, bij huizen en midden in verlaten
streken. Er onder meest wei met kippen, als er een
woning isl kippen trouwens tot in de stad gehouden,
veel eieren te krijgen. Gras groeit hier schaars,
grond te droog en hard, weiden zien bruin en kaal.
Veeteelt in Tsjechië niet uitgebreid, varkens, soms
schapen wel gehouden. In Sloavië meer veeteelt,
daar komt ook de kdas vandaan. Boter en melk ziet
men hier niet.
Industrie is hier enorm ontwikkeld en zeer modern
ingericht. In Moravië zijn ons mijnwerken getoond
met grooten omzet en practischen bouw; zoo gaat
't vervoer in karretjes langs radbanen naar een ge
bouw bij 't station, waar ze direct in spoorwagons
geleegd worden. Ook onder den grond werd ons veel
vertoond, de, gangennetten breiden zich horizontaal
uit op verschillende hoogten; de lift in de schacht
loopt langs die etages en ontvangt de kolenwagen-
tjes, welke met elcctrische motortjes over groote
afstanden aangereden komen. Slechts enkele paar
den voor kleine trajecten nog in gebruik. De water
koeling die in de deelen waar gewerkt wordt is aan
gebracht, werkt zeer verlichtend. In Ostrawa waar
wij ze te zien kregen, zag ik wel zes aparte com
plexen rond de stad, te zien aan de hooge stellages
die de as van de liïtkabel bevat boven de schacht.
Verdèr in den trein ziet men ze hier en daar in het
landschap, wat wel voor den bodemrijkdom pleit.
Nog veel grootscher is de ijzerindustrie. In dezelfde
stad zagen wij. de ijzerfabrieken over een gebied van
ettelijke vierkante kilometers verdeeld. Om een idéë
te geven van'de grootte noem ik slechts het feit dat
het kokende ijzer van de hoogovens komend en be-
stemd voor de staalbei^iding, 10 minuten spoort naar
de ovens waar 't op ander gesmolten oud ijzer enz.
gegoten wordt. En deze kroes bevat pl.m. een halve
wagonlading gesmolten ijzer. Alles prachtisch en
j snel, veel automatisch geregeld; zoo het vervoer van
kolen van stapelplaats tot boven in hoogoven gaat
geheel mechanisch, ook bij' 't walsen (pletten van
gloeiende ijzerblokken of staven tot dunne platen of
stangen) slechts eenigszins de gloeiende voorwer
pen over hun mechanische rollen te sturen voor 't
goede verloop.
Behalve ijzer- en kolen-, zijn er nog zeer groote
glas-, bier-, machinefabrieken.
ROMAN VAN HULBERT FOOTNER.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roldanus Jx.
UITG. W. DE HAAN, UTRECHT.
22.
De gebeurtenissen volgden elkaar in de factorij snel
op. Den volgenden ochtend kwam een inboorling
Stiffy en Mahooley vertellen, dat twee Yorksche boo
ten tegelijk het meer opkwamen. Een was al vol
doende om een feestdag te maken. Later kwam het
bericht, dat zij bij Grier's Point twee mijlen ooste
lijker aan wal gegaan waren.
Door den lagen waterstand van het meer konden
geladen booten niet verder opvaren. De eerste was
de politieboot met voorraden voor de post en den
Indiaanschen agent. De tweede had zes gouverne-
mentslandmeters en veertig centenaars gereedschap
pen en voedsel aan boord.
Daarna kwamen de landmeters zelf in de factorij
en vormden een grooter gezelschap blanken, dan er
ooit aan het Caribou-meer bijeen geweest waren. Ook
was een groot aantal inboorlingen meegekomen, die
door de ramen naar de blanken keken. Binnen werd
druk gepraat. Vooral het verhaal van Sammy, den
blanken slaaf, maakte opgang en verwekte telkens
weor luid gelaqh. Tegen etenstijd gingen allen geza
menlijk in de keuken naar het slachtoffer van het
verhaal kijken.
Algerheen was men van meening, dat ,Sam de pla
gerij niet al te best opnam, maar zij moesten be
kennen, dat hij lekker koken kon.
Zoodra er rijpaarden waren, reed het heele gezel
schap, met uitzondering van de twee compagnons,
de Beverbaai om. Het Igouvernementsland moest
daar opgemeten worden, en Jack en zijn makkers
wilden daar boerderijen hebben. Toen Graves, de
hoofd-landmeter, in, den zadel sprong, vroeg Ma
hooley hem:
„Hoe staat het met het vervoer van de bagage en
andere dingen?"
„O, dat is allemaal in orde", luidde het antwoord.
Mahooley haalde zijn schouders op; hij vermoedde
dat hot hoofdkantoor daar al een contract voor ge
maakt had.
Toen de opwinding van het vertrek voorbij was,
;*ag Mahooley voor het «ssst ss'i: klein mannoi'-
LIEF EN LEED IN BERLIJN.
IDe Berlijimsche oorresporadenit der 'Nieuwe Crt, in
Den Haiaig schrijft d'jd. 2' dezer:
Ultimo van elke maarudi leest de Berlijn er in zijn
courant, hoe hem het leven in de volgende maand
door nieuwe veribodien, -prijöverhoogüingen of belas
tingen verzuurd, dan. wel door opheffing van uit
den oorlog dateerende beperkende bepalingen, een
weihig1 veraangenaamd zal worden.
Tot nu toe wals het aangename .zeer sporadisch en
daarom verdienen de in -dat opzicht schijnbaar on
beduidende oekasen, die met 1 Juni jl. in wer
king zijn getreden, het eerst vermeld te worden.
De bierdrinkers zullen met Zichtbare voldoening
hebben gelezen, dat vanaf het begijn van .deze
miaandl weer. 12 procents „Vollibier" gebrouwen mag
worden. Het bier iwas im de oorlogsjaren een kwalijk
smakende limonade geworden en eerst voor eenige
maanden was men ertoe overgegaan om 8 procents- i
.„VollhieT" te brouwen, wat toen reeds in de bier-1
wereld een geweldige gebeurtenis was. Thans zal
weer vredesbier d eglazeru vullen en daarmede de
,yS>ebnsucht" van menig bierdrinker gestild zijn.
(De beteelkenis van. het bier in Dui'tschland wordt
bij ons vaak onderschat. Niet alleen-bij de Berlij-
ners is een goed1 glas „Helles" of wel „Dunkles" in
staat, heel wat galligheid oiver de dure tijden, ondra
gelijke belastingen en politieke misère iweg te spoe
len. Vooral in Beieren speelt «deze drank een meer
dan dorstlesschend'e nol. Men beweert namelijk, dat
zoolang in1 Beieren maar goed bier getapt wordt,
daar een revolutie absoluut onmogelijk ware ge
weest. Niet dat men daar van het vele bier-drinken,
beneveld wordt, maar meer door de uit den bier-
geelst voortspruitende tevredenheid met idit aardsehe
bestaan.
IMen is geneigd1 over kleinigheden als dit bier-
thema te lachen en van meening te zijn, dat een
volk'in zulke benarde tijden als de huidilgo, ze
ker wel voor ernstiger dingen belangstelling heefit.
•dan wat het eten eniTdi^inken aangaat.
Dit is echter hielt geheel juist. Wie dn Duitsch-
land de oorlogsjaren heeft meegemaakt, weet maar
al te goed, dait het bericht, dat er een busje melk
of een pondje rijst ter verdeeling-zou komen, met
meer vrulgde begroet wierd dan de tijding van een
nog izoo schitterenden „S'ieg" ',aon een der fronten.
iZtooals gezegd', een bierdrinker met een goed glas
en een rooker, die leen goede sigaar kan opsteken
kunnen heel wat narigheid verdragen. En1 in de
oorlogsjaren' heefit men in DuitschLand wellicht te
wéinig aandachtgeschonken aan dit eenlvoüdig
i psychologische verschijnsel. En vergeten, dat het
j niet de onmisbare levensmiddelen zijn, die een volk
het „durchhalten" mogelijk malken, maar dat juist
deze kleine genotmiddelen een ongewoon' groot te-
ge nlge wicht vormden tegenover Ide ontzeggingen,
welke hit votk Izdlch destijdis met die dagelijksche le-
vensibéhoéften moest getroosten.
Maar nieit alleen, .dat we met het bier weer tot de
,Frieidenswirtschaft" zijn teruggekeerd', ook de huis
vrouwen hebben reden zich' te verheugen .Er mag
namelijk weer vrijelijk met boter gehandeld wor
den. Nu, dat was 2K jaar na den oorlog ook wel
tijld geworden. Hoe lang hebben wij niet het voor
recht gehad om op onze boterkaarten 20 gram bo
terper week te mogen halen. Op een apothe-
kerweegschaaltj werd dait quantum .zorgvuldig af
gewogen en Ikreeg men dit boterkluitje don keu
rig in een reee-ptenpapierttj e olveihanidigd.
'In de laatste maamlden had er reeds geen boter-
/verdeeling meer plaats, terwijl het toch verboden
was om in de winkels boter te verkoopen. Zooala
I het met alle wangsbewirttschaftUng'is gegaan,
heeft hét vrijstellen van: den boterhand'el heelemaal
geen aanleiding gegeven tot absurde prijsstijging.
Integendeel, de prijlzen zijn reeds gedaald en lager
dan prijben, welke men in den sluikhandel, waar
van ieder gebbuik maakte, moeist betalen
'Gistermiddag heeft de eerste boteradtie plaats ge
had'. Men heeft idaairbij het in Nederland' reeds inge
voerde systeem met den electrischen prijswijzer ge
volgd, waarbij elk der aanwezigen vanaf zijn plaats
den wijlzer kan stopzetten, aoloidra hij voor d'en, aanl-
gedulhig op de verhooging voor de factorij zitten.
„Musq'oosis!" riep hij uit. „Ik heb je in de drukte
heelemaal over het hoofd gezien! Hoe korqjij hier!"
„Graves heeft mij in zijn boot meegenomen", ant
woordde Musq'oosis.
„Ik kom over die jas van konijnenvellen onder
handelen!"
„Wat moet je ervoor hebben?"
„Wat heb je?"
„Een schijntje. Kies zei fmaar".
Na een kort loven en bieden kwam de koop tot
stand; Musq'oosis pakte vervolgens zijn spulletjes bij
elkaar, alsof hij weg wilde gaan. Maar de oude man
had het doel, waarvoor hij gekomen was, nog niet
bereikt.
„Waar heb je zoo'n haast voor?" vroeg Mahooley.
„Blijf nog wat praten".
Dat was geen hartelijkheid alleen van den kant
van den chef.. Hij had een bijzondere reden om den
ouden Indiaan tot vriend te houden.
Musq'oosis liet zich overhalen.
„Waar is Bela?" vroeg Mahooley.
„Thuis".
„Hoe zit het toch met de praatjes, dat zij den kok
ontvoerd zou hebben?"
Musq'oosis haalde zijn schouders op. „De menschen
kletsen zooveel".
„Maar hoe zit de zaak eigelijk in elkaar?"
„Ik weet het niet", antwoordde de oude onverschil
lig. „Ik ben er niet bij geweest. En nou ga ik maar
eens naar Beattie.
„Blijf toch zitten", zeide Mahooley. „Waarom moet
je naar Beattie? Waarom handel je niet met mij!
Waarom zeg je niet tegen al de Fish-Eaters, dat zij
hier moeten komen. Zij doen alles wat jij zegt".
„Best mogelijk", zeide Musq'oosis, „maar we han
delen altijd met Beattie".
„Dan wordt het hoog tijd, dat je eens verandert.
Hij denkt, .dat hij met je doen lcan wat hij wil".
„Gilbert Beattie is mijn goede vriend".
„Ben ik dat dan niet? Je kent mij nog niet. Een
sigaar? Ga toch zitten. Waarom heb je toch zoo'n
haast om Beattie te spreken?"
„Ik ga een kar en een span paarden koopen", zei
de Musq'oosis. „Ik doe niets en laat anderen voor mij
werken. Op die manier word ik rijk".
Mahooley begon het hoe langer hoe grappiger te
vinden. „Dat is je ware", zeide hij. „Maar hoe wil
je er werk voor krijgen?"
Als antwoord haalde Musq'oosis een gevouwen
stuk papier uit zijn zak, Mahooley maakte het open
en las:
geduddeni prijs wil koopeni
Het eersite vat boter (ging voor 20.40 M. perr poitfd
doch al spoedig daallde de prijs tot 17.70 M. Grootte
hoeveelheden bléven/ zelfs onverkocht, daar de ver-
kooperis bekend maaikten, da't de minimum-prijs 18
M. bedroeg, waarvoor echlter geen koopers te vinden
waren, IMeni hoopt thans, binnenkort groote hoeveel-
he'dlen te kunnen aanvoeren! eru dan bal vanzelf wél
een 'belangrijke prijsdaling inltreden. In de winkels
betaalt imen thans 25 tot 28 M, per pond, ook is vrij
wel (overal Deensche boter voor dezen prijk te krijij-
fcen.
Dit wOs het aangename, wat de Juni-maand den
Berlijmers heeft gebracht Mandei aangenaam voor
hen is, dait imen reeds genoodzaakt was en spoedig
wel weer genoodzaakt zal zijn, de tarieven der ver
keersmiddelen te (VërhoOigen.
De spoor is reeds voorgegaan met 30 pet. verhoo
ging der personentarieven. Inderdaad réisde, men
hier in vergelijking met het buitenland nog vrij
goedkoop. De directie hoopt de enorme tekorten van
het spoorwezen op deze wijze eindelijk te kunnen
dekken. Het stadsverkeer en het treinenverkeer naar
de voorsteden is nog zeer goedkoop gebleven. Men
kan bijv. van Berlijn naar Wannsee rijden (bijna
drie kwartier) voor de somma van één Mark!
De spoorwegdirectie heeft echter ook van haar
kant wat gedaan. De snelheid is op verschillende tra
jecten belangrijk verhoogd (80 K.M.) en er zijn nieuwe
doorgaande verbindingen (Roma-Berlino, Berlino-Mi-
lano).
Ook de overige verkeersmiddelen in Berlijn zul
len hun tarieven nog wel verhoogen. Met het nieuwe
tarief der electrische tram (1 Mark) k,an het deficit
der trams niet gedekt worden. Men heeft tevens het
voornemen op de tarieven der auto-taxis 10 pet.
tuxe-bela9ting te heffen, waardoor de Berlijner dus
„automatisch" aan de vermindering van het Ber-
lijnsche deficit zullen bijdragen. Over het begrip
„luxe" loopen de meeningen hier zeer uiteen. De
een beweert, dat hierdoor minder gebruik zal wor
den gemaakt van door luxebelasting getroffen ver
voermiddelen of instellingen (theaters enz.), de an
deren meenen te kunnen bewijzen, dat het publiek
zich hierom weinig bekommert. Inderdaad heeft de
prijs verhooging der tarieven bij post, telegrafie, gas,
electrisch licht, als ook bij de verkeersbedrijven en
theaters de laatstgenoemde meening in het gelijk ge
steld.
Vooral aan het vele gebruik, dat van de taxi's
wordt gemaakt kan men dit nagaan. Het aantal taxi's
is in de laatste maanden verveelvoudigd en dat
hiervan druk wordt gebruik gemaakt, bewijst het
feit, 'dat het asphalt in de verkeersstraten, dat nog
tot voor enkele maanden dof was gebleven, thans
door de autobanden spiegelglad is gewreven. Ook de
vrijstelling van het particuliere autoverkeer heeft! er
toe bijgedragen, Berlijn weer haar wereldstad-karak
ter terug te geven.
Geheel nieuw voor Berlijn is het aanbrengen van
reclameborden op trams, autobussen en postwagens,
ja zelfs od de brievenbussen, op allerhande formu
lieren, op broodkaarten.
Dit is een belangrijke bron van inkomsten geble
ken, al was het aanvankelijk geen verheffenden
aanblik op de trams, reuzenborden met aanbevelin
gen van haarwaters, levensmiddelen, tandpasta's en
op de postwagens het beste adres voor potten en
pannen te moeten zien.
Intusschen dreigt een nieuwe catastrofe. Berlijn
betrok' voor 60 pet. haar kolen uit Opper-Silezië. Door
de onlusten in dit gebied blijven de kolenzendingen
uit en is men er reeds toe moeten overgaan de aan
wezige kolenvoorraden in beslag te nemen. Indien
niet spoedig verandering in de Opper-Silezische
chaos intreedt, zal dus ook Berlijn de noodlottige
gevolgen hiervan ondervonden. Want dan zal de'ko-
lenhonger van deze reuzenstad niet gestild kunnen
worden....
„Hiermede verklaar ik, dat ik met den Indiaan
Musq'oosis overeengekomen ben, dat hij in den
aanstaanden zomer al mijn voorraden van Grier's
Point naar mijn kamp aan de Beverbaai vervoe
ren zal tegen vijf-en-twintig cents per centenaar.
RICHARD GRAVES,
Landmeter".
Mahooley floot. Dat was niet langer een grap. Met
nieuwen eerbied keek hij den ouden man aan.
„Dat is verdomd handig", zeid, hij. „Hoe heb je
dat klaar gespeeld?"
„Graves is mijn vriend", antwoordde Musq'oosis
plechtig. „We hebben onderweg veel gepraat. Hij
zeide, dat ik een goeden kop had. „De oude man
stond op.
„Blijf toch zitten", riep Mahooley uit. „Ik heb even
goede paarden als Beattie".
„Maar je kunt er te veel voor vragen".
„We kunnen er toch over praten. Wat zou je zeg
gen van mijn zwart span, Sambo en Dinah?"
Dat was juist wat Musq'oosis wilde, maar hij liet
het door geen enkel gebaar merken.Te klein", zei
de hij.
„Geen quaestie van! Het zijn inlandsche paarden.
Zij zijn desnoods tevreden met krullen'".
„Hoeveel moet je er voor hebben met kar en tuig?"
vroeg Musq'oosis onverschillig.
„Zeshonderd en vijftig dollar".
„Wat?" zeide Musq'oosis. „Je denkt zeker, dat het
renpaarden zijn. Ik geef vijfhonderd en vijftig".
„Ik denk 'er niet over".
„Ook goed. Dan ga ik naar Beattie".
„Blijf hier!"
Zoo duurde het den heelen middag. Wel zes keer
gingen zij naar de paarden kijken. Musq'oosis moest
bekennen, dat het een flink, maar klein span was.
Telkens weer werdeh de onderhandelingen afgebro
ken, om opnieuw aangeknoopt te worden.
„Wees nou toch redelijk", zeide Mahooley. „Je'wil
natuurlijk een jaar crediet. Daar moet ik 'ook reke
ning mee houden."
„Ik betaal contant", zeide Musq'oosis kalm.
Mahooley keek stom-verbaasd. „Waar wil je dat
vandaan halen?"
„Ik heb het bij me".
„Laat zien".
Dat weigerde Musq oosis echter. Mahooley slpeg
ten slotte af tot zeshonderd, terwijl Musq'oosis vijf
honderd acht-en-zeventig bood. Op die bedragen ble
ven zij wel. een uur stabn.
„Vijfhonderd acfci en zevdntigt"* tdfic iïiahooföy
sarcastisch. „Waarom doe je er geen negentien cents
„Doen of niet doen", zeide Musq'oosis kalm.
Mahooley nam ten slotte het bod aan. „En laat me
nu eens gauw zien hoe je geld er uit ziet'V
Musq'oosis haalde een ander papiertje te voor
schijn. Ditmaal las Mahooley:
„Ik beloof aan den Indiaan Musq'oosis vijf
honderd acht en zeventig dollars te betalen op
eerste aanvraag.
„GILBERT BEATIE".
Mahooley keek alsof hij het te Keulen hoorde don
deren. Hij floot.
„Is het soms geen goed geld?" vroég Musq'oosis.
„Natuurlijk. Maar hoe kom je hieraan?" Ik heb
er nooit van gehoord."
„Beattie en ik doen zaken", antwoordde Musq'
oosis plechtig.
Mahooley moest zijn verdere nieuwsgierigheid nu
wel bedwingen.
„En wien wil je nu voor je laten rijden?" vroeg
hij.
Voor het eerst kreeg Musq'oosis Iets vriendelijks
over zich. „Ik zal je eens wat zeggen", antwoordde
hij. „Laten jij en ik zaken doen. Jij wilt, dat ik iets
doe. En ik wil, dat jij iets doet."
„En wat is dat?" vroeg Mahooley achterdochtig..
„Als jij doet wat ik wil, beloof ik je, dat ik tegen
de Fish-Eaters zeggen zal, dat ze bij jou moeten
komen".
Mahooley's oogen begonnen te schitteren. „Nou,
voor den dag ermee!"
„Nou, ik wil, dat je aan niemand vertelt, dat ik je
spari gekocht heb. Aan niemand behalve aan Stiffy.
Ik wil een blanke huren om te rijden, snap je? Mis
schien wil hij niet werken voor een roodhuid. Daar
om moet je het laten voorkomen, alsof hij voor jou
werkt. Begrepen?"
„In orde. Dat gaat makkelijk genoeg. En wien wou
je nemen?"
„Sam."
Mahooley barstte verontwaardigd lós. Sam, de
blanke slaaf, het mikpunt van het heele kamp, de
londlooper zonder jas of hoed. Hij verzekerde Musq'
oosis meer dan eens, dat hij krankzinnig was.
Misschien kwam bij zijn minachting wel de in
stinctieve vrees een goedkocpen kok te verliezen.
Doch hoe dit zij, Musq'oosis 'Keef, kalm en glim
lachend op zijn stuk s>aan en per slot van rekening
was de kans om öe klandizie van de Fish-Eaters te
krijgen, te mooi om weg te gooien.
Wordt vervolgd,