EEN LIEFDE IN DE WILDE
Zaterdag 25 Juni 1921.
64ste Jaargang. No. 6844.
TWEEDE BLAD,
Nieuwe Abonné's
De dingen om ons heen.
FEUILLETON.
Brieven uit Rome,
Binnenlandsch Nieuws»
«I
ontvangen de nummers die nog
tot 1 Juli a.8. verschijnen
GRATIS.
DE UITGEVERS.
Toen de Groote Vier in Parijs met heel wat moeite
het Verdrag van Versailles in elkaar hadden ge-
menkregen, snakten zij er naar een poosje rust te
gaan nemen. Die rust evenwel was hun nog niet ge
gund, omdat zij plotseling tot hun schrik bemerkten,
dat hun taak pas voor een deel was afgedaan. Dat
er wel vrede was met Duitschland, maar nog hiet
met Oostenrijk, met Turkije en Bulgarije.
Haast je, rept je, werd toen het Verdrag met
Duitschland overgeschreven en nog drie exempla
ren voor zoover dat ging, met verandering van de
naam van het land waarvoor het nieuwe tractaat
moest dienen en zoo kwam het verdrag van St.'Ger-
main enz. tot stand.
Veel kon er klakkeloos worden overgeschreven,
doch niet alles. Grensregelingen vereischten andere
voorzieningen bijvoorbeeld en zoo was er meer.
Doch de spoed, waartoe het verlangen eindelijk
eens huistoe te kunnen gaan de heeren aanzetten,
was duidelijk te .bespeuren in de besluiten, die zij
neerlegden in deze nieuwe tractaten.
Bijkans elke regeling was aanvechtbaar op allerlei
grond.
Dit werd nog gevaarlijker voor het succes van het
werk en V.oor de richtige naleving der bepalingen,
toen de Groote Vier zelf de tractaten op menig punt
een voorloopig karakter verleenden, er de mogelijk
heid van wijziging, van herziening in neerlegden.
Die mogelijkheid werd weliswaar alleen geschapen
ten opzichte van enkele vragen, doch het geheole
complex was van dien aard, dat men waar de mo
gelijkheid van herziening niet uitdrukkelijk was
neergeschreven, toch alle recht meenden te mogen
hebben om impliciet daarmede te rekenen.
De haast van toen wreekt zich nu. Het werk moet
weer in zeer vele opzichten van voren af aan worden
gedaan en thans onder veel moeilijker omstandig
heden.
Want do toestanden zijn veranderd.
De overwonnen landen zijn niet meer zoo onder
worpen als direct na den oorlog. Zij verkeeren in zoo
gedrukte positie, dat het moeilijk slechter kan wor
den. Andere mannen hebben de leiding gekregen of
wonnen aan invloed.
Nationalistische invloeden doen zich gelden en
vinden dankbaar hun materiaal in het feit, dat alles
zooveel beter was onder het oude regime. Aan den
nnderen kant zijn in de landen der overwinnaars de
toestanden eveneens zeer veranderd. Engeland, waar
99 van do bevolking tijdens en kort na den oorlog
f en bloc achter de regeering stond, wordt verscheurd
door arbeidsconflicten en het Iorsche probleem,
verarmt gaandeweg door de ontzaggelijke lasten,
door de oorlogsschuld en de arbeidstagnatie, aan de
burgerij opgelegd.
In .Frankrijk staart men zich blind op het Duit-
sche ggvaar, op de milliarden, die men hoopt te ont
vangen en let men niet op de steeds groeiende defi
citten, op de uitermate gevaarlijke noteering van de
franc op do beurzen der crediteur-landen. Ook daar
wordt langzaam doch aanhoudend de invloed der
Bolchewisten sterker. Groep na groep sluit zich aan
bij de Ilïe Internationale van Moskou' en brengt
'daardoor de tweedracht en straks de ontreddering
naderbij.
Ejwendien gaan de politieke flair der Franschen
en hun vrees voor de Duitschers niet samen met het
zakenlnstinct en de realpolitiek van Engeland. Wat
«thans voorn 1 zwaar weegt waar het de volken van
Oost- en Züid-Europa betreft, omdat het hier meestal
ijuaesties betreft die niet direct mathematisch zijn
uit te maken, doch waarin het gevoel liever, de in
tuïtie een hoofdrol speelt.
Tenslotte kan het de wereld in het Westen vrijwel
ROMAN VAN HULRERT FOOTNER.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanus Jt.
UITGr. W. DE HAAN, UTRECHT.
07.
Inimiiid'diels bethiamldielde Beitel iSiam hedeeidiijgjerud! uit! «de
imoiglte. Maar «mi "haar «getoeele marnier van« Idoen
tmesenldie hij een aJainimoédllgtog te zien. Hij genoot
e'vien (veel •van heit spelletje .als zij, en Ihet liiët hem
ikou'd; of het in dien smaak van cLe mammen viel. De
lekkerste stuiktje© vondien toun. "weg naar S'aim's hord.
ISa'm/s1 oogen verrieden meer diam "hij wM. „Ik mo'et
joiu hehlben!'" teHegraphieerdieta) laij maar Belta, terwijl]
'iiiji blaar plaagdeEtal Beleusi tmioioie «ooigen anfwtoiord1
«dleni: ,„Pia)k me maar, iailisi jje' kan!"
.Teni «sfl'cxt'te zeilde Saim, dat hij: idle gelhledimen der
keuken wiilLdle kxnldietrizoe'ken. -B'etLa 'joeg fiean naar. zijn
plaat© terug en bewerkte izijn rug kraJchtilg met een
(bezemsteel. IHet geaeiischap keek er vrij vemnt-
iwaandigidl naar. Zij wilstlen bij! instinct het namwe ver
bainldJ üussiehlen liieifdie en pl«algen.
IHet/ igézélisdhiap btnalk iwoeig op .Tot dien avond: had
leider vctor ziidhl gietvaelfa, 'diat hij1 évenlveel ka/n® had
als die orij&enen, maar nu helgon Bela «onderscheid
te «maken. Zlooidra izij! miet eten kJliaar wiaren, giinlgien
izij naar buiten anf te rfoiolken en gecmeeme zaken te
(matteen telgen' den inldtrnlnlger. Vóór luum geiwo*cxni kaart-
partijitlje zoiclhltcn zij' ÏDum 'heil bij Stli'flfy en (Mah'ooley.
Alleen Joe eni Som bleien aan een zijldie van' het
vu/ur zitten met -dien vastberaden hdik in bun
oogeni, waarvan Jonlge mei/sjes zoo goed' Weten, dat
hij beieekent, «d-at zijl geien van tweeém bet eerst
wiil'dieni wegigaajn«.
(Bela kHvatai met naaiwerk tnsisicben Wen in', zit
ten. Haar gelaat dtnukte Hhians een kalme onJver-
BChümilgbeid: uit De jonge mannen lieten bet ge-
«spaniniene van «den «taestainidl óvereenkonustig hum' «ka
rakter blijken Joe «keek boos en knarsetandde, ter
wijl' Sa/mls oolgieni slcbitterdien en zijn mtomldboeken
opkruiden.
*WiaJü oen «Idioot!"idlacblt die laatste. „'Om' m'ljl zoota
voionsipruinig 'te igelvien. Hij' kan. niet verbergen, «d«at
biji 'de pest in heeft! Ik zall -die Jtomlge dame weil: «aa/n-
genaaim belzi:glhlO^Ki!en!,,
lEini hij begon Wa-ar allerlei geschiedenissen- over
zijn' paarden te vertellen. Bela lachte zedig. Zij bl-èUd
v-an« diierenverhallen.
Teitwijil bij op «zJjni Quob'tdjge inamder vertelde, nam
hij izijm mededinger eens goed) óp.
onverschillig laten aan welke schatkist een boer in
Thrauie zijn belasting schuldig blijft of welke amb
tenaar: een Griek of een Turk, een slaatje slaat uit
de havengelden in Smyrna, Ook is het vrij onverschil
lig waar de grenslijn loopt op of langs een berg in
Klein-Azië.
Maar daarmee is men er niet.
Griekenland, dat volgens een Amerikaansch poli
ticus in den oorlog de rol speelde van August den
Dommen in het circus: iedereen in den weg loopen
en vallen voor zijn eigen adem, heeft van de Groote
Ooms, (nu men Venizelos moeilijk een millioen of
wat in den. zak kon stoppen of nog een orde toevoe
gen aan de vele,/die zijn verdiensten reeds beloon
den) aanspraken gekregen op verschillende land
streken. En het Griekenland van Constantijn biedt
nu de quitantie aan.
Die quitantie behoort te worden gehonoreerd en
dat zou ongetwijfeld geschieden indien hetpond
vleesch dat geëischt wordt door de Entente, uit eigen
borst ipoest worden gesneden. Zoo zijn de groote mo
gendheden inderdaad: zelfopofferend zonder weergaI
Heeft niet Engeland om Italie's; koloniaal gebied met
oenige tienduizendtallen vierk. kilometers te ver-
grooten, geen afstand gedaan van een zandwoestijn
en een oerwoud en een reeks moerassen naast Itali-
aansch-Somaliland? Een gebied, dat toch op elke
kaart van Afrika rood gekleurd was en waar inder
daad een Britsch blokhuis stond met de Union
Jack er boven wapperend...
De Entente had zeker haar woord gehouden en het
volle pond geleverd, maar nu wil het geval, dat het
ditmaal de borst van een ander is, die uitgesneden
moet worden. En dat die ander een keel opzet van
belang. De Turken kermen over Thracie en Smyrna
en hun geweeklaag vindt in Rome en Parijs sympa
thiek gehoor.
Niet dat men daar zoo vreeselijk pro-Turksch is,
in het minst niet, maar omdat die twee Middelland-
sche-Zee-mogendheden ernstig bezwaar hebben tegen
een sterk Griekenland, dus als concurrent, als derde
kon optreden.
Van de Turken, die toch niet doen aan wereldhan
del en wereldscheepvaart, die al tevreden zijn als
een plaatselijke agent hun producten koopt en hem
in de gelegenheid stelt zich in een bazar hun eigen
benoodigdheden aan te- schaffen, is geen concurrentie
te vreezèn, redeneeren zij.
En dus vinden Rome en Parijs het opperbest
wanneer die Grieken-van-Constantijn wat op hun
nummer worden gezet. Zelfs al worden de (ongevaar
lijke) Turken daar wat beter van.
Feitelijk zou Frankrijk er heelemaal niets tegen
hebben, wanneer de Turken hun oude macht van
voor den oorlog integraal terug kregen, ware het
niet dat Kemal Pacha op al to vriendelijken voet
staat met Moskou. En van die Soviet-heeren, die de
milliarden roebels, in den loop der tijden in Fransche
Safeloketten opgeborgen, waardeloos maakten, moet
men in Frankrijk niets hebben.
Dit: het contract tüsschen Moskou en Angova is
feitelijk het eenige wat een brug zou kunnen bouwen
tusschen Londen en Parijs. Want Londen is daarom
alleen zoo vriendelijk tegen Athene, omdat oen
Bolchewistische Klein-Azië een gevaar i3 voor Enge
land en voor den landweg naar Indië. Een gevaar,
dat aan den anderen kant slechts ten deele wordt
goedgemaakt door de haat, die een al te sterke onder
drukking van het voorschot des Turkschen Rijks,
zou kunnen doen ontstaan bij de Mahomedanen in
Britsch-Indië en elders, waar het toch al gist.
Dit alles ware te vermijden geweest, wanneer de
Groote Vier in 1919 niet zulk een haast hadden ge
had, als zij zich niet hadden laten verlokken tot
ongerijmdheden, die dringend herziening behoeven
en die herziening niet kunnen krijgen van de
vrijwel machteloos geworden Entente.
Juist het feit, dat Turk en Griek weten hoe mach
teloos die Entente is en hoezeer de inzichten en
opvattingen van de hoofdmachten uiteenloopen,
heeft ten gevolge, dat zij er geen van beiden aan
denken toe te geven.
Hoe langer zij weigerachtig blijven, hoe moeilijker
het wordt voor de Geallieerden om Athene en
Angova hun wil op te leggen.
Met een vloot bereikt men bijna niets en een le
ger om in Klein-Azië iets te beginnen ontbreekt.
Turk cn Griek zitten allebei „op fluweel" en het
loodje legt de rampzalige boer in de zone, waar
heldhaftighedén worden uitgehaald, waar branden
de huizen en schuren, vermoorde menschen en ge
stolen vee bewezen, dat het Verdrag van Neuilly
bezig is ton uitvoer te worden gelegd.... 1
UITKIJK.
en een gotoMJto, rood met goud, 1* om de buiten
deur gédraperd
Den fl7dieni Januari zogen we ochtends feestelijk
versierde dieren, -ezels, muilleizeïs en paarden, wier
tuife met- rozetten vain allerlei kleuren van den' re
genboog was toestaken, terwijl door hun manen lin
ten 'wanen gevlochten en een «rooi® 'op kop en istiaairtfc
prijkte; «dia vri| ©ctoiuintnlilgie (viervoeters e&lgen er heeil
jolig uit, izijl tkwaimien vlam 'dorpjes «bulten Roane en
draafden! Instijg maar die St, Atotonto - A'btoate, een
'kerkje, dat im die Via «Carló gelegen ils. Slt Amtotnio
wordit de patriarch der momnikken genoemd. Toon
hij' 20 jdar was werd hij (kluizenaar en ftot zijn- .vijf
en twintigste jaar leefde hij 'alleen dm de woeiStijm' van
Egypte, waar hij het eerste Mtoocfteai stichtte. Hier
overleed hij imi den geaegenden ouderdom, «varn 105
jaar, Zijtnj geheele leven braJchJt hij im getoedi, Ikasltij-
dinlg en vasten 'door, die vemzoeLkinlgien, die hij door
worstelde «ijh idioor de dielgonlden Overbekend Later hel
lig verklaard, werfden im 't todtoonidler de viervoetige
dieren onder izijm bescheriniiirig gesteld en van 'toen
af kkxndlen de iR'omeimen «op Stt. Amtanio, en ook mog
de daarop vo«lgenlde dalgen, koeien, paarden en ecefls
geduldig zaen «staan! voor de kerk vain hum hoogen
(beschermer in afwachtdtnlg, dat de «naar buiten tre
dende priester ize miet! wijwater zou -koimlen (bespren
kelen, terwijH' hij im 't Latijns zelgt: Ito naam van. «den
Vader en «den Heiliilgen Geest Ibevrijd ik ru op voor
spraak vanl SI Am'tomio Atotoalte viam den "geest des
k'waadis.
Al naarmate de eigenaar der dieren meer of «min
der met aordsche goederen geze'gend Is, wordt de
priester met een kleiner of meer. aanzienlijk ge
schenk "vereerld'.
INaast de trappen vam de ikerk worden heilige pren
tje®, m-edladlileis en andere snuisterijen gevent, «die
vindlen mogal «aifltrek (bij die (budtenliui, die va«aik voor
het vee dat ze thuis hebben mog iets vam 'd«e St.
An-tonio meetorengeru dat o-ctk gezegend werd en de
dieren voor o«ngevall behoeden zal.
Eenige jiaren geleden was een tooeirtjo zoo ver
heugd/ «dat biji Zto koppdgen virvoeter de duivel udt-
gedreK'ien Was, dat hij er «op «sprong, -er duichtig op
los ranselde en de poort «uitjoeg, maar «daar rolden
ruiter eni miuiildlier dm) het «sflij!k, «deerllijlk igehialv-einidi
en gelcmeusd; „welk «een geluk dat 'het «dïe«r gelzegenJd
was", riepen de omstanidiera, ,^stellllg zouden, ze «aaa-
ders hum mek hebben getordkenl"
to vroolijke optochlt en pleisterend toij menige her
berg gaan de dorpelingen «en de Romeinen m«elt hum
opgestmu/kte graluwtfleis «en magere «Rfossdmantên
huiswaarts, heeft verheugld, dat de Booze uit het
dier gevaren is, maar zelf niet zachter .jegens het
gedulidijge «dier gestemd, isilaam en prikken zij. heit
weer naar bJailteftust, «om het tot grtootere 'smellheild
aa/ni te' sporen., wiaint de Italianen zijni wreed tegen
over «dieren, «misschien 'wel o«mdat ze, hoewel «soms
overg'elvoetfi'g 'v.arn niaturei, niet de eigenschap bezit
ten Idie wij gewoolnl zljm, g ie voel te noetnen. 'Een
mooie «geste, «een weekhartige opwelling, zien we op
een oogentoiik, dlaJt. we het niet verwacht (hlaldden;
(bij veel" beïninm«el1ijlk'e geibaren, vinlden wij' veel niaive
isentimientaMteit hiji dit Volk, «dat zoo waak tekort
schiet uit gebrek vam de wiaro verteederitog/dies har
ten, die vaxoi bómmen udlt tiot hatodeliinlgen; drijft, die
minder (theatraal maar daarlom alltclht (deugdelijker
zijrn.
Ach! «de dienen im /Italië,, wat hébben ze «alaml die
mooie gestes van hum (baas,, als hum' zweep hen zoo
omlbarmlh'arti'g striemt, 'terwijl ze zich1 (boven hluto
kraichten" inispamtn-en ;d enial' te izwaren last voort te
"trelkkien!
Verlangen zij.' dan miet op hum toeurt dien mees
ter eens naar een kelkje te '«brengen, waar door een
regen vam wijwater «de «duivel uit helm getbanlnen
wordt? ,E. F.
/Rioffne is rijk aan feestdagen, wanlt alle heiligen
vain! bete«ekenig wordien hier herdacht. iSt. «Petrus en
«Pauluis, 29 Jutni, is een aamgonioimiem .Zon-diaig, «alle
wimlkefts zijm «diam gesloten en dat dis toegrijpeftijk, Pe
trus staat hier aam! «de sp«ltls vam1 alle. In de keitk, die
gewijld is aam dem heilige, wiens feest gege/ven wordt,
zijm de pila/ren dien dag met roo«dl idamiaat toehianlgen
HUISBEZOEK.
Een doktersvrouw in het Zuiden schrijft aam het
Hdbld.:
Ik had mijn kleinen jongen en mezelve juist
schoon gewasschen van het stof der aarde, toen
de zuster me vroeg, of we nog mee wilden gaan
naar een paar verre patiënten bij hetbosch en
zoo togen wé, nog naar lavendelzeep riekend, in fris-
sche zomerkleeren naar den weg bij den zoom. „En
de lucht was zoo vrij en de hemel zoo rein, en het
kleed der natuur was zoo vroolijk en blij" op dezen
wonderheerlijken dag, dat ziekte en dood, onbestaan
bare, althans heel ver-affe dingen geleken.
Aan den voet van het bosch, tusschen de lage
bouw- en graslanden verspreid lagen kleine, arm
zalige woningen, wel schilderachtig met hun vuil-
roode daakjes vol huislook, maar zij, die de ellende
weten, verborgen achter het pittoreske, hebben niet
meer de onverdeelde waardeering. De jeugdverruk-
king voor „snoezige" boerenhuisjes anno zeventien
honderd en zooveel gaat vodrbij als men de kamer
tjes betreden heeft, die de broeinesten van onze erg
ste volksziekte zijn.
We gingen het eerste keuterijtje binnen, zonder
kloppen. Een tuberculose-huisbezoekster en een dok
tersvrouw hebben een streepje voor, zijn altijd wel
kom, de eerste, omdat zij steeds met raad en daad
bijstaat, de laatste, omdat zij geleerd heeft, wat zou
te brengen in duisternis, wat licht en warmte en
een extraatje, dat Bruin in dure tijden van ziekte
niet trekken kan. Bij den armenv jongen, dien 'we
hier opzochten, viel nog heel wat op te knappen
en had het Groene Kruis zijn wèldadigen invloed nog i
weinig doen gelden. Het wa3 de tweede maal, dat de
zuster een poging wagen wilde een zweempje van
hygiëne te brengen in het zeventigjarig verkindscht
hoofd van den dwei^vader, die zich in het mini
atuurkeukentje met veel toewijding te scheren zat,
in het zorgenvol brein vam de afgetobde moeder,
ernstige hartpatiënte, van het stompzinnig vier en
twintig jarig-meiske, „dat ook al zoo hoesten moest
de laatste weken en haar eten niet meer lustte."
De zieke lag, Godé zij dank, dezen keer buiten. We
wilden zoo dadelijk naar hem toegaan, alleen nog
eerst even zijn slaapgelegenheid inspecteeren. Het
hokje, nauw 2 Meter in het vierkant, werd voor het
grootste deel ingenomen door een bedstee met wat
stroo, waarvan de bruin geverfde houten wand in
't midden geheel ontkleurd was door het steeds weer,
lar/gs loopend sputum, in nacht of donkeren morgen
tevergeefs gemikt naar het bakje met zand op den
grond. Dit bakje was op on^ bezoekuur, kwart over
vier' in den middag, nog niet schoongemaakt en zag
er alleronsmakelijkst' uit. Het verdere deel van het
kamertje diende als bergplaats voor de Zondagsche
kleeren van het gezin, zoodat deze wel vol moesten
zitten met tuberkelbacillen. Maar waar moésten de
rnenschen anders blijven met hun boeltje in een huis,
dat voor niets ter wereld voldoende ruimte bood? Ten
slotte leek on9 het varkensschuurtje nog het best,
waar met een houten lat en een waachbaar gordijn
nog even iets te bereiken viel. Maar eerst moest
Moeder de Vrouw beloven alles flink uit te zullen
koken en in de volle zon te leggen.
We hadden een groote flesch lysoform meegebracht
en leerden de dochter, hoe ze haar handen moest
desinfecteeren, telken male, dat zij haar broer ge
holpen had, gaven haar op hoop van zegen een
tandenschuier en nagelborstel, een paar flinke wasch-
la.ppen en een stuk carbolzeep. Wij zetten de raainpv
jes op de zuid-zijde zoo ver los als het houtwerk
het gedoogde, zoodat allicht iets van het goddelijk
lentearoom het huisje van binnen bereiken kon.
Toen traden we naar buiten. Een schrijnend con
trast; onder den ontluikenden vlierboom, zoo mooi
als die van den gouden bruiloftsdag uit AnderseiTs
„Vliermoedertje" hing op een paar allerongemakke-
lijkste ongelijke stoelen de weggeteerde, uitgemer
gelde jongen en op het graslandje links sprong mijn
kleine, stoere kerel als de zoon van het Eeuwige
Leven tusschen margrieten en rose koekoeksbloemen
rond. De zon daverde over de werejd en ik vond het
zoo onbegrijpelijk en onnoodig, dat op deze plek, die
ik zoo lang ik in Limbug woon, als de meest ideale
voor ligballen of sanatorium heb beschouwd, een
arme jongen lag te sterven van onreinheid en onwe
tendheid. Geen greintje besef, van wat zuiver en zin
delijk is, had hem tot heden doordrongen. De spu-
tumflacon, door de zuster vorig maal meegebracht,
was hooghartig van de hand gewézen, gelijk de hoof
dige boer, d'e brug naar de kerk van Almen ver
smaadde, en stond binnen te pronk bij de bont-pa-
pieren rozen, aan Onze Lieve Vrouwe gewijd.
J.as, hroelk, .sokk'en van pa«tlëwt, alles zat vol o]>
géd«ro«o(gid slijten, «de magere vinger® met iziwaiitger.ani-
de n"agie«ls wreven telken® latogis Ide onzuivere neus
«en ongeschoren Mol en taen ik een laclhjje op «zijn
«lippen wekte, 'door een .grappig verbaal v«an' mijn
kinderen te vertellen, (bleken de tanden met een
laagje etensresten toedekt.
(Patiënt, in laaste stodtoiim, nietls meer voor te (ho
pen in «dit leven, maar zoo oneinldiig veel voor te
doen! «Morgen zou hij een1 preütiigen ruststoel krij
gen vae 't Groene Krui®, zuster zou vanavond nog
voor de aflaldlinig bijl de itraan «ziorgon, en dan «e«en
witodiktossen vo«o«r dien Zieken', «doorgelegen ruig, maar
daai moest hij oolk beloven het! aardige blauwe
fleiscbje te gebruiken en niet den vloer binnen en
het grastapijt buiten, te verontreinigen. Werkelijk,
we -kregen «onlzen «zin en «straalden een oogeribitk
tegen elkander, omdat we zoo ver waren.
-Zuster hiad een flanellen' k/iel «meegenlocmen, dii-e
moest hfj nu morgen aantrekken, inplaats van de
vette jas; hij' zou iwei merken, (hoe prettig en vrij
zoo/in kie«l' mat. We pakten het lekkernijtje uit ien ik
vertelde een paar verbalen o«ver de 'dieren thuis,
toet witte reaize-komljn, «den groenten wolfshond, de
pauwstaart jes. En w«e spraken af, volgende keer
onze viool^vrienidini «mee te brengen, die wat moois
voor hem spelen zal. Hij moest nu maar goed1 kuren
in de zon, to«t «heil van hem zelf en zijin huisgenoo
t/en.
Op den terugweg bepeinsde ik, dat nog «geen tien
minuten verder het groote hotel La«g waar zomers
twintigtallen gasten komen, om in de heerlijke bos-
8chen gezondheid met lepels op te doen, terwijl deze
arme, jonge kerel, in «diezelfde sfeeT isterVen moest
door onvoldoende voeding, onvoldoend inzicht en
kennis in het jaar 1921.
Mijn geest schiep «de keuterijtjes in lichte, vroolijke
ert
•jrfHelt zal1 het izwaarste baanitj«e izijto, (daiti ik ooit ge
had heb", dacht hij. ,JIjj is zeker dertig poaid' zwaar
der dan Ik en hééft vroeger geworsteld. Maar hij is
nu niilet in comdlitiie en Ik bien in voiim. Misschien
«kan ik 'het nog wel) kl'aonspelen. Trouwens ik moet
het doen, wil ik hier nummer een wordien."
Toen Somi met zijteu Verhalen klaar was, stlonidl Be
la op. ,FI ét is tijld om te Igaato", zeidle zij' ko«rt'af.
«Somi «stlolnlcl lachend op. „iDiat laat aan) duidelijk-
heid niets te rwenislchlen over", zeilde hij, teenwijl1hij
.bij1 «die deiur op Joie bleef walchten.
„Ga jij- maar vooruit'",, smaulwidle «dleize woedienid.
,jNia u", antvxxjirtdidle S«am igilimllachiend.
Joe kwam 'dreagend naar hem toe en izij blieven
bij de deur elkaar met woeste blikken staan opne
men. De klle/inste bewegingvaai' een van beidien zou
het conlflict vertiaaist hebben. B'ela igüi'pte dotor «die
anldere deur eni liep het huis dm.
„Joe"! riep- zij:
Gevolgd) idlooir Sialm gilnlg hij1 «die deur uit.
„Ini ieder -geval ben ik niet! 'het eenstt gelga'an,"
'dacht Salmi
(Bela keek hen «miiriachlteiM aah. „Jullie lijiken wel
dWaais! Precies gniommenldie hlomldenl Gaat naar
huls!"
«Eenigszlkus beschaamdl liepen zij' naar houn respefc-
'üievelijike paandien. Bela (ging weer naar binnen.
Tóen ziji naaist elkander wegreden keken zij elkaar
wedr aan. S'ami barstte bijl he't zien van Joa's melo-
'dlramatiiSch'-bbois getzidht ploltselihg to 'lachen uit.
„Lieve hemel, wat eenl kribbehijterig gezicht!'"
zei'die hij1 «Spottend!.
.„Vendlomme 'toog toe! Bemoei je met je eigen za
ken 1 Denk er olm, dat Je me uit "den weg, blijft, wanlt
ik heb een hadde "vuist voor, diegenen, die: ik niét
mag".
„JBIlijlf jlj« mdj1 maar udit dieni weg. Anders zall ik
op je «teeinitjiels «trappen! lEto «als je vechten wil, don
ben ik iieder uiur 'tot' (je, "beschikking 1"
Joe reedi verdJer en iSam ging fludltenidi naar Grierls
PodauL
DDen 'Voilgendien odh"ten"dl werd1 hij glimlachend te
lgen de zon wakken Op de «een o«f anldere wijlze leek
de "wereld sdtodls dien vorllgen dlag veralndierd. Z«oo-
«alls gewoonlijk haldl hijl Grier'is Point' voor zichzelf.
Zijto hedl lag nog op Spoilretakken aan« den ranid
vain 'den oetv«er, Hij kJeedlde zdldh «uit, diook to het ijs
koude water en kwam er rose en proestend «weer
uit.
(Nadat hij zijhal (paarden geroskamd' en gevoerd en
zijto eigen voorraad gezouten var ken® vleesch en
koud) tgenStebtnood! geïnspecteerd had, duurde het
geen vijf eeconlden of hij had "besloten bij Bela te
I gaan! ontbijten, Dat beteekend®, dat hij het zware
opladleni van «den wagen mét' een ledige maag (doen
moesit
IDriie uiur later hield hijl Voor het resltauranlt stil,
Iboinld. zijn paarden, aan een hoorn vast en legde wat
'hooi voor de dieren neer. Het restaurant was leeg.
Andere ontbijtgaistten waren reeds gekomen en ge-
„HéiJBeiaP'-riep hij.
Zij stak haar hoof dl «dloor (de andere deur.
,„iBela, mijn maag dis zoo leeg aflis dik weet «niét
wat! Ik heb net het gevoelvan «een «geplukt kui
ken. Geef me to Godsinlaam wat te etenl"
,jHét ite half negen", zeölde zij kortaf.
„Dat weet ik, maar dik moesit opftaden "voor ilk weg
kón. Ben paar sneedljies ontJbijtspek «en een kop kof
fie. Ik heb in geen maia/nlden koffie geproefd. En zij
zeggen, dat jouw koffie een gódenidirank is!
„Ik k-a/ni niet den geheeLen idlag koken!" zeilde Be
la, iweer weggaandie.
«Toch hoorde «hij haar aanl die kachel en met ke-
téls scihlarreilien. iHiij! zou versöh gezette koffie 'krij-
«gen!
Enkele minuten later werd die voor hem gezet;
niet alleen^ koffie met gecondenseerde melk een
luxe ten Noorden van den vier-en-vijftigsten breedte
graad maar ook gebakken visch en een bord
warme cakes. Sam viel er met een gebrom van vol
doening op aan. Belar stond een oogenblik op haar
ondoorgrondelijke, onverschillige manier naar hem
te kijken en wilde dan gaan.
„Zeg", zeide Sam met zijn vollen mond tegen haar,
„schenk jezelf een kop koffie in en kom die hier leeg
drinken".
„Ik eet nooit met mijn klanten", zeide zij.
„Bliksems nog toe, jij hebt tegenwoordig veel pre
tenties. Schiet op en doe wat je gezegd wordt!"
Hij vond het een groot genot haar te bevelen. Wat
Bela betreft, zij keek hem eerst verbaasd aan, om
dan haar oogen neer te slaan misschien vond zij
het ook prettig. Doch hoe dit zij, zij haalde onver
schillig haar schouders op, keek uit het raam of
er niemand den weg op kwam, en verdween dan in
de keuken. Heel gauw daarna kwam zij met een
dampenden kop koffie terug, ging tegenover Sam
zitten en dronk dien daji, zonder hém aan te kijken,
langzaam uit.
Sam's oogen schitterden ondeugend. „Nu al die
kerels iederen dag hier komen on je eten en alle
andere dingen zoo hemelhoog prijzen, ga jij natuur
lijk depken, dat je de koningin van de Bevèrbaai
bent. Je moet een toontje lager gaan zingen 1"
„Wat heb jij daarmee te maken?"
„O, te maken heb ik er niets mee! Ik zeg het al
leen voor je eigen bestwil. Ik zie niot graag, dat
ze zoo'n knap meisje haar hoofd op hol makon"(
„Wat bezielt jou toch? Je hebt me sinds gisteren
avond een praats!"
Sam lachté hartelijk. Hij liet zich niet om den
tuin leiden door haar hooghartige manier van doen
en zij niet door zijn voorgewend gesnoef.
Toen Sam zijn genoegen gegeten had, zette hij
zijn ellebogen op de tafel en boog zich over de
smalle tafel wat meer naar haar toe. Onder de ta-
I fel raakten hun gepantoffelde voeten elkaar toeval
lig aan; beiden huiverden. Bela trok langzaam haar
j voet terug. Onwillekeurig kwamen hun hoofden dicht
bij elkander. De heerlijkegeur, dien zij uitwasemde,
deed hem bijna duizelig worden. Zijn ademhaling
werd sneller; zijn oogen keken kwijnend en plagend
tegelijk. Bela liet hem in de hare kijken en hij zag
er duizend vademen diep in. Het was dat kostelijke
oogenblik, waarin het hart ziet wat de tong nog niet
bekennen wil, wanneer het dicht bij elkaar zijn zoe
ter is dan een aanraking. Toch zeide hij:
„Je hebt een meester noodig!"
„Daar ben jij niet geschikt voor!" antwoordde zij
minachtend.
Buiten klonk een geknars van wielen. Zij sprongen
op. Sam vloekte binnensmonds. Bela keek uit de
deur.
„Het is Joe", zeide zij.
Sam kreeg een harden trek om zijn mond.
„Je moet gaan", zeide zij vlug en bevelend. „Je
bent klaar met eten. Ik wil hier geen ruzie hebben!"
Sam trok een woedend gezicht. „Goed ik zal
gaan, als hij binnen is. Maar ik wil niet den schijn
aannemen, alsof ik voor hem wegloop".
Joe kwam norsch binnen. Hij had Sam's span reeds
buiten zien staan.
„Morgen", zeide Sam, in wiens karakter het lag
altijd beleefd tegen een vijand te zijn.
Joe mompelde iets binnensmonds.
„Ik was juist op het punt om weg te gaan", zei
de Sam. „Hbe is het met de modder?"
„Net als altijd", snauwde Joe.
Het viel Sam moeilijk na dit antwoord weg te gaan.
Hij aarzelde. Maar hij had het beloofd. Hij keek
naar Bela, maar deze ontweek opzettelijk zijn blik.
Eindelijk haalde hij zijn schouders op en ging weg.
Joe liet zich, zonder naar Bela te kijken, boos neer
vallen op de kist, waarop Sam gezeten had.
„Een ontbijt", mompelde hij.
Bela wist heel goed, <iat het zijn gewoonte was te
eten vóór hij 's ochtends wegging. Zij zeide niets,
maar keek naar de klok op het buffet.
„Hem geef je te eten wanneer hij dat wil!" brom
de Joe.
„Ik behandel iedereen gelijk", antwoordde zij
kortaf. „Je kan een ontbijt krijgen, als Je dat wil",
„Dat wil ik",