Schager Courant Uit bet Hart Yan Holland. Van Tweeërlei Slag. De lersche kwestie. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Zaterdag 27 Augustus 1921. 64sle Jaargang. Mo. 6879. In mijn vorigen brief sohreef ik over de wei- nig-tohoone vertooningen, waarbij menschen ten gelieve van een op sensatie belust publiek hun leven in de waagschaal stellen. Enkele dagen ge leden heeft Den Haag daarvan een nieuw en wei nig smaakvol staaltje op den openbaren weg kun nen genieten. Naar aanleiding van een wedden schap, zoo heet het tenminste, heeft de zoogenaamde wonder-Yogi, die zich eiken avond een paar mi nuten lang levend begraven, zioh op klaarliohten dag geboeid in den Hofvijver laten werpen Onder water maakte hij zijn boeien los en kwam weer aan de oppervlakte. Het spreekt van zelf, dat er liefhebbers waren om dit weerzinwekkend sohouwspel gade te slaan maar daartegenover zijn toch ook openlijke stera men van afkeuring opgegaan. En onder degenen, die meenden, dat een dergelijke voorstelling op de openbare straat niet toelaatbaar was en dus verboden moest worden, behoorde de hoofdcom missaris van politie, die bij deze gelegenheid blijk heeft gegeven van zeer sympathieke eigenschappen. Maar net allerhoogste hoofd der politie, de Bur gemeester, was van meening, dat het niet zoo heel erg was, missohien indaohtig aan het klassieke panem et oircenses, waarbij nog heel iets anders te kijk was voor de oude Romeinen, dan een wonder- Yogi, die een paar minuten onder water blpft en zioh daar ontdoet van een stelletje boeien, zooals een ander 's avonds op zijn slaapkamer sjjn sok ophouders uittrekt. Na deze allerhoogste beslissing is dus de voor stelling, wel doorgegaan, wat voor den hoofdcom missaris die in de wandeling nog altijd „de nieuwe commissaris heet", nu niet bepaald aange naam genoemd kan worden En het zou niet te verwonderen zijn, als hij, bij de eerstvolgende ge legenheid, zich tienmaal bedenkt, voordat hij om ethische of moreele overwegingen een of ander verbod uitvaardigt. Wat intusschen niet wegneemt, dat de bedoeling niet genoeg geroemd kan worden. Toch kan niet ontkend worden, dat het optreden van den wonder-Yogi op openbaar terrein, met al wat daarmede samenhangt, zijne goede zijde heeft gehad.' Het heeft tenminste den-, kranteimchrijvers weer eenige stof gegeven om hunne pennen in beweging te houden. Of het aan den drogen zomer ligt zou ik niet kunnen zeggen, maar het heeft er allen schijn van of er nog nooit zooveel komkom mers zjjn gegroeid als in deze maand Augustus. Onder politic, communisten, anarchisten, bols- jewiki (iemand, die in al deze dingen zeer door kneed is heeft me verzekerd, dat er tnsschen al deze richtingen wel degelijk zeer principieels ver schillen bestaan, tot voor korten tijd beschouwde ik ze als één pot-nat), zakkenrollers, inbrekers, oplichters en andere beroemdheden, schijnt de zucht tot een vacantiereisje naar het buitenland zoo sterk te zijn, dat ze allemaal de grenzen zijn overge trokken om vacantie te nemen, zoodat er in ons lieve vaderland niets, maar dan ook letterlijk niets gebeurt, evenmin als daarbuiten. Maar als ik wou schrijven over| wat er buiten de grenzen niet ge beurt zou ik zelf buiten de grenzen en de perken te buiten gaan, zoodat ik bij mijne schapen zal bljjven, of, om het plechtiger uit te drukken, voet bij stuk houden. Als niet zoo nu en dan een klein meteoortje zich over ons ontfermde, als er niet dagelijks zwommende knaapjes verdronken, motorrijders te gen elkaar botsten, kinderen in potten kokend water vielen, rangeerdere onder een losloopenden goederentrein tereoht kwamen, als we geen tlang- durige droogte", veelvuldige regens", hevige onweders" of andere natuurversohjjnselen hadden, als er geen veenbranden waren en geen .ontaarde moeders", geen doodgravers die lijken schenden en geen slagers, die zoo van tijd tot tijd eens een stukje bedorven vleesoh vervoeren, ik vraag het in gemoede, wk&rover moesten we in dit warme weer dan in vredesnaam nog eens extra-warm loopen. Als we al deze kleine afleidinkjes niet hadden konden we ook wel vaoantiè nemen en dan kon den al de zetterB van de kranten en de correotoren en de administrateurs en loopjongens en bezorgers verder alle menschen die iets met kranten te maken hebben ook vaoantiè nemen en op reiB gaan en niemand zou vinden, dat hij tooh zoo vreeselfjk noodig in een of andere krant van zijn reis ver slag moest uitbrengen, omdat er in den komkom mertijd heelemaal geen krant zou verschijnen en de gemeenteraden zouden dan van den weeromstuit vaoantiè nemen, omdat het raadsverslag niet in de krant kon komen en de andere krantenlezers zou een paar weken lang hun gepijnigde hersens rust kunnen gunnen en eens flink laten uitluohten, zoo als je een kamer doet, die stofschoon gemaakt moet worden en en het zou in de maand Augustus je reinste paradijs op aarde zijn. M&ar... er zijn nu eenmaal veenbranden en kinderen in - potten - kokend - water en knapen die bjj het zwemmen verdrinken en „hevige onweders" „langdurige regens" en alle verdere lieflijkheden, welke ik de eer had voor u op te sommen. Er zijn er zelfs in de maand Augustus veel meer dan in andere maanden, hetwelk statistisch te bewjjzen zon zijn, als maar eens iemand zieh de moeite wilde geven er een statistiek van op te maken En diérom zijn de kranten en de krantonsohrijvers en de zetters en loopjongens enz. enz. enz. er ook allemaal en daarom kunnen die allen slechts bjj enkelen tegelijk vacantie krijgen, want er mag geen stagnatie zijn in het bedrijf. En daarom moe ten de lezers dagelijks hnn zóóveel kolom druk slikken, waartoe ze ziob zedelijk verplioht achten en waarvoor ze dan tooh ook abonné van de cou rant zijn. En daarom is de maand Augustus, als het snikheet is en de kinderen vaoantiè hebben en er gevallen van hondsdolheid voorkomen heelemaal geen paradjjs op aarde, maar de hel van den kom kommertijd. Waarlijk, lieve lezer, er zijn dagen, dat ik geen komkommer zien kan, laat staan eten. Eu er zijn véél komkommers in het Westland. Een collega vertelde mij dezer dagen, dat hij aan de koffietafel een heerlijk stuk zeeslang had verorberd Maar dat is natuurlijk niet waar, in de eerste plaats omdat die nog moet blijven leven tot na één September en in de tweede plaats omdat hij zich vol afgrijzen zou afwenden, als iemand hem het beestje zou voorzetten. Hij zou het ge voel krijgen of hij de wildeman was, die zijn eigen kinderen verorberde Maar het einde der komkommerellende sohfjnt nabij, niet alleen omdat de maand bijna om is, maar omdat we reeds de schaduwen kunnen be speuren, die, volgens het spreekwoord, vooruit worden geworpen door komende gebeurtenissen. W. P. 9. ROMAN VAM ANNA WAHLENBERO. Snel stcmjd zij op en liep de kamer uit, op goed ge luk af; zij zag dat zij. in die gang vlak bij de keu kendeur terecht was gekomen, en dat die deur op een Mor stond. Als door eene ingeving duwde zij de deur ver der open en stapte de keuken in. Hier zou hij haar althans niet zoeken. Het volgend oogenblik riep haar echter tot de werkelijkheid terug. Daar stond Tilda, de keuken meid, bij de rechtbank, druk bezig met het afdrogen van borden; zij keek tamelijk knorrig naar de bin nenkomende. Helga moest nu natuurlijk een reden opgeven waaróm zij hier binnen gekomen was. "Wel, Tilda" begon zij, „wat heb je 'n vaat te wasschen. Kan ik je ook helpen met afdrogen'" Tiljia keek meer dan verbaasd. Zij was niet ver wend op het punt van hulp. „Dat zou niet gaan, Juffrouw uw plaats is in de zaal", antwoordde zij scherp, met en wan trouwenden blik Helga opnemend. Maar deze had reeds een vaatdoek in de hand en was ijverig aan het afdrogen van een zwaren schotel, terwijl Tilda veinsde hiervan niets te zien. De oude keukenmeid was in geen stemming om iets in dank aan te nemen, of zich met het een of ander in haar schik te toonen. „Arme Tilda", hernam Heigat om het stilzwij gen af te breken „er is heel wat te doen geweest vandaag, niet waar?" ,»Te doen? Dat zal waar wezen! 't liep erover heen! Ik zou meenen dat 't genoeg was bij dag, zoodat men niet de halve nachten er bij aan het werk behoeMe te blijven. Het is zonde en schande zoo'n leven als ze leiden, en ongeoorloofd is het hier in huis zeker~." „Maar Til dat hoe du^f f t goo leta te neggen vauO Wanneer men Engeland en de Engelschen goed kent, dan verwondert men ziöh ternauwernood meer over hetgeen er zich tusschen Groot-Britannië en Ierland afspeelt, of laat ik liever zeggen over de wijze, waarop zich een en ander afspeelt Maar wanneer men in de ochtendbladen van heden een groote fotografie ziet van de vergadering van de Dail Eirlann, het parlement der lersche Repu bliek, dan moet men toch als Hollander onwillekeu rig twijfelen aan de werkelijkheid van zoo iets. In welk ander land zou het mogelijk zijn dat een deel van het Rijk de republiek voor dat deel uit roept een eigen parlement ministers, gezanten, sol daten er op na houdt strijd begint n.1. de vuigste guerillai-oorlog en de Rij ka regeering gaat rpet dat in opstand zijnde deel genoegelijk onderhandelen, laat het kalm als Republiek vergaderen, nog wei in het stadshuis van de hoofdplaats van het in opstand zijnde deel en onder de oogen van de officieele over heidspersonen met de regeeringstroepen in de ka zernes en de republikeinsche troepen als eerewacht voor het stadhuis. Het getuigt natuurlijk van eene groote zelfbewust heid van Güroot-Biitannië, zoowel ten opzichte van haar macht als van haar, rechtvaardigheid. Het is met Ierland een heel eigenaardig geval. Feitelijk wreken zich nu op de huidige generatie der bewoners van Engeland allo fouten en onrecht vaardigheden eeuwenlang door de vroegere genera ties begaan. Er zijn ten opzichte van Ierland grovo fouten be gaan. Ierland is in vorige eeuwen dikwijls maar al te veel als wingewest behandeld. Daarbij kwam de godsdienst nog al» splijtzwam de verwarring vergrooten. Het grondbezit was bijna uitsluitend in handen van adelijke geslachten, die zich persoonlijk weinig om het wel of wee van de bevolking, hunner uit gestrekte landerijen bekommerden. Sommige bezitters betrokken soms wel voos kor ten tijd hun kaateelen of buitens, doch meestal slechts om van de genoegens van [acht en natuur schoon te genieten en allerminst om te trachten de economische misstanden op hunne bezittingen onder de oogen te zien. Zij aanvaardden die misstanden als bestaande, von den het bestaan ervan alleronaangenaamst, wilden er zich daarom liefst zoo min mogelijk mee be moeien, kwamen, indien zij tijdens hun bezoek er overlast van kregen, eenvoudig'niet meer op hunne lersche bezitting terug, lieten alles aan hunne rent meesters over. Die rentmeesters moesten natuurlijk zorgen, dat de opbrengst van het lersche bezit zoo groot mogelijk was. Voor de ontwikkeling van het volk werd niets gedaan. In het Noorden van Ierland in Ulster was de be volking protestant. In dat deel nam de ontwikkeling der bevolking toe, waarbij het feit, dat de regee ring de protestantsche onderdanen voortrok, van niet geringe beteekenis werd. In het katholieke deel was de ontwikkeling zeer gering, daarbij kwam dat de priesters uit do laag ste volksklassen voortkwamen en niets deden om de ontwikkeling te bevorderen. Maar tot schande van de vroegere Engelsche re gieringen moet gezegd worden dat zij de katholieke bevolking slecht behandelden. ',Tot zelfs onder de nfgeering van Goorge III, werd vkn een katholieken Ier, die door capaciteiten uit blonk en daardoor de maatschappelijke ladder wil de opklimmen, geëischt, indien hij een regeerings- ambt ambieerde, dat hij protestant zou worden. Dat is onderdrukkingg van godsdienstvrijheid. Natuurlijk heeft het dikwijls in Ierland gegist, even natuurlijk is de geest van verzet soms te mach tig geworden en do lersche bevolking; in opstand gekomen. Toen dat onder Cromwell geschiedde, maakte deze strenge Calvinist, die niet voor de meest drastische maatregelen terugschrok, indien hij dit in het be lang van de door hem gevolgde politiek achtte, aan den opstand een heel spoedig einde, door een paar priesters, die hij als de in alle opzichten geestelijke leiders beschouwden, te doen grijpen en opknoop en. Er is sedert Cromwell veel veranderd. Cromwell deed naar zijne meening recht in Ierland door beul en strop in dienst te nemen, de huidige regeering en wel de verantwoordelijke eerste minister Mr. David Lloyd George, zal in de geschiedenis van Engeland en Ierland als de zachtmoedige geboekt komen te staan. Want wat er' nu ook verder gebeur©, al zal er hu wellicht lersch en Engelsch bloed gaan vloeien, dit kan nimmer meer komen over het hoofd van Koning George V of diens eerste minister Lloyd George. De geschiedenis van Ierland in het laatst van de 19e en begin van de 20e eeuw heeft zich snel ont wikkeld. Ik herinner mij nog hoe ik als kleine Jongen luisterde, als mijn vader met zijn vrienden de En- gelsch-Iersche politiek besprak. Het was in de da gen van den Ierschen leider Parnell en van den Engelschen eersten minister William Gladstone. Wij herinneren ons nog hoe in 1880 Gladstone the Grand Old Man de „Home Rule act", de „Eigen Regeeringswet" voor Ierland indiende. Later hebben wij hiér in Engeland dikwijls ge hoord hoe door dat wetsvoorstel de gemoederen in Engeland in onrust kwamen, hoe de vrede in familie en gezinnen verstoord werd. De dezer dagen gestorven Lady Carlisle was hier van nog een zeer bekend voorbeeld. Zij dweepte met Gladstone en zijn denkbeeld van Home Rule aan Ierland. Haar man, toen nog Sir Howard, verfoeide die politiek, die naar de meening van hem en zijne partijgenooten, de macht en het prestige van Groot- Britannië zou ondermijnen. Het geschil was noodlottig voor het huwelijks geluk van Lord en Lady Carlisle. „Jat dat durf ik gerust zeggen; want ze leven hier niet zoo royaal van hun eigen geld. U kunt het in alle winkels in de buurt vragen en dan zult u het zelf hooren, Juffrouw. Er is er geen enkele bij, waar ze geen rekening hebben staan, en sedert lang ook—" „Tilda I" Helga frommelde baar vaatdoek tot een bal in de hand. Zij was gloeiend rood van ergernis over het oneerbiedige in die ontboezeming der oude dienst bode. Zij deed haar best den woordenvloed tegen te houden, maar dit ging niet, daar Tilda aan de be zwaren die haar drukten eindelijk eens lucht scheen te willen geven, en zij had daarmee nog in lang niet afgedaan. vervolgd© zi|, zonder zich1 door Helga's waarschuwing te laten storen, „de stoelen waarop ze zitten en de lepels waarmee ze eten behooren hun zelfs niet toe. Van alles wat hier op tafel staat en van. wat ze binnen in gebruik hebben is geen stuk hun eigendom. Alles is van de oude Juffrouw, die den boel heeft overgenomen, omdat ze niet geheel met leege kasten zouden blijven." „Dat is niet waar, Tildal Je vertelt maar zoo wat!" „Vertellen? Maar, lieve Juffrouw, men heeft toch zijn oogen en ooren? Ik ben hier nu al over het jaar in betrekking en in dien tijd heb ik van alles beleefd en meè ondervonden, hoe de zaken gesteld zijn. Om vogels te koopen en wijn, daarvoor hebben ze altijd geld; maar als het er op aankomt een arme dienstbode geregeld te betalen, dan ls het er niet Nee, spreek het maar niet tegen, Juffrouw; ik weet het beter dan u. Het is nu al de derde maand dat ik geen cent heb ontvangen, hoewel ik' er op gehuurd ben bij de week te worden betaald. Op zijn allerlaatst zou ik vandaag het achterstallige krij gen, zoodra mevrouw tegen etenstijd thuis kwam. Maar Jawel, hoorl Als ze uit ls geweest, komt ze al tijd straatarm thuis. Dan worden er doozen met fijne vrucfiten, kaviaar, Ijs, en andere lekkernijen thuis bezorgd, maar hoe lang ik ook met leege han den sts te w&chfoüa flc Lrijg toch niets, Zulke ou- Maar Home Rule ktnwa er niet. De Engelsche parlementaire geschiedenis van die dagen is verrukkelijk. Gïadstone en Pameil gaven al hun oratorisch talent cm de wet te doen aan nemen, Sir M. H. Beach, de tory leide® voerde de oppositie met groote bekwaamheid aan. Met 843 tegen 313 stemmen werd het wetsontwerp in tweede lezing verworpen. 93 Liberalen hadden tegengestemd, waren hun leider niet gevolgd. Deze leider, de 76-Jarige Gladstone, had eene rede ge houden, waarvan getuigd werd dat het een meester stuk was in opbouw, in de wijze van zeggen en in het vermijden van al hetgeen, dat voos andersden kenden hatelijk of scherp kon zijn. Maar het is tragisch om in doze dagen aan deze redevoering van Gladstone herinnerd te worden. Hier werd zei Gladstone een gouden moment in de historie van Groot-Britannië geboden, een van die gouden oogenblikken, die zelden terugko men, en die indien zij ooit terugkeejen, dat slechts doen na een reeks van Jaren. Dat gouden oogenblik was er geweest In 1795, toen had Engeland op het laatste oogenblik op ruwe wijze de mogelijkheid! tot oplossing van de lersche quaestie verijdeld. Nu na 90 Jaar was er weer een gouden moment. Hij bezwoer den Parlementsleden ditmaal dat mo ment niet te laten voorbijgaan, hij wees er op hoe de leider der oppositie den leden gewezen had op de historie en op de traditie en daarop zijn oproep om de wet te verwerpen, had gebaseerd. Doch waar gij ook komt om te lezen over de tra ditie van Engeland ten opzichte van Ierland, zult ge slechts bladzijden lezen, waarovvi/j de Engelsc^- man zich moet schamen. Laten wij, sprak! Gladstone, ons trots toonen als erfgenamen van de' Engelsche traditie, door die eenige fout onzer voorouders te herstellen en Ierland te geven wat aan Ierland steeds onthouden is en waar het recht op heeft. Engeland zou zich daardoor de vergiffenis verwerven voor het verleden en daarbij een geschenk van geluk, voorspa -i en vrede brengen aan Ierland. ïerlc .~4 bidt hierom. Bedenkt vóór gij stemt wat dit mom*. -it beteekent, dat het hier gaat niet om dit oogenblik, maar om de vele jaren die zullen volgen. In 1893, toen William Gladstone weer Eerste Min- nister was, deed hij nogmaals eene poging Home Rule voor Ierland te verkrijgen. Gladstone was toen 83 jaar en verdiende zeken den naam van Grand Old Man. In het House of Commons kreeg de wet eene kleine meerderheid, zoo gering echter, dat als men de ler sche stemmen aftrok, de wet feitelijk met 23 stem men verworpen zou zijn. In het House of Lords werd de wet echter met 419 stemmen tegen 41 stemmen verworpen. Hoe gaarne zou Engeland heden nog eens het Gouden Moment van 8 Juni 1880 terug hebben. Wat een verschil tusschen den Ierschen leider van die dagen, den hoogst-bega&fden en bestudeerden echten Ier Parnell en den Spaanschen Ier De Valera. Maar na Gladstone's mislukte poging van 1893 (toen zonder Parnell) is er nog eens getracht om Home Rule aan Ierland te geven. Het was kort voor den wereldoorlog, dat minister Asquith eene poging waagde, gesteund door den Ierschen leider Red mond. Het wa9 in die dagen dat het pro.estantsche Noorden (Ulster) in opstand kwam, aangevoerd door Sir Edward Carson en Mr. F. E. Smith. Verwonder u over niets meer. in Engeland zeide ik bij den aanvang van dezen brief. Minister Asquith durfde den strijd met Ulster niet aam van zijn Home Rule-wet kwam niets te recht, een opstand in Ierland moest in ieder ge val vermeden worden. Wat gebeurde er met den leiden der Ulster op standelingen? Sir Edward Carson, die advocaat van groote re putatie en gevreesd debater in het Lagerhuis was, werdi een paar maanden geleden in eene hooge rech terlijke functie benoemd, tot Lord Carson verheven en zit nu zoet en netjes in het House of Lords, on der den voorzittershamer van zijn vroegeren kompaan Mr. F. E. Smith, toen een arm, jong ad vocaatje, thans Viscount Birkenhead, Lord Chan- cellor, minister, voorzitter van het Hoogerhuis. Als straks in het Hoogerhuis de politiek van het Ministerie ten opzichte van Ierland verdedigd moet worden, zal dezelfde heer Smith dat moeten doen, die tegen de veel gematigde Home Rule van Asquith de wapens op ging nemen. Maar nu is hij Viscount Birkenhead en een' groote kracht in het ministerie Lloyd George en in de Unionistische Coalitie Partij. Toen de Home Rule-wet van Asquith niet tot stand was gekomen, stierf de lersche leider Redmond van verdriet, De opvolger van minister Asquith, minister Lloyd George, waagde ook een poging en had met zijn Home Rule-wot een parlementair en een Ulster, maar allerminst een Zuid-Ierach succes. Zijn wet, waarbij aan Zuid-Ierland zoowel als aan Noord- Ierland een eigen Parlementaire vertegenwoordi ging geschonken werd, was geheel in den lijn van Ulster, dat elke inmenging van Zuid-Ierland in rsoord-Iersche zaken vreest en er alles voor voelt om bij Groot-Britannië te" blijven. noodige uitgaven tellen bij hen niet mee." Ook nu weder deed Helga haar best de meid te doen zwijgen. ZIJ kon daar niet blijven staan en dulden dat hare vrienden werden belasterd. Want in hare oogen raakten deze beschuldigingen eer en goeden naam. Immers zij en haar vader leden zelf soms armoede, alleen om anderen het hun verschul digde te kunnen geven en dus de menschen vrij in het gelaat te mogen zien. Maar middelerwijl ging de gedachte haar ook door het hoofd, of er mis achien iets van waar zou zijn; een grond er voor was wel te vinden in het luchthartige en vergeet achtige van mevrouw Elvin's karakter. Helga had daarvan immers persoonlijk een bewijs gehad? Te gelijkertijd maakte zij de gevolgtrekking dat zij eenigszi.ns mede bevoordeeld was, ten nadeele dier arme meid~. Foei, welk een schandelijke onder stelling was dat nu. Neen, zij mocht zoo niet den ken en behoorde de afwezigen tegen de beschuldi ging te verdedigen. Zij gaf aan deze gedachte dan ook onmiddellijk uiting. Met trotsch opgeheven hoofd, sprak zij zeer koel tegen de dienstbode: „Ik moet je één ding zeggen, Tildai. Je mag over mevrouw niet zoo hard oordeelen, omdat zij je vandaag vergeten heeft. Ik ben daar eenigszins oor zaak van, want mevrouw heeft vanmiddag dit kan ten doekje voor me gekocht. Mevrouw kon niet den ken dat je dat geld zoo dadelijk noodig had; mor gen zal Je zeker—" Maar Tilda liet zich volstrekt niet overbluffen, Met een minachtenden bmt op het mooie doekje en een opgetrokken neus, vervolgde zij bedaard: ,.H Mocht wat! Dat pronkstuk ls ook „op de pof" gekocht. Geloof dat gerust, Juffie!" „Nee, nu wil ik hier niet langer naar Je onbe schaamde woorden luisteren, Tilda", zeide Helga, verontwaardigd. Zij wierp den droogdoek op de tafel en keerde zich om. ZIJ wilde de keuken uit gaan, maar bleef als aan den grond genageld staan. Ongemerkt was de gangdeur geopend en Klaas stond op den drempel, de handen in de zakken, onbeweeg lijk. alsof hij daa« al lang gestaan had, Wat hij wel gehoord zou hebben? Die laatste uit drukking zeker. En toch kon hij daar nog zoo onver schillig en bedaard blijven staan? „Ik heb u gezocht", sprak hij, zonder de minste toespeling op het tooneeltje in de keuken; hij trad ter zijde om haar den doorgang vrij te laten. .,M«?" Zij ging met hem de gang in. Dus had hij toch gevolg gegeven aan tante Beda's opmerking? „Wil u een paar toeren dansen?" vroeg hij, met een buiging. „Nee, ik dank u. Ik zal nu liever niet meep dan sen." Het was niet beleefd en hij zou het haar zeker nooit vergeven. Maar het was haar op dit oogenblik onmogelijk nog te dansen. Niet alleen uit gekrenkte fierheid, omdat hij „gestuurd" was, hieraan dacht zij nu minder; maar zij kon er niet toe besluiten weer die schitterende, feestelijk verlichte zaal bin nen te gaan en al die vroolijke menschen te zien. Die weelde en grootheid hinderden haar, na den blik dien zij zooeven achter de coulissen had ge worpen. ZIJ geloofde niet langer, dat Tilda gejokt had. Indien dit zoo ware, dan zou Klaas er zich ze ker ook verontwaardigd over hebben getoond, nog meer zelfs dan zij, die er betrekkelijk buiten stond. Maar hij doelde immers met geen enkel woord op die praatjes van de meid? „Slaperig, of geen lust?" vroeg hij. „Ik weet gaar ne wat Ik aan iemand heb"« „Geen lust", klonk haar antwoord, zoo duidelijk als hij het maar verlangen kon. Toch werd hij niet boos. Hij knikte alleen, alsof hij best begreep waarom zij geen lust had, Toen Helga de gangdeur doorliep, om naar de kamers van Juffrouw Elvin te gaan, waar zij dien nacht zou slapen, volgde hij haar en hij haalde haar met een paar vlugge stappen in. „Trek er u maar niets van aan, van het geklets van die meid. Ze moet natuurlijk mosgen hebben wat haar toekomt; en als ze dan een mooi cadeau op dien koop toe krijgt, dan is ze weer als een lam.1'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5