Provinciale misère?
Van Tweeërlei Slag.
Uit het Hart van Holland.
Raad Warmenhuizen.
Zaterdag 20 Augustus 1921.
64ste Jaargang. No. 6875.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Onder dit opschrift doch zonder het vraagtee-
ken gaven dezer dagen de Nieuwe Purmerender
Courant, R.-K. dagblad voor Purmerend en om
streken, en andere in de provincie verschijnende
Roomscli-Katholieke bladen, een hoofdartikel, waar
in eigenlijk niet meer of minder werd betoogd dan
dat de provincie Noordholland zich niet had he
li ooren in te laten met de provinciale electriciteita-
voorziening en de provinciale drinkwatervoorzie
ning. „De huidige provinciale misère moge tot wij
ziging van inzicht, tot inkeer brengen", zoo heette t
aan het slot.
Ik wil aan de publieke opinie naar aanleiding
hiervan een waarschuwend woord doen hooren.
Dat komt mij vooral ook gewenscht voor omdat
het betoog van de bedoelde Roomsch-Katholieke bla
den geenszins op zichzelf staat.
Deze bladen praten eigenlijk de R.-K. statenleden
Bomans en Michielsen een beetje na, die kort gele
den in de statenvergadering uitvoerige beschouwin
gen hielden, gericht tegen het provinciaal electri-
citeitsbedrijf, tegen het provinciaal waterleidings
bedrijf, tegen de provinciale krankzinnigengestichten
tegen de bemoeiingen van het bestuur der provincie
Noordholland in het algemeen.
Het meest curieuse was nu hierbij ten slotte wel,
dat de voorzitter der R.-K. Statenfractie, de heer
Heerkens Thijssen, na een uitvoerig debat, waaraan
leden van allerlei richting deelnamen, de verklaring
aflegde, dat de heeren Bomans en Michielsen geheel
voor zichzelf hadden gesproken zonder dat daar
omtrent vooraf in de R.-K. Statenfractie overleg
was gepleegd. Dit wettigt wel een sterk vermoeden,
dat lang niet alle R.-K. Statenleden het met ge
noemde sprekers eens waren. Hetgeen maar geluk
kig is ook!
Trouwens, ook <le R.-K. Statenleden hebben inder
tijd, zonder eenig bezwaar in te brengen tot al dat
gene, waartegen de heeren Bomans en Michielsen
heftig te velde trokken, mede besloten.
Bij het P.E.N. is er zeker misère, in financieel op
zicht wel te verstaan. Over behoorlijke stroomvoor
ziening van de aangesloten gemeenten wordt niet
geklaagd en valt zeker ook niet te klagen. Maar
met de financiën is het ellendig gesteld. Ik wees
daarop onlangs in eenige beschouwingen en kan
daaraan helaas toevoegen dat de begrooting voor
1922 een tekort raamt van bijna 2 millioen gulden.
Bijna 2 millioen gulden verlies over één jaar. Dat
klinkt fabelachtig en is zoo erg als niemand zich
had durven voorstellen.
Ingrijpende maatregelen zijn bij het P.E.N. noodig
en zullen zeker ook wel worden genomen. De af-
deeling Noordholland van de vereeaiging vna Ne-
derlandsche gemeenten, in een voor eenige maan
den gehouden vergadering de toestanden aan het
P.E,N. besprekende, -mag er op bogen het eerst en
krachtig te hebben aangedrongen op het nemen van
een maatregel, die thans door Gedeputeerde Staten
in beginsel is aanvaard. Het afdeelingsbestuur heeft
in opdracht der ledenvergadering bij Gedeputeerde
Staten en den Raad van Toezicht betoogd, dat om
het bedrijf weder op de been te helpen het eenig
mogelijke redmiddel is ten laste van de algemeene
provinciale geldmiddelen te nemen de in de afge-
loopen jaren geleden exploitatieverliezen alsmede
een zoodanig deel van de stichtingskosten dat zon
der verder verlies de stroom tegen behoorlijken prijs
aan gemeenten, waterschappen en industriëelen zal
kunnen worden geleverd. Daarin zullen dan ook
Amsterdam en Haarlem, die eigen electriciteitsbë-
drijven exploiteeren, in den vorm van belasting heb
ben bij te dragen, hetgeen inderdaad billijk moet
worden geacht.
Gedeputeerde Staten stellen nu aan de Staten
voor het bedrijf met een bedrag van ongeveer 6X
millioen ineens te ontlasten. Het is mij intusschen
als lid van de voor onderzoek dezer voorstellen
ingestelde Statencommissie bekend, dat ook dan nog
belangrijke stroomprijsverhooging moet plaats heb
ben. De vraag verdient daarom overweging of niet
nog verder moet worden gegaan dan Gedeputeerde
ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG.
8.
En dan die meisjes- en kinderfiguren, die allen een
bedoeling hadden, hetzij dat ze hunne ronde, zachte
leden uitstrekten om het voetstuk van een beker te
diragen, of het handiyatsel te vormen van een schelp
oif schotel, Hoeveel hadd'en ze niet te vertellen in hun-
veroorloofden in zwijgende, maar daardoor te beter
verstaanbare taal, tot den toeschouwer te spreken 1
,,'t Schijnt wel, d^t u meent, hier niets anders te
kunnen vinden dan die prullen" zeide iemand vlak
naast haar. Klaas stond daar, met een spottend glim
lachje om den mond, alsof hij haar smaak niet kon
deelen.
jfPrullen?" riep zij verontwaardigd uit. „Dat" zou
niemand anders dan u, die ze gemaakt heelt, dur
ven zeggen. Ze zijn verrukkelijkl Als men ze goed
bekijkt, is het alsof men mooie sprookjes hoort ver
tellen, of lieve melodie hoort zingen. Zóó kan geen
schilderij op je verbeelding werken 1"
»iHebt u de schilderijen dan al gezien?"
„Ja". Maar met dit korte antwoord was hare be
langstelling in de doeken ook uil Zij bukte zich over
de kleine, kunstvoorwerpen., al te zeer door de schoon
held v^n hun vormen en tinten bekoord, om over 'etl
anders te kunnen spreken.
Klaas liet het er evenwel niet bij.
,jEn? Daar is niets aan, hè? Geen verbeeldings
kracht? Alleen geklad, niet waar?"
„'0 ze zijn natuurlijk uitmuntend."
Zij gevoelde er zich zoo door gevleid, dat hij haar
oordeel vroeg, dat zij er veel voor zou hebben willen
geven om juist nu een paar oprecht gemeende, be
wonderende woorden te kuunen zeggen. Maar dat
kn ze niet, En Klaas was noch doof noch blind.
„Nu ja bijzonder zijn ze; dat weet Ik al lang.
Maar wat zegt u ervan?"
Hij moest onwillekeurig glimlachen over zichzelf.
Hij stond immers tamelijk dwaas te redeneeren over
zijn werk, met een meisje wier kunstbeschouwing
hem geen zier kon schelen? Dat hij haar had aan
gesproken was bet gevolg van haar langdurig bo-
Statsn wenschen. Die wutk komt weldra in de Sta
tenvergadering aan de orde.
Maar nu wensch ik den lezer aanstonds een vraag
te stellen. Eerst nog de opmerking, dat ik de fi-
nanciëele misère aan het PJE.N. in geen enkel op
zicht wensch te verbloemen. Er is daarvoor trou
wens mijnerzijds ook geen enkele reden en het Pro
vinciaal bestuur denkt daaraan ook geenszins, doch
betracht zeer prijzenswaard volledige openbaarheid.
Maar zou men nu inderdaad met het badwater; te
vens het kind willen uitwerpen? De toestanden aan
bet P.E.N. moeten worden verbeterd, het bedrijf
moet uit den financieelen nood worden geholpen,
maar de stroomvoorziening zelf moet toch immers
blijven doorgaan! Ook gemeenten, die nog niet ge-
electrificeerd zijn moeten dat zoo spoedig mogelijk
worden.
Voor een tiental Jaren waren het alleen Amster
dam, Haarlem en zeer enkele andere bevoorrechte
gemeenten, die electrischen stroom hadden. Men
dacht er niet aan dat ook het platteland nog eens
ooit in dit voorrecht zou kunnen deelen. Door de
bemoeiing der provincie i9 dat mogelijk geworden.
Is dat niet een zegen en mogen wij de provincie
daarvoor niet ten hoogste dankbaar zijn? Wat praat
men dan nog over het al of niet principieel wensche-
lijke van provinciale overheidsbemoeiing. De gang
van zaken bij het P.E.N. had een hetere, een veel
betere, kunnen wezen. Maar dankbaar mogen wij,
bewoners van het platteland en de kleine provin
ciesteden, in elk geval zijn, dat de electriflcatie in
Noordholland zoo snel is doorgevoerd, al moeten
wij dan ook het verlies van eenige millioenen, die
door de geheéle provincie dan nog wel kunnen
worden gedragen, ernstig betreuren.
Het is te hopen, dat het Provinciaal Waterlei
dingsbedrijf geleerd ook door de ervaringen van
het P.E.N. minder fouten zal maken.
Maar tegen het parool: geen Provniciale over
heidsbemoeiing, zou ik zoo vierkant mogelijk mij
willen stellen.
Alleen met behulp van de provincie kunnen het
platteland en de kleine provinciesteden eindelijk be
komen datgene wat de kleine gemeenten niet kun
nen ondernemen en de groote stad reeds voor lang
deelachtig is geworden.
Purmerend. D. KOOIMAN.
Wiie de laatste dagen ,d© (Hagenaars met belang-
stelling en nauwlettendheid gade slaat, knoet een
nieuwe trek van fieifheid op Ihun gelaat ontwaren,
want Den Haag is <èen nieuw epitheton ornans rijker
geworden. Het fvertoonit (zich niet alleen als luxe
stad, ambetenaairsstadl, kunststad, ddploanatenstad,
tuinstad, resSdientdie, laohiterlamd voor Scheringen, ren-
itenfersstad, maar ook als.... industriestad. De nij-
verheddstentoonstelllinjg, welke verleden Zaterdag op
Scheveningen werd geopend, is 'daar 'het tzicbthaar
bewijs van. lEln het is wel eens goed, dat dit inwoners
en vreemdelingen 'op eene aangename, doch tevens
nadrukkelijke wijize onder het oog wordt gebracht.
Laat kie iHaagsohe |Ooiervaar (wat is het doodjjammer,
d'at we voor dergelijke gelegenheden er geen ,stede-
maagd op na kunnen houden), het maar eens luid
uitklepperen, en door 'het heele land doen hooren:
zie je, jullie hebt nu wel altijd zoo'n drukte 'van het
•Haagje, jullie zegt wel, dat er niets anders «te vin
den is, dan wuft en lichtzinnig gedoe, dat er geen
andere groote gehouwen zijn, dan weelderig ingerich
te 'restaurants en koffiehuizen, musea, en, nu ja, een
stuk of wat regeeriingsgehouwen, waar de ambtena
ren hun tijd aangenaam doorbrengen in een pret
tige afwisseling 'van eenige minuten werk en vele
minuten pauze, maar dat .komt, omdat jullie niet
verder weet te kijken dan je neus lang is. Omdat
er geen rommelige, lawaaiige, smerige fabrie/kswij-
ken zijn, omdat de btroatkeden niet rinkinken van
het Ijzer op de zware eleeperBwagens, omdat geen
mhssa's hooge schborsteenen hun zwarten 'rook uit
spuwen over het tbosch en Ide bladeren zwart rooken
en de bloemen 'doen .verwelken vóór haar tijd, daar
om denk Jullie maar, dat er in Den Haag nooit ge
werkt wordt! Maar 'er is niets van aan. Den Haag
heeft wel degelijk izijn takken van industrie, al zijn
die voor een deel wel luxe-nijverheid, maar gewerkt
wordt er en de nijverheddstentoonatellitog is daar om
't te bewijze^ Trouwens vele producten van nijverheid
in Den Haag vervaardigd, zijn ver buiten Den Haag,
zelfs ver buiten het land beroemd Wie heeft niet
hooren spreken van 4e fabrieken van Pander en Mut-
ters, wier meubelen door het geheele land bekend
zijn? Wie kent niet de Haagsche hopjes van Nieu-
werfkerk, de chocolade en "cacao (van Rademaker,
wiens fabrieksschoorsteen aan dè 'Laan van iMeer
denvoort een baken is voor diegenen, "die zwerftoch
ten im de duinen ondernemen, Zonder daar al ,te goed
bekend te zijn. En dan. zijn er nog zoovele takken
wonderen der ceramiektvoorwerpen, en daarbij had
zij zooveel belangstelling in die poppetjes en vaasjes
van beschilderd porseledn getoond, dat de lust bij
(hem was opgewekt haar daarover eens aan het pra
ten te brengen. Etn éénmaal begonnen, kon hij ook
dadelijk het gesprek niet afbreken.
,yEtr is hier zooveel, waarvan ik geen verstand heb
en waarvoor ik dus ook niets gevoel," antwoordde
Helga.
„Maar dit werk kan ik best beoordeelen", liet zij
ea* op volgen, opnieuw naar de 'bekers en vazen kij
kende. „Wat moet het verrukkelijk zijn, zóó iets te
kunnen maken.!"
„Wel, u .hébt immers ook plan u aan de kunst
industrie te wijden? Doe uw best en studeer vlijtig,
dan gaat 't wel." En met een vaderlijk beschermend
knikje, liep Klaas door naar een ander gedeelte van
de zaal, terwijl Helga, vervuld van tegenstrijdige ge
waarwordingen stil bleef staan. Dat hij zijne onver
schilligheid had laten varen en haar bepaald aange
sproken had, deed haar wel genoegen, maar zijn
toon van meerderheid hinderde haar. !Zachtjes-aan
ging zij nu ook de zaal rond; zij wilde zoo gaarne
de schilderijen wat beter leeren beoordeelen. Hierbij
stond zij, ernstig onderzoekend, in hare kunstbeschou
wing verdiept, toen mevrouw Elvin, die zij nog niet
had gezien, bij haar kwam en haar mede trok naar
een paar genrestukjes, welke zij bijlzonder mooi vond
en waarop zij ook reeds hare vrienden had opmerk
zaam gemaakt. Maar eensklaps keek zij p haar hor
loge en zij schrikte. Het was reeds over vieren, en zij
had onderweg naar huls nog allerled boodschappen
te doen. Dus verhaastten de beide dames haar schre
den, zoodra ze op straat waren.
„J© hebt immers wel 'm paar lichte handschoenen
bij je, voor 't concert?" vroeg Mevrouw Elvin, met
een blik op de donkergrijize, die Helga aan had.
„Nee antwoordde het jonge modsje, verlegen.
„Ik dacht dat deze voldoende zouden zijn". Het wai
haar beste paar en zij had ze nog maar ééns gedra
gen. Het was niet bij haar pgekomen dat die hand
schoenen ndet mooi genoeg zouden zijn. Nu mevrouw
ze afkeurde, begreep zij ook, dat zij niet in overeen
stemming waren met 't lichtgrijze kleedje dat zij van
huis had medegebracht, om op het concert, en later
op de partij bij de Elvins, te dragen.
„t Zou beter zijn a'? je een paar andere, lichtgele
van nijverheid, die reeda ?n het ontf© Den Haag wed
den gevonden, die tijden van bloei én misère heb
ben meegemaakt, maar .die zich door alles heer heb
ben weten te handhaven bn in die In het ultra-mo-
dorne Den Haag een even goeden naam hebben als
in den tijd, dat 'Den Haag (niet veel meer was dan
een klein provinciestadje, al heette het dan ook hon
derdmaal de risidentie,
Uit het oogpunt van propaganda 'is het zeker goed
gezien, om nijveiJheidstentoonstelUng te houden in
Schevenimgen en niet in Den Haag zelf. Immers, de
verleiding voor de badgasten, om er op een druile-
rigen middag 'eens even binnen te loopcn en een
kfilkje te nemen, is op die manier al heel groot De
tentoonstelling is feitelijk een lattractie Ite meer en on
gemerkt krijgt de vreemdeling, die er ronddwaalt, al
lerlei wetenswaardigs te slfkken, izoodat hij het nut
tige met het aangename vereenigt.
Overigens kunnen we biet klagen, dat er niet
voor attracties gezorgd wordt op Scheveningen. En
daarvan protfjiteeren de Hagenaars niet ihefc imiqst.
Ik zou bijna willen zeggen, zij proflteeren er van in
de eerste plaats. "Pas hebben we een carnavalsfeest
gehad op het Kurhous, waar het bijzonder vroolijk
toegegaan 'schijnt te izijn (Ik ben 'er niet geweest, want
een kwaadaardige mug had mijn rechteroog keurig
en afdoende gebarricadeerd met een flinke zwelling),
of er wordt niets minder aangekondigd 'dan een
„Apachenbal" Tot recht begrip diene, dat bet carna
valsfeest op het Kurhaus plaats had, 'terwijl decse
apachefeesrteflijtklhe^d plaatsl heeft op Seinpost, dat
niets met de maatschappij Zeebad 'te maken heeft,
maar in particuliere 'exploitatie is. telkens van
eigenaar of pachter wisselt en nog vaker van ka
rakter. Alles is er in geprobeerd en alles mislukt er
leder jaar 'opnieuw. Maar onder den laatsten exploi
tant is het zeer duur, niet zeer select, niet zeer smaak
vol en dus.... vrij druk. Zoo'n 'Apachenbal hebben
we verleden jaar ook reeds genoten. De heeren, die
er komen, zijn meerendeels 'studenten uit Leiden en
Delft, jongelui, die „in den handel" (zijn en dus over
veel bankpapier beschikken. De „dame9" behoeven
niet nader te worden aangeduid. Bepaald costuum
is voorgeschreven, koetsier, chauffeur, of iets derge
lijks. Boe apacheachjtdger, hoe lierver. Geen wonder,
dat er onder vele natuurgetrouwe afbeeldingen ook
wel eenige „echte" heeren apaches weten binnen te
«Sluipen, die "zonder eenige moeite zich kunnen ge
drongen als apache. Men wil immens niets liever! 'Zoo
is 't gebeurd dat verrieden jaar een paar Delftsche
jongelui voor een niet bnaanizienlijk (bedrag bestolen
zijp, door een stelletje 'gauwdieven, dat zich niet eens
had behoeven te vermommen om binnen te komen
en die hun slag hebben weten te slaan. Het zou wel
interessant zijn te weten of er bij 'de herhaling van
dit wedndg verfijnde feest, maatregelen genomen
zullten worden 'om althans te trachten deze heeren
te weren. Maar 'misschien vindt men het 'juist wel
„echt" en is 't een aantrekkelijkheid te meer je met
een klein rillinkje af te vragen of de broeder Apache,
die naast je zit en met wie Je aan het 'buffet een
gjlaasje drinkt, niet een van de grootste boeven uit
Amsterdam, Rotterdam of Den Haag is! Griezelen
schijnt nu eenmaal Iets buitengewoon pledrierigs te
zijn. Getuige de menigte, die lederen avond in het
circus Buech met het grootste genoegen zit te kijken
naar een stelletje menschen, die op de een of andere
wijze hun leven in de waagschaal stellen. 'Eerst heb
ben we een soort fakir giehad, die zich een paar mi
nuten lang levend liet begraven onder een paar krui
wagens met zand; nu worden we getracteerd op den
doodensprong van een meneer, 'die zich vanuit den
nok van het circus naar beneden laat vallen, totdat
hij op een goeden, of kwaden avond zijn nek breekt,
evenals dat gebeurd' is met zijn voorganger, naar
wlen hij zich noemt, GodMn Ét. Natuurlijk, de toe
schouwers zijn iederen keor heel 'blij, als hij het er
nog goed beeft afgebracht, maar ze zitten er toch
eigenlijk alleen te wachten op idie sensatie om iemand
'io zien doodvallen. 'Als dat vandaag of morgen of
over veertien dagen gebeurt, dan zullen er fijngevoe
lige dames flauw 'vallen of gillen of naar 'buiten
snéllen, of op andere wijze blijk geven van haar
teerhartigheid en ze zullen elkaar bij de eerstvolgen
de tea of andere feestelijkheid vertellen, hoe ver
schrikkelijk het was en hoe vreeselijk, maar zoodra
ze in de courant leizen, dat «er een vliegdemonstra-
tde zal worden gehoulden, zooals we Zaterdag op Sche
veningen hebben mogen aanschouwen, waarbij men
zich niet zal tevreden stellen, met eenige 'doodeen
voudige loopinges maar waar tot verhooging van het
gevaar, en dus van do aantrekkelijkheid, iemand
ander aan een vliegtuig op een trapeze een aantal
kunsten zal maken, dan vliegen die teerhartige
schepsedtjes er onmiddellijk Weer heen, om, als er
weer een ongeluk gebeurt prompt weer flauw te val
len, te gillen, zenuwtoevallen te (krijgen, of wat dan
haar speciale manier is om Van haar gevoeligheid
blijk -te geven.
.Dat in een circus gespeculeerd wordt op de min
der gunstige kwaliteiten van de massa ia tot daar aan
of lichtgrijze kocht; witte zijn ook goed. Heb Je geld
bij je?"
„Jawel".
.Zij bad een paar kronen opgespaard voor eene tee
kenportefeuille, maar die zou zij desnods kunnen
leenen. Mevrouw Elvin bleef stilstaan en wees haar
een handschoenenwinkel, even verder de straat in.
,,/Daar kum-je best terecht. En koop dan ook maar
een paar voor mij, dan behoef ik mij daarvoor niet
op te houden, want ik moet den naasten weg naar
ihuds nemen, om nogvoor het een en ander te zorgen".
Zij noemde de gewenschite kleur en het nummer, en
na een vriendelijk groetje was zij verdwenen, zonder
met een enkel woord te zeggen, waarvan die hand
schoenen betaald moesten worden.
Helga stapte langzaam voort, boos op zichzelf, om
dat zij niet bij de hand genoeg geweest was Mevrouw
er naar te vragen. Maar ten laatste verzon zij er iets
op. Zij kon voor het voor die portefeuille bestemde
geld bandschoenen voor mevrouw koopen, en als zij
dan na "het eten haar voorschot terug had gekregen,
op weg naar school, een paar voor haarzelf gaan
koopen. Zoo was dit bezwaar dus alweer uit den weg
geruimd.
Voordat ze dien middag aan tafel gingen het
was toch al later geworden dan gewoonlijk had zij
geen gelegenheid het gekochte of te geven, dus wacht
te zij er maar mee tot het eten gedaan was.
„Uitstekend!" zeide Mevrouw Elvin, het pakje
openmakend.
„Wat 'n fijne kleur; Ik dank je wel voor de bood
schap. Ga nu maar even mee, dan zal ik je 't geld
teruggeven." Zij knipte geheimzinnig met de oogen
naar Helga, die haar naar de slaapkamer volgde, wol
een weinig verwonderd over zooveel geheimzinnig
heid en dat enkel om een paar voorgeschoten kronen
te betalen.
Toen Mevrouw Elvdn voor haar groote spiegelkast
stond en de deur daarvan open deed, haalde zij niet
haar portemonaie er uit, maar een vrij groot licht
pek, dat zij Helga glimlachend toereikte.
„Welnu?" vroeg zij, toen deze in haar verbazing
niet dadelijk wist of zij het al of niet zou openma
ken. „Ben je niet verlangend te zien wat er in zit?"
Helga begon voorzichtig uit te pakken, en er kwam
een keurige fichu te voorschijn van witte zijden crêpe,
met breed©, fijne kanten strook versierd.
toe, maar 'denspelt-Sra krna^temafkerfijen moeaten niet
verbonden mogen wotós>r. aan vMogdemonPtratf-es,
«Mie toch waar?chijnl?ijk bedoefcL oorspronkelijk
tenrnirvste, als propaganda voor bot vl'egwezen en
de luchtvaart en niet als een soort *ckcunvertooning
in de open lucht
(De werkelijk serieuse luchtvaart kan door derge
lijke kunst emakerijen niet anders dan geschaad wor
den. En dat is heel jammer. W. P.
Vergadering van den Raad op Donderdag 18
Augustus 1921, des morgens kwart over negen.
Afwezig was de burgemeester, de heer Van der
E ij den.
Secretaris is 'de heer Rijs.
De heer Swan deelt mede, dat de burgemeester
gisteravond bij hem is geweest en verzocht heeft
deze vergadering te willen leiden. Spr. heet dus de
leden welkom en opent de vergadering.
De heer Slot verzoekt aanvulling van de notulen,
ten opzichte van de bespreking over brandkranen
te Schoorldam. Zal geschieden.
De notulen worden hierna onder dankzegging aan
den secretaris vastgesteld.
De heer Slot vraagt thans het woord voor een per
soonlijk feit. Na de laatst gehouden raadsvergade
ring zijn de aanslagen voor den hoofdelijken omslag
behandeld en toen is er een beschuldiging aan mijn
adres uitgesproken. Er is hier gezegd .dat er een
combinatie bestond dié met gebruikmaking van of-
ficieele stukken, belastingaangiften trachtte te ver
val sch en. Spr. oordeelde dat een zeer ernstige be
schuldiging en toen hij mededeelde dat bij be
schouwde dat die beschuldiging op hem doelde, is
hierop niet gereageerd. Spr. is toen weggegaan,
omdat hij van oordeel is dat zoolang iemand van
dergelijke handelingen wordt beschuldigd, hij niet
het recht heeft de aanslagen van andere ingeze
tenen te behandelen en zijn mandaat ter beschik
king mv. t stellen. Het is de ergste corruptie. Laj-.o
daarom degene die een dergelijke beschuldiging uit,
bewijzen aanvoeren, vooral omdat hier. nog wordt
getroffen een ander, zeer hoogstaand persoon, die
in zijn positie wordt getroffen.
Voorzitter zegt, dat hij direct al voor een netelige
kwestie komt te staan, doch afgezien van bet feit;
meent hij toch, dat men niet direct zijn mandaat ter
beschikking hoeft te stellen bij een dergelijke be
schuldiging. Men kent toch zich zelf en het is dan
ook, naar spr.'s oordeel, geen zuiver standpunt dat
de heer Slot inneemt. Toch geloof ik dat De Groot
zelf overtuigd is zich wat te sterk te hebben uit
gedrukt en het spijt me, hoewel ik me niet graag
in andermans zaken meng, dat ik toen den heer
De Groot niet voorgesteld heb, zijn woorden in te
trekken. Dan toch, geloof ik, zou de heele kwestie
uit de wereld zijn geweest
De heer Slot zegt in deze met den voorzitter van
opvatting te verschillen. Wanneer oen dergelijke be
schuldiging wordt geuit en men liet haar pasmoren,
zou dat beteekenen dat men haar onderschrijft. In
dien ik me maar eenigszins aan een handeling
schuldig had gemaakt, waarvan men mij beschul
digde, zou ik verplicht zijn niet mees aan de be
sprekingen hier deel te nemen.
De heer De Groot zegt dat hij zich misschien wel
te sterk heeft uitgedrukt, maar hij heeft bij de be
sprekingen toch al direct gezegd zijn woorden in te
trekken. Het is wel mogelijk dat ik me te sterk
heb uitgedrukt, maar wanneer ik te veel heb ge
zegd, trek ik mijn woorden in.
De heer Slot weet niet of hij nu zoo doof was,
maar hij heeft niet gehoord dat de heer De Groot
gezegd heeft zijn woorden in te trekken. Om dit nu
maar te zeggen, is toch wel wat al to gemakkelijk.
Met een dergelijke beschuldiging raakt men iemands
eer, en eer is teer, zei Dr. Kuiper reeds in een
van zijn brochures. Het is nu wel heel gemakke
lijk de woorden in te trekken, doch na een beschul
diging, die later nog door een ander persoon werd
aangedikt, stel ik voor een commissie té benoemen,
die zal onderzoeken of er ook maar eenige grond
van waarheid1 in da beschuldiging is.
Voorzitter acht dit een moeilijke kwestie. Het be
noemen van een dergelijke commissie staat niet
op de agenda.
De heer Slot acht het een punt van belang. Zoo
lang hij niet is gerehabiliteerd of er eenig bewijs
is geleverd dat de beschuldiging waarheid bevat,
meent hij geen deel te mogen nemen aan.de be
sprekingen.
Voorzitter: Wordt dan het voorstel van den heer
Slot ondersteund?
De heer Gutker zegt dat de Raad zoo maar klak
keloos voor deze zaak wordt gesteld. Ook spr. heeft
in verband met het gesprokene enkele woorden ge
zegd. Waar ook spr. eenigszins in de zaak is be
trokken, gevoelt hij wel voor het benoemen van een
„Voor Je lichtgrijs kleedje,," sprak Mervrouw Elvin.
„Die leelijke stijve boord tornen we er af, knippen
den bals wat lager uit en don komt deze fichu er
over heen. Denk-jie niet dat 't lief zal staan?"
Helga toonde zich verrukt. 'Zij bedankte zoo harte
lijk en hare oogen schitterden zoo blijde, dat Mevrouw
er door ontroerd werd; zij moest „het groote kind"
een kus op den wang geven. Maar dit bleef nog aar
zelend staan, nu eens het fraaie geschenk, dan weer
de lieve geefster vragend aanziende.
„Ik heb nog nooit zooiets moois gehad", fluisterde
zij. „Is 't beuscb voor mij?"
„Wacht maar!"
Het grijze kleedje werd voor den dag,'gehaald; haas
tig werd de boord "eraf genomen, en nu moest Helga
maar eens zien hoe de fichu staan zou.
„Allerliefst!" verklaarde Mevrouw Alice, de beide
lang neerhangende einden in een lossen knoop strik
kend.
„Daareven was op-en-top een stijf, prenterig on-
derwijzeresje, dat alleen nog maar een bril behoefde
op te zetten om op een modél-gouvernante te gelij
ken; maar nu zie Je er élégant en bekoorlijk uit. Al
leen je kapsel bevalt me nog maar half'.
En eer Helga er iets tegen zeggen kon, had Alice
haar stijve, hoog opgestoken vlecht en de aan de
slapen strak weggekamde haren losgemaakt.
Bininen enkele minuten veranderde Mevrouw het
kapsel, waardoor Helga's prachtig, zware haar veel
voordeeliger uitkwam. En het fijne kanten borst-
doekje stond ook allerliefst.
„Zoo, nu is 't goed," verklaarde die kapster; zij trok
Helga mede naar binnen om het meesterwerk door
de overige familieleden te laten bewonderen. En toen
zij op den drempel stond, maakte bare verschijning
werkelijk indruk. Mijnheer Elvin zeide iets vleiends
over het fraaie toilet, en 't veranderde kapsel viel
bijzonder in zijn smaak; zijne vrouw draaide en keer
de Helga naar alle kanten om, onder de herhaalde
verzekering, dat zij er uitzag als een antiek portret.
Dit was in haar mond een woord van groote betee-
kenis, want zij was van oordeel, dat in vroeger tijd
aileen schoone vrouwen en meisjes geschilderd wer
den. Klaas keek het Jonge meisje eerst zwijgend aan;
ten laatste wees hij op den knoop die de beide einden
van den borstdoek vereenigde.
„Veel te stljfl" zcA hij bos list „Leg de einden een-