TWEEDE BLAD.
NIEUWE ABONNÉ's
van dit blad ontvangen de tot
1 Oetober a.s. nog te verschijnen
nummers GRATIS.
Uit het Hart van Holland.
FEUILLETON.
Van Tweeërlei Slag.
Een Patrijzenjacht in
Engeland.
Uit en Voor de Pers.
Tweede Kamer.
Zaterdag 17 September 1921.
64ste Jaargang. Mo. 6891.
DE UITGEVERS.
Er worden zoo geleidelijk aan toebereidselen ge
maakt om het winterseizoen in te gaan. Het rechte
is het nog niet, natuurlijk, we maken nu den over
gangstijd door, die het eene jaar eens een paar we
ken vroeger of later kan vallen dan het andere, maar
die nu eenmaal onvermijdelijk is voor de maand Sep
tamber of het hegin van Oetober, als het weer bij
zonder gunstig is. Dat is dit jaar niet het geval. Of
ficieel is het seizoen op Scheveningen nog niet ge
sloten, op het oogenblik, dat deze brief gesohreven
wordt, maar dat is toch maar een kwestie van dagen
en, een enkele zoele middag uitgezonderd, de bewolk
te dagen kken niet meer uit tot een bezoek aan het
sitrand of de boulevardcafé's, waar 't vooral 's avonds
te vochtig en te kü is, dan dot men er zich nog be
haaglijk zou voelen.
iiïet bosch tooit zich dit jaar ook al vroeg in zijn
najaarstinten 'en geetft te kennen, dat we rekening
moeten houden met den naderenden winter. Het is
ongetwijfeld een gevolg, van den te drogen zomer,
dat 'de bladeren van kastanjes en eiken zoo gauw
kleuren in hun roestbruin en goudachtig rood en dat
ze al in menigte voor Je voeten stuiven, als je op een
zonnig,en middag een wandeling Langs de vijvers
maakt.
©ij buiige dagen, bewolkte luchten en soms al kou
de avonden, valt het den Hagenaar niet zoo hezon-
der moeilijk te denken aan het winterseizoen met zijn
tallooze tooneelvoorstelllngen, concerten en andere
vermaken, waar zij zich soms geweldig zitten in te
spannen in een aangename zelfbegoocheling, <üe hen
zich doet verbeelden, dat ze bezig zijn hun geeBt te
ontspannen. Nu is dat volstrekt niet zoo erg, want do
Hagenaar heeft nu eenmaal den naam en ik zou
niet durven beweren ten onrechte dat hij nimmer
onder een zoo geweldigen geestelijken druk leeft, dat
een beetje inspanning bij zijn vermaken hem hinde
ren zou. En als het hem hij concert of tooneelvoorstel-
- iing wat te hoog giaat, dan laat hij de zaak ook voor
wat ze is en neemt van-de ingewikkeldheid en ge
leerdheid en hoogdravendheid niet meer mee dan hij
dragen kan. De hoofdzaak is, dat .hij dit of dat gezien
of gehoond, of bijgewoond heeft. Niemand zal de on
bescheidenheid hebben te vragen, zooals Paulus aan
den hoofdman Filippus: en hebt gij ook verstaan
wat gij leest? Wat in dit geval dan veranderd zou
moeten worden in: wat gij hoort of ziet of iets der
gelijks. Doo -deze vermakelijkheid om de dingen
overzich hem te laten gaan moet dan ook vertelaard
worden, dat de Hagenaar d eop kunstgebied meest
overladen seizoenen doorkomt, alles bijwoont en na
loopt, zonder bij het begin van de lente totaal krank
zinnig of zenuwziek te zijn.
Hij aanvaardt allerlei wijzigingen, en veranderin
gen in zijn stad met een zekere belangstelling, maar
toch met een minstens even groote dosis gemoeds
rust en zoo zal hij er zich hitter weinig van aantrek
ken, dat het Verkadetheater niet meer het Verkade-
tiheater is. Dat was het al lang niet, zal men zeggen,
sedert Verkade er met zijn societystukken vandaan
was en dat is natuurlijk ook zoo. Maar het grappige
pijpelaatije van een zaaltje, dat toch wel voor de ge
regelde bezoekers zijn eigen intieme bekoring had,
waar zich onder het publiek soms even groote aociety-
drama's of kluchten afspeelden als op het tooneel,
droeg toch nog altijd den naam van den man die den
stoot tot den bouw gegeven had. Evenals het er aan
verbonden hartje, de eerste inrichting van dien geest
in Den Haag, later door tallooze andere gevolgd, waar
Zaterdagsavonds de Haagsehe jongelingschap zich
vergast aan zeer gecompliceerde „American drinks"
en voor de afwisseling hij tijd en wijle eens een rob
hertje vecht.
Maar nu Venkade in den koninklijken schouwburg
op het Voorhout tal «pelen met een troep, dien hij
koppig de Haghearpelers blijft noemen, al is deze bena
mlnig thans niet meer bijzonder op haar plaats, ging
het toch niet aan om het theatertje op de Heeren
gracht zijfc ooxspronkelijken naam te laten houden,
want dat zou aanleiding geven tot hopelooze ver
warring. Tal van schouwburgbezoekers zouden, als
ze een door Verkade gespeeld stuk wilden zien, kop
pig naar de Heerengracht blijven trekken, omdat
daar toch het Verkadetheater was en dan zouden ze
natuurlijk teleurgesteld en woedend zijn, als ze merk
ten, dat ze of een straat ver zouden moeten gaan om
werkelijk Vertcade te zien, 6f blijven waar ze waren,
en zich mot iets anders tevreden stellen. Om nu al
lerlei moeilijkheden te voorkomen heeft men het
theater Vehkade verdoopt in Heerengrachtitheater en
de bar Verkade in Windsor house. Voor dergelijke
inrichtingen met strijkjes, lampfles-met-cretonne-kap-
jes, dure consumptie en een publiek van een bepaald
géhalte is men nu eenmaal dol op deftig klinkende
Engelsche namen.
Het is nu maar te hopen, dat de verdooping zal
beantwoorden aan het doel. Zoo heel gemakkelijk is
het niet om aan een nieuwen naam te wennen. Dat
hebben we gezien met het herdoopen van straatna
men. Het publiek blijft bijvoorbeeld de tegenwoordige
Dr. Kuyperstraat, aldus genoemd omdat de groote
leider er gewoond heeft, hardnekkig bij den ouden
naam Kanaalstraat noemen, 'zonder zich van de nieu
we beraming iets aan te trekken, Zoodat het me on
langs een kwartier gekost heeft om aan een overigens
vrij intelligenten loopjongen te beduiden, waarheen
hij een brief moest bregen, waarbij haast Vas. Toen
hij eindelijk wist waar hij wezen moest, zei hij met
een grenzenlooze verontwaardiging en daaraan ge-
evenredigde minachting: 'O, u bedoelt de Kanaal
straat l Had u dat dan dadelijk gezegd!
En dit is werkelijk niet een staaltje van loopjon-
genseigenwijeöieid, hoe groot deze verder ook moge
zijn. leder mensch is in 'zekere mate, meer of min
der, naar gelang van zijn aard en temperatuur, con
servatief en hij heeft niet graag, dat er inbreuk wordt
gemaakt op zijn bepaalde vaste gewoonten, niet eens,
al9 hij erkennen moet, dat het geschiedt tot zijn ei
gen bestwil, maar eerst recht niet, als hij er het nut
niet van kan inzien.
Een treffend bewijs hiervan hebben we bij een trom
halte die 'n eindje verlegd werd, in verband met een
nieuwe lijn, die. gedeeltelijk langs dezelfde rails loopt.
Dagelijks zie je 'oude dames en heer en wachten aan
de oude halte op een tram die hen voorbijrijdt en ze
foeteren tegen wie naar hen luisteren wil over de
nonsens, dat de tram honderd meter verder stopt,
als zij van plan waren om hier in te stappen, op de
plek, waar de halte toch altijd gerweest is en waar ze
nog behoorde te zijn, volgens hunne opvatting dan
altijd. Onder diezelfde oude heertjes en dames zullen
we natuurlijk hen moeten zoeken, die zich niet laten
bednviloeden door de verdooping van het theater Ver
kade, en die, als 'ze naar de Haghespelers willen,
trouw naar de Heerengracbt zullen sukkelen, als ten
minste niet een menschliervende tramconducteur "hen
te rechter tijd op het rechte spoor helpt. Zulke ge
vallen doen zich wel vioor en zullen zich blijven voort
doen, zoolang er nog twee en een halvecenrtstukken
worden aangemunt,, of in omloop blijven. W. P.
15.
ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG.
Hij bleef nog even staan kijken hoe (Kris de aard
appels voor het avondeten schilde.
„Ik heb je nog iets te vragen, Kris" hernam hJJ, na
een kort stilzwijgen; „ep idïat is, niet aan Helga te
vertellen dat die dame hier is geweest. Ze hebben zich
nu eenmaal in 't hoofd gehaald, dat ik ziek ben en
naar een Gasthuis moet gaan
„Lieve hemel!" riep Kris ontsteld uit.
„En zie-je, als IBelgia hoort dat izij hier is geweest,
gaat ze naar de reden vragen en dan wil zij 't ook.
Maar, als ik daarheen ga, dan is 't volstrekt niet ze
ker dat ik er weer uitkom".
„Och, heer, wat zou dat vreeslijk zijn! Nee, ik zal
er wel degelijk over zwijgenl" zei oude 'Kris.
Zij begreep het volkomen, dat Iemand bang was
oan naar het ziekenhuis te worden gebracht. Al hare
kennissen waren er ook zoo bang voor en zij zou
^eel liever thuis sterven dan daar een enkelen dag
moeten zijn. O neen, zij zou er niet over praten!
arme mijnheer. Hetw os erg genoeg, voor hem,
hij zoo zwak was. Zij zou er in geen geval toe
wiuen bijdragen om het ivoor hem nog moeilijker te
,tmn w een» °P haar mocht IhlJ gerust vertrouwen,
wij glimlachte in stilte over idie list. Nu zou zij wel
"Wten dat wist fa IJ.
Hij gingi naar zijne kamfer, boallde zijn trouwen ka
meraad, Izwart pijpje, fle 'voorschijn en bleef voor
net raam staan rooken, terwijl in de istraiat de gas
lantaarns werden laanjgestjoken. Telkens iwanneer de
man met zijn langen stok weer tegen een der kraan
tjes stiet kwam er 'n vlammetje te voorschijn, alsof
zo izachtjes-aan de oogten opsloegen, na uit een lang-
durigen slaap wakker geroepen te zijn. En de afgele
gen straat, (die een poosje in schemerdonker gehuld
was geweest, kreeg opnieuw een beetje leven en
«Bocht haar armzalig bestaan weer hervatten,
■rif dl0 «nalichten avond-op-avond, jaar
«iL |l°^ken®tfweer hun, schijnsel werpen over
jnnoede «n zorgen, dacht de oude kassier, In diep
gepeins verzonken. „Ze zullen langer wakker bll)-
nrvïi??!11 0 «nensdhen, ter ruste zullen gaan om
Dooit de oogen op te «laan".
Hoe lang zouden zijne oogen nog open blijven?
£0u<jen ze tot rust komen? Wanneer? Hoe lang zou
jw nog duren oer die heerlijke, rustige nacht, zon-
,pl3n' ""S01* hem KCm komen? Die nacht
'verlangde, ©n dien hij tooh zoo ver
"Ktfeiiik Verwijtad houta i
De patrijzenjacht ts open en ik kreeg een invitatie
patrijzen te komen jagen. Over het algemeen wordt
in Engeland op de groote landgoederen de patrijs
evenals de grouse gedreven. Ieder jager weet, natuur
lijk, hoe moeilijk het is gedreven partijzen naar he
neden te halen.
Wanneer de koppel gedreven patrijzen aankomt,
zetten, dan moet de jager zioh wel rekenschap ge
ven, welken vogel hij het eerst en welke hij daarna
op den korrel moet nmen. Haalt hij ze beiden neer,
dan is dat natuurlijk een genoegen en hij moet gauw
lad$n en weer klaar staan als er een andere koppel
aan komt suizen.
Wanneer je de koppel door ziet gaan/zonder dat op
den grond een vogel ligt, als bewijs dat Je wat ge
raakt hebt, heb Je natuurlijk het leege gevoel een
aartsstommeling te zijn, doch al gauw ben je, omdat
je als mensch met alle menschelijke eigenschappen
behebt bent, genegen om aan alles behalve aan je
zelf de schuld van het poedelen te geven. Patronen,
geweer, een gilas wijn of whisky meer vorigen avond
onder het gezellige boomen naar binnen gewerkt dan
anders, dat zijn zoo de gebruikelijke uitvluchten,
waarmede men zichzelf tracht te overtuigen, geen
stom schutter te zijn geweest.
Ik herinner mij, hoe ik indertijd toen ik nog heel
slecht schoot misschien vinden mijne goede vrien
den, dat ik nog slecht schiet met een vriend sa
men In Gelderland jacht had- in de gemeente, waar
mijn vriend burgemeester was. Toen er een hazen-
drijfjacht was en de burgemeester, die een prima
schutter is, en ik dicht bij elkaar stonden, naderden
de drijvers, die een grienitbosch naar ons toedreven,
steeds meer de grens van het bosch, waar wij ieder
aan den kant van een hoek stonden,
lEr kwam een haas uit. Pang, pang! Eén drijver
vroeg aan den ander: Wie het eschoten? Het ant
woord luidde: Burgemèstare. Ongezien het resultaat
zei de eerste vrager toen: Hèbbe, binnè.
Nog een haas komt er iut. Pang, pang! Weer de
rvraag: Wie hèt eschoten? Het antwoord luidde dit
maal: Meneer (dat was ik) en de eerste vrager zeide.
ongezien het resultaat: Alweer door.
Mijn IJdelheid heeft in die dagen een gevoeligen
knak gekregen, doch mijn humor heeft me gered. Le
ve de brave Peer en Bos en .vooral de onvergetelijke
Heintje.
.Maar, om op die gedreven patrijzen terug te komen,
dat is dus heel mooi en eerste klas weik, maar het
is toch niet te vergelijken met het genot om patrij
zen voor den voet te jagen. Mijn gastheer en ik wa
ren de schutters, het zoontd© van mijn gastheer en
een hoerenjongen liepen mee. Mijn vriend' had een
hond mee om geschoten wild te apporteereh, niet om
de patrijzen op te zoeken, en er voor te staan, zooala
dat bij ons vrij algemeen gebeurt, en wat op zichzelf
ook al een genoegen is. Het zien werken van een
goeden staanden hond is een genot.
Wij liepen vlak bij huis met ons vieren een stop
pelveld af en deden al dadelijk ©en paar koppels op,
te ver echter dan dat ze onder schot waren. Ze waren
ril. Daarna ging het beter. Wat heb ik een prettigen
dag gehad. Het is zoo heerlijk om in een mooie streek
uren te loopen, altijd weer genietende van mooie ver
gezichten, en van de vele kleuren der omliggende
akkers en bossohen. Het Is zoo gezellig met een goed
vriend te overleggen, hoe men zal gaan om de meeste
kans te hebben, welke ,van de koppels men het eerst
zal volgen. Het is z oo leuk als de lui, die in het veld
werken, hun advies geven en medeleven met de sport.
Dan het plotseling ,als een pak voetzoekers, opgaan
van een groote koppel. Wanneer men dat een jaar
met gehoord heeft, dan gaat er een oogenblik iets als
een schrik door je heen en moet je je gauw concen-
treeren wil je nog kans hebben voor de hoenders
buiten schot zijn.
Dan 't opgaan van 'n achtergebleven hoen, soms een
paar achter elkaar, een prachtige kans gevend om
gemakkelijk een paar vogels binnen te krijgen. De,
schaamte, als je zulk een gemakkelijk schot gepoe
deld hebt. Het heerlijke weer maakt dat je dubbel
geniet van de omgeving, maar de Septemberzon heeft
nog zoo'n kracht dat je een erg warmen rug krijgt
en blij bent als het tijd is om wat te gebruiken, want
je wil niet aan je gastheer bekennen, dat je toch moe
begint te worden van het loopen door de stoppelvol
den, door de rapen'- en de aardappelakkers.
Je wilt het niet bekennen, al weet je net zoo goed
als je gastheer, zelf, dat die de laatste koppel poe
delde, omdat hij ook erg moe is.
Na het twaalfuurtje is het nog vermoeiender, het is
nog warmer en daarbij doen we niet zooveel vogels
op als vóór den middag.
Jui9t begin je jezelf een beetje voort te sleepen en
pieker je er over dat het toch gek is, dat je de warm
te en alles zooveel meer voelt als je steeds maar loopt
zonder iets op te doen, daar gaat heel onverwacht
een groote koppel onder luid misbaar op. Alle ver
moeidheid is vergeten, de schoten knallen, gauw
weer herladen, want hier schijnen ze te zitten. Even
verder geeft een konijntje een onverwachte kans.
We hebben nog even pret over den haas, die ik
's morgens zo gemakkelijk kreeg, maar liet gaan om
dat ik als goed Hollander dacht, dat de hazenjacht
nog dicht zou zijn, hetgeen in Engeland echter niet
het geval is.
Nog een paar velden door en dan langzamerhand
langs het schilderachtige beekje naar huis. De vel
den, versierd door de prachtige, oude eiken, die op
de scheidingen tus9chen de akkers hun statige krui
nen verheffen, geven mij nog een afscheidsgroet nu
ze zoo hijzonder getint worden door den najaarszon
en we denken wel even met weemoed aan den herfst
j die weer al te snel door den winter opgevolgd zal
worden.
iDe patrijzenjacht met al haar bekoring is helaas
het .eerste teeken, dat de herfst gekomen is en de win
ter in aantocht is.
HOOFDSTUK XI.
Men wachtte men wachtte dagen en weken op
eenige Verandering in Helga's aangezicht. Eiken
middag, zoodra zij binnen kwam, werden drie paar
oogen met 'eene igepsamnen, vragende uitdrukking op
haar gericht, zonder op haar gelaat iets meer te wek
ken dan een vluchtige verwondering, die na de ge
wone begroeting weer verdween.
Wel hechtte izij meer waarde taan de steeds toene
mende vriendelijkheid 'in haar omgeving. Zelfs in de
eerste dagen na de kennismaking was «Alice niet zoo
voorkomend en lief geiweest al® tegenwoordig. Zij ver
Euimde zelden het meisje liefkootzend ©ver het hoofd
te fetreelen, wanneer zij langs haar voorbij ging; en
soms kon zij haar zoo innig-hartelijk in de oogen
zaen en zachtjes fluisteren:
„Mijn lief medske," of „Mijn lieveling!" en dit op
zulk 'een warmen toon, dat Helga er van ontroerde.
Het deed een gevoel van tot nog toe ongekende tee-
derheid en van groote dankbaarheid in baar ontstaan
(Etn oom iSigurd schonk ihaai' wijnglas aan tafel vol
en bood haar likeur aan ha de koffie. 'Nu en dan stop
te hij haar een zakje suikergoed, of een fijne vrucht
In de hand. Dit was izoo zijne manier om zijne gene
genheid te toonen.
Het meest van allen was (Klaas jegens haar veran
derd. (Voorheen ihad hij haar vrijwel voorbijgezien,
uitgezonderd eene enkele maal, als hij haar een (kIe,-
ne beleefdheid bewees, hetzij uit een gril, hetzij om
dat zijn. oog toevallig op haar gevallen was. Maar
thans was het geheel anders. Onder heit spreken zag
hij haar soms aan alsof hij ook tot haar het woord
richtte en niet uitsluitend tot 1de anderen. Hij kon
Ihaar ook nu ten dan, wanneer hij niet sprak, van ter
zijde laanzien, haar opnemende' met een eigenaar-
digen blik alsof hij nu pas tot de ontdekking was ge
komen, dat zij ook demand was en hij dit vroeger niet
had begrepen.
(Plotseling was hij begonnen haar bij den voornaam
te noemen. Dit had hij voor het eerst bij Tante Beda
gedaan. Het was geweest op een dag toen de oude
juffrouw zich niet heel wel gevoelde en daarom niet
binnen was komen eten; zij had haar gewonen gang
naar het kantoor ook verzuimd. In een paar reisdoe-
ken gewikkeld, lag zij op een rustbank, en Helga, die
dadelijk na het eten naar boven was gegaan, zat
naast haar met eenige teekeningen op een uitgetrok
ken tafel voor zich.
Onder het teekenen kon men best een beetje bab
belen, en Tante Beda kwam op die manier gelukkig
een uurtje van den vervelenden dag door. Zij gevoel
de zich langzamerhand ook prettiger, met het ge
volg, dat de slaap dien zij 's nachts tekort gekomen
was, nu macht over haar kreeg. Zij sloot ivan tijd tot
tijld de oude oogen en eensklaps verkondigde hare
DE ZONDAG EN BRABANT.
Onder het opschrift „Knelt het?" schrijft „De Vrij
heid", het nieuwe weekblad van den Vrijheidsbond:
,.De vorige week ontving het lid van de Tweede
Kamer, de heer Otto, per expresse bestelling een
brief van een vooraanstaand Katholiek ingezetene
eener belangrijke stad in het Zuiden met het ver
zoek, zijn invloed bij den Minister van Onderwijs te
willen aanweiiden ten einde te verkrijgen, dat de
groote provinciale demonstratie voor lichaamsoefe
ningen door de deelnemers der z.g. „Rijksgroepen"
in Noord-Brabant op Zondag 18 September zou mo
gen doorgaan. Aanvankelijk was n.1. bepaald, dat
deze demonstratie op genoemden dag zou plaats heb
ben in het nieuwe groote sportpark te Tilburg, waar
voor alles in gereedheid was gebracht, doch plotse
ling kwam van den Minsten het verbod om de de
monstratie op Zondag to terwijl tevens werd
gelast, den datum op Zaterdag 17 September te be
palen. De briefschrijver wijst er met nadruk op, hoe
groote teleurstelling dit besluit in de geheele pro
vincie wekt. Men heeft zich voor het welslagen van
deze groote propagandistische sportdemonstratie zeer
veel moeite gegeven 3000 leerlingen zouden er aan
deelnemen, duizenden toeschouwers werden op het
veld verwacht, uit alle hoeken der provincie. Vooral
de Jongere katholieke arbeidersbevolking hoopte
men door deze propaganda te bereiken, die door de
sport van zooveel andere en minder edele ontspan
ning wordt afgehouden. Er waren vele commissies
gevormd, ook al weer voor alle hoeken der provin
cie, ieder pakte hard aan, de geestelijkheid werkte
krachtig mee.... Maar laten wij liever den schrijver
zelf aan het woord:
„Nu is het mijne vaste meening, dat bedoelde de
monstraties, die anders uitstekend zouden slagen en
werkelijk een mooi stuk propaganda zouden zijn
geworden, thans tot mislukking gedoemd zijn.
De Minister zou, naar medegedeeld werd, dit be
sluit hebben genomen, naar aanleiding van een hem
gestelde vraag door het Kamerlid dr. Beumer of het
n.1. in de bedoeling van den Minister lag om der
gelijke, door het Rijk gesteunde, demonstraties steeds
op Zondag te doen houden.
Algemeen werd dit besluit betreurd, en opgemerkt,
dat momenteel de Zondagswet nog geen beletsel was.
(Sicl Red. Vr.) R.K. Geestelijken kunnen uit hoofde
van hun drukke werkzaamheden Zaterdagmiddag
niet aanwezig zijn, terwijl het voor onderwijzend
personeel, dat op de eerste plaats van de demon
straties zou moeten profiteeren, niet wel doenlijk
zal zijn zich naar Tilburg te begeven. Bovendien
was alles op 18 September berekend en zijn de in
vitaties voor dien datum reeds verzonden. In een
woord: de Minister dupeert zoo zeer den geheelen
opzet van de demonstraties, dat niet alleen de lust
om deze te doen slagen bij de meesten is weggeno
men, doch bovendien het propagandistische karak
ter geheel verloren gaat.
Als kennende de meening van vooraanstaande RJK.
in het Zuiden, meen ik bovendien, dat het besluit
van den Minister hier in het Zuiden geen bijval
vindt ja zelfs ten zeerste wordt betreurd.
Mijn voormelde mededeelingen doe ik dan ook om
mij tevens te kwijten van de opdracht, u in den arm
te nemen om zoo mogelijk voor de demonstraties te
Tilburg van den Minister gedaan te krijgen, dat
deze alsnog op zijn besluit terugkomt^ Desnoods
slechts voor dit Jaar.
De briefschrijver vergist zich in zooverre, dat het
niet dr. Eeumer is geweest, maar de heer Scheurer,
die de schriftelijke vraag aan den Minister heeft
gesteld „betreffende het houden van van Rijkswege
georganiseerde demonstraties voor lichamelijke effe
ning op Zondag".
Het antwoord van den Minister op deze vraag
die betrekking had op de demonstratie te Nijmegen
heeft men j.1. Zaterdag in de dagbladen kunnen
lezen: de keuze van den Zondag is buiten mede
weten van den Minister geschied en zoodra Z.E. er
kennis van gekregen had heeft hij den inspecteur op
gedragen, het onderzoek op een anderen datum te
doen plaats hebben. Blijkbaar gaat de Minister uit
van de volgende overweging: de Overheid heeft haar
opvatting omtrent de besteding van den Zondag, de
Overheid heeft het voorbeeld te gevenDat moeten
de luchtige Brabanders maar eens goed weten.
Of het juk niet gaat knellen? De wijzigingen van
het hoofdstuk „Van den Godsdienst" uit de Grond
wetsherziening teruggenomen, voor Minister Pop,
den afgod der Katholieken, met 13000 man Van
Dijk, het idool der anti-revolutionnairen, met 21500
man in de plaats, de Zondagswet nog altijd dreigen
de: de compagnieschap wordt wel kostelijk.
Nader vernemen wij, dat de heer Otto j.L Zondag
telegrafisch het volgende antwoord aan den verzoe
ker heeft gezoilden: „Interventie bij den Minister
helaas niet gebaat, raad u zich tot Mgr. Nolens te
wenden, diens invloed bij dezen Minister allicht
grooter."
diepe, geregelde ademhaling dat zij gerust sliep.
Ja, zij sliep; en wel zoo vast dat zij 't niet hoorde
toen er aan de portaaldeur geheld werd.
Helga stond voorzichtig op en deed open.
Daar stond Klaas. M
„Tanite (Beda slaapt", fbilsterd» *tJ, wijsvin
ger opstekende, met een blik naar achteren.
,Jk kan wel 'n oogenhlikja blijfven misschien
wordt ze gauiw wakker", zeide hij; en zonder meer
liep hij voor Helga de (kamer In, trok een stoel naai
het voeteneinde der rustbank en bleef van daar de
kalm slapende tante zitten aanschouwen.
Helga's eerste gedachte was, hare teekeningen in
de portetfuill© te bergen; maar hij nader inzien gaf zij
daaraan geen gJe|volg, Zij nam hare plaats weder ln
en ging met teekenen voort, zooals zij met een ge
woon handwerkje, waarin hij geen belang kon stel
len, ook zou gedaan hebben. Hij had vroeger (nooit
door eenige vraag naar haar teekeningen, er de min
ste belangstelling voor getoond; nimmer had hij het
woord tot haar gericht, wanneer er sprake was van
een of ander onderwerp op 't gebied vaai kunst, hoe
wel OtLij wist dat zij er naar streefde door aanhouden
de oefening eene zekere behendigheid te verkrijgen
die die kunst nabij kwam, zij het ook alleen als „Die
nende Zuster". (Het was beneden zijne waardigheid,
zioh te bemoeien met dingen als de meer of minder
mislukte pogingen van een schoolmeisje om de ge
dachten ivan den kunstenaar te verwerken of te her
halen. JZij begreep best dat aldus tdte loop zijner ge
dachten was; waarom izou (zij dan, door verlegen te
zijn, hem dn den waan brengen, da zij de mogelijk
heid om zijne (belangstelling ivoor haar werk op te
wekken, niet gdheed buiten (gesloten achtte.
Dus (zou Zij maar onaifigiebroken' door teekenen, al
was (het ook (werktuigelijk, aan de wijnranken, die als
bovenstuk en omlijisiting eener deur moesten dienen.
Zij1 zag van ihaar werk niet op, en ld© (stilte in het (ver
trek werd alleen gestoord door de gelijkmatige adem
haling der slaapster.
Zij sliep wel lang die goede Tante Bedat Terwijl
Helga ©enigszins machinaal het potlood -over het pa
pier (beiwoog, -voelde zij dat iemand, achter haar stond.
Toch keek zij niet om .Zij wilde zoolang mogelijk
den schijn aannemen, in haar werk te .zijn ver
diept, dat zij voor niets anders eenige aandacht had.
Maar (het werd' toch twel moeilijk het potlood vast te
blijven besturen.
„'Zet een rank daar boven in den hoekt—dan wordt
de teekeniog losser".
Klaas la® met zijn bovenlijf haW over de tafel en
wees met den vinger naar den bedoelden hoek. Toen
zij vragend tot Ihem opzag, nam ihij haar het potlood:
uit de hand, en zich naast haar plaatsende, maakte
(hij op een los stuk papier dat o>p Ide tafel lag, met
een paar strokende schets van een gedeelte van hare
deur, waarover jhJj eenige Wijnranken liet slingeren,
Minister Aalberse heeft indertijd een circulaire
uitgevaardigd waarbij de millioenensteun voor wo
ningbouw wat werd gestuit. Hij voegde daarbij een
berekening over de gebouwde en nog te bouwen hui
zen enz. en zeide dat er te kort arbeiders zijn om
nog meer bouwplannen te kunnen uitvoeren en de
in voorbereiding zijnde plannen vorderen reeds 2
jaar voor alles is uitgevoerd. Daarom zou het geen
zin hebben om maar steeds voort te gaan met voor
schotten en premies. Tenzij dan wanneer voor een
gemeente kan worden aangetoond dat er woningnood
is en dat er genoeg bouwarbeiders zijn om nog
meer te bouwen.
(Maar wélke ranken en welke bladen! Daar was
gloed en (Leven in. Ze kropen en klauterden omhoog
als lenige poesjes, om dan weer met een drtestcn
aprong naar beneden te komen. Hier hingen ze los,
rniet 'slappe trossen; daar verwarden ze zich, dicht
saamgekropen als schuwe vogeltjes en ginds gluur
den ze over het hekwerk, ials (kleine, nieuwsgierige
aapjes. En zoo vrij en (los als ze daar gegroeid wa
ren, in allen alte 't ware een verschillende uitdruk
king, (vormden die takken, ranken, trossen en blade
ren een (bevallig geheel, vol overeenstemming in toon
en vorm.
Vol bewondering volgde (Helga met de oogen de
bewegingen (van de teekensti'ft, waarbij zij zeer ver
schillende (aandoeningen ondervond. In bet eerst ge
voelde zij iddep het tdmkkende Iharier onbeduidendheid,
maar weldra werd zij bezield door zulk een groote
bewondering, dat elke kleingeestige gedachte hiervoor
wijken Imoest. Hoe los en ge makkelijk wend idit be
koorlijk geheel van lijnen van onder die magere hand
te 'voorschijn getooverdl Was het niet een wonder
werk, op zulk een wijze eenige wingerdbladen te
doen spreken? Daaraan leven te geven, zelfstandig
leven, en ze 'toch te vereenigen tot een harmonisch
geheel. Door welk ©ene onbekende macht werd zijn
teekentetift geleid? Toch zeker volgens de wetten (van
schoonheid en kunst? Welk een- gavel
Van die lijnen op het papier dwaalden (har© ge
dachten naar den teekenaar. Was «daar ook niet in
zijn -wazen en uiterlijk idie (éenheid in lijnen, welke
ondanks zijne achtelooze, gemakzuchtige houding,
•ondanks zijne zorgeloosheid en onverschilligheid, een
schoon geheel' vormden? Zij kon er zich niet volko
men rekenschap van geven, maar zij gevoelde en ver-
.moedde toch de aanwezigheid dier trekken van
schoonheid. Hij. bad diets over zich dat wel aange
naam (was, al zou zij niet bepaald hebben kunnen
zeggen wat (haar eigenlijk in hem aantrok. Nog nooit
was zij zich «hiervan zoo duidelijk bewust geweest,
als nu zij hem zag zitten teekenen. Zoodra het stuk-
Je af was, schoof hij het haar toe. Zij boog er zich
over heen, en toen zij na de aandachtige beschou
wing ten laatste tot hem opzag, (blonk er Iets voch
tigs in hare oogen.
„Bit leert me inzien, jdat Ik volstrekt niet telke
nen kan maar het is zoo mooi dat ik er onmogelijk
bedroefd over kan zijn".
Zij nam een stuk bordpapier uit haar portefeuille
maaikte er met (haar pennemes vier sneden Sn en stak
er de punten van de teekening in, zoodat deze nu alt
't ware in een lijstgevat was. Toen nam zij, een stuk
vloei en bedekte de schets er mede, zóó zorgvuldig, als
een kinjd dat (haar lievelingspop onderdekt.
„Ik kan dit voorbeeld noodt meer afiet&önen", tgprak
tzij. Het klonk een weinig, ontmoedigend.
(Maar hij' had geen troost te geven, Idit lag niet in
zijn aard. (Hij nam haar schetsboek en begon er in