Uit het Hart van Holla: d. Binnenland sch Nieuws. vooral ten koste van China en van Amerika. Dat ge beurde toen Japan bondgenoot was, maar zulk een macht niet meer tot bondgenoot, maar tot concur rent dn het Oosten te hebben; deze luxe kan Enge- lahd zich niet veroorloven. Het heeft in Ierland, in Europa, in Klein-Azië, in Mesopotamië en Perzië reeds meer zorgen dan En geland lief is. Maar buitendien is in Britsch-Indië het smeulend gevaar zoo groot, dat de pas opgetre den Onderkoning Lord Reading de rechtsgeleer de Rufus Israels, een man zoo bekaam dat een mijner vrienden, een zeer bekend Engelsch advo caat, van hem getuigde, dat hem ndet bekend was dat deze scherpzinnige, hoogst begaafde en geleer de Israëliet ooit een fout gemaakt had, niet be ter weet te doen dan te roepen om den Prins of Wale3. Maar zal de Prins van Wales, wiens taak het tot dusverre geweest is om als 'n soort panacée voor alle kwaad, dat er in Engeland of in de Do minions broedde, rond te reizen, in Britsch-Indië, de reeds ver om zich heen gegrepen hebbende vrij- heidsstrooming kunnen bezweren? Maar ook al zou dit het geval zijn, dan nog blijft er genoeg reden voor Engeland bestaan om Japan als concurrent en vooral als intrigeerende Ooster- sche macht niet te onderschatten. Het niet vernieu wen van het tractaat kon wel eens als een beleedi- ging van het ras, ja erger, nog van de kleur be schouwd worden, en waar dg Turken in hun haat tegen Engeland de geloofsquaestde onder de Ma-, homedanen uitspelen, de Russische- Regeering geen middel ongebruikt laat om Engelands invloed in Perzië, en Indië te fnuiken, zou eene actie tegen En geland gebaseerd op „kleur" ten slotte fataal kunnen worden En al heeft Japan tijdens den grooten oorlog van de situatie geprofiteerd door onder de motto's: „wie het dichtst zit bij het vuur warmt zich het best" en „het hemd is nader dan de rok", een en ander van de Duitschers weg te nemen en te houden, toch was het in Augustus 1914 een groote geruststelling voor Engeland, dat 't daar in het verre Oosten Japan als bondgenoot en niet als eventueele vijand had. Engeland heeft feitelijk de moreele verplichting het tractaat weer te vernieuwen. Door die vernieu wing echter zou allereerst China ontzettend bena deeld worden. Japan ,zou, dit wordt door China in haar protest bij Engeland openlijk erkend, eene machtspositie over China kunnen verkrijgen, die van dat land bijna een vazalstaat zou maken. De Chineezen zeggen, dat Engeland bij een Britsch-Ja- pansch tractaat niets en Japan alles wint. Japan zal de Chineezen willen dwingen, zal de souveredniteit aantasten, zal de handel monopoli- seeren, zeggen zij. Wat komt er dan van de handels betrekkingen tusschen Engeland en China terecht, roept de Ghineesche koopmanschap Engeland toe. De Engelsche bankier, reeder, industrieel en koopman leest dit alles met zeer gemengd# gevoelens Juist in China hebben zij de oudste handelsbetrek kingen, stonden zij vóór den oorlog, ondanks de ont zaglijke Duitsche concurrentie, nog bovenaan. De Schotsche firma Jardine, Matheson en Co., de Engelsche firma Butterfield en Swire, hadden de grootste handelsvloot in de Chineesche wateren. De schepen van de „Chinese Merchants" hebben Brit- sche kapiteins, stuurlui en machinisten. Wanneer men in Shanghai of andere zee- of rivierhavens van China kwam, dan was altijd het beste plaatsje door het Britsche consulent, de Britsche handelshuizen ingenomen. De Engelsche vlag, de Union Jack, wap pert overal in China. De clubs, de plaats, waar de Europeanen elkaar in hun vrijen tijd ontmoeten, waar zij binnenshuis kaartspelen, en buitenshuis hun tenniscourts of golflinks hebben zijn bijna altijd Engelsche clubs. Ik ben zelf lid voor mijn leven van een groote club in China, waar Zondags de Union Jack wappert en in de statuten waarvan staat, dat niet-Britten, die lid zijn, hun lidmaatschap verliezen, indien hun land in oorlog komt met Engeland of zijn geallieerden. De taal, die alles beheerscht is Engelsch. Een Duit sche firma in Shanghai aan mij schrijvende, schreef in het Engelsch, al wisten de leden dier firma heel goed dat ik Duatsch verstond en geen Engelscbman was. De bevoorrechte positie in China te verliezen is al tijd de groote vrees der Engelschen en Teeds nu zien zij met leede oogen, dat Duitsche banken en han delshuizen zich weer in China gaan vesrtigen, nu kortgeleden de vrede tusschen China en Duitschland geteekend is. Het is waar, de dorsnee Chinees houdt niet van den Duitscher, die altijd in wat voor kring, hetzij in diplomatieken, of consulairen of handelskring een grooten mond opzet, die een Rickshaw koelie (het menschelijke paard voor het lichte tweewielige wa gentje) maar al te gauw met een stok behandelt als de Chinees meer betaling voor het „vrachtje" eischt. Maar de Duiitscher in China werkt harder dan elke andere Europeaan, was met minder salaris te vreden, deed minder aan sport en was voor alles bijna goedkooper. Langzaam maar zeker drong de Duitsche handel en industrie op. Reusachtige bank- en kantoorgebouwen moesten getuigen vanDuitschland's kracht en macht. In het Duitsche Clubgebouw in Shanghai was alles even mooi, meestal geschonken door Duitsche instellin gen. Het marmeren trappenhuis was een geschenk van de groote scheepvaartmaatschappij de Nord- deutache Lloyd enzoovoorts. Maar er kwam in die kende- hij als inboorldingen-Jongenis. Hij keek nau welijks naar hen, maar streelde de ooren en de neus gaten der dieren, die vleiend hun koppen tegen hem aan schuurden. „Oude jongens!" fluisterde Sam. „Jullie hebben me niet vergeten, wel? Misschien missen jullie me wel even veel als ik jullie!" „Hoe ben je aan dit span gekomen?" vroeg hij aan den jongen, die stuurde. Toen hij opkeek, zag hij, dat een derde hoofd en schouders boven^den rand van de bok gekomen waren. Hij zag een ongelooflijk gerimpeld gezicht, omgeven door lange grijze haren. De heldere oogen schitterden vroolijk. „Allo, Sam!" „Musq'oosis!" riep Sam terugdeinzend. Bang voor andere verrassingen ging hij echter gauw in den wa gen kijken. Doch daar was niets in dan dekens en eten. Musq'oosis stapte uit en drukte Sam en Ed de hand. „Zeg tegens de jongens, dat ze uitspannen", zeide Sam, denkend aan de plichten der gastvrijheid. Musq'oosis knikte van neen. „Ik moet weer te rug," zeide hij. „Ik moet vannacht op de Kleine Prairie slapen, om morgen weer thuis te zijn." Sam voelde zich opgelucht. Welk voorwendsel er ook gegeven mocht worden, hij wist het werkelijke doel, van Musq'oosis komst! Uit fijngevoeligheid ging :Eld weg om den wagen verder uit te laden. Musq'oosis stuurde de twee jon- Sens naai1 hem toe, om hem te helpen en ging zelf 1 het gras zitten, terwijl Sam de paarden streelde. „Dus Je gaat niet mede", zeide Musq'oosis een kwartder later. Vergeefs had hij zijn beste krachten ingespannen. Sam knikte van neen. „Het spijt me", zeide de oude man. „Heeft zij je gestuurd om mij te halen?" vroeg Sam plotseling. „Neen". „Waarom ben je dan gekomen?" „Ik vind, dat zij te veel naar Mahooley kijkt. Hij is een slechte man voor vrouwen. Bela is als het ware mijn dochter! Ik voelde mij ongelukkig." Een vreeselijke pijn doorstak Sam's borst. Hij lachte, naar hij dacht, opgewekt. „Als zij Mahooley hebben wil, zal zij met hem trouwen. Jij en ik heb ben daar niets mee te maken". club bijna geen mensch, behalve tusschen 12 en 1 uur en het typeerende was, dat terwijl op de z.g.n. Engelsche club, waar iedereen, tot welke natie ook behoorend, kwam, hoog en laag, oud en jong door elkaar krioelden, op de Duitsche Club, waar slechts Duitschers en Oostenrijkers kwamen, een strenge afscheiding gemaakt was tusschen het terrein voor de „chefs" en voor de „bedienden", daarom zoo gek omdat in China bijna iedere „chef" als bediende be gonnen as. Toen onze sleepbootkapiteins Pot en Verschoor met de baggermachines voor de uitdieping van de vaar geul naar Zee in Shanghai aankwamen, werden zij meegekomen naar de Engelsche en naar de Duit sche Club. Even later waren de reglementen van de Duitsche Club zoodanig gewijzigd, dat zulke sleep- bootkapiteinen als Pot en Verschoor, mannen door onze geliefde koningin wegens hunne grote ver diensten geridderd, voor het vervolg niet meer in de Duitsche Club binnen mochten, omdat ze officie ren van de Keizerlijk Duitsche Marine mochten ont moeten. Nu ik dat neerschrijf, denk ik onwillekeurig aan onze nog steeds niet vergoede Tubantia, en de honderden door duikbooten omgekomen Hollandsche visschers en .zeelui, maar ook weer aan hoe later die Keizerlijk Duitsche Marine den arbeid van de Hollandsche Ingenieurs en aannemers in China trachtten te bezoedelen totdat de commandant van het Engelsche oorlogsschip Astrea, dezelfde, die het een voorrecht had gevonden toen hem gelegenheid geboden was Pot en Verschoor te ontmoeten, aan den Ingenieur de Rijke vroeg: „Is de nieuwe vaar geul op diepte?" Toen de Rijke bevestigend ant woordde, voer die Engelsche Zeeofficier met zijn kruiser de Astrea door den nieuwen vaargeul, die sedert „Astrea Channel" heet. Wat toen het Duitsche blad de Asiatische Lloyd op de Engelschen, Hollanders en de Hollandsche koloniën gescholden heeft, is waarlijk niet meer netjes. Typeerend is dit alles voor de positie van de En gelschen en de Duitschers in China. Ik geef toe, de Duitsche kolonie Kiontschon was prachtig in orde, maar de „heeren" in uniform, en wie droeg er al geen uniform in Tsington, zooals de havenstad in de baai van Kiontschon heette, liepen de dames ge woon van het trottoir af. Denk dan eens aan de be leefdheid der Engelsche officieren en onderofficie ren in Den Haag. Zoo doen nu de Chineezen een beroep op Enge land om toch aan China te denken vóór en aleer zij het verdrag met Japan vernieuwen. De Chinees, vre delievend van aard, waarschuwt tegen den militai- ristischen Japanner, wijst op het gevaar voor nieu we oorlogen, nieuwe onrust. Doch ook Amerika laat steeds luider protesten hooren. Ik heb 14 Mei op het Japansche gevaar voor Amerika gewezen. De Amerikanen achten dat gevaar allerminst denkbeeldig zien in een bondgenootschap tusschen Engeland en Japan ook reeds den steun van Engeland aan Japan in een eventueelen oorlog tus schen dat land' en Amerika. Dit beteekent voor Amerika, dat in het geval het tractaat vernieuwd zou worden Amerika een vloot moet bouwen even groot als Japan en Engeland te zamen bezitten. Dat zou ruinens voor Amerika zijn. Bn dat juist nu, waar Amerika een voorstel aan En geland en Japan gedaan heeft om te geraken tot eene gezamenlijke beperking van den vlootbouw! Laat ons dankbaar zijn, dat Lord Birkenhead de solutie gevonden heeft om de beslissing inzake de vernieuwing van het tractaat uit te stellen. Er wordt nu een perspectief geopend, dat van groote beteekenis kan worden voor de wereldvrede. Dit perspectief is eene overeenkomst tusschen de drie wereldrijken Engeland, Japan en Amerika. Eene overeenkomst omtrent vrede in het verre Oosten zij gebaseerd op de volgende principes: le. de politiek ten opzichte van China zal wezen die van de open deur; 2e. de eigendomsrechten der verschillende staten aan de Stille Zuidzee zullen blijven gehandhaafd en gewaarborgd. 3e. de drie Staten zullen alles doen wat in hun macht is, om de vrede in het Verre Oosten te hand haven en vriendschappelijk samenwerken om even tueele geschillen, van welken aard ook, door over leg uit den weg te ruimen. Natuurlijk zou bij het aangaan van een dusdanige overeenkomst de beperking van vlootbouw een feit worden. Dat zulk eene overeenkomst kans van slagen hee't bewijst wel het feit, dat het denkbeeld ook reeds in Frankrijk een warm onthaal gevonden heeft en men daar den wensch heeft uitgesproken, dat Frankrijk ook tot de besprekingen voor dit doel uitgenoodigd zal worden, omdat Frankrijk met het oog op hare beziting Indo China ook een groot belang bij het Verre Oosten heeft, Daaraan wil ik dan den wensch toevoegen, dat Nederland, een klein land in Euro pa, doch een wereldrijk in het verre Oosten, even eens tot die conferenties zal uitgenoodigd worden, omdat Nederland het grootste belang heeft èn bij de handhaving van den vrede in het verre Oosten, èn bij al datgene, dat zal kunnen bijdragen dat Neder land in het rustig en ongestoord bezit van zijne ko loniën blijve." De reis van den Japanschen Kroonprins zal onte genzeggelijk van grooten invloed zijn op de totstand koming van eene eventueele conferentie tusschen de betrokken machten. Zou Prins Welwillendheid wer kelijk een zegenaanbrengende reis gedaan hebben Groote dankbaarheid zouden alle volken hem dan verschuldigd zijn en in de eerste plaats het vrede lievend Nederlandsche volk. Niet het minst omdat een zoo belangrijk tractaat als hierboven geschetst het heerlijk perspectief opent van ontwapening en wereldvrede! „Jij zoudt haar misschien va® hem af kunnen hou den." „Ik dank Je feesteflijk". „Mahooley zal misschien niet eerlijk met haar trouwen", opperde Musq'oosis. Sam's gericht vertrok krampachtdg. Verschrikt gin gen de paarden achteruit. „Om Gods wil, ik heb toeh al twintigmaal gezegd, dat ik er niets aan doen kan!" riep hij uit. „Niemand kan Bela laten doen wat zij niet wil doen. Als zij met Mahooley gaat, is dat haar zaak!" Bang, dat hij rich niet langer zou kunnen beheer- schen, deed Sam een paar stappen achteruit. Toen hij weer terugkwam, had zijn gelaat een vastbera den uitdruklpng. Musq'oosis zag, dat er geen hoop meer was. Hij haalde zijn schouders op. „Nou, ik heb niets meer te zeggen. Het spijt me." Sam wensch te, vurig, dat hij gaan en de verleiding voorbij zijn zou. „Je zei daarnet, dat je hier land genomen hebt", zeide Musq'oosis beleefd. „Laat mij dat land eens zien!" Sam riep een van de jongens, om op de paarden te passen en ging dan Musq'oosis naar zijn eigen veld voor. Musq'oosis keek er met schitterende oogen naar. „O, miwasam!" riep hij uit. „Prachtig. Er bestaat geen beter land." „Ja, vrij goed", zeide Sam onverschillig. „Daar op den kledmen heuvel zal je een goed huis kunnen bouwen". „Dat geloof dk ook." „Je zult daar een waranda kunnen hebben net als Gilbert Beattie. Je zult daar iederen avond naar de rivier kunnen gaan kijken. Je kan een groote schuur en veel paarden en vee hebben en rijk zijn." Sam lachte somber. „Je bent al even dwaas als Ed." „Maar wat heb Je aan al dien rijkdom, als Je al leen blijft?" vroeg Musq'oosis langzaam. „Je hebt een vrouw noodig om je hart gelukkig te maken. Een moode vrouw en veel mollige kinderen. Er bestaat, maar één meisje voor jou. Een knap gericht om naar te kijken, goede handen om te werken, een goed hart om lief te hebben. Ik ken haar en ik zeg het. Er is nooit zoo'n meisje hl dit land geweest als zij. Wil jij, dat een andere man haar krijgt?" Sam wendde zich bijzonder heftig tot hoL-. „Ik heb je gezegd daarmede uit te scheiden!" riep hij heftig Daar hebben we nu eindelijk de zomer, met al zijn zomerhitte, en laat ons bijna vérsmachten. Nooit is een mensch eigenlijk tevreden over het weer, en of dit geheel aan den mensch of aan de natuur ligt, is een kwestie die niet zoo heel een voudig uit te maken valt, want het klagen over het climaat is internationaal. De zomerhitte brengt echter tal van voordeelen mee. Het is den tijd voor de hitte, en daarom heeft niemand het recht om te klagen, natuurlijk de land bouwers en degenen die er schade van ondervin den niet meegerekend, hoewel deze menschen ook wel eens wat te veeleischend zijn en zon voor de wei wenschen tegelijk met water op den akker. Als er geen zomerwarmte is klagen de menschen v.eel meer dan ze nu doen, maar klagen doen ze. Voor Den Haag is deze zomerperiode altijd iets heel gunstigs. Het wemelt er dan van vreemdelin gen; er is leven in de badplaats en kleur in de stad. Je ziet weer eens vreemde gezichten en men schen, die voor onze kleine schoonheden in bewon dering staan. Je ziet karavanen die gecornacd wor den door een gids en files, die wachten tot er een nieuwe groep door het gevangenpoortje gevoerd wordt. Dit alles doet heel bespottelijk aan en we vergeten daarbij hoe we precies zoo doen, wanneer we zelf op reis zijn en groepjes vormen die worden rondgeleid, of opvallen door onze belangstelling voor schoonheden, die de bewoners daar niet meer opmer ken. Een succes voor Den Haag blijkt de Char-A-bancs te zijn. Deze omnibus heeft reeds onmiddellijk de sympathie gehad van de residentie, en is in het ■vinterseizoen gebruikt door oude heertjes die niet snel ter been meer zijn en zoo graag toch ook eens op Wassenaar kijken wilden, door families, die de verplichting hadden een logée eens iets van de stad te laten zien, door ouders die eens kinderen ter ge legenheid van een verjaardag wilden tracteeren op een rijtoertje. Nu echter is het groote monster bij eiken rit vol en dat niet alleen, er rijden er soms drie achter elkaar. En ze zijn geheel vol met reizigers, met de genen die men, zonder te kunnen zeggen waaraan, het buitenlander zijn aanziet. Er zijn alle typen onder, alle natiën, en ook alle reisexcentriciteiten, als de besjaalde mis, mager en lang met een face- è-main en een Beadeker, als de dikke Duitscher in een sporthemd, de Amerikaan in een geruit pak en al die reizigerstypen die men bespot vindt in de humoristische bladen, die men dan voor overdre ven typen houdt, en die men werkelijk precies zoo aantreft op een badplaats of in vreemdelingen-con- vooien. In dit vreemdelingen-seizoen nu heeft Den Haag altijd een heel bijzondere attentie. Trouwens de Hagenaars moe'ten zich niet inbeelden, dat ze in dit opzicht vooraanstaan, want in Parijs doen ze het net zoo, en misschien doen andere hoofdsteden het eveneens. De Parijzenaars en Hagenaars breken in de dagen van het vreemdelingenverkeer hun stad op. Ze gaan dan vlijtig asp'nalteeren, zetten de drukste stra ten af laten overal ketels koken met scherpe teer- preparaten, maken opstoppingen en verkeersobsta kels en versperren de mooiste straten. Zoo is geruimen tijd ons grootste en beroemdste vreemdelingen etablissement hotel Central nagenoeg onbereikbaar geweest. De menschen in de serres zijn er door alle mogelijke aspaltteerdampen getrijterd de hotelgasten hebben zich met hun «bagage op het nauwe trottoir niet kunnen roeren, en den eersten indruk bij aankomst kan niet anders, dan heel on gunstig zijn geweest. Op het oogenblik asphalteert men op de Groen markt, het allerdrukste punt van de stad. Verder zijn de eerste maatregelen voor het asphalteeren in de Hoogstraat reeds genomen en zoo zal er in het hartje .an de stad wel door geasphalteerd worden. De vn emdeling krijgt op die manier een beeld van onze ijver. Hij ziet dat er gewerkt wordt, dat we het zaakje goed onderhouden. Hij zal, als hij meer, dan eens zomers hier komt gaan spreken van de stad, waar voortdurend wordt geasphalteerd. Maar of hem dit rechtstreeks aangenaam zal zijn valt te be twijfelen. Want de arbeid past niet bij zomerhitte en veraangenaamt de atmospheer maar zéér weinig. Het maakt bij heet weer van de toch al niet zoo zeer te prefereeren binnenstad een hel van stank en smook en ondragelijke hitte. Maar gelukkig valt de stad te ontvlieden. Het mooie van Den Haag zijn de omstreken, of liever, de omstreken verfraaien het geheel en voltooien het cachet van voornaamheid. Nu klagen Wassenaar en andere dorpen wel eens over de slechte verbinding. Teegenwoordig, of liever in het hartje van het seizoen is deze klacht niet meer zoo heel ernstig te nemen. De Amovam zorgt niet alleen, dat er rondritjes gemaakt kunnen wor- i den, maar tevens, dat de omliggende gemeenten per auto kunnen worden bereikt. En zelfs over Sche- veningen heeft deze Maatschappij zich ontfermd. Door de goochelarij met de nieuwe lijn en een an dere bestemming van lijn 10 is het meer deftige gedeelte ,waar deze tram doorreed eenigszins ge dupeerd. Een stadsgedeelte is reeds gedupeerd wan neer de bewoners vijf minuten loopen moeten naar een halte van een tram. De bewoqers van,deze buurt die de tram naar Scheveningen door. nun breedste en mooiste straat hadden, moeten nu wel tien minuten loopen voor een verbinding met de badplaats en de Amovam is hen nu te hulp gekomen, met oude Londensche om nibussen met imperial, met de char-è,-bancs, en rijdt voor een heel billijk tarief de misdeelde bewo ners van het Statenkwartier naar het Kurhaus. Een gezellig zomeraspect geven deze vervoermid delen. Verder is het er druk met auto's zoowel in de stad als overal rondom de stad heen. In een paar weken is deze bloei ontstaan. Als het weer omslaat kan het meteen weer uit zijn. En hoe dikwijls zien we niet, dat het weer omslaat als het Augustus wordt en de tijd der vacanties aanbreekt. Laat ons hopen, dat we dezen eenen zomer ge spaard zullen blijden voor die teleurstelling, die ieder jaar zooveel duizenden treft, en laat ons ho pen dat Den Haag zijn aspect van nu den geheelen zomer houden mag. Daarmede wensch ik niemand een absoluut drogen zomer toe. Wat regen in den nacht, wat zonneschijn overdag, zoodat ieder zijn deel krijgt. Maar aan deze indeeling, hoezeer er reeds door het menschdom op is aangedrongen, schijnt moeder natuur maar steeds niet aan te wil- len. Zoomin als ze geregeld voor de gepaste hoeveel j heid vorst en sneeuw wil zorgen. Doch zooals ik in mijn aanhef reeds zeide, er komt j misschien wel een beetje chronische ontevredenheid van den mensch bij bovendien, want het klagen over de weersgesteldheid schijnt internationaal te zijn. W. P. PAARDENSPORT IN HAARLEMMERMEER. Het concours-hippique te Hoofddorp, hetwelk is uitgeschreven op Dinsdag 26 Juli en Woensdag 27 Juli d.a.v., belooft weer een groot succes te zullen worden voor het bestuur van de vereeniging „Voor uit", die zijn twaalfde feest hiermee heeft aange kondigd. Voor de beide dagen ziet het .programma er schitterend uit, niet overladen en toch vol afwis seling. Er worden vele bezoekers verwacht; verleden jaar waren er meer dan 10.000 en allen hebben genoten, want het terrein is zeker wel het mooiste uit het geheele land; omdat het heeft een overdekte tri bune, waarin bijna 2000 personen een kostelijk zitje kynnen krijgen en verhoogde staanplaatsen, waar door 6000 bezoekers kunnen genieten zonder elkaar in het gezicht op het terrein te hinderen. Ook zal het getal deelnemers groot zijn; de beste landbouwtuigpaarden waarop Haarlemmermeer zoo grootsch is komen op het grasveld; de boeren vrouwen en boerendochters zullen met elkaar laten zien hoe er liefhebberij is in de Meer voor het paard; boerenzoons en boerenknechts zullen als rui ters te paard verschijnen; ook heerrijders en offi cieren worden verwacht met hun prima rij- en jachtpaarden; zelfs voor de dames (paardrijdsters) is een apart nummer ingelegd; ook zullen de beste springpaarden niet afwezig blijven waar het gaat om de groote gouden cup (de grootste beker die nog ooit in Nederland is uitgeloofd). Verder wordt er gerekend op vele eerste klasse luxe paarden; naar men zegt komen de beroemde Hackneys Knight Commander en Dark Legehd ook weer in Hoofddorp uit; honderden paardenliefheb bers zien al ietwat zenuwachtig uit naar wat de be slissing daar wezen zal. Een paar weken geleden werd aan het,, eerstgenoemde paard de eerste prijs toegekend aan de hand voorgebracht, maar het laatstgenoemde paard kreeg de oranjestrik in tuig gaande. Hoe zal 't straks wezen? Dat hangt niet al leen af van de paarden zelf, die op den eenen dag wel eens beter gaan dan op een anderen dag, maar ook van de subjectieve opvatting van de juryleden. Zooals vanzelf spreekt, is er ook gezorgd voor de z.g. opluisteringsnummers. Meermalen is gezegd, dat het concours in Haar lemmermeer veel te zien geeft voor echte paarden liefhebbers; laat het mogen blijken dat dit door hen wordt gewaardeerd. DROP BIJ KOEIEN. In enkele gemeenten komt drop onder het melk vee voor. De ziekte gaat met ontsteking en koorts gepaard. In Zijpe, Wieringerwaard en Schagen kwa men reeds sterfgevallen voor. Men schrijft de oor zaak aan slecht' water toe. BRONWATER. Terwijl bijna alle polders water Inlaten om to tale uitdroging der sloten te voorkonden, maalt de Schagerwaard zoo nu en dan uit. De talrijke bron nen en het boezemwater, versterkt door een 20-tal gasputten, geven zooveel zoet water, dat de greppels bij tijden vol staan. Voor land en vee is dit thans van zeldzame waarde. uit. „Bij God, als je nog één woord zegt. Je maakt me krankzinnig! Vroeger heb ik gedacht, dat je mijn vriend was. Maak, dat je hier vandaan komt voor ik vergeet, dat je oud en zwak bent. Voor de laatste maal .zeg ik je, dat ik ndet ga! Ik heb een eed ge zworen. Het is uatl" Musq'oosis haalde zijn schouders op. „Goed! Ik zal gaan!" zeide hij loom. HOOFDSTUK XXV. Twee ochtenden later, toen de muren van Ed Cha- ney's huis uit den grond begonnen op te komen, za gen Sam en Ed tot hun verbaring een klein zwart paard met een ruiter langs den oever galoppeeren. Het bleek de oudste van de twee Indiaansche jon gens te zijn, die met Musq'oosis meegekomen waren. Hij heette St. Paul. Zijn glad, bruin gezicht en zijn heldere oogen gaven geep uitsluitsel omtrent wat hij doen kwam. Het paard leek afgereden. „Wat is er?" vroeg Sam met een boos gericht. „Musq'oosis is ziek," antwoordde de jongen, die goed Engelsch sprak. „Waar?" „'Even vorbij de Kleine Prairie, een mijl of twin tig van de rivier af". „Waarom kom je bij mij?" vroeg Sam. „Er zijn veel dichter bij toch ook blanken. Ik heb geen ver stand van doktoren." Musq'oosis zei, dat hij niemand anders wilde heb ben dan Sam", antwoordde de jongen. „Hij zegt, dat hij geen dokter mëer noodig heeft. Hij zegt, dat zijn tijd gekomen Is. Hij zegt, dat een vriend zijn oogin moet sluiten. Hij zegt, dat hij Sam boos gemaakt heeft. Hij wil, dat Sam hem de hand komt drukken vóór hij sterft." „Het zal het beste zijn, dat ie onmiddellijk gaat", zeide Ed. „Die arme stakkerd 1 Sam dacht even na. Musq'oosis had hem boos ge maakt en hij wantrouwde hem. Toch voelde hij zich tot dezen typdschen kleinen philosoof aangetrokken, en hij bedacht rich, dat Musq'oosis hem vriendschap betoond had op een tijd, dat hij die het meest noo dig gehad had. „Hoe is het gebeurd?" vroeg hij. De jongen illustreerde zijn verhaal met de voor zijn ras eigen gebaren. „Gasteren is Musq'oosis niet wakker geworden. Ik moest hem in zijn dekens heen en weer schudden. Hij werd langzaam wakker. HIJ zeide, dat hij zich ziek voelde. Steeds door slaperig. Hij kan niet op staan. Hij kan niets eten. Daarom legden wij hem in den wagen en reden verder. Na een poosje moes ten wij ophouden. Hij zeide, dat hij niet verder kon. De wagen schudde te veel. Dus legden we hem op den grond in zijn dekens. Wij wachtten een tijdje. Ik dacht, dat het misschien wat beter zou worden. Maar dn den middag was hij nog heelemaal niet bo ter. Hij zeide tegen me, dat ik Sam moest gaan ha len. De andere jongen moest bij hem blijven. Dus ben ik gegaan. Vannacht heb ik op den Crossing gesla pen." Het verhaal klonk geloofwaardig en Sam's achter docht werd gedeeltelijk in slaap gewiegd. „Jij en de jongen moeten mijn span nemen", zei de Ed. „Laat het zwarte paard hier" om te rusten". Enkele minuten later waren zij onderweg. St. Paul had met Sollers afgesproken hen in zijn kano over te zetten. De chef wachtte reeds op hen toen zij kwamen. Tijdens het overzetten besprak Sam het geval met Sollers. De chef was dikwijls verplicht voor dokter te 9pelen. „Het heeft veel van een hartverlamming," zeido hij. „Hij is over de zeventig. Op die manier gaan ze zoo dikwijls weg. Onder een struik langs den weg'* „Ik wou, dat je mee kon gaan," zeide Sam. „Ik kom zoo gauw als ik een paard kan krijgen." Sam sprong in den zadel en reed weg. St. Paul was nog bezig de buikriemen vast te binden. Over zijn schouders kijkend zag Sam hem in gesprek met Sollers. Hij kreeg den indruk, dat beiden hun hoofd omdraaiden, toen hij omkeek. Toen de jongen hem inhaalde, vroeg hij wat hij met Sollers bepraat had. „Ik «heb tegen hom gezegd, dat hij pijnstillende middelen moest medebrengen1', antwoordde de jon gen onmiddellijk. „En Soliers heeft gezegd, dat hij het doen zou." Toen zij op het vlakke veld kwamen, hielden zij een zoo kort mogeiijke rust om zelf te eten en de paarden te laten grazen. Bij het weer opstijgen zei de Sam: „Funny Sollers heeft ons nog niet ingehaald.' „Hij kan zeker geen paard krijgen", antwoordde! St. Paul. Onderweg vroeg Sam telkens of zij er nu bijna wa ren. „Nog een klein eindje," was onveranderlijk het antwoord. „Je zei, dat het twintig mijl van de rivier was." ,*Misschden heb ik «me een beetje vergist" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 6