EEN LIEFDE IN DE WILDE Zaterdag 25 Juni 1921. 64ste Jaargang. No. 6844. TWEEDE BLAD, Nieuwe Abonné's De dingen om ons heen. FEUILLETON. Brieven uit Rome, Binnenlandsch Nieuws» «I ontvangen de nummers die nog tot 1 Juli a.8. verschijnen GRATIS. DE UITGEVERS. Toen de Groote Vier in Parijs met heel wat moeite het Verdrag van Versailles in elkaar hadden ge- menkregen, snakten zij er naar een poosje rust te gaan nemen. Die rust evenwel was hun nog niet ge gund, omdat zij plotseling tot hun schrik bemerkten, dat hun taak pas voor een deel was afgedaan. Dat er wel vrede was met Duitschland, maar nog hiet met Oostenrijk, met Turkije en Bulgarije. Haast je, rept je, werd toen het Verdrag met Duitschland overgeschreven en nog drie exempla ren voor zoover dat ging, met verandering van de naam van het land waarvoor het nieuwe tractaat moest dienen en zoo kwam het verdrag van St.'Ger- main enz. tot stand. Veel kon er klakkeloos worden overgeschreven, doch niet alles. Grensregelingen vereischten andere voorzieningen bijvoorbeeld en zoo was er meer. Doch de spoed, waartoe het verlangen eindelijk eens huistoe te kunnen gaan de heeren aanzetten, was duidelijk te .bespeuren in de besluiten, die zij neerlegden in deze nieuwe tractaten. Bijkans elke regeling was aanvechtbaar op allerlei grond. Dit werd nog gevaarlijker voor het succes van het werk en V.oor de richtige naleving der bepalingen, toen de Groote Vier zelf de tractaten op menig punt een voorloopig karakter verleenden, er de mogelijk heid van wijziging, van herziening in neerlegden. Die mogelijkheid werd weliswaar alleen geschapen ten opzichte van enkele vragen, doch het geheole complex was van dien aard, dat men waar de mo gelijkheid van herziening niet uitdrukkelijk was neergeschreven, toch alle recht meenden te mogen hebben om impliciet daarmede te rekenen. De haast van toen wreekt zich nu. Het werk moet weer in zeer vele opzichten van voren af aan worden gedaan en thans onder veel moeilijker omstandig heden. Want do toestanden zijn veranderd. De overwonnen landen zijn niet meer zoo onder worpen als direct na den oorlog. Zij verkeeren in zoo gedrukte positie, dat het moeilijk slechter kan wor den. Andere mannen hebben de leiding gekregen of wonnen aan invloed. Nationalistische invloeden doen zich gelden en vinden dankbaar hun materiaal in het feit, dat alles zooveel beter was onder het oude regime. Aan den nnderen kant zijn in de landen der overwinnaars de toestanden eveneens zeer veranderd. Engeland, waar 99 van do bevolking tijdens en kort na den oorlog f en bloc achter de regeering stond, wordt verscheurd door arbeidsconflicten en het Iorsche probleem, verarmt gaandeweg door de ontzaggelijke lasten, door de oorlogsschuld en de arbeidstagnatie, aan de burgerij opgelegd. In .Frankrijk staart men zich blind op het Duit- sche ggvaar, op de milliarden, die men hoopt te ont vangen en let men niet op de steeds groeiende defi citten, op de uitermate gevaarlijke noteering van de franc op do beurzen der crediteur-landen. Ook daar wordt langzaam doch aanhoudend de invloed der Bolchewisten sterker. Groep na groep sluit zich aan bij de Ilïe Internationale van Moskou' en brengt 'daardoor de tweedracht en straks de ontreddering naderbij. Ejwendien gaan de politieke flair der Franschen en hun vrees voor de Duitschers niet samen met het zakenlnstinct en de realpolitiek van Engeland. Wat «thans voorn 1 zwaar weegt waar het de volken van Oost- en Züid-Europa betreft, omdat het hier meestal ijuaesties betreft die niet direct mathematisch zijn uit te maken, doch waarin het gevoel liever, de in tuïtie een hoofdrol speelt. Tenslotte kan het de wereld in het Westen vrijwel ROMAN VAN HULRERT FOOTNER. Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanus Jt. UITGr. W. DE HAAN, UTRECHT. 07. Inimiiid'diels bethiamldielde Beitel iSiam hedeeidiijgjerud! uit! «de imoiglte. Maar «mi "haar «getoeele marnier van« Idoen tmesenldie hij een aJainimoédllgtog te zien. Hij genoot e'vien (veel •van heit spelletje .als zij, en Ihet liiët hem ikou'd; of het in dien smaak van cLe mammen viel. De lekkerste stuiktje© vondien toun. "weg naar S'aim's hord. ISa'm/s1 oogen verrieden meer diam "hij wM. „Ik mo'et joiu hehlben!'" teHegraphieerdieta) laij maar Belta, terwijl] 'iiiji blaar plaagdeEtal Beleusi tmioioie «ooigen anfwtoiord1 «dleni: ,„Pia)k me maar, iailisi jje' kan!" .Teni «sfl'cxt'te zeilde Saim, dat hij: idle gelhledimen der keuken wiilLdle kxnldietrizoe'ken. -B'etLa 'joeg fiean naar. zijn plaat© terug en bewerkte izijn rug kraJchtilg met een (bezemsteel. IHet geaeiischap keek er vrij vemnt- iwaandigidl naar. Zij wilstlen bij! instinct het namwe ver bainldJ üussiehlen liieifdie en pl«algen. IHet/ igézélisdhiap btnalk iwoeig op .Tot dien avond: had leider vctor ziidhl gietvaelfa, 'diat hij1 évenlveel ka/n® had als die orij&enen, maar nu helgon Bela «onderscheid te «maken. Zlooidra izij! miet eten kJliaar wiaren, giinlgien izij naar buiten anf te rfoiolken en gecmeeme zaken te (matteen telgen' den inldtrnlnlger. Vóór luum geiwo*cxni kaart- partijitlje zoiclhltcn zij' ÏDum 'heil bij Stli'flfy en (Mah'ooley. Alleen Joe eni Som bleien aan een zijldie van' het vu/ur zitten met -dien vastberaden hdik in bun oogeni, waarvan Jonlge mei/sjes zoo goed' Weten, dat hij beieekent, «d-at zijl geien van tweeém bet eerst wiil'dieni wegigaajn«. (Bela kHvatai met naaiwerk tnsisicben Wen in', zit ten. Haar gelaat dtnukte Hhians een kalme onJver- BChümilgbeid: uit De jonge mannen lieten bet ge- «spaniniene van «den «taestainidl óvereenkonustig hum' «ka rakter blijken Joe «keek boos en knarsetandde, ter wijl' Sa/mls oolgieni slcbitterdien en zijn mtomldboeken opkruiden. *WiaJü oen «Idioot!"idlacblt die laatste. „'Om' m'ljl zoota voionsipruinig 'te igelvien. Hij' kan. niet verbergen, «d«at biji 'de pest in heeft! Ik zall -die Jtomlge dame weil: «aa/n- genaaim belzi:glhlO^Ki!en!,, lEini hij begon Wa-ar allerlei geschiedenissen- over zijn' paarden te vertellen. Bela lachte zedig. Zij bl-èUd v-an« diierenverhallen. Teitwijil bij op «zJjni Quob'tdjge inamder vertelde, nam hij izijm mededinger eens goed) óp. onverschillig laten aan welke schatkist een boer in Thrauie zijn belasting schuldig blijft of welke amb tenaar: een Griek of een Turk, een slaatje slaat uit de havengelden in Smyrna, Ook is het vrij onverschil lig waar de grenslijn loopt op of langs een berg in Klein-Azië. Maar daarmee is men er niet. Griekenland, dat volgens een Amerikaansch poli ticus in den oorlog de rol speelde van August den Dommen in het circus: iedereen in den weg loopen en vallen voor zijn eigen adem, heeft van de Groote Ooms, (nu men Venizelos moeilijk een millioen of wat in den. zak kon stoppen of nog een orde toevoe gen aan de vele,/die zijn verdiensten reeds beloon den) aanspraken gekregen op verschillende land streken. En het Griekenland van Constantijn biedt nu de quitantie aan. Die quitantie behoort te worden gehonoreerd en dat zou ongetwijfeld geschieden indien hetpond vleesch dat geëischt wordt door de Entente, uit eigen borst ipoest worden gesneden. Zoo zijn de groote mo gendheden inderdaad: zelfopofferend zonder weergaI Heeft niet Engeland om Italie's; koloniaal gebied met oenige tienduizendtallen vierk. kilometers te ver- grooten, geen afstand gedaan van een zandwoestijn en een oerwoud en een reeks moerassen naast Itali- aansch-Somaliland? Een gebied, dat toch op elke kaart van Afrika rood gekleurd was en waar inder daad een Britsch blokhuis stond met de Union Jack er boven wapperend... De Entente had zeker haar woord gehouden en het volle pond geleverd, maar nu wil het geval, dat het ditmaal de borst van een ander is, die uitgesneden moet worden. En dat die ander een keel opzet van belang. De Turken kermen over Thracie en Smyrna en hun geweeklaag vindt in Rome en Parijs sympa thiek gehoor. Niet dat men daar zoo vreeselijk pro-Turksch is, in het minst niet, maar omdat die twee Middelland- sche-Zee-mogendheden ernstig bezwaar hebben tegen een sterk Griekenland, dus als concurrent, als derde kon optreden. Van de Turken, die toch niet doen aan wereldhan del en wereldscheepvaart, die al tevreden zijn als een plaatselijke agent hun producten koopt en hem in de gelegenheid stelt zich in een bazar hun eigen benoodigdheden aan te- schaffen, is geen concurrentie te vreezèn, redeneeren zij. En dus vinden Rome en Parijs het opperbest wanneer die Grieken-van-Constantijn wat op hun nummer worden gezet. Zelfs al worden de (ongevaar lijke) Turken daar wat beter van. Feitelijk zou Frankrijk er heelemaal niets tegen hebben, wanneer de Turken hun oude macht van voor den oorlog integraal terug kregen, ware het niet dat Kemal Pacha op al to vriendelijken voet staat met Moskou. En van die Soviet-heeren, die de milliarden roebels, in den loop der tijden in Fransche Safeloketten opgeborgen, waardeloos maakten, moet men in Frankrijk niets hebben. Dit: het contract tüsschen Moskou en Angova is feitelijk het eenige wat een brug zou kunnen bouwen tusschen Londen en Parijs. Want Londen is daarom alleen zoo vriendelijk tegen Athene, omdat oen Bolchewistische Klein-Azië een gevaar i3 voor Enge land en voor den landweg naar Indië. Een gevaar, dat aan den anderen kant slechts ten deele wordt goedgemaakt door de haat, die een al te sterke onder drukking van het voorschot des Turkschen Rijks, zou kunnen doen ontstaan bij de Mahomedanen in Britsch-Indië en elders, waar het toch al gist. Dit alles ware te vermijden geweest, wanneer de Groote Vier in 1919 niet zulk een haast hadden ge had, als zij zich niet hadden laten verlokken tot ongerijmdheden, die dringend herziening behoeven en die herziening niet kunnen krijgen van de vrijwel machteloos geworden Entente. Juist het feit, dat Turk en Griek weten hoe mach teloos die Entente is en hoezeer de inzichten en opvattingen van de hoofdmachten uiteenloopen, heeft ten gevolge, dat zij er geen van beiden aan denken toe te geven. Hoe langer zij weigerachtig blijven, hoe moeilijker het wordt voor de Geallieerden om Athene en Angova hun wil op te leggen. Met een vloot bereikt men bijna niets en een le ger om in Klein-Azië iets te beginnen ontbreekt. Turk cn Griek zitten allebei „op fluweel" en het loodje legt de rampzalige boer in de zone, waar heldhaftighedén worden uitgehaald, waar branden de huizen en schuren, vermoorde menschen en ge stolen vee bewezen, dat het Verdrag van Neuilly bezig is ton uitvoer te worden gelegd.... 1 UITKIJK. en een gotoMJto, rood met goud, 1* om de buiten deur gédraperd Den fl7dieni Januari zogen we ochtends feestelijk versierde dieren, -ezels, muilleizeïs en paarden, wier tuife met- rozetten vain allerlei kleuren van den' re genboog was toestaken, terwijl door hun manen lin ten 'wanen gevlochten en een «rooi® 'op kop en istiaairtfc prijkte; «dia vri| ©ctoiuintnlilgie (viervoeters e&lgen er heeil jolig uit, izijl tkwaimien vlam 'dorpjes «bulten Roane en draafden! Instijg maar die St, Atotonto - A'btoate, een 'kerkje, dat im die Via «Carló gelegen ils. Slt Amtotnio wordit de patriarch der momnikken genoemd. Toon hij' 20 jdar was werd hij (kluizenaar en ftot zijn- .vijf en twintigste jaar leefde hij 'alleen dm de woeiStijm' van Egypte, waar hij het eerste Mtoocfteai stichtte. Hier overleed hij imi den geaegenden ouderdom, «varn 105 jaar, Zijtnj geheele leven braJchJt hij im getoedi, Ikasltij- dinlg en vasten 'door, die vemzoeLkinlgien, die hij door worstelde «ijh idioor de dielgonlden Overbekend Later hel lig verklaard, werfden im 't todtoonidler de viervoetige dieren onder izijm bescheriniiirig gesteld en van 'toen af kkxndlen de iR'omeimen «op Stt. Amtanio, en ook mog de daarop vo«lgenlde dalgen, koeien, paarden en ecefls geduldig zaen «staan! voor de kerk vain hum hoogen (beschermer in afwachtdtnlg, dat de «naar buiten tre dende priester ize miet! wijwater zou -koimlen (bespren kelen, terwijH' hij im 't Latijns zelgt: Ito naam van. «den Vader en «den Heiliilgen Geest Ibevrijd ik ru op voor spraak vanl SI Am'tomio Atotoalte viam den "geest des k'waadis. Al naarmate de eigenaar der dieren meer of «min der met aordsche goederen geze'gend Is, wordt de priester met een kleiner of meer. aanzienlijk ge schenk "vereerld'. INaast de trappen vam de ikerk worden heilige pren tje®, m-edladlileis en andere snuisterijen gevent, «die vindlen mogal «aifltrek (bij die (budtenliui, die va«aik voor het vee dat ze thuis hebben mog iets vam 'd«e St. An-tonio meetorengeru dat o-ctk gezegend werd en de dieren voor o«ngevall behoeden zal. Eenige jiaren geleden was een tooeirtjo zoo ver heugd/ «dat biji Zto koppdgen virvoeter de duivel udt- gedreK'ien Was, dat hij er «op «sprong, -er duichtig op los ranselde en de poort «uitjoeg, maar «daar rolden ruiter eni miuiildlier dm) het «sflij!k, «deerllijlk igehialv-einidi en gelcmeusd; „welk «een geluk dat 'het «dïe«r gelzegenJd was", riepen de omstanidiera, ,^stellllg zouden, ze «aaa- ders hum mek hebben getordkenl" to vroolijke optochlt en pleisterend toij menige her berg gaan de dorpelingen «en de Romeinen m«elt hum opgestmu/kte graluwtfleis «en magere «Rfossdmantên huiswaarts, heeft verheugld, dat de Booze uit het dier gevaren is, maar zelf niet zachter .jegens het gedulidijge «dier gestemd, isilaam en prikken zij. heit weer naar bJailteftust, «om het tot grtootere 'smellheild aa/ni te' sporen., wiaint de Italianen zijni wreed tegen over «dieren, «misschien 'wel o«mdat ze, hoewel «soms overg'elvoetfi'g 'v.arn niaturei, niet de eigenschap bezit ten Idie wij gewoolnl zljm, g ie voel te noetnen. 'Een mooie «geste, «een weekhartige opwelling, zien we op een oogentoiik, dlaJt. we het niet verwacht (hlaldden; (bij veel" beïninm«el1ijlk'e geibaren, vinlden wij' veel niaive isentimientaMteit hiji dit Volk, «dat zoo waak tekort schiet uit gebrek vam de wiaro verteederitog/dies har ten, die vaxoi bómmen udlt tiot hatodeliinlgen; drijft, die minder (theatraal maar daarlom alltclht (deugdelijker zijrn. Ach! «de dienen im /Italië,, wat hébben ze «alaml die mooie gestes van hum (baas,, als hum' zweep hen zoo omlbarmlh'arti'g striemt, 'terwijl ze zich1 (boven hluto kraichten" inispamtn-en ;d enial' te izwaren last voort te "trelkkien! Verlangen zij.' dan miet op hum toeurt dien mees ter eens naar een kelkje te '«brengen, waar door een regen vam wijwater «de «duivel uit helm getbanlnen wordt? ,E. F. /Rioffne is rijk aan feestdagen, wanlt alle heiligen vain! bete«ekenig wordien hier herdacht. iSt. «Petrus en «Pauluis, 29 Jutni, is een aamgonioimiem .Zon-diaig, «alle wimlkefts zijm «diam gesloten en dat dis toegrijpeftijk, Pe trus staat hier aam! «de sp«ltls vam1 alle. In de keitk, die gewijld is aam dem heilige, wiens feest gege/ven wordt, zijm de pila/ren dien dag met roo«dl idamiaat toehianlgen HUISBEZOEK. Een doktersvrouw in het Zuiden schrijft aam het Hdbld.: Ik had mijn kleinen jongen en mezelve juist schoon gewasschen van het stof der aarde, toen de zuster me vroeg, of we nog mee wilden gaan naar een paar verre patiënten bij hetbosch en zoo togen wé, nog naar lavendelzeep riekend, in fris- sche zomerkleeren naar den weg bij den zoom. „En de lucht was zoo vrij en de hemel zoo rein, en het kleed der natuur was zoo vroolijk en blij" op dezen wonderheerlijken dag, dat ziekte en dood, onbestaan bare, althans heel ver-affe dingen geleken. Aan den voet van het bosch, tusschen de lage bouw- en graslanden verspreid lagen kleine, arm zalige woningen, wel schilderachtig met hun vuil- roode daakjes vol huislook, maar zij, die de ellende weten, verborgen achter het pittoreske, hebben niet meer de onverdeelde waardeering. De jeugdverruk- king voor „snoezige" boerenhuisjes anno zeventien honderd en zooveel gaat vodrbij als men de kamer tjes betreden heeft, die de broeinesten van onze erg ste volksziekte zijn. We gingen het eerste keuterijtje binnen, zonder kloppen. Een tuberculose-huisbezoekster en een dok tersvrouw hebben een streepje voor, zijn altijd wel kom, de eerste, omdat zij steeds met raad en daad bijstaat, de laatste, omdat zij geleerd heeft, wat zou te brengen in duisternis, wat licht en warmte en een extraatje, dat Bruin in dure tijden van ziekte niet trekken kan. Bij den armenv jongen, dien 'we hier opzochten, viel nog heel wat op te knappen en had het Groene Kruis zijn wèldadigen invloed nog i weinig doen gelden. Het wa3 de tweede maal, dat de zuster een poging wagen wilde een zweempje van hygiëne te brengen in het zeventigjarig verkindscht hoofd van den dwei^vader, die zich in het mini atuurkeukentje met veel toewijding te scheren zat, in het zorgenvol brein vam de afgetobde moeder, ernstige hartpatiënte, van het stompzinnig vier en twintig jarig-meiske, „dat ook al zoo hoesten moest de laatste weken en haar eten niet meer lustte." De zieke lag, Godé zij dank, dezen keer buiten. We wilden zoo dadelijk naar hem toegaan, alleen nog eerst even zijn slaapgelegenheid inspecteeren. Het hokje, nauw 2 Meter in het vierkant, werd voor het grootste deel ingenomen door een bedstee met wat stroo, waarvan de bruin geverfde houten wand in 't midden geheel ontkleurd was door het steeds weer, lar/gs loopend sputum, in nacht of donkeren morgen tevergeefs gemikt naar het bakje met zand op den grond. Dit bakje was op on^ bezoekuur, kwart over vier' in den middag, nog niet schoongemaakt en zag er alleronsmakelijkst' uit. Het verdere deel van het kamertje diende als bergplaats voor de Zondagsche kleeren van het gezin, zoodat deze wel vol moesten zitten met tuberkelbacillen. Maar waar moésten de rnenschen anders blijven met hun boeltje in een huis, dat voor niets ter wereld voldoende ruimte bood? Ten slotte leek on9 het varkensschuurtje nog het best, waar met een houten lat en een waachbaar gordijn nog even iets te bereiken viel. Maar eerst moest Moeder de Vrouw beloven alles flink uit te zullen koken en in de volle zon te leggen. We hadden een groote flesch lysoform meegebracht en leerden de dochter, hoe ze haar handen moest desinfecteeren, telken male, dat zij haar broer ge holpen had, gaven haar op hoop van zegen een tandenschuier en nagelborstel, een paar flinke wasch- la.ppen en een stuk carbolzeep. Wij zetten de raainpv jes op de zuid-zijde zoo ver los als het houtwerk het gedoogde, zoodat allicht iets van het goddelijk lentearoom het huisje van binnen bereiken kon. Toen traden we naar buiten. Een schrijnend con trast; onder den ontluikenden vlierboom, zoo mooi als die van den gouden bruiloftsdag uit AnderseiTs „Vliermoedertje" hing op een paar allerongemakke- lijkste ongelijke stoelen de weggeteerde, uitgemer gelde jongen en op het graslandje links sprong mijn kleine, stoere kerel als de zoon van het Eeuwige Leven tusschen margrieten en rose koekoeksbloemen rond. De zon daverde over de werejd en ik vond het zoo onbegrijpelijk en onnoodig, dat op deze plek, die ik zoo lang ik in Limbug woon, als de meest ideale voor ligballen of sanatorium heb beschouwd, een arme jongen lag te sterven van onreinheid en onwe tendheid. Geen greintje besef, van wat zuiver en zin delijk is, had hem tot heden doordrongen. De spu- tumflacon, door de zuster vorig maal meegebracht, was hooghartig van de hand gewézen, gelijk de hoof dige boer, d'e brug naar de kerk van Almen ver smaadde, en stond binnen te pronk bij de bont-pa- pieren rozen, aan Onze Lieve Vrouwe gewijd. J.as, hroelk, .sokk'en van pa«tlëwt, alles zat vol o]> géd«ro«o(gid slijten, «de magere vinger® met iziwaiitger.ani- de n"agie«ls wreven telken® latogis Ide onzuivere neus «en ongeschoren Mol en taen ik een laclhjje op «zijn «lippen wekte, 'door een .grappig verbaal v«an' mijn kinderen te vertellen, (bleken de tanden met een laagje etensresten toedekt. (Patiënt, in laaste stodtoiim, nietls meer voor te (ho pen in «dit leven, maar zoo oneinldiig veel voor te doen! «Morgen zou hij een1 preütiigen ruststoel krij gen vae 't Groene Krui®, zuster zou vanavond nog voor de aflaldlinig bijl de itraan «ziorgon, en dan «e«en witodiktossen vo«o«r dien Zieken', «doorgelegen ruig, maar daai moest hij oolk beloven het! aardige blauwe fleiscbje te gebruiken en niet den vloer binnen en het grastapijt buiten, te verontreinigen. Werkelijk, we -kregen «onlzen «zin en «straalden een oogeribitk tegen elkander, omdat we zoo ver waren. -Zuster hiad een flanellen' k/iel «meegenlocmen, dii-e moest hfj nu morgen aantrekken, inplaats van de vette jas; hij' zou iwei merken, (hoe prettig en vrij zoo/in kie«l' mat. We pakten het lekkernijtje uit ien ik vertelde een paar verbalen o«ver de 'dieren thuis, toet witte reaize-komljn, «den groenten wolfshond, de pauwstaart jes. En w«e spraken af, volgende keer onze viool^vrienidini «mee te brengen, die wat moois voor hem spelen zal. Hij moest nu maar goed1 kuren in de zon, to«t «heil van hem zelf en zijin huisgenoo t/en. Op den terugweg bepeinsde ik, dat nog «geen tien minuten verder het groote hotel La«g waar zomers twintigtallen gasten komen, om in de heerlijke bos- 8chen gezondheid met lepels op te doen, terwijl deze arme, jonge kerel, in «diezelfde sfeeT isterVen moest door onvoldoende voeding, onvoldoend inzicht en kennis in het jaar 1921. Mijn geest schiep «de keuterijtjes in lichte, vroolijke ert •jrfHelt zal1 het izwaarste baanitj«e izijto, (daiti ik ooit ge had heb", dacht hij. ,JIjj is zeker dertig poaid' zwaar der dan Ik en hééft vroeger geworsteld. Maar hij is nu niilet in comdlitiie en Ik bien in voiim. Misschien «kan ik 'het nog wel) kl'aonspelen. Trouwens ik moet het doen, wil ik hier nummer een wordien." Toen Somi met zijteu Verhalen klaar was, stlonidl Be la op. ,FI ét is tijld om te Igaato", zeidle zij' ko«rt'af. «Somi «stlolnlcl lachend op. „iDiat laat aan) duidelijk- heid niets te rwenislchlen over", zeilde hij, teenwijl1hij .bij1 «die deiur op Joie bleef walchten. „Ga jij- maar vooruit'",, smaulwidle «dleize woedienid. ,jNia u", antvxxjirtdidle S«am igilimllachiend. Joe kwam 'dreagend naar hem toe en izij blieven bij de deur elkaar met woeste blikken staan opne men. De klle/inste bewegingvaai' een van beidien zou het conlflict vertiaaist hebben. B'ela igüi'pte dotor «die anldere deur eni liep het huis dm. „Joe"! riep- zij: Gevolgd) idlooir Sialm gilnlg hij1 «die deur uit. „Ini ieder -geval ben ik niet! 'het eenstt gelga'an," 'dacht Salmi (Bela keek hen «miiriachlteiM aah. „Jullie lijiken wel dWaais! Precies gniommenldie hlomldenl Gaat naar huls!" «Eenigszlkus beschaamdl liepen zij' naar houn respefc- 'üievelijike paandien. Bela (ging weer naar binnen. Tóen ziji naaist elkander wegreden keken zij elkaar wedr aan. S'ami barstte bijl he't zien van Joa's melo- 'dlramatiiSch'-bbois getzidht ploltselihg to 'lachen uit. „Lieve hemel, wat eenl kribbehijterig gezicht!'" zei'die hij1 «Spottend!. .„Vendlomme 'toog toe! Bemoei je met je eigen za ken 1 Denk er olm, dat Je me uit "den weg, blijft, wanlt ik heb een hadde "vuist voor, diegenen, die: ik niét mag". „JBIlijlf jlj« mdj1 maar udit dieni weg. Anders zall ik op je «teeinitjiels «trappen! lEto «als je vechten wil, don ben ik iieder uiur 'tot' (je, "beschikking 1" Joe reedi verdJer en iSam ging fludltenidi naar Grierls PodauL DDen 'Voilgendien odh"ten"dl werd1 hij glimlachend te lgen de zon wakken Op de «een o«f anldere wijlze leek de "wereld sdtodls dien vorllgen dlag veralndierd. Z«oo- «alls gewoonlijk haldl hijl Grier'is Point' voor zichzelf. Zijto hedl lag nog op Spoilretakken aan« den ranid vain 'den oetv«er, Hij kJeedlde zdldh «uit, diook to het ijs koude water en kwam er rose en proestend «weer uit. (Nadat hij zijhal (paarden geroskamd' en gevoerd en zijto eigen voorraad gezouten var ken® vleesch en koud) tgenStebtnood! geïnspecteerd had, duurde het geen vijf eeconlden of hij had "besloten bij Bela te I gaan! ontbijten, Dat beteekend®, dat hij het zware opladleni van «den wagen mét' een ledige maag (doen moesit IDriie uiur later hield hijl Voor het resltauranlt stil, Iboinld. zijn paarden, aan een hoorn vast en legde wat 'hooi voor de dieren neer. Het restaurant was leeg. Andere ontbijtgaistten waren reeds gekomen en ge- „HéiJBeiaP'-riep hij. Zij stak haar hoof dl «dloor (de andere deur. ,„iBela, mijn maag dis zoo leeg aflis dik weet «niét wat! Ik heb net het gevoelvan «een «geplukt kui ken. Geef me to Godsinlaam wat te etenl" ,jHét ite half negen", zeölde zij kortaf. „Dat weet ik, maar dik moesit opftaden "voor ilk weg kón. Ben paar sneedljies ontJbijtspek «en een kop kof fie. Ik heb in geen maia/nlden koffie geproefd. En zij zeggen, dat jouw koffie een gódenidirank is! „Ik k-a/ni niet den geheeLen idlag koken!" zeilde Be la, iweer weggaandie. «Toch hoorde «hij haar aanl die kachel en met ke- téls scihlarreilien. iHiij! zou versöh gezette koffie 'krij- «gen! Enkele minuten later werd die voor hem gezet; niet alleen^ koffie met gecondenseerde melk een luxe ten Noorden van den vier-en-vijftigsten breedte graad maar ook gebakken visch en een bord warme cakes. Sam viel er met een gebrom van vol doening op aan. Belar stond een oogenblik op haar ondoorgrondelijke, onverschillige manier naar hem te kijken en wilde dan gaan. „Zeg", zeide Sam met zijn vollen mond tegen haar, „schenk jezelf een kop koffie in en kom die hier leeg drinken". „Ik eet nooit met mijn klanten", zeide zij. „Bliksems nog toe, jij hebt tegenwoordig veel pre tenties. Schiet op en doe wat je gezegd wordt!" Hij vond het een groot genot haar te bevelen. Wat Bela betreft, zij keek hem eerst verbaasd aan, om dan haar oogen neer te slaan misschien vond zij het ook prettig. Doch hoe dit zij, zij haalde onver schillig haar schouders op, keek uit het raam of er niemand den weg op kwam, en verdween dan in de keuken. Heel gauw daarna kwam zij met een dampenden kop koffie terug, ging tegenover Sam zitten en dronk dien daji, zonder hém aan te kijken, langzaam uit. Sam's oogen schitterden ondeugend. „Nu al die kerels iederen dag hier komen on je eten en alle andere dingen zoo hemelhoog prijzen, ga jij natuur lijk depken, dat je de koningin van de Bevèrbaai bent. Je moet een toontje lager gaan zingen 1" „Wat heb jij daarmee te maken?" „O, te maken heb ik er niets mee! Ik zeg het al leen voor je eigen bestwil. Ik zie niot graag, dat ze zoo'n knap meisje haar hoofd op hol makon"( „Wat bezielt jou toch? Je hebt me sinds gisteren avond een praats!" Sam lachté hartelijk. Hij liet zich niet om den tuin leiden door haar hooghartige manier van doen en zij niet door zijn voorgewend gesnoef. Toen Sam zijn genoegen gegeten had, zette hij zijn ellebogen op de tafel en boog zich over de smalle tafel wat meer naar haar toe. Onder de ta- I fel raakten hun gepantoffelde voeten elkaar toeval lig aan; beiden huiverden. Bela trok langzaam haar j voet terug. Onwillekeurig kwamen hun hoofden dicht bij elkander. De heerlijkegeur, dien zij uitwasemde, deed hem bijna duizelig worden. Zijn ademhaling werd sneller; zijn oogen keken kwijnend en plagend tegelijk. Bela liet hem in de hare kijken en hij zag er duizend vademen diep in. Het was dat kostelijke oogenblik, waarin het hart ziet wat de tong nog niet bekennen wil, wanneer het dicht bij elkaar zijn zoe ter is dan een aanraking. Toch zeide hij: „Je hebt een meester noodig!" „Daar ben jij niet geschikt voor!" antwoordde zij minachtend. Buiten klonk een geknars van wielen. Zij sprongen op. Sam vloekte binnensmonds. Bela keek uit de deur. „Het is Joe", zeide zij. Sam kreeg een harden trek om zijn mond. „Je moet gaan", zeide zij vlug en bevelend. „Je bent klaar met eten. Ik wil hier geen ruzie hebben!" Sam trok een woedend gezicht. „Goed ik zal gaan, als hij binnen is. Maar ik wil niet den schijn aannemen, alsof ik voor hem wegloop". Joe kwam norsch binnen. Hij had Sam's span reeds buiten zien staan. „Morgen", zeide Sam, in wiens karakter het lag altijd beleefd tegen een vijand te zijn. Joe mompelde iets binnensmonds. „Ik was juist op het punt om weg te gaan", zei de Sam. „Hbe is het met de modder?" „Net als altijd", snauwde Joe. Het viel Sam moeilijk na dit antwoord weg te gaan. Hij aarzelde. Maar hij had het beloofd. Hij keek naar Bela, maar deze ontweek opzettelijk zijn blik. Eindelijk haalde hij zijn schouders op en ging weg. Joe liet zich, zonder naar Bela te kijken, boos neer vallen op de kist, waarop Sam gezeten had. „Een ontbijt", mompelde hij. Bela wist heel goed, <iat het zijn gewoonte was te eten vóór hij 's ochtends wegging. Zij zeide niets, maar keek naar de klok op het buffet. „Hem geef je te eten wanneer hij dat wil!" brom de Joe. „Ik behandel iedereen gelijk", antwoordde zij kortaf. „Je kan een ontbijt krijgen, als Je dat wil", „Dat wil ik",

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5