Seiner Courant OP REIS. u: DERDE BLAD. Binnenlandsch Nieuws. Zaterdag 27 Augustus 1921. 64ste Jaargang. No. 6879- O. ML Tan Hllla—Oaarthé. Dus-., zei de vader en hij overzag met een oDgerusten blik de buitensporig-slordige ontbijttafel, dus jullie zorgt er voor, precies om kwart voor elf aan den trein te zijn en ik neem de kaartjes. Ga vooral niet later dan tien uur van huis, de trams gaan 's morgens niet zoo erg geregeld. Je hebt niet eens zoo heel ruim tijd, voegde hij er aan toe en keek naar zijn vrouw, die staande de zwarte lintjes aan' Pims schoone matrozenblouse ^naaide. Nee, zei ze, waar is de schaar, Rietje? Waar is de schaar? vroeg Rietje, Hans, jij hebt hem gebruikt. De schaar, riep Hans, waar is de schaar? Hier vind ik een broodmes. Geef maar hier, zei de moeder, 't is maar voor een draadje. Als iemand de schaar vindt, laat hij hem dan vasthouden, hij is uit m'n étui. Nou, begon de vader weer, ik ga dan nog even naar het bureau. Ik neem m'n city-bag mee en de fietspomp. En je capé, wil Je? Best, au revoir dan. En man... .Willem.» Hij was al in de gang. Vaderriep Rietje om de deur. Toe, Willem, neem jij Let ook mee. Hij is zoo, vreeselijk onrustig en om tien uur is het zoo druk op straat, hij is zoo weinig gewend achter de fiets te loopen. Vooruit dan maar, Let, kom, je mag mee met den baas. Maar Let, die den heelen morgen door huis ge draafd had, altijd trap op trap af achter de vrouw aan, om haar geen oogenblik uit het oog te verlie zen. Let die uit pure zenuwachtigheid geen stuk brood gegeten, zelfs het schoteltje kaas, dat toch over was, onaangeroerd had laten staan, Let zat op eens recht en braaf in de hondenmand. Kom Let, zei Henri, kom uit de mand. Maar Let, stijf-rechtop, stak alleen een smeeken den poot uit. Hij vertrouwt het zaakje niet, hij denkt, dat het een truc van u is, vader, dat hij nu niet mee gaat. Let, lieve Letje, vleide Rietje met haar arm om den hondennek, je gaat wèl mee, je mag in den trein, en je mag hollen over de hei en Je mag op ons allemaal passen, als we daar heel alleen in het houten huisje wonen. Drink je melk nog uit, Rietje, en laten we nu eerst afKvasschen. O ja Pim, heb Je nu je visschen al laten zwem men? Nee vader, zei Pim benepen. Allé, gauw dan, Je kunt ze hier toch niet weken laten staan, breng ze nu dadelijk naaf het kanaal. Pim sloop de kamer uit. Hij was juist zoo gehecht aan déze visschen, pleitte Rietje, omdat het mannetjes-stekeltje een nestje gemaakt heeft. Hier laten is dood gaan, zei streng de vader en Rietje zweeg en dronk zoo langzaam haar melk, alsof de vacantie al begonnen was. En nu méé, Let., geen kuren— Lét,.. Als een felle bedreiging klonk het kleine woord en Let staart tusschen de beenen volgde bedrukt en onwillig zijn meester. Ziezoo, zuchtte de moeder, dat helpt al weer. Rietje, begin jij af te wasschen, Henri kan wel drogen. Trijntje heeft boven nog een massa te doen. Is n ualles bij elkaar, de rackets en de schoppen, toe Hans, maak jij er één pak van en daar ligt een riem voor de capes. Moeder smeerde de broodjes. Om elf uur ging de trein, om drie uur zouden ze pas op de plaats der bestemming zijn. Het was een eindelooze reis, een geboemel langs kleine Veluwe-stationnetjes, waar toch nooit tijd of gelegenheid was om een koffie maal te gebruiken. En haar man en kinderen had den altijd honger. Jullie ieder twee broodjes, Trijntje twee, ik één, dat is dertien. En Let, moeder, Let heeft niets gegeten. Én Let, en dan nog zes krentebroodjes. Vader eet geen krentebrood. Snij dan nog een paar sneetjes, doe Jij 't even, Hans' Er blijft nog een half brood over, wat zullen we daar mee doen, moeder? Voor 't paard van den melkboer, raadde Rietje aan, daar komt hij juist. Hans liep met het brood naar de deur. Hans, vroeg de moeder, help nu even, we komen heusch te laat, als Jullie voortdurend wegloopt. En Henri, is de njand van de konijnen nu heele- maal goed, heb Je er een touw om gedaan, dat ik ie goed kan dragen? Want se kunnen niet op de 'iets. O, Ja, het touw, hééft u een touw? Maar Henri-.. zuchtte te, ik heb het je gister avond nog gezegd. Vergeten, bekende Henri, en ik had geen ste- ig touw. Heb jij er een, Hans? In den tuin hangt een drooglijn. Mag dat, moeder?. Op den drempel stond Pim, in lijn beide handen ield hij als een kostbaarheid een gebloemde kom. Moeder? zei hij zachtjes. Ja? vroeg ze, en se keek niet op van haar wintig broodjes. Moeder—, en Pim's stem beefde— hier is Jo- isnna. Laat die ook maag zwemmen in het kanaal Maar Pim ging niet Hij bles? staan, hij vroeg niets, zijn ronde, blauwe oogen keken vol teederheid naar Johanna in de boerenkom. Achttien, negentien, twintig, telde de moeder, waar is het boterhampapier? Henri, leg de rugzak niet midden op tafel, 't is hier toch al zoo vol. Toen keek ze op en zag Plm staan. Wat is er Pim? waarom sta je daar zoo? Hij sloeg zijn blauwe oogen op, glinsterend van dikke tranen. De vischjes, snikte hij, de vlschjes zijn al in het kanaal, maar Johanna, moeder— Johanna»» Johanna, bedacht se, Johanna, die Pim voor vijf tien centen drie weken weekgeld had gekocht van een schoolvriend, Johanna, de gevlekte salaman der, die wekenlang geleefd had in een gebarsten spoelkom, maar ééns den ongelukkigen sprong ge waagd had en na drie dagen onverdroten zoeken mager en verdroogd was teruggevonden achter de naaimachine, Johanna, die toen systematisch docr haar zelf was opgekweekt met ieder uur op de klok af een kruimel rauw vleesch aan een haak pen, Johanna, die op het punt van sterven weer gevonden was, hun oude, glanzende, mollige Jo hanna met de oolljke glinsteroogjes was de va- cantievreugde niet te duur gekocht, als het ging om het gemis van Johanna? Wat wilde Je er dan mee doen, Pim, kan Piet niet voor hem zorgen? Piet gaat ook weg, en Bas'en Eric, allemaal gaan ze weg. Maar wat dan, Jongen? Ik wou hem zoo graag meenemen, moeder, zoo èrg graag. Het kan best, hielp Rietje, in een Jampotje. De moeder dacht. De fietsen, de konijnen, een rug zak met tolllet-artlkelen, een met broodjes, de cape's, de viool van Hans; Trijntje, verknocht aan haar eigen bagage, had geen hand vrij. Pim met Johanna in een jampot zou een waardelooze hulp zijn. U en Trijntje en ik gaan toch in de tram, toe moeder Ze kon niet tegen zijn blauwe oogen vol tranen. Doe er dan een boterhampapiertje overheen en een touwtje om 't potje aan vast te houden. Hier heb Je een papiertje. Op de band, die hem het papier reikte drukte hij vlug een natte zoen, en twee natte tranen. En 't was haar of éen oogenblik alles rust was en harmonie t« midden van de agitatie van deoen zenuw-breken- I dim morgen. Zet jullie nu alles wat klaar is, hier bij elkaar; en ze boorde hoeveel kalmer haar eigen stem klonk dan vijf minuten geleden. Hoe neem je Je viool mee, j Hans? Wilt u hem dragen? Ik heb al de minziek onder m'n arm, op de fiets, de rugmaflc aan de cape's en rac- kets op de bagage-drager. Kan dat allemaal? Laat mij maar. Ze kndkte hem toe. Hij was nu Ineens vol zorg Rietje borg het ontbijtservies. Henri legde de laat- I ste hand aan de konijnenmand, Hans zicht z'n mu- ziek uit, die hij had vergeten in te pakken. Als er nu niets meer gebeurt, dacht ze en'keek naar de meedoogenlooze wijzers van de hangklok, rijn i we me:, eens zoo erg laat. I Er werd gescheld. Km en op de slaapkamers Jachtte Trijntje met kom men en kannen en beddegoed. v Ga even kijken. Rie. Er is niets noodig, van nie mand Terwijl zij stijf het touwtje aantrok om Johanna's jampotje, luisterde ze naar het stemmengemurmel aan de voordeur. Wat kon er zijn? Misschien een vriend voor Hans. Rietje kwam binnen: „Een meneer voor o, be richtte ze, hij moet u spreken". Zei bij niet, hoe hij heette? Neen. hij zei, Ik heb een speciale boodschap aan uw mama, jonge dame. Waarzeggen, of kant, dacht se en liep de gang 1u Heb lk het genoegen, mevrouw zelf te spreken? begon breed en genoeglijk de meneer. Hij had geen koffertje bij zich. Kant was het niet. Meneer, zei ze wanhopig, ik sta op 't punt van naar de trein te gaan, fk.... Mevrouw, dan zal ik het kort maksn, £k ben agent van naalma Dank u, zei ze gehaast, lk heb een uitstekende een Slnger trap en hand.... Meivrouw, lk zou graag uw dienstmeisje even spreken, lk ben met haar aan 't onderhandelen. U vergist u, m'n meisje heeft óók een uitste kende machine. En werkelijk, ik heb geen tijd Uw dochter, meivrouw, ls op den leeftijd.... Meneer, zei se nerveus, het spijt me, ik kén niet langer met uw praten. Gaat u als 't u belieft weg. Ze hield de deur open, maar de meneer week niet. Hans! riep ze.... Ik ga al, zei de meneer heleedigd, 't lijkt wel, alsof ik hier gunsten kom vragen. En met een slag smeet hij de deur dicht. Ze zat even op da trap. Er werd' wéér gescheld. Nee, dacht ze, nu kan ik niets meer hebben. Mevrouw, zei Trijntje boven van ds trap, alles is klaar op da slaapkamers. Is er ai open gedaan? Nee, antwoordde se nederig, als betrapt. Welk» mevrouw zat dan ook als er zóóveel te doen was, te luieren op de ondersts trede? Het was maar een halve minuut, Trijntje sou ze willen zeggen, maar ie deed het niet. Wil JIJ de ramen el/uiten? riep za naar boven en liep naar da voordeur, toen er opnieuw lang en ter gend gescheld went. Maar het woord van excuus stierf op haar lippen, toen een brutale mannenstem haar onmiddellijk toe snauwde: „Antwoord op de circulaire jroor de onhe- bulsden." Die heb lk niet meer, sprak se kort en sloot de deur. Ellendige Jc&pilaAst hooide se nog door ds kier en in een hunkering van verlangen dacht se: En déir, daar ginds op de hei is niet eens een bel aan de deur en nooit xljn er circulaires. We moeten gaan, kinderen. Kleed u maar vlug aan, zei Hans, ik draag ds aonijnen tot ds train. Wat een onrinndge optocht, dacht se, toen se met Hans' viool in de eene en Rietjes groote pop, die mee moest, in de andere hand, naast Pim liep, dis het Jampotje, waar Johanna rustig rondzwom in 2 voorzichtige handen voor zich uit droeg. Vóór haar zeulde Trijntje met een mandkoffer en een parapluie en den hesten hoed in een papier. En Rietje en de jongens op zwaazbepakte fietsen waren al bijna uit het gezicht. Bij de halte stond Hans; de tram wacht te en ze moesten het laatste eind hollen. Maar ter wijl haar hart al heviger klopte en een woeö pijn in de zij haar adem bijna benam, zei zeediep in zich zelf: „We gaan op reis, ,vler weken lang zal er nooit haast «zijn.... De conducteur reikte haar een helpende hand. Hier heb je de kersemand, zei Hans en zette de konijnen op 't balcon. Dat mag eigenlijk niet, jongeheer sprak de con ducteur. Nee, zei de moeder gedwee, eigenlijk niet, maar 't zijn de konijnen van m'n kledne jongen. Hoeveel? vroeg de conducteur en gluurde door het kippegaas. En terwijl de tram voortsnorde, dacht ze hijgend, hoe goed deze conducteur, was en hoe ruimvoelend en vriendelijk. Want o, als hij nu eens op strengen toon had gezegd: „Dieren in da tram, da'i veerboden," En ze was blijven staan met de konijnen en de viool en de pop van Rietjel T Nu nog alleen het station, 't zal wel ,vol zijn op den trein; we zullen wel niet met ons zevenen bij elkaar 'kunnen zitten. Als Je vooruit dacht aan al die drukte en herrie, die je hebt, zou je niet eens op reis gaan, sed Trijn tje. Ik wel, vond ze, maar ze had geen energie dit verschilpunt verder te bespreken. Bij 't station stond Hans. Alles is in orde, 'berichtte hij, de kaartjes geno men, de fietsen aangegeven. Kom maar gauw, de trein loopt vol. Hij nam de viool en de konijnen. Zij had alleen de pop. Het perron was vol. Daarginds, wees Hans, staat vader. Vader keek. En naast vader keek Let. En Let zag haar het eerst. Tusschen alle vreemde menschen, tusschen alle wonderlijke geluiden zag Let bekend en veilig: de vrouw, de vrouw met een mantel aan en een hoed op, de vrouw d'ie uitging, die méé ging in den heerlijken trein, zooals dat ieder Jaar weer gebeurde, na een morgen van onrust en angst en vreemde verschrikkingen. Als een pijl vlóóg Let, dwars dóór de menigte heen. De vrouw! juichte het in hem, de vrouwl Let sprong, sprong hoog op, met de voorpooten ge kromd. Let plofte weer neer. Let sprong weer met de voorpooten op haar schouders, op haar rug, tegen haar borst. Let jankte, builde, gilde van blijdschap Let, smeekte ze, toe Let, koest toch. Maar Let was dol, dol van vreugde, en hoorde niets Met de pop in haar armen stond ze machteloos nr'dden op het perron en om haar danste Let zijn dolzinnige vreugdedans en rondom stonden de men schen er lachten. Ook Hans had geen macht over den hond. Pas toen de vader kwam en hem met een schop tot bezinning bracht, stond hij weer op z'n vier sterke pooten. Hij is doodsbang geweest, vertelde de vader, bij heeft voortdurend op een stoel naast me gezeten en ik moest, aldoor z'n poot vasthouden, toen ik zat te schrijven. Een hond.... daar snap Je toch nooit iets van, zoo'n groot sterk heest en dan hang in <en vreemde kamer. Hier kunnen we in, er zijin Juist zeven plaatsen. Er is maar één plaatsje aan 't raam, pruilde Rietje. Niet zeuren, instappen, zei de vader. Ik voor 't raampje en Rietje schoof naar 't einde van de bank. Nee £k, ik ben de kleinste., hè moeder? Om beurten. Ik eerst. Nee, ik, ik zat aL Maar Let, die achter de vrouw was blnnengespr on geil, drong achter Rietje's rug om en benam haar met z'n grooten herderskop het uitzicht. Let wil voor 't raampje, zei Rietje en schoof op zij. Hij wil altijd voor 't raampje, wist Plm. Eb ds twist was beslecht. Kom JIJ maar hier, mijn Jongen, noodde een vriendelijke juffrouw, die aan de overzijde zat. En Let en ik kunnen samen voor dit. En nu, zei Pim tevreden, terwijl hij achteruit schoof en het jampotje wat omhoog hield, zitten we toch alle vier voor een raampje, Jij en Let, en Jo hanna en ik. Met moeite vonden de anderen voor alle bagage een plekje. Onder de bank voerde Henri de meegebrachte wor telen aan z'n konijnen. Zie zoo, zei de vader, we zitten en nu kan nie mand ons meer iets doen. Hb zat er kalm en frisch en vroolijk. Wat nemen jullie vrouwen toch altijd veel ba gage mee. Hij liet z'n oogen dwalen langs de vol gepropte netten. Ja; de moeder had geen antwoord. i Ben Je moe? vroeg hij. Een beetje. Als je 't wist, dacht ze, terwijl ze de oogen sloot, als je 't wist, hoe dood-op ik ben, van 't gehaast en de agitatie, van al de vragen, van al de onver wachte dingen, van Pim, van Henri». van Let». Een schelle fluit»» de trein ging.» langzaam». Ze hield haar oogen gesloten; het was haar alles on verschillig: de menschen, die wuifden en achterble ven, het station, en de Btad.» Nu was er de rust», nu was er niet meer, dat hinderde»», niemand ,dle iets behoefde», niemand die iets vroeg. Moeder— het was Pims stem. Móeder! Stil, zei vader, laat moeder nu even. Wat wilde je aan moeder zeggen? Ik zag een geitje— Ze opende even haar oogen en knikte z'n teleurgesteld gezichtje toe. Tel ze maar. Wie er 't meeste siet, vond Rietje. De trein ging verder».» verder». De kinderen telden met lange tusschenpoozen, de jongens lazen.» onder de bank knabbelden de konijnen..» verder...» verder, droomde ze. Ergens ver weg was een hou ten huisje.» hei en bosschen— er waren geen auto's, geen trams— en was de groote stilte, en 't zingen van de dennen 's nachts voor je wijdopen ramen..» er was nooit haast en de kinderen vier weken op bloote voeten zouden nooit gaten in de kousen hebben. Er waren hangmatten en over een paar we ken zou de hei bloeien in purperen pracht onder een blauwen goud-doorglansden hemel, onder de jagende wilde wolken, onder de lichtende sterren van den wijden stillen zomernacht. En zij begenadigde was op weg naar al die heerlijkheid zij was op reis. N. Rott Ct. ST. MAARTEN. Woensdagavond vergaderde de Harddraverijver- eenlging alhier ten huize van den heer A. "Zwakman, ter bespreking der te houden kermisdraverij. Be sloten werd om op Dinsdag 6 September a.s. eene harddraverij met paarden onder den man te houden, waaraan mogen deelnemen burgers en paarden uit deze gemeente, benevens de bewoners van den Valkkoogerdijk. De prijzen zullen bestaan in con tanten, waarvoor de burgerij van bet dorp St. Maar ten, benevens een stukje van Stroet en Rijpje, een lijst zal worden aangeboden. Besloten werd per advertentie bekend te maken tot wanneer gelegenheid tot aangifte is en wanneer het uur van aanvang zou wezen. Als baan voor de harddraverij wil men bezigen den Valkkoogerdijk en wel het gedeelte vanaf het transformatiegebouwtje tot den heer M. Louw. 8T. MAARTEN. Voor de vacante betrekking van onderwijzeres aan de school te St. Maarten hebben zich drie sollicitan ten aangemeld. WEL IETS BIJZONDERS. De heer Pieter Stam Jr., zendeling te Paterson N. J. Noord-Amerika, zal Zondag den 11 September 1921, des avonds om half acht, optreden in de vroe gere herberg van zijn vader, wijlen Pieter Stam Sr. te 't Zand, Zijpe. Hij verliet zijn familie en de herberg te 't Zand 32 jaar geleden, leerde in Amerika het bouw- en tee kenvak en was voor bijna 22 jaar aannemer en tim merman. Thans staat hij aan het hoofd van een der grootste Zendingsstations in Amerika. Als zen deling zonder salaris, werkt hij thans in de achter buurten van Paterson; onder gevangenen, armen, zieken, gevallenen, vreemdelingen enz. Met 10 hel pers is men thans bezig onder minstens dertig ver schillende naties. Mr. Stam heeft echter ook nog veel liefde voor zijn oude vaderland en dorpsgenóoten en wenscht daarom voor zijn vertrek, de vrienden van zijn va der en zichzelve toe te spreken over zijn ondervin ding in Amerika opgedaan. De laatste vier vijf jaren voor zijn vertrek van 't Zand naar Amerika, stond hij aan het hoofd van de scheepsslooperij op 't Zand. Dit zullen velen zich misschien nog wel herinneren. Ds. De Pree van Alkmaar zal tevens een toepasse lijk woord spreken. Toegang vrij. 3T1 Tre.' i~van 500 nummers ten overaten van Noterte A. G. MULIE. Woensdag 24 Augustus 192 L fru. v» 25000 16166 1500 3321 10931 500 6,56 20263 4 200 7919 100 336 6510 6'T98 8487 10713 11698 16655 17 IJ Prflzcm van I 90.— eigen geld 35 2373 47"5 7201 9353 11642 14028 16212 18642 44 77 4875 99 9403 63 78 16368 69 0J 2545 78 7311 87 77 14106 81 71 74 2612 86 19 98 93 33 84 18726 108 14 4929 77 9618 96 75 91 73 22 18 65 7425 27 11720 14238 16402 18800 84 22 70 43 37 54 43 17 82 93 57 8604 59 9649 75 45 72 18915 M 66 11 68 6611875 79 16518 28 211 J17. 31 7818 74 11920 14343 25 29 62 2715 50 65 9710 39 14428 81 80 J ffl 38 16655 19162 80 74 98 99 72 12003 54 56 76 373 77 6130 7651 76 13 14574 92 19243 94 2857 91 80 9834 62 93 16751 69 422 69 5402 7762 9904 70 14614 16870 19304 34 78 32 68 38 12116 14715 95 79 «?2 2S 5545 ra!Z 49 60 99 16939 19436 518 87 65 19 75 87 14979 45 39 44 2960 76 88 10018 UBOO 15012 17062 19528 55 87 0610 7922 58 9 8317113 60 95 3039 60 10160 46 19139 28 76 3121 6738 S 10435 51 81 19677 63 95 47 91 68 541520717228 82 774 26 5830 8161 10601 37 97 06 19763 84 5431 5924 74 80 881531617331 9874 968 54 55 8271 85 12508 15404 83 79 ,0§aBSi °°i n a 4? ,t™ ilïï«Smg"giaw-« 8 88 30 3763 0242 38 42 3893 6307 8480 1410 3961 23 8513 35 90 0440 10 48 4004 87 04, 1526 44 91 80101 1645 4115 6808 73 82 4212 U 92 1754 57 87 8727 70 58 01 9311203 83 4349 0648 8828 02 93 77 0721 0411308 1816 87 41. 06 17 69 4504 84 8027 34 2006 20 81 42 58 91 0814 0080 64 4606 0041 9100 04 99 51 8 2174 4738 55 30 li 2239 57 62 0219 65 01 7110 65 1306 03 035011 Vorig* 4Jrt staal N.V. „DE TIJDGEEST-. Trekking van 100 nummers ten overstaan van Notaris A. 6. MULIE Donderdag 25 Augustus 1921. Pri). vu 1000 17464 Prt)«a van I 90.eigen geM. 26 S1I S217 043S 8838 ICS78 13197 14738 171 363 2761 88 6849 8989 11335 13232 15552 18t 5®! 3062 6387 6058 9052 11430 69 15696 18191 959 3712 5535 7 58 9186 11599 8015818 18 1004 3919 51 7288 9243 11745 13308 16256 1 i?46^ SS? 7629 SS?"809 13818 16321 27 97 5737 39 9723 8714072 6219. 1JÏÏ 47S3 El aJS 12852 14269 17031 2018- 1S2Z „J2 S904 7954 9977 12984 14328 17344 20272 58 4918 6159 8384 10299 13069 14461 80 20765 8X5) 5210 6253 8585 1051013152 14538 17692 20887 Vorige atond 2373 au. 237Z

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 9