Uit het Hart Yan Holland. Van Tweeërlei Slag. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Ingezonden Stukken. Gemengd Nieuws. Schap Courail Zaterdag 6 Augustus 1921. 64ste Jaargang. No. 6867. De belangrijkste gebeurtenis in onze groote ste den is de kellnersstaking. Deze staking op een ge bied, dat op zichzelf van niet zoo bijzonder groot maatschappelijk of zedelijk belang mag heeten, ver heugt zich in grooter algemeen© belangstelling, dan gebeurtenissen, die met onze heele volkswelvaart samenhangen. Ik durf te wedden, dat het publiek be ter op de hoogte is, van wat er met deze staking zoo- al samenhangt, dan over wat er in de mijnen in Limburg omgaat, terwijl we aan de gebeurtenissen in Engeland kunnen zien, tot welke vérstrekkende gevolgen een kolenmijnenstaking leiden kan. Onze kellnerstaking heeft een tamelijk slap en goedaardig verloop. Niemand behoeft er in Den Haag althans een biertje of een kopje koffie minder om te drinken en niemand vindt zijn stamkroeg ge heel gesloten. Alleen op sommige terrassen zijn de stoelen en tafeltjes weggenomen. Vreemde verhalen doen de ronde van schoolkin deren die bedienen, en studenten die kellnertje spe len. Heel veel komt dit echter niet voor. Op zich zelf is het natuurlijk wel een beetje zot, dat kinderen in herbergen bier en sterke drank rondbrengen. Het heeft vele ethische en moreele bezwaren. Het is paedagogisch niet erg verdedigbaar en de patroon die dit uitgevonden heeft, heeft er geen groote sym- phatie mee kunnen veroveren en zooveel haat uit gelokt, dat voor dit café de anders zich heel rustig gedragende stakers herrie zijn gaan maken. Overigens la het heel merkwaardig dat beide par tijen maar steeds tevredenheidsbetuigingen de we reld in sturen en maar voortdurend vinden dat de zaken er mooi voorstaan. Het geschilpunt bestaat in de loonenkwestle. De kellners willen loon en geen fooien. Ze eischen dat het fooienstelsel zal worden afgeschaft. De eisch is niet onbillijk, want waardig is het leven van aal moezen niet. Alleen is het de vraag of dit nu wel zoo grif gaan zal. Want het fooienstelsel is in geen land zoo diep ingevreten als bij ons, waar tramconducteurs, en dienstmeisjes en werklieden, die een karweitje ver richten en eigenlijk allen die voor particulieren iets doen, befooid worden. We geven graag fooien en het is te vreezen, dat het publiek zelf na het afschaffen het systeem weer,zal trachten in te voeren. Talrijke berichten uit het buitenland vindt men thans in onze kranten. In Duitschland en in Italië is het fooienstelsel afgeschaft en leder vermeldt nu zijn bevindingen daar. De berichten hierover spre ken elkander voortdurend tegen. De een zegt, dat overal waar hij het geprobeerd heeft de kellners fooien weigerden, de ander beweert, dat het fooien systeem klandestien nog even hard bloeit als voor den oorlog, en dat wie geen fooien geeft dit bemerkt in de wijze waarop hij wordt bediend. Hoe dit echter precies zij, in elk geval kan men er uit leeren en bij eventueels afschaffing van het fooienstelsel dergelijke waarborgen stellen, dat een schijnbaar afschaffen uitgesloten wordt. Op zijn minst moet de patroon dan het recht heb ben om den kellner, die fooien aanneemt te ont slaan, terwijl de kellners deze collega's als schurf tige schapen dienen uit te stooten. Een werkelijke afschaffing van dit verfoeilijke systeem zou inderdaad toe te juichen zijn. Niets toch maakt reizen en verblijven in een hotel zoo onaangenaam als het fooienstelsel, daar men nooit reet hoeveel men heeft te geven en hoe dit precies toet worden verdeeld. BIJ het verlaten van een btttl slat ftWQd boos# gwlchfcB. P«M3 is hH 4e huisknecht die men vergeten heeft of het kamer meisje, dat zich verongelijkt voelt of de lift jongst, die meent dat hij niet voldoende voor rijn werk is betaald. Daarbij wil het systeem, dat degene van wie Je het minst merkt het meest krijgt zooals de ober, die van uit de verte zijn bevelen geeft of de portier die alleen maar den ingang heeft versierd in zijn deco ratieve uniform. Het verlaten van een hotel, waarbij Je uitgeleide ge daan wordt door een vijftiental menschen, door het kamermeisje, de huisknecht, de kamerkellner, de nachtwaker, de schoenpoetser, de liftjongen, de ver schillende kellners van eetzaal, restaurant en bar, de obers dezer af deelingen, alle kleine jongetjes, zoo als de chasseur, en piccolo, en Jassenknechtje, is een kwelling, terwijl men daarvan bij het verlaten van een café zonder fooiensysteem in het minst geen last heeft. Wanneer dit bereikt kan worden heeft het publiek sle.chts dank te brengen aan de stakers. Overigens is de staking, zooals ik reeds opmerkte, niet zeer merkbaar. Scheveningen doet nog niet mee, hoewel er over gesproken wordt deze badplaats er ook in te betrekken. Alle kleine buurtcafé'sl vallen er buiten, de groote hotels vallen er buiten en het gaat om slechts een paar groote café's in de bin nenstad. Daar de warmte toch niet uitdokt om 1d het hartje van de stad te gaan zitten en slechts de Scheveningsche café's het werkelijk druk heb ben, kunnen de patroons met hun gebrekkige be diening van een paar „onderkruipers" het best af. Wat men merkt is dat er een paar posters en een paar politieagenten voor het terras heen en weer drentelen, heel gemoedelijk, dat er eens een papier tje met een Oproep aan het publiek om zich niet door onderkruipers te laten bedienen, op Je tafeltje geworpen wordt, en dat degene die Je je consump tie brengt, niet altijd in rok of smoking is. Het dreigement, om Scheveningen er in te betrek ken, is echter gevaarlijk nu deze badplaats eens werkelijk van de warmte en de heerlijke avonden kan profteeren. Bovendien neemt de vijandige houding der kell ners, ondanks de vele betuigingen van tevredenheid met den stand van zaken, aanmerkelijk toe. Zoo hier en daar wordt geklaagd over molestatie van onder kruipers. De besturen der afdeelingen moedigen wel aan tot een waardige houding, maar er schijnt toch I iets te gisten, dat in strijd is met de goede hoop die overal gekoesterd wordt. De vrees voor buiten- lands personeel komt daar nog bij, en zoo nog meer factoren. Ook neemt de lust tot onderbandelen toe en de teekenen, dat er aan deze staking spoedig een einde moet komen, of doordat ze doodbloedt of door dat de verschillen worden geëffend, vallen overal te bespeuren. Het is echter gevaarlijk om te voorspellen. We moeten nog afwachten, want Den Haag zal in geen geval den doorslag geven. Deze zal van Amsterdam verwacht moeten worden, daar het caféleven daar een veel érnstiger en zakelijker karakter heeft en een haast onmisbare factor voor het leven der stad is. Hoe echter de uitslag ook wezen moge, een ding valt te hopen en dat is dat de fooi uit de wereld wordt geholpen, zonder te veel toeslag op de con- j sumptie en dot er waarborgen zullen worden gege ven, dat ze niet meer herleeft, al doen verschillende menschen in het publiek ook nog zooveel pogingen baar in haar eer te herstellen. P. De NtoeM» *#iw« fewsd» eea *5 hssft daardoor «enigs vsrdisnsicn. Ce sndonisusis; van het burgerlijk armbestuur is bedoeld als ver schaffing van het noodzakelijke voor levensonder houd van haar en da vier kinderen, welke uit haai; huwelijk lijn geboren, voor soover dat onderhoud niet door eigen verdiensten kan worden verkregen. Vertrouwd mag worden, dat de niet wettelijke vader van de laatetgeboren kleine idch een werkelijk va der zal betoonen en zich dus niet zal onttrekken aan zijn plicht tot onderhoud. Aan bijverdiensten door hot afgeven van water werd door die weduwe ontvangen op 2 Juli f1757, op 11 Juli f 10.48M, op 18 JuU f 80.48, op 25 Juli f20.11. Toen, maar ook eerst toen, meende de ArmvoogdiJ, dat eene vermindering van de ondersteuning wel mocht plaats hebben en werd deze met f 6 verlaagd en alzoo nog gelaten op <7. Evenals „Een opmerker" hoop lk niet veel, maar toch, dat die Bchrijven eerst grondig zal onderzoeken voor hij weer naar de pen grijpt, en dan, dat hij zal leeren zich van veel uitdrukkingen te onthouden, welke niets ter zake doen en waardoor alleen scha de wordt gedaan aan den goeden Indruk van zijn persoon. Een onderzoeker. HOMAK TAS ASSA WABLZNBERO. 4. „Mijnheer Roaengren", «rak ad], toen hij voor haar boog otn afscheid te nemen, heb u iets voor te «tellen, dat lk hoop door u niet kwalijk genomen ral werden. Zou uw lieve Helga nle*. 's middags titr bij ons kunnen kamen eten! De Imduatide-school Is hier vlak bij." De oude mam wendde de oogen van haar naar ha ren man en van dezen naar Klaas, en toen weer naar die mooie dame daar tegenover hem, die hem zoo vriendelijk aanzag. HIJ wist niet of hij goed had gehoord. „Weiger nu niet", vervolgde zij; „we zijn Immers oude vrienden, en het Ijs zoo aardig ook kenmie imet uw dochter te maken." Zwijgend nam Rosengren hare hand en drukte ze aan zijne Lippen. Spreken kon hij niet; daarvoor was hij te aangedaan. Hoe had die vrouw zoo vriende lijk zijn geheime zorg iweten tie raden? Maar nu kwam het protest. Het was al te vriendelijk; hij kon t biet aannemen. Maar Mevrouw Elvin wilde van geen weigering weten en haar minm was dadelijk ko geen weigering weten en haar iman was het met haar verzoek volkomen eens. Helga moest morgen dadelijk komen; anders zouden zij zich gekrenkt ge voelen in hun vriendschap. Wie zou aan zooveel vriendelijkheid weerstand kunnen bieden? De oude kassier kon het althans niet. En zoo werd over Hel ga beschikt, geheel buiten haar om. Bij het heengaan, zeide Rosengren nog om den hoek van de deur: „Zeg vooral niet tegen Helga, dat ik dek ben. Ze weet niet welke kwaal lk heen en nu denkt ze niet dat het Iets van eendge bet eekenis la.M De Directeur knikte toestemmend. HIJ zou zeker rijn woord houden. Het lag immers In zijn aard a^iütnige dingen eer te vergeten dan te onthouden. ARMENZORG. Mijnheer de Redacteur! Id uw nummer van Woensdag J.l. las ik het ingezon den stuk van „Een opmerker". Het bleek mij daar bij, dot de inzender enkele punten heeft vergeten, welke voor een goed overzicht noodig zijn. Ik meen goed te doen deze naar voren te brengen, opdat het door hem ingelichte publiek in staat zal zijn een juist oordeel in deze te vellen. DE TELEFOON TE NEW-YORK. De correspondent der N. R. Ct. schrijft: New-York, 15 Juli. De vreemdeling die te New-York komt, wordt onmiddellijk aangenaam getroffen door de prach tige telefoon-accomodatie, welke hij allerwegen vindt. In zijn hotel heeft hij het toestel naast zijn hoofdkussen staan; gedurende zijn wandelingetjes langs de avenues en de straten vindt hij overal publieke telfoonstations; in de treinen merkt hij hou ten standaards op, die telefoon-formulieren bevat ten, om in te vullen, en op het departement, dat hij betrekt, ook al is het een gedeelte van de bovenste verdieping van een sky-scraper, heeft hij telefoon, zoowel in zijn slaapkamer als in zijn woonkamer. Ik herhaal: hij staat aangenaam getroffen. Doch zoodra hij de telefoon ter band neemt en hij tracht zich van een aansluiting te verzekeren, begint de ramp en na verloop van tien minuten parelt het zweet op zijn voorhoofd: het gebruik van die tele foon schijnt niet zoo gemakkelijke Aan den anderen kant van den draad de persoon te krijgen, dien men er wenscht, kost veel inspanning, veel geduld en veel vriendelijkheid. Natuurlijk is dat min of meer zijn eigen schuld, omdat hij niet in staat is, zich uit te drukken, als vreemdeling, in het veelal door de telefoon-juffrouw gebezigde „slang" en omdat hij nog niet geverseerd genoeg is in de merkwaardige uitspraak van het Engelsch, wijl hij, die vreemdeling, zijn school-Engelsch immer voor het echte Engelsch gehouden heeft, en dat is het misschien ook wel, doch niet voor de telefoonjuffrouwen. Hij zal'er zich aan moeten wennen om bijvoorbeeld het woord „Hearst" uit te spreken als „Hoist" en zoo al meer. En de telefoonjuffrouw laat niet met zich spotten (mogelijk is, dat ze met zich laat spelen, doch de vreemdeling weet helaas niet, hoe dat spelletje aan te leggen). Als ze hem niet aanstonds vatten of verstaan kan, dan is 't in den regel mis en als de arme vreemdeling, die den moed niet direct verliest, eindelijk, na de tien minuten van transpiratie, zijn nummer krijgt, dan blijkt vaak dat het niet het Juiste nummer is, want de Juffrouw beeft hardnekkig voor t door hem opgegeven „Stuyvesant" verstaan „Ri- verside". Als hij de gelukkige bezitter is van een on- vervaischt Rotterdamsch accent en dat „stuyvesant' heeft opgegeven als „steivsnt", dan, Ja dan.~. heeft de vreemdeling wellicht*, nog steeds het verkeerde nummer gekregen, want de telefoonjuffrouwen in New-York hebben het erg druk, rampzalig voor haar- zelven eü voor het publiek. Het aantal telefoon-gebruikers heeft zich, in de laatste drie Jaren, vrijwel verdubbeld en vooral ge durende 1920 was de vermeerdering enorm, wat de New-Yorksche telefoon-maatschappij, gedurende de laatste vijftien maanden, heeft moeten bljkoopen aan HOOFDSTUK II. Toen Klaas den anderen dag thuis kwam, had het etena-uur nog niet geslagen. Hij luisterde aan de deur van het salon en toen hij, behalve de stemmen zijner ouders, nog eene vreemde hoorde spreken, liet hij den knop van de deur weer los en drentelde het portaal over naar de kamer van zijn vader. Hier liet ai; zich in een gemakkei Ijken leuningstoel val len en genoot van zijne zoete rust, onder het lezen van een krant. Zijne moeder, die het schellen aan de voordeur gehoord had, kwam, na een paar minuten vergeefs te hebben gewacht, hem hier in zijn schuilhoek op zoeken „Waarom zit Je hier en kom je niet binnen?" vroeg zij, de portdère open houdend. Rij trok een vreemd gezicht en haalde de schou ders op. „Hoe ls ze?" „O, het is een heel aardig meisje, eenvoudig en zonder pretenties." ,/Dat is niets voor mij. Ik schiet niet op met een voudige, lieve meisjes. Daarmee kan men niet re deneeren". „Wees nu niet vervelend, Klaas; je bent bepaald onaardig." „Neen moeder, u is onaardig, zoo'n stumperdje op die manier van huls weg te halenl En wat moet er nu van ons gezellig etensuurtje worden? Denkt u dat het pleizierig ls, altijd een paar wildvreemde oogen tegenover Je te hebben en een paar ooren, die naar alle mogelijke zijden worden opengezet? Ik zou u dankenl In 't vervolg zal ik eenvoudig op mijn ka mer blijven eten; waar ik woon, kan voor me ge kookt worden," Mevrouw Elvin trad naar heim toe, streelde hem over rijn krullebol en zeide vriendelijk: „/•eg Klaas, wees nu niet zoo naai. ie wean imuiers dat we Jegens haar vader die kleine beleefdheid wel verplif ht zijn." „Drommels moeten we hem ons gezellig etens uur opofferen? Ik dacht d&t we hem alleen geld materiaal en ww* dwuad, sott voldoende voop W, ot&&! gebruik in vsrscheldsa andere grccts Ameri- kaansche steden. Er zijn om een voorbeeid te noe men, circa 154.000 nieuwe telefonen in gebruik ge nomen, wat meer, is, dan het aantal in steden, als b.v. Detroit. Het aantal mijlen draad is vermeerderd, gedurende die periode, met een half millioen meer, dan in gebruik is te Geveland. Aan de schakel borden zijn 620 nieuwe plaatsen in dienst gesteld, wat meer is dan de totale schakelbord-ruimte van de telefoon in Pittsburgh. En nu is het dan in New-York zoover gekomen, dat het aantal telefonische aansluitingen, tegen ein de 1921, het millioen zal passeeren. New-York heeft thans reeds meer telefoon-aansluitingen, dan alle hoofdsteden van Europa en Azië tezamen. Het aan tal gesprekken per dag bedraagt vier en een kwart millioen; daarvan vallen er in bet morgenuur van tienen tot elven, vijf honderd duizend: op dat uur telefoneeren er dus totaal een millioen menschen te New-York, Dit mag den vreemdeling bet gevoel geven, dat hij de telefoonjuffrouw met zachte waardeering moet gedenken, ook al lijdt hij nameloos. Er worden te New-York, in den loop van zoo'n dag, door ge bruikers en door personeel tezamen, circa vijftien millioen nummers gezegd. Aan de honderd eü één centrale bureaux, welke de maatschappij in werking heeft zijn gezamenlijk zestien duizend telefonisten. De telefoniste legt een examen af, dat toegang geeft tot een oefenschool; daar leert zij onder anderen ook, om zuiver. En gelsch te spreken op duidelijke wijze, doch helaas, ook al met een diploma van bekwaamheid^ blijft zij nog vaak voor het publiek eene onverstaanbare. Het tot stand brengen van eene nieuwe aansluiting gaat zeer snel, (gedurende de laatste paar weken, werd per minuut van eiken werkdag van acht uren, eene nieuwe aansluiting gemaakt; het moet dus wel vlug gaan). Persoonlijk heb ik dat tot mijn vreugde ondervonden. Een half uur, nadat het nieuwe toe stel verbonden was met het schakelbord van de centrale, kon ik bet gebruiken. Ik heb toen geïnfor meerd naar bet toegepaste werkeysteem en het leek mij handig genoeg om het te vermelden. Er zijn bij voortduring circa 700 installeura bezig In do ver schillende gedeelten van New-York en de Bponx. Zoodra de aansluiting tet stand gebracht is, tele foneert de installeur dit naar het centrale bureau, dit deelt het telefonisch mee aan een zoogenaamd .bureau van verzending". Dit bureau van verzen ding staat door middel van een overbrenger in ver binding met het centmie bureau, waar twee rijen klerken zitten ter weerszijden van een houten goot. Het bureau van verzending nu, doet onder! enveloppe dm werfconder voor den installeur, p»ir overbrenger toekomen aan de beambten, gezeten langs de gepo lijste houten goot, deze voorzien den werk-order van een „goedgekeurd", of zooals het hier gaat, van «een ,0. K." en zenden de enveloppe weer per overbren ger, naar een „draad-chef', die in eenlge minuten tljds de nieuwe aansluiting in dienst stelt. De New-Yorksche telefoon-maatschappij gaf in 1914 aan nieuw materiaal en aan nieuwen bijbouw circa zeven millioen dollars uit, over 1920 steeg dit bedrag tot zes-en-twintig millioen dollars. Doch de grootste bezwaren, verbonden aan deze geweldige toeneming, zijn gelegen In de moeilijkbeden bij het betrekken van nieuwe materialen, als toestellen, uitrustingen. Eén groot schakelbord kan tien duizend vijf hon derd telefoonlijnen bedienen, door middel van twee honderd personen. Er loopen vijf-en-twintig duizend mijlen draad door en er, bevinden zich vijftien dui zend kleine electrische lampjes op, om de telefoniste te waarschuwen bij den aanvang en het einde van een gesprek tusschen twee abonné's. Eén man zou er theoretisch vijf-en-dertig jaar over arbeiden, om zoo'n schakelbord, te vervaardigen, doch een flink getal werklieden werkt er toch altijd nog één Jaar over om het te maken en één Jaar om het te instal- leeren. En denk eens na over het materiaal,, waar het al niet moet vandaan komen? De rubber uit Brazilië, het lood. uit de mijnen van Missouri, het koper uit die van Nevada. Schellak komt van de In dische vïjgeboomen, antimoon van de Straits Settle- schuldig waren". Maar alsof hij begreep zich in het onvermijdelijks te moeiten schikken, stond hij op en liep langzaam naar de eetkamer, zoodat hij voldoende tijd had, om zijne voorspellingen over het aanstaande ongeluk te doen hooren. HIJ kende zijn mo«'V tja. Er zouden niot veel dagen verloopen eer zij rozenkien spijt had Zoo ging het altijd met hare liefdadigheid. In 't be gin was (zij vol geestdrift voor haar beschermelin gen; maar dan deed zij éen, twee, drie de ontdek king dat hare goedheid door omwaardigen genoten werd en bons! dan was het ook uit met hare genegenheid. Dit was dan ook zijn eenlge hoop; dit troostende vooruitzicht zou hem over het onbehage lijke van 't oogenblik heen helpen. Het zou spoedig genoeg uit zijn. Half boos en half lachend trok Mevrouw Elvin hem aan het oor, noemde hem een kwajongen, deed de deur van 't «salon open en stelde hem aan de on welkome gast voor. Een lang en slank meisje, met een buitengewoon feine teint, stond tegenover hem, en een paar eer lijke oogen keken hem vrijmoedig aan. «Dit was al thans flink; maar overigens beantwoordde rij vrij wei aan de beschrijving zijner moeder: eenvoudig en zonder pretenties. De versiering van haar sober cos- tuum van donkere wollen stof bleef beperkt tot een wi: boordje en een kleine zilveren doekspeld, en het bruine haar was glad achter de ooren gekamd en in een slevige vlecht opgestoken. Blijkbaar was zij on der den indruk van hare nieuwe omgeving; zij sprak geen woord als man zich niet bepaald tot haar wendde, maar zij liet hare grooia oogen in verba- ring en -onderzoekend rondgaan. „Nu wat heb lk gezegd?" fluisterde Klaas zijne moeder in; zij drentelde juist voorbij de piano, (waar hij. niets beters te doen wetende, titels van een paar muziekbladen las „zijn dat nu niet de oog6n? En de ooren zullen er ook wel achter zitten. Dol pret tig, hè?" Hij was in een bitter slecht humsur. Noch de be- 'li'kte verwijten van zijn moeder, noch de poging1 (van zijn vader om hem in betere stemming He brengen, mochten baten, en aan tafel moesten zijne ouders alleen hun gast zoo goed mogelijk bezighouden. Maar zij deden trouw hun -best. Niemand kon beminne lijker rijn dan Mevrouw Efovdm, als zij *t erop aanleg de iemfemd voor zich in 'te nemen. En (hare vriendelijk held viel hier dn goede aarde. De wijze waarop (Heb ga de «oogen tot haar opsloeg, toonde, dat deze hare gastvrouw (boven haar ailedaagschen omgang stel de en dat rij treeds op weg was om 'op echt Jonge- meisjes-manier met. «haar te dwepen. iDe grapjes van den Directur vielen ook niet dn het water; zo werden geregeld door het (jonge meisje beloond; met een hel der lachen, dat «evenwel dadelijk werd ingehouden, zoodra haar blik den zoon des huizes trof. (Dit ge beurde meermalen, hoewel zeer vluchtdg. Het was (merkbaar, dat hij hare gedachten min der aangenaam bezighield. Zijne stroeve houding die zoo scherp afstak tegen de vriendelijkheid van zijn ouders, werkte lala een koud1 stortbad op do moeite welke zij zich gaf, om zich „tehuis" ie ge voelen. En hij merkte dit met een geheime (voldoe ning. Het was immers niet meer dan billijk? 'Zou het niet hoogst onrechtvaardig IzIJn geweest, indien eene rustverstoorder, die anderen hun gezellig sa menzijn bedierf, daar goedsmoeds ©n (weltevreden bij bad mogen zitten? Na het «eten gdngen zij naar het salon terug. Me vrouw lELvin had. aan- Helga gevraagd 'of zij veel van muziek hield, maar het antwoord niet afgewacht. ZIJ was bij de plano gaan zitten en speelde nu het teene stuk voor én het andere ma. Het was een uitstekend middel om de menschen bezig te houden wanneer het gesprek niet goed vlotten wilde, t Na een poosje (hoorde men een vreemde vrouwe, stem «in de gang. Mevrouw «Elvin eindigde (Wet een paar slotakkoorden, sloot de vleugel en stond op, terwijl zij Helga, die naast haar zat, toeflnister.de,: „Daar komt Tante iBeda aan; zij houdt niet van zulk getjingel." Nauwelijks had rij uitgesproken, of Tante Be da stond reeds dn de kamer. Hellda begreep niet waar zij zoo «gauw met (hoed en mantel gebleven kon zijn tot zij zich herinnerde, van haar vader te hebben

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5